 |
|
|
|
Vraag: Is de Wet der Tien Geboden een eeuwigdurende Wet?
Antwoord: Ja.
1. Als regel der verdoemenis voor de verdoemden in de hel.
Als de Wet niet eeuwigdurend was, zou er geen eeuwige straf op de zonden mogelijk zijn, want door de Wet is de kennis der zonden (Rom. 3:20), en op de overtreding der Wet staat de eeuwige straf van de drievoudige dood, hoewel we als gevallen nakomelingen van de gevallen Adam sinds de zondeval reeds onder het vonnis van de paradijswet liggen (Gen. 2:17), nog voordat er een geschreven Wet was. Als Hoofd van een veel beter verbond is Christus gekomen om de Wet te vervullen en wel zodanig dat de Zijnen niet meer kunnen afvallen. God handhaaft dus Zijn Wet tot in eeuwigheid, zowel t.a.v. de uitverkorenen in en door Christus, als t.a.v. de verworpenen, maar dan buiten Christus door een eeuwigdurende straf, zonder dat aan de eis van Gods Wet voldaan kan worden. Gods verbondswraak staat dus tegenover Gods verbondstrouw. Gods verbondswraak zal de hel in de hel uitmaken voor degenen die de weg geweten hebben en niet hebben bewandeld, dus voor verworpen verbondskinderen, zoals we zien bij de rijke man in de hel. Die wroegende en verdoemende kennis der zonden zal in de hel eeuwigdurend zijn voor alle verworpenen (Rom. 5:18). Er is echter geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn (Rom. 8:1), omdat zij van het eeuwige vloekvonnis der Wet zijn ontheven op grond van de dood en de opstanding van Christus. De bediening der verdoemenis (die van de Wet) blijft dus van kracht ten aanzien van de onverzoenden en zal voor eeuwig van kracht zijn als zij onverzoend sterven (Joh. 5:29b). De hel is veel meer dan een eeuwigdurende, ontuitblusselijke en verzengende vlammenzee. De hel is namelijk ook de eeuwigdurende plaats van de wraak Gods en van de toorn van het Lam (Jes. 33:14 - Hebr. 10:27,28 - Openb. 6:16).
2. In Christus als de volmaakte regel van het genadeverbond tot in eeuwigheid.
Christus is geen Christus zonder de Wet. De Wet is voor eeuwig in de Ark gelegd, namelijk in Christus en in en door Christus volkomen vervuld. Van Christus wordt gezegd dat Hij in de hemel is als het Lam, staande als geslacht (Openb. 5:6). De littekeken die Christus door onze zonden heeft opgelopen, waren ook in Zijn verheerlijkt lichaam zichtbaar (Joh. 20:27) en blijven dus eeuwig zichtbaar als merktekenen van onze eeuwigdurende verlossing van het vonnis der Wet, tenminste, als wij Zijn eigendom mogen zijn. Als er geen eeuwigdurende Wet zou zijn, zouden de littekenen van Christus geen enkele betekenis hebben. In de hemel is vanzelf geen eisende Wet, zoals die in de hel altijd zijn zal, maar in de hemel is de vervulde Wet, namelijk in Christus en de littekenen in Zijn lichaam, zijn de keurmerken, de zegels van Zijn volbrachte Middelaarswerk. Daarom zingen de hemelingen een nieuw lied: "Gij zijt waardig dat boek te nemen, en zijn zegelen te openen; want Gij zijt geslacht, en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed, uit alle geslacht, en taal, en volk, en natie", Openb. 5:9.
Bovendien, als de Wet niet eeuwigdurend zou zijn, zou er ook geen eeuwig genadeverbond kunnen bestaan. Het genadeverbond, waarvan Christus het Hoofd is, is in de eeuwigheid gesloten op voorwaarde van de eisende Wet, namelijk om die volmaakt te vervullen (Ps. 40:7 - Hebr. 10:7-9). Het moet dus ook duidelijk zijn dat de Wet der Tien Geboden de volmaakte regel des levens van Christus was, want daartoe was Hij juist gekomen, namelijk om de wil des Vaders te doen, de Wet te vervullen, het vonnis der Wet te ondergaan, tot zaligheid van Zijn duur gekochte Bruidskerk. Geprezen zij Zijn heilige Naam!
GPPB.
|
|
|
|
|
|