|
|
GELOVEN IS GEEN ZIEN, WANT ZIEN IS AANSCHOUWEN (SLOT)
| |
|
|
Van een inzender: De uitspraak van ds. B., dat er velen van Gods volk kunnen leven met 'een geopenbaarde Middelaar', maar dat zij met 'een geopenbaarde Middelaar' de dood in moeten, dan bedoelt ds. Blok dat Gods volk dat kennis heeft aan 'een geopenbaarde Middelaar' nog niet gerechtvaardigd is in de vierschaar der consciëntie en daarom dringt hij er juist op aan. Vraag: Is dat verkeerd?
Geachte inzender, Verkeerd? Het is een valse leer! "Gods volk" dat nog niet gerechtvaardigd is, is Gods ware volk niet! De bedoeling van ds. Blok is mij niet vreemd, maar is volstrekt onbijbels. Als Christus Zich in een verloren ziel, die het vonnis der Wet zich toe-eigent, openbaart, openbaart Hij Zich tot rechtvaardigheid een iegelijk die gelooft. De uitdrukking: "Met een geopenbaarde Middelaar de dood in" (omdat de schuld nog open staat), is mij zeer bekend, maar evenzeer verwerpelijk. Ds. Joh. van der Poel zei eens: "Wel het bloed gezien, maar nog niet door bloed gereinigd." Met alle respect voor ds. Van der Poel, maar ook deze zijn uitdrukking heeft met het ware geloof niets van doen, integendeel, het is er volledig mee in strijd. Elk kind van God is gewassen door het bloed van Christus. Gods Woord leert ons in 1 Kor. 6:10-11: "Dwaalt niet; noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven. En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den Naam van den Heere Jezus, en door den Geest onzes Gods." En Christus zegt tot al Zijn levendgemaakte kinderen: "Die gewassen is, heeft niet van node, dan de voeten te wassen, maar is geheel rein. En gijlieden zijt rein, doch niet allen", Joh. 13:10. Wat zegt Christus hier onder andere? Dat alleen Judas geen vergeving der zonden had en dus niet gereinigd was en Judas had Christus wel gezien; kende wel in uitwendige zin 'een geopenbaarde Middelaar', maar hij geloofde niet in Hem, integendeel hij verraadde Hem en is met 'een geopenbaarde Middelaar' ter helle gevaren. Dus degenen die met een geopenbaarde Middelaar nog geen schuldvergeving hebben, staan volledig buiten de zaligheid, zijn niet wedergeboren en verkeren derhalve nog onder de toorn Gods! Ook de uitdrukking: "Zien is nog geen hebben" is mij overbekend, maar geldt niet voor één waar kind van God. Een aantal jaren ben ik met dit soort geijkte terminologie opgegroeid, maar -Gode zij dank- ben ik er niet mee vergroeid. Ik heb vroegtijdig het menselijke ervan ingezien. Het heeft met het ware geloof dan ook weinig te maken. Het volk in de woestijn dat door de slangen gebeten was, werd niet genezen door het zien op de verhoogde slang, maar omdat zij geloofde wat God door Mozes gezegd had, namelijk dat alleen diegenen die op de verhoogde slang zouden zien, genezing zouden ontvangen. Ze geloofde het Woord van God en daarom zagen zij op de verhoogde slang, hetwelk heen wees naar Christus en Dien gekruisigd, en... zij werden terstond genezen. Louter 'zien' is verbeelding en verbeelding is geen hebben, omdat verbeelding enkel ongeloof is en derhalve niets met de wedergeboorte te maken heeft. Het ware zien is aanschouwen en geldt alleen de triomferende Kerk, maar niet de strijdende Kerk. Wij leven niet door aanschouwen, niet door zien, maar door geloof. Christus spreekt hen zalig die niet gezien hebben en nochtans in Hem geloven. Het geloof gelóóft, vertrouwt en hoopt, want "...het geloof nu is een vaste grond der dingen, die men hoopt, en een bewijs der zaken, die men niet ziet", Hebr. 11:1. En van de geloofshoop schrijft Paulus in Romeinen 8:24: "Want wij zijn in hope zalig geworden. De hoop nu, die gezien wordt, is geen hoop; want hetgeen iemand ziet, waarom zal hij het ook hopen?" Anderzijds is "zien door de ogen des geloofs" hebben, want in Hebreeën 11:13 staat van de oudtestamentische heiligen geschreven: "Deze allen zijn in het geloof gestorven, de beloften niet verkregen hebbende, maar hebben dezelve van verre gezien, en geloofd, en omhelsd, en hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren." En Job zegt in Job 42:5: "Met het gehoor des oors heb ik U gehoord; maar nu ziet U mijn oog", namelijk door het geloof. Het 'zien des geloofs' gaat dus wel een paar mijlen dieper dan het vleselijke zien van de Afscheiding, want dat zien is inderdaad geen hebben, omdat het enkel ongeloof is.
Ik besluit met een voorval uit het leven van dr. H.F. Kohlbrugge "Voor vijftien jaren kwam tot mij een koningin [kind van God]; zij woonde hier in het dal in een zeer armoedige woning. Ach, zij was zo doodkrank, zo versaagd, zo vervuld met hardnekkig ongeloof, dat ons hart daarover brak. Had zij, in plaats van een ledig graf, het lichaam des Heeren kunnen vinden, het dode lichaam, zij had nog geloofd dat Jezus zou bestaan. Maar omdat zij niets zag dan zonden en wederom zonden, niets dan dood en ondergang, zo meende zij ook dat Jezus hier of daar door de duivel in een kuil bedolven was. Ik, die zo dikwijls óók in dat gasthuis krank gelegen had, dacht: Die goede, onnozele vrouw! Waarom zoekt zij toch de Levende bij de doden? Jezus is immers opgestaan, zij hééft immers haar zonden en nood niet meer, zij heeft immers louter vrijheid, gerechtigheid; en spoedig wordt zij thuis gehaald; wat zal zij dan grote ogen opzetten en zeggen: "Ik onverstandige en trage van hart dat ik zulks niet heb geloofd! Welke raad zou ik haar geven? "Een verslagen geest wie zal die opheffen?" Spr. 18:14. Zij had spijze in een doek gewikkeld. Ik vroeg haar: "Vrouw wat hebt gij daar in die doek?" Zij zei het mij. Toen herhaalde ik: "Dat kan ik niet zien!" En zodra ik dit gezegd had: "Ik kan het niet zien", verdween zij in een oogwenk. Na enige dagen kwam zij weer: "De Heere is opgestaan!" Ik vroeg haar: "Hoe weet gij dat?" Hierop antwoordde zij: "Door uw woord: 'ik kan het niet zien', werd ik bestraft, verschrikt, ik heb gekermd, geschreid, niet afgelaten, en hier is nu Zijn profetisch Woord: Hij is opgestaan! Jezus leeft en met Hem leef ook ik!" (einde citaat).
Geloven is niet zien, niet grijpbaar, niet zichtbaar. We hebben het niet in handen en kunnen er niet mee werken. De Heilige Geest werkt, bekeert ons onophoudelijk en spreekt met macht met het Woord der belofte, een woord van troost in ons verloren hart, waardoor Hij ons tot het goede beweegt, zodat wij de goede strijd des geloofs strijden en het geloof behouden. De Heilige Geest leert blinden lezen en geeft hen het Gezicht, namelijk Christus. Nog een verdrukking van tien dagen, koningin en bruid van Christus...! En dan? "Uw ogen zullen den Koning zien in Zijn schoonheid; zij zullen een ver gelegen land zien", Jes. 33:17.
GPPB.
|
|
|
|
|
|