DROEFHEID NAAR GOD
DE DROEFHEID NAAR GOD        
Plaats in winkelmandjeMandje
Meneer Burggraaf,
Hoe moet ik onderstaande tekst verstaan. Als het eerste werk van de Geest voor de wedergeboorte, gepaard gaande met de ontdekking? Of als vrucht van het ware geloof in Christus?

Tekst:
"Want de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid; maar de droefheid der wereld werkt den dood", 2 Cor. 7:10.

vr. gr. Jan v. G.


Beste Jan,
Gods Woord en de bevinding der heiligen leren dat het eerste gedeelte van 2 Korinthe 7:10, dus de droefheid naar God, een vrucht is van het ware geloof in Christus. Ook de Kanttekenaren van de SV leren dat. De wettische overtuiging van zonden, die aan de wedergeboorte voorafgaat, kan ook wel gepaard gaan met een bepaalde droefheid naar God, maar dan als het gevolg van de trekkende liefde, waarmee God de zondaar tot Christus trekt. Zolang de zondaar nog niet in Christus gelooft, is zijn droefheid naar God voorkomend van aard en nog niet inwonend. In de weg der ontdekking drukt de Wet -vroeg of laat- het doodvonnis in onze leden, zodat wij der Wet sterven, tenminste, bij de uitverkorenen. De ware ontdekking gaat echter ook gepaard met een ondersteunende werking van het Evangelie. Als de Wet inkomt in de overtuiging van zonde, gerechtigheid en oordeel, werkt het Evangelie voorkomend, zodat de (uitverkoren) zondaar niet in zwarte wanhoop wegzinkt. Hij vindt benauwdheid én droefenis en hij wordt verwaardigd de Naam des Heeren aan te roepen en om genade te smeken. Deze fase is echter niet de wedergeboorte zelf, maar een voorafgaand werk des Geestes die tot de wedergeboorte kan leiden, die bij de ene zeer kort, bij anderen langer en bij velen ook zeer lang kan duren en bij de meesten helemaal nooit tot de wedergeboorte leidt. In de Afscheiding wordt verwacht dat predikers in het voorafgaande werk blijven steken, omdat men dat voorafgaande werk bij de wedergeboorte ingekaderd heeft. In heel de linie van de Afscheiding (ds. Kort uitgezonderd) en ook voor een groot gedeelte bij de HHK is men vijand van het doorbrekende werk des Geestes, in de rechtvaardigmaking des zondaars voor God. Het is deze leer die men verdacht houdt en degenen die het wel mogen kennen en de noodzakelijkheid ervan leren, worden niet zelden door de 'verondersteld gereformeerde bevindelijkheid' verketterd en belasterd van 'verwaande hoogmoed'.
Ik ken die godsdienstige pappenheimers onderhand wel. Eerst doen ze zich 'nederig' voor als 'vrienden van de oude waarheid', maar als je dezulken een prikje in hun vrome vlees geeft, berst er een adder uit, want ze hadden zich er heimelijk ook bijgerekend en dezulken zijn altijd verschrikkelijk vijandig als ze ontmaskerd worden....

Gods gerechtvaardigde volk heeft een bestendige (inwonende) droefheid naar God in Christus en dat raken ze nooit meer kwijt, totdat zij sterven van de heimwee, en altijd bij de Heere mogen zijn. De ware droefheid naar God komt voort uit het zaligmakend geloofsbezit het eigendom van Christus te zijn en doet verlangen naar een storeloze gemeenschap met God in Christus. Hoewel Gods volk dikwijls in de duisternis verkeert, werkt de (inwonende) droefheid naar God een onberouwelijke bekering tot zaligheid. Ze krijgen er nooit spijt van en ze roepen het weleens met de psalmdichter uit: "Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten!" De droefheid der wereld daarentegen, werkt de dood. En daar valt ook afgoderij van het vrome vlees onder, want die droefheid verheerlijkt alleen de vrome mens, maar geeft en gunt God de eer niet. Ik hoop beste Jan dat je de ware, geestelijke geloofsdroefheid mag (leren) kennen, want dat is alleen weggelegd voor degenen die God vrezen. De ware droefheid naar God is dus een vrucht van het geloof in Christus, dat door de liefde werkende is.

Och, mocht ik, in die heilige gebouwen,
De vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog,
Zijn lieflijkheid en schone dienst aanschouwen!
Hier weidt mijn ziel met een verwond'rend oog.
Want God zal mij, opdat Hij mij beschutt',
In ramp en nood versteken in Zijn hut;
Mij bergen in 't verborgen van Zijn tent,
En op een rots verhogen uit d' ellend'.

Ps. 27:3


Gode bevolen,

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl