HET ZIEN OP JEZUS
HET ZIEN OP JEZUS        
Plaats in winkelmandjeMandje
C.V.: Geachte mijheer Burggraaf. Nogmaals een aantal vragen aan u. Ik stoorde me niet aan de lengte van uw antwoorden, absoluut niet zelfs!
U schrijft: "Aan het zien op Jezus, ligt de zaligmakende openbaring van Christus in de ziel ten grondslag."
Er mag dus niet ombevangen gepredikt worden om "te zien op Jezus", of de toevlucht te nemen tot Jezus? Want daar is de openbaring in de ziel toch voor nodig? Ik begrijp eerlijk gezegd niet de verhouding hiertussen. Hoe behoort dan de prediking te zijn. Het is toch de taak om als prediker op te roepen tot bekering en geloof in Christus?

GPPB.: Er MOET onbevangen gepredikt worden om te zien op Jezus, MAAR nooit zonder de bediening der Wet. Mensen die zich niet bewust zijn en niet inleven dat zij dodelijk door de slang [de duivel] gebeten zijn, zullen nooit op Jezus zien, ten eerste omdat zij daaraan geen behoefte hebben en ten tweede omdat Gods Geest nooit zaligmakend werkt in niet overtuigde zielen. Het eerste en algemene werk des Geestes (Joh 16:8) gaat altijd aan de zaligmakende werking vooraf.
Ja, de prediking MOET gepaard gaan met de oproep van bekering en geloof, maar nogmaals, dat gebeurt niet op een zuivere manier als de bediening des doods, die van de Wet, achterwege gelaten wordt. Petrus heeft op de Pinksterdag de Wet scherpelijk gepreekt: "Dien gij gekruisigd heb.." En op de prediking van Petrus doorstak de Heilige Geest de harten van de hoorders, zodat zij verslagen [doorstoken] werden in hun hart en naar de weg Gods vroegen, waarop Petrus hen het bevel van bekering en geloof voorhield, en omdat de Heere mede wrocht, dus Zijn Geest paarde aan de prediking van het Evangelie, kwamen er drieduizend tot bekering.

C.V.: U schrijft: "Degenen die onder de prediking van het Evangelie verkeren en de Zoon Gods verwerpen door ongeloof, zijn namelijk nog steeds onder de Wet en op dezulken rust de toorn Gods en wel in dubbele mate."
Kijk, daarom snap ik er niets van. We verkeren met z'n allen in doodsgevaar, en toch puur oproepen om te geloven in Christus kan eigenlijk niet.

GPPB.: Het feit dat de Wet aan het Evangelie vooraf gaat, wil niet zeggen dat in de verkondiging altijd eerst de Wet gepreekt moet worden, nee, want dat is geen wettische orde in de prediking, maar het is wel een wettige orde in het kader van de toepassing van het heil.

C.V.: U schrijft: "Het zien op Jezus is alleen mogelijk voor ten dode gedoemde zondaren(...) Het zien op Jezus door het geloof geschiedt dus altijd op grond van de belofte Gods in Christus in de toepassing des harten. Het zien op Jezus is geen voorwerpelijk zien, maar met het gehoor Zijn stem horen en met het geloofsoog op Hem zien."
Mijn vraag is: wanneer weet je dan dat de belofte van het Evangelie voor mij persoonlijk is? En wat houdt die belofte precies in? Want de Dordtse Leerregels schrijven dat de belofte van het Evangelie aan allen verkondigt moet worden zonder onderscheid. Dan is die belofte toch voor iedereen die dat gelooft?

GPPB.: 1. Wanneer je dat weet? Heel eenvoudig, als de Heere het levendmakend tegen je zegt, dus als de Heere de belofte in je dode hart spreekt tot rechtvaardiging. Als dat echt gebeurd, dan is twijfelen onmogelijk, tenminste, op dat moment, want het geschiedt met kracht en altijd in de hel van je bestaan. Als de Heere zaligmakend tot je ziel spreekt in de belofte, kan dat geschieden onder de prediking, maar ook onder het lezen van Gods Woord, of direct door de inspraak des Geestes, maar dan wel altijd met het Woord der belofte, dus niet met teksten die niet in de Bijbel voorkomen. De Inhoud van de belofte Gods in Christus, is Christus Zelf en dat is de Zaligheid. Kom, zing eens mee: "Die God is onze Zaligheid, wie zou die hoogste Majesteit, dan niet met eerbied prijzen?"
2. Als de Dordtse Leerregels schrijven dat de belofte van het Evangelie zonder onderscheid gepredikt moet worden, dan moet je natuurlijk wel een onderscheid maken tussen de verkondiging en de toepassing. Tussen de verkondiging en de toepassing staat geen is-gelijk-teken, want dat laatste is Gods Eigen werk. De belofte is niet voor iedereen die zegt de belofte te geloven, nee, als de Heere in je hart een belofte tot zaligheid spreekt, dán geloof je in Hem, in de Belover zonder twijfel. Want het geloof is een vaste grond der dingen die men hoopt en een bewijs der zaken die men niet ziet.

C.V.: U schrijft: "Het zwakste ware geloof GELOOFT in Christus, tot rechtvaardigmaking en vergeving der zonden. Zou je de dag van de huwelijk niet weten? Zou je de dag niet weten dat Christus in je ziel werd geopenbaard?"
Gelooft een geredde zondaar in Christus en de vergeving der zonden omdat hij dat voelt, of omdat hij dat gelooft op grond van Zijn Woord (de Bijbel)?

GPPB.: Beste C, je ziel is 'pas' gered als God je vrijspreekt van schuld en straf in de vergeving van je zonden. Dat doet de Heere bij elk van Zijn kinderen persoonlijk in de toepassing des harten.
Je maakt van het geloof een te algemene voorstelling. Het geloof heeft een Voorwerp, namelijk 'God geopenbaard in het vlees' en dat wordt persoonlijk zo BELEEFD in de bevinding des harten. Als Christus Zich in de ziel openbaart, ofwel een dode ziel tot leven verwekt op Zijn spreken, DAN gelooft die ziel in Christus, eerder nooit, en elk ander 'geloof' is niet zaligmakend. En het ware geloof is nooit zonder gevoel. Het gevoel (der liefde) volgt op het geloof, nooit andersom, want het geloof is door de liefde werkende en niet de liefde door het geloof.

C.V.: Sorry mijnheer, u zult me wel een nul vinden, maar ik begrijp er niks meer van. Ik verlang zo keihard naar rust en zekerheid, maar ik ben zo bang dat ik het nooit zal vinden. Als ik naar mezelf kijk, geloof ik dat ik het nooit voor mezelf zal kunnen geloven, omdat het ook weleens inbeelding kan zijn. Het lijkt me zo enorm moeilijk om daadwerkelijk te geloven dat je zonden vergeven zijn. Dat lijkt me zo groot!

GPPB.: Geliefde vriend, als je echt een nul mag zijn voor God, is Christus precies geschikt voor je, want nieten en nullen wil Hij vervullen. En als je zo sterk naar rust en zekerheid verlangt, wees er dan van verzekerd dat de onrust en onzekerheid de voorboden ervan zijn. Vergeet niet dat we van nature in staat van oorlog met God verkeren en het is al groot dat je die onrust ervaart. Maar het komt eropaan of je jezelf als een slachtoffer voelt onder die onrust, of dat je schuldenaar voor God mag worden. Ware schuldverslagenheid gaat altijd gepaard met gewillige strafaanvaarding. Wij hebben gezondigd, God niet, en dan zou het toch niet eerlijk zijn als we ons vonnis niet zouden accepteren, niet als instap tot de vergeving der zonden, nee, maar om God Gód te laten. Hij mag toch doen met het Zijne wat Hij wil?
Ja, wees maar bang voor inbeelding, maar vraag niet naar zwaarheid, maar naar klaarheid. Christus is een volkomen Zaligmaker voor een volkomen verloren zondaar. Welnu, wie wordt hier dan uitgesloten? Niemand toch zeker? De mens sluit zichzelf uit. Maar nu ga ik je een 'geheimpje' vertellen. Er is er Eén geweest, Die Zichzelf uitgesloten heeft van Gods vriendelijk Aangezicht en de straf die ons de vrede aanbrengt op Zich genomen heeft. Weet je Wie? Onze dierbare Heere Jezus! Niet voor Zichzelf, maar voor degenen die moeten inleven dat ze zichzelf voor eeuwig buitengesloten hebben en vermoeid en belast zijn vanwege hun hellebestaan en niets anders kunnen dan zonde op zonde stapelen. Geliefde vriend, als je dan te zwak bent om op Jezus te zien, dan ben je nog te sterk, want alle krachten te verachten wordt alleen op Jezus' school geleerd. Je kunt niet te dood voor de Heere Jezus zijn, want Hij verwekt alleen doden tot leven. Je kunt ook niet te goddeloos voor Hem zijn, want Hij is te Zijner tijd voor de goddelozen gestorven (Rom. 5:6). Je kunt ook niet te ongelovig voor Hem zijn, want als Hij komt, brengt Hij alles mee, namelijk geloof, hoop en liefde, ja, Hij brengt eerst Zichzelf mee en dat is Alles en de genoemde weldaden krijg je er gratis bij. Amen.

C.V.: Ten slotte nog een vraagje naar aanleiding van een eerder antwoord.
U schrijft: "Lees geen boeken die de zekerheid van het geloof indelen bij het welwezen van het geloof in plaats van bij het wezen van het geloof."
Heeft dat te maken met bovenstaande zaken? En wie heeft u dan op het oog (schrijvers)? Ik hoop dat u me nogmaals wilt schrijven.
Met vriendelijke groet, C.V.

GPPB.: Ja, het wezen des geloofs heeft alles met bovenstaande zaken te maken.
Je vraagt: Welke schrijvers hebt u op het oog? Alle (huidige) Gereformeerde Gemeente schrijvers moet je niet lezen, want die rekenen de zekerheid tot het welwezen des geloofs en dat is schadelijk voor je ziel. Bovendien is hun leer verre van zuiver te noemen. Ook mannen als Brakel, Comrie, Koelman, Horatius Bonar, hoewel zij stichtelijke stukken geschreven hebben, kun je beter niet lezen. Waarom zou je koper lezen als er goud voorhanden is? Lees Kohlbrugge, Huntington, Ruhterford (brieven), Luther, Calvijn, Olevianus, en vooral Gods heilig en dierbaar Woord! Ik heb het namelijk niet van de oudvaders geleerd, maar ik heb het zelf uit Zijne Mond gehoord. Adam en Eva hadden geen oudvaders en de Moorman evenmin. Welnu, tot het Woord henen, tot het levende Woord, ja, tot Christus alleen!

Met heilbede,

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl