|
|
MET EEN GEOPENBAARDE MIDDELAAR DE DOOD IN?
| |
|
|
Van een inzender: Onlangs las ik in het blad 'Terdege' een uitspraak van ds. B: "Met een geopenbaarde Middelaar moet de Kerk de dood in." Vraag: Hoe denkt u over zo'n uitspraak en wat zegt de Schrift er over?
Beste inzender, Hoewel ik ds. B. nog tot 'de oude garde' van de Ger. Gem. predikanten reken, (waarmee ik bedoel dat er onder die oude Ger. Gem. garde nog een aantal knechten van God waren die het van God geleerd hadden), betekent het niet dat ik zijn uitspraak voor mijn rekening neem. Ik heb er al wat over afgeweend -God weet het- dat deze knechten van God zo dwalen in de leer en dat ik hen om Gods wil en Woord bestrijden moet. Ik heb onder de prediking van ds. B. weleens een bevestiging van Godswege ontvangen van hetgeen de Heere ooit in mijn leven gewrocht had, maar op een andere keer zegende hij zielen buiten de kennis van Christus in. Het is voor mij dan ook een droevige zaak dat dit soort predikanten zich hebben laten (mis)leiden door afwijkende gezelschapstaal en tussen deze taal en de Schriftuurlijke taal der bevinding een is-gelijk-teken hebben gezet, met alle schadelijke en sektarische gevolgen vandien. God is met de Afscheiding echter niet in de war (met niemand niet) en dat feit heb ik ook mogen inzien, namelijk dat God veler zinnen verblind heeft, omdat velen sinds 1834 vlees tot hun arm hebben gesteld, zoals dr. H.F. Kohlbrugge dat ook aan dr. Brummelkamp schrijft in zijn brief over de Afscheiding. Zelf heb ik genoemde uitspraak (een geopenbaarde Middelaar is nog geen toegepaste Middelaar) ook verschillende keren op bepaalde gezelschappen aangehoord, maar aangezien Gods Woord ten aanzien van 'een geopenbaarde Middelaar' absoluut niet spreekt op de wijze zoals ds. B. en velen anderen met hem er over spreken, neem ik om Gods wil en Woord geheel afstand van genoemde uitdrukking, die ook in het kader van de Schriftuurlijke bevinding niet uit de Schrift te verklaren is, zoals we in het verloop van dit schrijven vanuit Gods Woord zullen zien. De leer van de Afscheiding is een dwaalleer, en beheerst zelfs knechten van God. De situatie verergert omdat er velen deze dwaalleer met een andere dwaalleer bestrijden, waardoor de verwarring alleen maar toeneemt in het kwadraat. De apostel Paulus schijnt bij het bekeringsschema van de Afscheiding niet erg te passen en nooit heb ik van één predikant vernomen dat Paulus werd ingekaderd in dit chronologische 'stappenplan'. Dat kan ook niet, want Paulus had geen kennis aan de opeenvolgende 'standen' waarmee men de discipelen opscheept. De zogenaamde exemplarische bekeringsweg der discipelen wordt o.a. door ds. A. Moerkerken in zijn boekje "Bethel en Pniël" echter met verve verdedigd, hoewel hij meer ploegt met het reeds lang begraven 'comriekalf' dan dat hij er zelf iets van schijnt te verstaan. De vergeving der zonden, ofwel de rechtvaardigmaking, is volgens zeggen een dusdanige nadere weldaad in het leven der genade waaraan niet elk kind van God kennis heeft... Ik moet het om Gods wil en Woord geheel anders zeggen: Ik ken niet één waar kind van God die geen bevindelijke geloofskennis heeft aan Christus en de vergeving der zonden.
Met de uitdrukking "de openbaring van de Middelaar" wordt in het kader van de zaligheid alleen gesproken over een eerste openbaring en nadere openbaringen van Christus in het hart en leven van Zijn volk. De eerste (zaligmakende) openbaring van Christus is tot levendmaking en tot rechtvaardigmaking, ofwel tot de vergeving der zonden, en de nadere openbaringen van Christus zijn tot bevestiging en versterking van het geloof en tot diepere inleiding van de verborgenheid der godzaligheid. Ik hoop er straks nog op terug te komen. De invulling die dikwijls ook op bepaalde gezelschappen aan 'een geopenbaarde Middelaar' gegeven werd/wordt, staat haaks op hetgeen de Schrift ons leert. Met 'een geopenbaarde Middelaar' bedoelde men op genoemde gezelschappen dat Christus Zich openbaart in Zijn geschiktheid en gewilligheid, waardoor een "bekommerde ziel" enige adem en troost krijgt, maar waarbij de Middelaar echter nog niet door het geloof wordt omhelsd. Dit soort invulling van 'een geopenbaarde Middelaar' is echter absoluut niet zaligmakend. Duizenden belijders zijn met zo'n voorwerpelijke 'openbaring van de Middelaar' reeds ter helle gevaren. Christus heeft Zich in voorwerpelijke zin aan heel de wereld geopenbaard en als de dochters van Jeruzalem de lijdende Knecht des Heeren zien gaan naar Golgotha, schreien zij hete en medelijdende tranen om Hem, maar ze werden daarover ernstig vermaand: "Gij dochters van Jeruzalem! weent niet over Mij, maar weent over uzelven, en over uw kinderen!" Ze hadden namelijk (nog) geen deel aan Christus en waren beslist niet wedergeboren. Zulk soort 'wenende zielen' worden echter in de Ger. Gem. "bekommerde zielen" genoemd en al geestelijk leven toegekend. Het is echter ernstig zielsbedrog en een vervloekte dwaalleer. Anderen verstaan onder 'de openbaring van de Middelaar' een tweede station ná de wedergeboorte, en trekken de lijn door naar Jakob te Bethel. Jakob zou in Bethel een geopenbaarde Middelaar hebben ontvangen en in Pniël een Middelaar in de toepassing, ofwel de vergeving der zonden. Ook in deze voorstelling is de vergeving der zonden een latere of nadere weldaad in het leven der genade die lang niet door elk kind van God wordt beleefd, volgens zeggen. Deze voorstelling van zaken is dus eveneens onschriftuurlijke wartaal, ofwel ontspoorde gezelschapstaal, en het heeft met de Schriftuurlijke bevinding van de vergeving der zonden niets te maken. Om in het kort de zaak duidelijk te maken hoe men aan dit accordeonachtige traject van opeenvolgende standen in het genadeleven gekomen is, het volgende: De weg van de discipelen vanaf 'de tiende ure' (openbaring van Christus) tot en met het heilsfeit van Pinksteren, wordt als een exemplarische weg gehanteerd en zelfs voorgeschreven voor de bekering van al Gods kinderen, waarbij uitdrukkelijk wordt geleerd dat niet al Gods kinderen even ver komen. Al Gods kinderen staan in veler veronderstelling nog 'ergens voor' en men ziet het als een hoge uitzondering dat het eindstation wordt bereikt, namelijk om "teruggebracht te worden in het Vaderharte Gods". Tussen de "levendmaking", ofwel de inlijving in Christus en dit laatste stuk, ofwel het 'bevindelijk eindstation', heeft men nog een stand of veertig ingebouwd die men als een tergend langzaam rijdend boemeltreintje 'boek in en boek uit' de revue laat passeren. Bij het bereiken van het laatste stuk wordt men bevorderd tot "een diep doorgeleid mens", dus eentje die 'door alle stukken is geleid' en dezulken worden niet zelden een soort 'opperzaalstatus' toegekend, terwijl anderen die nog in de lagere klasse verkeren moeten zuchten in de kerker van dr. Habitus, of zoals men wilt: het revalidatiecentrum van dr. Actus. U ziet, ik weet er zo'n beetje 'alles' van, want ik heb veel in gezelschapskringen verkeerd (Gode zij dank ook op gezonde gezelschappen van Gods ware geoefende volk), echter, op de meeste gezelschappen bestond er -bij gebrek aan gezonde leiding- dikwijls een wedijver onder elkaar wie de meeste toch wel niet was en wie het meeste ervan geleerd had. Er waren ook gezelschappen waar alleen diegene aan het woord was die "door alle stukken geleid was" en door de aanwezige goe-gemeente dikwijls als een soort god vereerd werd. Ik heb een vrouw gekend die zichzelf uitgaf als een doorgeleid (doorgegleden) kind van God, die 'door alle stukken geleid was' en die allerlei gezichten en buitenbijbelse openbaringen te zien gekregen had waarmee zij dan op 'de kleinen' in Christus indruk probeerde te maken en die zelfs voor een lange tijd 'in haar macht' had. Op mij had ze geen vat, want de Heere had het mij totaal anders geleerd en ik wederstond haar dikwijls in haar aangezicht. Sommigen verweten mij zelfs "heiligheidsschennis", omdat ik het aandurfde een "diep doorgeleide" vrouw tegen te spreken. Voor mij was dat beslist geen kwestie van durf, want juist in die ogenblikken kreeg ik vrijmoedigheid van de Heere om me van dit soort geestelijke manipulaties vrij te maken en anderen ervoor te waarschuwen. De eerlijkheid gebied me wel te zeggen dat toen ik de Heere nog niet zolang kende, er wel van onder de indruk was en er ook een tijdje door betoverd ben geweest. Daar heeft de Heere mij -geloofd zij Zijn heilige Naam- op een radicale wijze van verlost. Ik ontken niet dat er zuigelingen, jongelingen en vaders in de genade zijn, integendeel, maar als men wil beweren dat zuigelingen Christus nog niet kennen, dan zeg ik op grond van Gods heilig Woord dat men schrikkelijk dwaalt en als zodanig onder de vloek staat van Galaten 1:8-9. Zuigelingen zijn niet geoefend en moeten -overigens net als jongelingen en vaders in de genade- opwassen in de kennis van Christus. Er is trap en mate in de kennis van Christus, maar er is geen trap en mate in Christus Zelf! Een zuigeling in de genade bezit evenveel als een vader in de genade, namelijk Christus en al Zijn weldaden, namelijk rechtvaardigmaking en wedergeboorte, namelijk geloof, hoop en liefde, namelijk vergeving der zonden en een recht op het eeuwige leven, namelijk BEWUST door het geloof, al was het ook het minste ware mosterdzaadgeloof! Het ware geloof is altijd bewust, namelijk door de Heilige Geest, en door de liefde werkende. Een vader in de genade is geoefender in hetgeen hij in Christus is en heeft, en staat dikwijls door het geloof in het onbeweeglijke koninkrijk van vrije genade. Een zuigeling in de genade is door zwak- en kleingeloof dikwijls het geloofszicht op Christus kwijt en is voor zijn gevoel ook het geloof dikwijls kwijt en leeft voor zijn waarneming meer in een beweeglijk koninkrijk, ziende op zijn modderachtige bestaan. Een zuigeling in de genade heeft evenwel kennis aan een geopenbaarde Middelaar en aan de vrijspraak van de vergeving der zonde, hoewel hij dat door heersend ongeloof dikwijls verdacht houdt. Maar naarmate God Zijn eigen werk in Christus steeds krachtiger komt te bevestigen, naar die mate neemt ook de zekerheid des geloofs toe. In de zekerheid des geloofs is dus ook trap en mate. Een zwakgelovige is doorgaans zwak verzekerd (ook weleens sterk) en een vader in de genade leeft niet bij zijn gevoel, maar door het geloof, hoewel ook vaders in de genade dikwijls in diepe duisternis kunnen verkeren en in grote geestelijke verlatenheid! Zo leidt de Heere Zijn veelkleurige Kerk steeds dieper in de geheimenissen van de heerlijkheid van Christus. De een moet er soms jaren over doen wat anderen in korte tijd leren, namelijk wat zij in Christus HEBBEN! Een vader in de genade zal doorgaans wel een zuigeling verstaan, maar een zuigeling zal lang niet altijd een vader in de genade verstaan, omdat die weleens dingen zegt vanuit de geloofsbeleving der zaken die voor degenen die hun geloofszinnen nog niet in die mate hebben geoefend, zwaar zijn om te verstaan. Als ds. B. schrijft dat je met "een geopenbaarde Middelaar" nog de dood in moet, dan geldt dat alleen voor degenen die nog niet wedergeboren zijn en die al weleens in voorwerpelijke zin een gezicht gehad hebben op de Middelaar Gods en der mensen middels een levende Woordbediening. Dit soort 'gezichtelijke openbaringen' kunnen heel ver gaan, zelfs met een sterk gevoel van de werking van Gods Geest, maar met een gezichtelijk zien, ben je de zaak waar het om gaat nog niet deelachtig. Alleen het zien door het geloof is hebben. Dit zeg ik niet om de zwakgelovigen in Christus kleinmoedig te maken, integendeel, maar om de schijngelovigen te ontdekken, omdat zij zich blij maken met de gemene werking des Geestes, waarvan duizenden belijders in onze dagen zelfs niet eens weet hebben. Gemene werkingen des Geestes kunnen -zoals gezegd- zeer ver gaan, maar staan in het kader van een tijdgeloof. Een tijdgeloof kan kort, maar ook lang duren, zelfs het hele leven lang. Echter in het uur van het sterven gaat het tijdgeloof niet over in aanschouwen. Dat geldt alleen voor het ware zaligmakende geloof. Zaligmakend geloof daarentegen begint met een 'gerichterlijke openbaring van de Middelaar', Die eerst de zondaar omhelst, alvorens de zondaar Hem omhelst. Ja, dat geschiedt in het uur de minne en het wordt ervaren naar de mate van het geloof. Even tussen haakjes: Geloofservaring heeft NIETS te maken met de ervaringsmystiek van de platonische godsdienst à la Menno Simons. Ook de zuigelingen in de genade kennen een gerichterlijke openbaring van de Middelaar door het geloof, maar zij kunnen dat meestal niet even zakelijk in woorden verhalen, zoals de meer geoefenden in de genade dat wel mogen doen, omdat de kleinen die in Christus geloven voor hun eigen waarneming nog niet staan in een onbeweeglijk koninkrijk. Toch ken ik kinderen Gods die direct met de rechtvaardigmaking in de vrijheid der kinderen Gods gezet werden en daarin wandelden. Dat zijn meestal diegenen die midden uit de wereld zijn gehaald. Dezulken zijn over het algemeen helderder in de kennis van Christus dan menig kind van God die grootgebracht is onder de voorzijde leer. Om nu te spreken van een gerichterlijke, ofwel zaligmakende openbaring van Christus, vanuit het Woord, bepaal ik u bij het getuigenis van Paulus over deze zaak in Galaten 1:15-16: "Maar wanneer het Gode behaagd heeft, Die mij van mijner moeders lijf aan afgezonderd heeft, en geroepen door Zijn genade, Zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Denzelven door het Evangelie onder de heidenen zou verkondigen..." Hier spreekt Paulus over een zaligmakende openbaring van Christus TOT rechtvaardigmaking door het geloof. Toen God Zijn Zoon in het hart van Paulus openbaarde, betekent dat niets anders dan dat Christus bij Paulus werd toegepast. Kijk, dat heeft de Afscheiding totaal uit elkaar getrokken en het gevolg hiervan is een roomse heilszekerheid, oftewel helemaal geen geloofszekerheid, ofwel het zogenaamde 'halfverloste' christendom. Het gevolg van deze dwaalleer is, dat ook de wedergeboorte en de rechtvaardigmaking uit elkaar getrokken worden en daaruit valt dan ook te verklaren hoe men tot de invoering van de onbijbelse standenleer gekomen is, die uit een chronologische toepassing van de heilsweldaden bestaat, waar echter niet één rechtgeaard kind van God raad mee weet, maar waarmee sommigen wel dikwijls een levenslange duisternis over hun ziel halen, of -en dat komt nog veel meer voor- dat schijngelovigen zich ermee blijmaken, omdat zij met een gevoelig voorwerpelijk gezicht op de Middelaar vanuit de Woordverkondiging menen het eigendom van Christus te zijn, terwijl zij nog nooit door Hem gemijnd geworden zijn in de toepassing des harten door het geloof. Velen zeggen Christus 'lief te hebben' en zijn of (vleselijk) verzekerd van hun staat, of 'bekommerd' vanwege hun staat, doch in beide gevallen is men nog nooit een verloren zondaar voor God geweest en derhalve ook niet bij God vandaan als een goddeloze gerechtvaardigd door de Eersteling Christus. Als Christus niet de Eerste is in de toepassing, dan zal blijken dat Hij ook niet de Omega is in het uur van de dood. Als ds. B. met 'een geopenbaarde Middelaar' een voorwerpelijk gezicht op Christus bedoelt, val ik hem bij, maar aangezien ik zelf ook in de Ger. Gem. kringen heb verkeerd, weet ik zeker dat ds. B. 'een geopenbaarde Middelaar' in het kader van het leven der genade plaatst, waaraan hij een geheel andere invulling geeft als de Schrift ons leert. Als Paulus getuigt dat het Gode beliefd heeft Zijn Zoon in hem te openbaren, dan spreekt hij in het geloofskader van de rechtvaardigmaking, zoals die in de Rechte Straat aan hem voltrokken is in de weg van recht en gerechtigheid. Dat geldt voor AL Gods kinderen, hoewel de omstandigheden kunnen verschillen. Paulus heeft echter niet tot de heidenen gezegd dat ze nog even geduld moesten hebben omdat hij krachtens genoemde redenering nog met zulk een geopenbaarde Middelaar de dood in moest, alvorens zijn zonden werden vergeven. Ik weet wel zeker dat Paulus de gehele Afscheiding plus hun bijlopers en meelopers in tegenwoordigheid van allen had bestraft met de Autoriteit van de Heilige Geest. Ik heb dit soort zaken eerder uitgebreid aan de orde gesteld in een weerleggend boekje getiteld: "Trap en mate in de kennis van Christus", dat ik geschreven heb als antwoord op het dwaalboekje van ds. A. Moerkerken: "Bethel en Pniël. Het leven der genade begint met de vergeving der zonden, waaraan de bediening des doods (die van de Wet) die tot de geestelijke wetsdood leidt (Gal. 2:19a), vooraf gaat. Voor verloren zielen die dit alles nog niet verstaan, omdat zij vanwege het vonnis des doods ieder ogenblik vrezen ter helle te moeten varen, klinkt hier het Evangelie van vrije genade: "Zie het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegdraagt." Ik ken kinderen van God die met deze (vrij)sprake des Geestes in Christus direct tot volle ruimte in Christus gekomen zijn, hoewel achteraf weer hels bestreden. Sommigen sterven de zwaarddood en die worden achteraf dikwijls zwaar bestreden, anderen sterven de geestelijke hongerdood en komen wat bedaarder tot ruimte, maar allen zijn met Christus gestorven en ook met Hem opgestaan in een nieuw Leven en dat door het geloof ook in de bevinding der zaken. In het kader van de rechtvaardigmaking is geloof zonder geloofservaring een hallucinatie van de duivel en duizenden beelden zich in door het geloof gerechtvaardigd te zijn, terwijl ze niet bij God vandaan gerechtvaardigd zijn en dus ook niet van Hem gekend en geliefd zijn, maar slechts redeneren vanuit een tijdgeloof. De rechtvaardigmaking is echter niet het voorwerp des geloofs en mensen die uit hun rechtvaardigmaking leven, zijn dikwijls zo hard als een spijker voor de kleinen in Christus, maar degenen die uit het enige Voorwerp des geloofs, namelijk Christus leven, wensen en gunnen de zaligheid ook een ander, maar wel op grond van en door recht en gerechtigheid. Een en ander heb ik met de liefde Gods in mijn hart geschreven, maar de toepassing ervan is uitsluitend -en Gode zij dank- alleen Gods eigen werk. Amen, halleluja! Gode bevolen,
GPPB.
PS. Lees verder in: "Trap en mate in de kennis van Christus" zie rubriek: 'THEOLOGISCHE BOEKWINKEL'.
|
|
|
|
|
|