DE WIND BLAAST...
DE WIND BLAAST WAARHEEN HIJ WIL...        
Plaats in winkelmandjeMandje
Dear GPPB.,
In Johannes 3:8 staat: "De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet, van waar hij komt, en waar hij heen gaat; alzo is een iegelijk, die uit den Geest geboren is."

Uit deze tekst versta ik dat de regeneration (wedergeboorte) niet in kaart gebracht kan worden, zodat we nooit precies kunnen weten wanneer de wedergeboorte begint. Als ik uw articles lees die over de wedergeboorte handelen, dan is het begin van de wedergeboorte (volgens uw schrijven) wel aanwijsbaar en ook bewust herkenbaar voor de pas wedergeboren ziel. Maar is dat niet in strijd met bovenstaande tekst?

vr. gr.
J. Washford
USA


Geachte heer Washford,
In Johannes 3:8 wordt de totstandkoming van de wedergeboorte vergeleken met de werking van de wind. "De wind blaast..." De werking van de wind wordt ook wel betrokken op de werking van de Heilige Geest. Dat wordt ons duidelijk geleerd Handelingen 2:2, als de Heilige Geest wordt uitgestort op de Pinksterdag. "En er geschiedde haastelijk uit den hemel een geluid, gelijk als van een geweldigen, gedreven wind, en vervulde het gehele huis, waar zij zaten."
De wedergeboorte wordt voornamelijk toegeschreven aan de derde Persoon van het Goddelijke Wezen, namelijk de Heilige Geest. "De Geest is het, Die levend maakt", Joh. 6:63.
De wedergeboorte is dus voor 100 % een werk des Geestes en daar komt geen mens aan te pas. Dat wordt bedoeld in Johannes 3:8. Netzomin een mens de wind kan laten waaien, netzomin kan een mens iets aan de wedergeboorte doen. Geen mens kan de wedergeboorte bewerken, noch tegenhouden. Dat bedoelt de Heere Jezus in Johannes 3:8. De Heere Jezus leert echter nergens dat de wedergeboorte een vage gebeurtenis is, alsof we het begin ervan op grond van Gods Woord niet kunnen vaststellen. We mogen Johannes 3:8 daarom ook nooit isoleren van de vele andere Schriftgedeelten die over de wedergeboorte handelen. De Heilige Geest leert immers bij monde van de apostel Johannes dat de wedergeboorte altijd gepaard gaat met het geloof in Christus, al vanaf het prilste begin. "Een iegelijk, die gelooft, dat Jezus is de Christus, die is uit God geboren", 1 Joh. 5:1. Met andere woorden: Al degenen die in Christus geloven als hun persoonlijke Borg en Zaligmaker, zijn uit God geboren, ofwel uit de Geest geboren. Nog anders gezegd: Degenen die niet in Christus geloven met een waar zaligmakand geloof, zijn niet wedergeboren. Dat leert Gods Woord. De wedergeboorte is dus geen misschientje en geen twijfelachtige zaak. Nog minder een verondersteld gebeuren, zoals Abraham Kuyper leerde. Als we nog nooit zeker zijn geweest van onze wedergeboorte, dan zijn we niet wedergeboren en hebben derhalve nog nooit in Christus gelooft. Is de wedergeboorte dan altijd zeker? In Gods Woord wel en ook voor het geloof, want het geloof nu is een vaste grond der dingen die men hoopt en een bewijs der zaken die men niet ziet (Hebr. 11:1). De gelovige in kwestie is weleens of dikwijls met ongeloof bevangen en houdt dan zijn wedergeboorte verdacht, maar ongeloof heeft met de wedergeboorte niets, maar dan ook niets te maken, want de nieuwe geboorte is niet uit de mens, maar uit God en die uit God geboren is, is der zonde gestorven en leeft Gode door het geloof des Zoons van God. Nee, de wedergeboorte krijgen we niet in onze vingers en we kunnen er geen nagelschrap aan toe voegen, hoewel we wel de middelen moeten gebruiken die God daartoe geboden heeft. Een wedergeboren ziel ligt dus onder de beademing van Gods Geest en het werk van Gods Geest krijgen we niet in kaart. Het is een wonder in onze ogen, we zien het (door het geloof), maar we doorgronden het niet. De wind is niet te zien, maar je hoort hem wel. We weten niet waar de wind precies vandaan zal komen en hoe sterk hij zal waaien, maar als de wind blaast, kun je het wel voelen en horen. Zo is het ook met de wedergeboorte. Je weet zelf nooit wanneer het precies zal gebeuren, integendeel, een ontdekte ziel die zijn dood- en doemstaat moet inleven, heeft geen enkel zicht op de wedergeboorte en als het gebeuren mag, dan weet je dat door het geloof, ziende op Christus, maar een ander ziet het niet, hoewel het werk Gods in Christus niet verborgen blijft. Het komt openbaar in de vrucht, in woorden (getuigenis), ook in kracht en in de Heilige Geest en in veel verzekerdheid (1 Thess. 1:5). Een wedergeboren ziel ziet op Christus door het geloof en ervaart de kracht en de werking van Gods Geest, want het Koninkrijk Gods is niet gelegen in woorden, maar in kracht. De wedergeboorte geschiedt evenwel op het spreken van de Zoon (Joh. 5:25), maar het is de Geest Die levend maakt (Joh. 6:63). Eenvoudig gezegd: De Geest maakt levend op het spreken van de Zone Gods, in de vergeving der zonden. Vanwege kleingeloof, aanvechting en ongeloof kan een wedergeboren ziel wel in grote twijfel verkeren omtrent zijn staat voor God, maar het begin van de wedergeboorte is onlosmakelijk verbonden met het geloof in en de vereniging met Christus. Een zwakgelovige heeft echter een zwakke zekerheid des geloofs, maar een zwak geloof in Christus is niet minder Goddelijk dan een sterk geloof in Christus. De wedergeboorte staat of valt niet met een zwak of een sterk geloof, maar wel met een waar geloof in Christus, en is dus geen misschientje, zoals Rome leert. Degenen die wedergeboren zijn, zijn wedergeboren niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God ( 1 Pet. 1:23). Gods Woord spreekt over geestelijke zaken nergens met een misschientje en dat is dan ook de geloofsbevinding der heiligen: "Wij weten, dat wij overgegaan zijn uit den dood in het leven, dewijl wij de broeders liefhebben; die zijn broeder niet liefheeft, blijft in den dood", 1 Joh. 3:14. Kunt u dat dan altijd vast houden? vraagt u wellicht. Nee, maar als we door Christus gegrepen zijn, dan staat Hij er voor in dat ons geloof niet zal ophouden. De volharding der heiligen ligt voor de verantwoordelijkheid van Christus. Dat is mijn enige Troost in leven en sterven, namelijk het eigendom van Christus te zijn. Hij houdt de Zijnen vast, al staan ze ook midden in hun zonden en ongeloof, ja, ze zijn onuitwisbaar gegraveerd in Zijn beide handpalmen, o, aller zaligst lot!

Gode bevolen,

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl