|
|
HET ANTIOCHEENSE CONFLICT, DE BAARMOEDER VAN ALLE DWALINGEN
| |
|
VRAAG: HOE KOMT DE KERK TOT DE WARE EENHEID?
|
|
Om de gestelde vraag enigszins recht te doen, moeten we terug in de kerkgeschiedenis, van Kohlbrugge naar Paulus, tot en met het Antiocheense confict tussen Paulus en Petrus, zoals we dat opgetekend vinden in Galaten 2.
Ten gevolge van de heiligmakingsleer zoals dr. H.F. Kohlbrugge die van God en op grond van de Schrift geleerd had, ontstond er een breuk tussen Kohlbrugge en zijn Reveilvrienden, met name door het leerconflict met Isaac da Costa. Da Costa loochende de borgstelling van Christus t.a.v. de heiligmaking, leerde de Wet als een actieve regel des levens voor de gelovigen en beschuldigde Kohlbrugge, n.a.v. zijn inmiddels bekende Rom. 7:14-preek, van 'antinomianisme'. Kohlbrugge heeft Da Costa echter zuiver en op grond van Gods Woord weerlegd. De vader van het Reveil, Willem Bilderdijk, die een zielevriend van Kohlbrugge was, was toen al overleden. Aan het conflict tussen Kohlbrugge en Da Costa ligt het Antiocheense conflict tussen Paulus en Petrus ten grondslag. Het Antiocheense conflict is dé baarmoeder van alle dwalingen gebleken. Petrus, die met de gelovige Joden veinsde, bracht de waarheid van het Evangelie in discrediet, en schreef met zijn gedrag de gelovige heidenen voor dat zij de Wet van Mozes moesten onderhouden, terwijl hij op het apostelconvent (Hand. 15) de gelovige Joden met hun judaïstische leringen had wederstaan in hun aangezicht en daarmee het leerconflict in Jeruzalem beslecht. In Antiochië laat de vurige Petrus het echter afweten en schaart zich aan de zijde van de Mozesgetrouwen, ten koste van de leer van Christus. Paulus die radicaal aan de Wet gestorven was, wederstaat dan Petrus in zijn aangezicht, bestraft hem in tegenwoordigheid van allen, omdat hij niet recht wandelde naar het Evangelie. Hoort u het? Paulus bestraft Petrus niet omdat hij zich in strijd met de Wet gedroeg, maar omdat hij niet recht wandelde naar het Evangelie. Paulus stelt Petrus dus onder de tucht, omdat hij in strijd met het Evangelie handelde. De tucht voor Gods volk geschiedt dus op grond van het Evangelie en niet op grond van de Wet, omdat niet de Wet, maar het Evangelie regel des geloofs is. Daarover is altijd strijd geweest, ook al in de vroeg christelijke kerk en die strijd heeft zich dikwijls herhaald, ook -zoals we reeds schreven- tussen Kohlbrugge en Da Costa. De Antiocheense petrusveinzing is ook in onze dagen meer dan springlevend, maar het wordt bijna niet eens meer opgemerkt, laat staan bestreden en daarom is de kerk der Reformatie uitgerukt, versektariseerd, verscheurd en verdeeld tot op het bot, van Oud Gereformeerd tot Hersteld Hervormd toe. Luther stond alleen tegenover een 1000-jarig bestaande valse dwaalkerk, maar hij heeft overwonnen door het bloed des Lams en zo is de Reformatie een feit geworden! De Reformatie is echter nooit voltooid geweest, ook niet na Calvijn en al helemaal niet tijdens en na de Nadere Reformatie. De leer van de rechtvaardigmaking van de goddeloze heeft even geschitterd tijdens de Reformatie, mede door de bloedige vervolging die toen woedde, maar al in de Na-Reformatie is die leer snel afgezwakt mede als gevolg van bepaalde polemieken met de tegenstanders van de Reformatie, waarbij men de heilsleer op een scholastieke en filosofische wijze en zelfs met de Wet in de hand ging verdedigen, terwijl men dat gewoon met de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze had moeten doen. Sinds de Nadere Reformatie is de nadruk generaal op de heiliging des levens komen te liggen, maar veelal ten koste van de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze. Velen leerden de heiliging des levens, alsof de rechtvaardiging een eenmaal gepasseerd station was. De rechtvaardigmaking geschiedt wel ineens en voor altijd, maar de heiligmaking draagt pas vrucht als we blijvend leven uit Christus, de vergeving der zonden en ons laten leiden door de Heilige Geest, Die in ons woont. De kracht van de heiligmaking is niet de Wet, noch de goede werken, maar een doorgaande vernieuwing van de vergeving der zonden door de Heilige Geest, met als vruchtgevolg: een schaamte- en een berouwvol leven vanwege ons vleselijke bestaan (Rom. 7), zodat de enige roem op en in Christus overblijft. Nee, men schoof de goede werken en een heilig leven op de voorgrond en zo kwam men ongemerkt tot een plichtreligie voor de herschapen mens, die men allerlei kwaliteiten ging toemeten en in staat achtte de Wet van Mozes te onderhouden, om zo door "ingestorte genade" Christus gelijkvormig te worden. Deze plichtreligie is niets anders dan geestelijke hoererij met Mozes en een vergoddelijking van het vrome vlees. Het Antiocheense zuurdesem heeft zich ruim 1000 jaar gemanifesteerd en gekwalifiseerd in de roomse kerk, maar de Reformatie is niet afdoende gebleken om dit judaïstische zuurdesem volledig uit te bannen, met als gevolg: een wettische heiligmakingsleer, veelal omdat een radicale geloofsdoorleving van de rechtvaardiging werd gemist. Het gevaar van het judaïstische zuurdesem hebben de nadere reformatoren en ook de puriteinen (enkelen uitgezonderd) in het geheel niet of nauwelijks onder ogen gezien, met alle sektarische gevolgen vandien. Sinds de Afscheiding is men eenheid in gelijkgezindheid gaan zoeken, elkaar naar de ogen kijkend, veelal de martelaar spelend, maar NIEMAND heeft publiek in de bres gestaan voor de waarheid van het Evangelie, zoals Paulus dat in Antiochië heeft gedaan en -behalve Kohlbrugge- is er ook NIEMAND geweest die de noodzaak van een doorgaande Reformatie heeft ingezien ten aanzien van de leer der heiligmaking, die men tot op de dag van vandaag een wettische invulling geeft, de enkeling uitgezonderd. In onze dagen grijpt men massaal wel zogenaamd terug naar de Reformatie en de Nadere Reformatie, maar dat de theologie tijdens Nadere Reformatie al sterk verromaniseerde ten opzichte van de Reformatie -die zelf nog niet voltooid was- daar hoor je bijna niemand over. Integendeel, de piëtistische 'vroomheidsbeweging' à la Thomas à Kempis wordt juist nieuw leven ingeblazen, onder aanvoering van dr. W.J. op 't Hof, professor wegens de HHK aan de VU te Amsterdam. Het Antiocheense zuurdesem kan in onze dagen dus ongehinderd voortwoekeren als de kanker, omdat de huidige godgeleerdheid liever promoveert op oudvaderlijke pilaarheiligen -inclusief hun dwalingen- dan op de heilige Schrift, hoewel ik niet wil generaliseren. Kohlbrugge is voor mij de enige echte Nederlandse doctor in de godgeleerdheid, omdat hij op de heilige Schrift (Psalm 45) is gepromoveerd en de absolute waarheid van Wet en Evangelie door het geloof heeft doorleeft en uitgedragen. Kohlbrugge heeft echter nooit volgelingen willen kweken, maar als een Johannes de Doper alleen willen wijzen op het Lam Gods, zowel t.a.v. de rechtvaardigmaking als t.a.v. de heiligmaking. We mogen de Reformatoren en oudvaders alleen volgen voorzover hun leer overeenstemt met de heilsleer van Gods Woord, maar vele letterknechten ploegen liever met andermans kalf en slikken ook hun dwalingen als zoete koek, omdat zij niet van God Zelf geleerd zijn. Dikwijls bedrijft ook Gods volk afgoderij met bepaalde oudvaders, inclusief hun dwalingen. Maar wat waren de reformatoren en de oudvaders anders dan mensen van gelijke beweging als wij, zoals Gods Woord ons in Jakobus 5:17 leert? Ik ben daarom heilig verontwaardigd over al die tegenwoordige oudvader-verering, al of niet middels allerlei bijbeldikke oudvadercitatenboeken, die het sektarisme en de kerkelijke verdeeldheid alleen maar in de hand gewerkt heeft. Tegenwoordig moeten de oudvaders garant staan voor de waarheid van het Evangelie, omdat vele theologen en ambtsdragers zelf maar al te dikwijls vreemdelingen zijn te Jeruzalem en vreemd zijn aan de geloofsbevinding van Galaten 2:19-20. Het beroep op oudvaders fungeert niet zelden als een relikwieëngodsdienst, zo van: "Ben je niet