|
|
DE WET IS GEESTELIJK, IK BEN VLESELIJK
| |
|
|
Van een inzender: Naar aanleiding van het ingezonden stuk "Geopenbaarde Middelaar", het volgende: U schrijft nogal negatief over Gods volk dat teruggebracht is in het Vaderharte Gods. Mijn vraag: Ontként u dan dat sommige kinderen Gods teruggebracht zijn in het Vaderhart van God en sommigen niet?
Beste inzender, Ja, dat ontken ik met kracht, want niet sommigen, maar al Gods ware kinderen zijn teruggebracht in het hart des Vaders, zoals ook allen gedoopt zijn in de Naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes, zoals zij ook allen gedoopt zijn in de dood des Zoons. Dat is niet negatief, maar bijbels positief! Het subjectieve van de bevinding leidt ons niet in het bezit der zaken, maar doet ons ontdekken hetgeen wij in Christus hébben, tenminste als wij tot Gods gerechtvaardigde volk behoren. Ook leert Gods Woord in Efeze 2:6 dat al Gods kinderen mede gezet zijn in de hemel in Christus: "En [Hij, God de Vader] heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede gezet in den hemel in Christus Jezus." En in Efeze 1:3 wordt duidelijk gezegd dat al Gods kinderen bedeeld zijn met dezelfde zegeningen in Christus: "Gezegend zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in den hemel in Christus." En in Efeze 2:18 wordt door de Heilige Geest gezegd dat al Gods kinderen toegang hebben tot het Vaderharte Gods: "Want door Hem hebben wij beiden den toegang door een Geest tot den Vader." En in Johannes 16:27 zegt de Heilige Geest tot al Gods ware kinderen: "Want de Vader Zelf heeft u lief, dewijl gij Mij liefgehad hebt, en hebt geloofd, dat Ik van God ben uitgegaan." Voor al Gods kinderen geldt het 'Abba Vader', want al Gods kinderen hebben de Geest van Christus en hebben door Hem een geopende toegang tot het Vaderhart, hetgeen we duidelijk verklaard vinden in de volgende tekstwoorden: -Romeinen 8:15: "Want gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader!" -Galaten 4:6: "En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God den Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader!" Er is dus geen kwalificatie tussen Gods kinderen onderling, want allen delen in de volheid van Gods genade in Christus naar de mate der kennis van Christus. Bevindelijk kan het ene kind van God welzeker dieper (niet verder) ingeleid zijn dan de andere, maar allen die tot het huisgezin des Vaders behoren, waarvan Christus de oudste Broeder is, zijn allen van God geleerd. "En al uw kinderen zullen van den HEERE geleerd zijn, en de vrede uwer kinderen zal groot zijn", Jes. 54:13. "Teruggebracht zijn in het Vaderharte Gods" is echter geen bevindelijk 'eindstation' in het genadeleven, ben je wijzer, en geldt zeker niet voor het 'gearriveerde christendom' dat beweert 'door alle stukken geleid te zijn'. Welnee, de meest geoefende kinderen Gods komen nooit verder dan klas 1, met allemaal nullen op het rapport. Dat is de hoogste onderscheiding op de school van Jezus. Allemaal nullen op het rapport, ja, allemaal nullen, voor gedrag en vlijt, allemaal nullen. Voor optellen en aftrekken allemaal nullen, ze blijven dan ook allemaal zitten en gaan nooit over tot een hogere klas, behalve als zij het tijdelijke met het eeuwige verwisselen, dan mogen zij hogerop, om aan te zitten in de bruiloft des Lams. In deze aardse bedeling geldt dat als zij de genadeklas hebben doorlopen, zij weer van voren af aan moeten beginnen. Op de school van Christus worden maar twee vakken gedoceerd, namelijk Wet en Evangelie. En als de Wet gedoceerd wordt, dan gaan de gordijnen