voor Comrie? O, dan pas je niet in onze kerk." Zo kan ik doorgaan. Onlangs ontmoette ik iemand die "zweerde" bij de Erskines, maar toen ik hem zei dat voor mij alleen Gods Woord toonaangevend en gezaghebbend was, antwoordde hij: "Dat zegt iedereen." Ja, zo vervloekt ver zijn we weg! Je mag je als eigendom van Christus niet meer op Gods Woord beroepen als zijnde de enig geldende Autoriteit van de waarheid Gods en de bevinding der heiligen. Christus zegt: "Die het van de Erskines geleerd heeft die komt tot Mij." MIS! AFGODERIJ! Christus zegt: "Een iegelijk dan, die het van den Vader gehoord en geleerd heeft, die komt tot Mij", Joh. 6:45. Dat ik achting heb voor bepaalde oudvaders, daarvan kan men op deze site kennis nemen, maar dat is iets heel anders dan op oudvaders te drijven en hun leer boven de Schrift te stellen. Onlangs schreef een vriend mij o.a.: "De nieuwe mens is er in zijn geheel door het herscheppende Woord van God, het Woord der imputatie der gerechtigheid van Christi. (Geen inklevende genade dus, zoals Rome leert - GPPB.). Dit geschiedt aan de goddeloze mens die in zichzelf goddeloos blijft, met dit verschil, dat de Heilige Geest als Persoon in hem gaat wonen en leven. Geen vergoddelijking van de mens heeft plaats, in geen enkel opzicht, wat echter toch gebeurt in menige theologie van de wedergeboorte en wat wordt aangedikt in het stuk der heiligmaking. Ondergronds bleef er (in de Na-Reformatie en de Nadere Reformatie - GPPB.) zo toch een stukje verdoemelijk vlees overeind. Ik noem het geestelijke diefstallerij en een ontering van Christus." Dat is heel goed gezegd, maar dat geldt niet in het minst voor onze tijd. Vele, ja, zo niet alle theologen in onze dagen zijn namelijk stekeblind voor dit feit! Mannen als dr. Maarten Luther, W. Huntington, W. Gadsby, dr. H.F. Kohlbrugge en zijn schoonzoon, dr. E. Böhl en ook J.L. Bernhardi hebben dit kwaad ingezien en hun stem ertegen verheft met macht, gelijk Paulus tegen de Galatiërs van weleer. Paulus moest zelfs de hooggeplaatste apostel Petrus bestraffen omwille van de eer van Christus en Petrus mocht ervoor vallen, niet voor Paulus, maar voor het Woord, wat duidelijk tot uiting komt in 2 Petrus 3:15-16: "En acht de lankmoedigheid onzes Heeren voor zaligheid; gelijkerwijs ook onze geliefde broeder Paulus, naar de wijsheid, die hem gegeven is, ulieden geschreven heeft, gelijk ook in alle zendbrieven, daarin van deze dingen sprekende; in welke sommige dingen zwaar zijn om te verstaan, die de ongeleerde en onvaste mensen verdraaien, gelijk ook de andere Schriften, tot hun eigen verderf." De bestraffing van Paulus was voor Petrus hetzelfde als voor de psalmist: "De rechtvaardige sla mij, het zal weldadigheid zijn; en hij bestraffe mij, het zal olie des hoofds zijn, het zal mijn hoofd niet breken", Ps. 141:5. Petrus heeft echt niet tegen Paulus gezegd waarmee velen in onze dagen zichzelf rechtvaardigen en staande houden: "Ja Paulus, je hebt wel gelijk, maar omdat je het zo scherp en liefdeloos zegt, doe je meer afbeuk aan de zaak dan dat je er goed mee doet." Met die schijnheiligheid hield Petrus zich niet op, want hij had de slag naar binnen gekregen en was als een schijnheilige openbaar gekomen. En dan gaat Petrus bukken, bukken voor het gezag van Christus en Zijn leer, want met heel zijn veinzing geloofde hij zelf niet wat hij de heidenen voorschreef. Petrus wist dat hij veinsde, want hij had zijn theologie van Christus geleerd en de bestraffing van Paulus zal hem zeker herinnerd hebben aan zijn verloochening van zijn Meester, maar Petrus mocht bukken, omdat Christus Zich gebogen had onder het Goddelijke wraakzwaard in Zijn plaats. Wat overheerst er dus in het leven der heiligmaking? DE VERGEVING DER ZONDEN! De levende Kerk moet het zo dikwijls uitroepen: "Ik ben een groot beest voor God!" Weet u waarvan Petrus bekeerd is geworden na de bestraffing van Paulus? Van zijn bekering! Christus had hem immers gezegd: "Als gij eens zult bekeerd zijn, zo versterk uw broeders", Luk. 22:32. Was Petrus al niet bekeerd toen Christus dit tegen hem zei? Zeer zeker, maar Petrus was nog niet radicaal aan de Wet gedood en dezulken willen altijd nog een stuk verdoemelijk vlees in stand houden onder een vroom voorwendsel, zodat Christus tegen Petrus moest zeggen: "Ga weg achter Mij, satanas! gij zijt Mij een aanstoot, want gij verzint niet de dingen, die Gods zijn, maar die der mensen zijn", Matth. 16:23. Petrus was toen al wel bekeerd en gerechtvaardigd, maar hij was nog niet geheel van die vrome duivel in hem verlost. Wat dat betreft kunnen we wel naast hem gaan zitten, want wie zou zich boven Petrus durven verheffen? Dat zullen velen mij wel bijvallen, maar als die houding resulteert in een vromelijk zwijgen t.a.v. deze petrusveinzerij, dan koestert men een valse ootmoed en dat is eveneens een slag in het aangezicht van Christus. Hetgeen Christus tegen Petrus zei in Lukas 22:32b krijgt in Antiochië evenwel haar vervulling middels de bestraffing van Paulus. Paulus heeft echt niet gezegd: "Nou ja, Petrus denkt er iets anders over dan ik en Barnabas ook, maar we zullen dat maar verdragen, want we kennen tenslotte allemaal maar ten dele." Ja, zo denkt men tegenwoordig, nog wel onder de dekmantel om 'de minste' te willen zijn, maar het is niets anders dan valse ootmoed en verraad jegens het Evangelie. Petrus, overtuigt van het kwaad dat hij bedreef, valt voor de bestraffing van Paulus en wordt áls opnieuw bekeerd, bekwaam om zijn broeders te versterken. Dat blijkt duidelijk uit hetgeen Petrus schrijft in 2 Petrus 3:15-16. Hetgeen in dit artikel aan de orde gesteld wordt is in de (Nadere) Reformatie blijven liggen, helaas ook door de van God geleerde Calvijn. Gods volk is ook der Wet gestorven in het stuk der heiligmaking, want anders zou het dankoffer (Lev. 3) van Christus tevergeefs geweest zijn en dan zou Christus geen volkomen Zaligmaker zijn. Geve God dat dit artikel dezelfde uitwerking mag hebben als de bestraffing van Paulus bij Petrus, want het gros theologen in onze dagen veinst met de eigenwillige godsdienst en leert de Wet als regel des levens voor de gelovigen, terwijl die regel met voeten getreden wordt, omdat men de waarheid niet in liefde wil aannemen, zelfs met een beroep op Calvijn en andere mannen van naam. Goed, de Heere regeert en Zijn Woord zal zegenvieren. In Christus is de Kerk één, maar als er geen eenheid in Christus wordt bezweerd, zoals in Antiochië plaatsvond, dan mogen we ons wel sterk afvragen of we nog wel 'Kerk' zijn in de ware zin des woords, dus de vergadering van de ware christgelovigen, want dat is de Kerk. En waar twee of drie in Zijn Naam vergaderd zijn, dan is daar de Kerk en die Kerk zal ook de instellingen van Christus gestalte willen geven zoals Christus bevolen heeft en de sleutelen des hemelrijks niet laten roesten, want anders is men niets anders dan een sekte. De ware eenheid manifesteert zich in een ongeveinsde liefde tot Christus en Zijn leer en in de liefde tot de broeders, maar NOOIT in een valse PKN-eenheid en ook niet in een pelagiaanse eenheid à la IRS en aanverwante heggeriaanse bedrijven. Gods ware volk -dat nog niet betoverd is zoals de Galaten van weleer- voelt zich echter bijna in geen kerk thuis, omdat het geding over waarheid van het Evangelie niet alleen een theologische kwestie is, maar omdat de ware Kerk ermee staat of valt! Ik geloof zeker, nadat (niet eerder) Petrus heeft mogen bukken voor de bestraffing van Paulus, dat toen de engelen in de hemel zijn gaan zingen: "Ai ziet, hoe goed, hoe lieflijk is dat zonen, van 't zelfde kruis als broeders samenwonen, waar 't liefdevuur niet wordt gedoofd..." Ach, wanneer komt die dag, dat de kerksekten en kerkzuilen verbrand zullen worden, de waarheid van het Evangelie weer mag klinken en de broederliefde weer mag branden, op grond en door de bediening van het Brandoffer en Dankoffer, Jezus Christus en Dien gekruisigd? "Heere, Heere, Gij weet het...!"
GPPB.
|
|
|
|
|
|