dicht, want de Wet is geestelijk en zij zijn vleselijk, verkocht onder de zonde. Dan kruipen de ouderlingen -tenminste die genade hebben- uit de kerkenraadsbank om achter in de klas zich als een tollenaar op de borst te slaan en God om genade te kermen, om het dan nieuwelings uit Zijn mond te horen dat grimmigheid bij Hem niet is. Ja, en dan reizen zij hun weg weer met blijdschap, niet als een doorgeleid mens, maar als een zwarte Bruid die lieflijk is in de ogen van die enige Hoogleraar der gerechtigheid op Wiens kosten en verantwoordelijkheid zij leven en sterven. Op de academie van Jezus Christus valt er dus nooit een graad te halen waarmee je iets kan worden of iets kan bereiken. Ze worden allemaal gepromoveerd tot een ellendig en arm volk, dat op de Naam des Heeren haar betrouwen stelt. Ze zijn volmaakt in Hem, maar in zichzelf zijn ze enkel vlees. Christus is Het alleen, want Hij heeft de pers alleen getreden en niemand van de volkeren was met Hem. Toen God in Christus tussen de stukken doorging, lag Abraham, de vader aller gelovigen, in diepe slaap verzonken. God is een God Die het ganse werk der zaligheid alleen doet, namelijk door Zijn Zoon. Zó was God Abraham een Schild en zijn Loon zeer groot. Vrije genade is eenzijdige genade en geen meewerkende genade, want anders is genade geen genade meer. Toen de Borg in de hof van Gethsemané in de hoogste aanvechting verkeerde, vielen de discipelen allen in slaap en er was niemand die met Hem waakte. Dat is toch een gelukkige troost, volk van God, want anders hadden zij kunnen zeggen dat ze er ook nog wat aan gedaan hadden. Gelukkig niet, nee, want zij zagen niemand anders dan Jezus alléén. Als Jezus aan de spits gaat verschijnen als de enige Doorbreker, dan moeten Mozes en Elia verdwijnen, want er is maar één Naam onder de hemel gegeven door welke wij moeten zalig worden. Je zou ervan gaan zingen: "Roept uit aan alle stranden, verbreidt van oord tot oord. Verkondigt alle landen het Evangeliewoord, hét Evangeliewoord...!"
U zegt: Dat is een E.O. liedje! Dat zal wel zo zijn, maar soms is Gods volk weleens zo ruim gesteld dat ze buiten hun schoenen lopen omdat de liefde Gods hen dringt, en ja, dan komt het er ook uit, namelijk het loflied dat God goed is voor een dode hond als ik ben. Ja, en die dode honden blaffen weleens als de leer van hun Meester aangerand wordt, want God moet God blijven en het Woord het Woord, want eeuwig bloeit de gloriekroon op 't Hoofd van Davids grote Zoon! En Gods volk? Gods volk is vlees, want het volk is gras. "Het gras verdort, de bloem valt af, als de Geest des HEEREN daarin blaast; voorwaar, het volk is gras. Het gras verdort, de bloem valt af; maar het Woord onzes Gods [Christus] bestaat in der eeuwigheid", Jes. 40:7-8. Christus alléén is door alle stukken doorgegaan én is in alles staande gebleven en ik in Hem. Ja, zo reist Gods volk naar Jeruzalem. Niet 'ik' en Christus, ook niet Christus en 'ik', maar Christus alléén, want toen Hij werd overgeleverd in de handen der zondaren hebben zij Hem allen verlaten. Ook Petrus, die meende door alle stukken geleid te zijn (Matth. 19:27), zette het op een lopen. Ja, en toen trad die dierbare Borg tussenbeiden: "Indien gij dan Mij zoekt, laat deze de Mijnen gaan." Hij liet Zich vrijwillig gevangen nemen om Zijn gevangenen vrijheid te schenken. En toen zij op Golgotha als deserteurs van verre stonden, echode het in hun ziel: "Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven." Het is dus Christus alléén en anders geen en als wij van Christus zijn, zijn wij het in Hem. Wat? Volkomen rechtvaardig en volmaakt heilig. Daarin worden de leerjongens van Christus nader onderwezen in het vak Evangelie. Ja, en als zij Hem zien in al Zijn heerlijkheid en in al Zijn graveerselen, dan gaan ze zakken en zinken en vallen zij als dood aan Zijn voeten. Dat is de hoogste trap in het stuk der heiligmaking. Ze vallen niet dood, want ze zijn levendgemaakt met en in Christus, maar ze vallen áls dood vanwege Zijn Koninklijke heerlijkheid, Zijn Priesterlijke bewogenheid en Zijn Profetische betrouwbaarheid. "En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten; en Hij leide Zijn rechterhand op mij, zeggende tot mij: Vrees niet; Ik ben de Eerste en de Laatste; en Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods", Openb. 1:17-18. De profeet Jona had op de school van Jezus wel een soort dieptegraad bereikt, niet in het gezelschap van 't vrome volk, maar in de buik van de vis, in het graf van Christus, in de diepte der hel op de bodem der zee. En op het rapport van Jona stond in het rood geschreven: "Bevordert tot een uitbraaksel der hel." Ja, zo lag die man op het strand van vrije genade, als een uitbraaksel der hel en zo was hij geschikt voor 's Heeren dienst. Achteruit zien kon hij niet, want al zijn vroegere bevinding was verdronken in de diepte der zee; zijn doctorale promotie op de decaloog was in de buik van de vis vergaan, en zo lag Jona op het strand, niet als een diep doorgeleid mens die door alle stukken geleid was, maar als een uitbraaksel der hel om op last van zijn Zender een metropool vol Ninevitische hellelingen het Evangelie te verkondigen... NEE, om hen de hel en de verdoemenis aan te zeggen, inclusief een blijk van Gods barmhartigheid: "Nog 40 dagen...!" Ja, en op die getrouwe Wet en Evangelieprediking van Jona gaf God de grootste opwekking aller tijden. Gans Ninevé bekeerde zich tot de God van Israël en zowel de heidense koning als zijn afgodische onderdanen werden op grond van Gods barmhartigheid in Christus IN het oordeel aan de hel ontrukt. Die God leeft nóg, want God is een God Die de goddeloze rechtvaardigt om niet. In onze dagen is er echter een geest uitgestort over roomsen en protestanten, waar men niet meer vraagt naar de Wet Gods, maar waar men bijvoorbaat aanspraak maakt op het Evangelie der genade zonder dat men ooit als een uitbraaksel der hel openbaar gekomen is. Het gevolg hiervan is dat men zich niet als een helwaardige tollenaar op de borst slaat, met de smeekbede: "O God, wees mij de zondaar genadig", maar zich als een ootmoedige Farizeeër beroept op 'het arme zondaar zijn', maar zich ondertussen hoog verheft boven degenen die alle bevinding buiten de kennis van Christus afsnijden en heenwijzen naar die ene Leraar der gerechtigheid, Die alleen gekomen is om verloren zonen en dochters, hoeren en tollenaars, te zoeken en te zaligen en voor hen plaats te bereiden in het Vaderhuis. Als wij nog nooit hebben geloofd en ingeleefd dat het krachtens het vonnis der Wet onmogelijk is om ooit nog zalig te worden, dan zullen we -als God het niet verhoedt- ons met onze vuile berenklauwen vergrijpen aan het Brood der kinderen en voor eeuwig bedrogen uitkomen. Wie kan dan zalig worden? Wat bij de mensen onmogelijk is [en dat is het, maar wie weet het?], is mogelijk bij God. Dan wordt zalig worden een eeuwig onbegrijpelijk Godswonder. Op grond waarvan? "Want Christus, als wij nog krachteloos waren, is te Zijner tijd voor de goddelozen gestorven", Rom. 5:6. Nog een keer: "Want eeuwig bloeit de gloriekroon op 't Hoofd van Davids grote Zoon!" Amen.
vr. gr.
GPPB.
|
|
|
|
|
|