J.P. PAAUWE CONTRA...?
DS. J.P. PAAUWE CONTRA DE REFORMATIE?        
Plaats in winkelmandjeMandje
Geachte heer Burggraaf,

Onlangs las heb ik twee preken van de bekende ds. J.P. Paauwe (1872 - 1956) gelezen en daarin kwam ik o.a. de twee volgende citaten over het geloof en de rechtvaardigmaking van hem tegen:

1e citaat:
"De rechtvaardigmaking is een vrucht of een gevolg van het waarachtige geloof. Van nature is de mens begrepen in zijn eerste stamhoofd, in Adam. Zo staat de schuld die Adam gemaakt heeft, op zijn rekening. Ook is hij verdorven, want God heeft als een rechtvaardig God hem Zijn beeld onthouden. Hij is onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Alleen de Heere Jezus Christus heeft gerechtigheid."
(Uit: Preek over Romeinen 8:33, 21 april 1932 te Rotterdam. Bundel 1973-'75, blz. 194-195.)

2e citaat:
"De rechtvaardigmaking is de vrucht van het geloof. Het geloof is een ledige hand. God legt in iedere hand die ledig is, Christus. En hiervan is het gevolg, dat God deze mens rechtvaardigt. Hij vergeeft hem zijn zonden. Hij geeft hem een recht op het eeuwige leven. Dit is de rechtvaardigmaking: vergeving van zonden en recht op het eeuwige leven."
(Uit: Toespraak herdenking Kerkhervorming, 1 november 1938 te Delft. Bundel 1985-'87, blz. 112.)

Ds. Paauwe laat duidelijk het geloof aan de rechtvaardigmaking vooraf gaan. Aangezien Gods Woord de rechtvaardiging van de goddeloze leert, rees bij mij de volgende vraag op: leert ds. Paauwe hier niet de rechtvaardiging van de gelovige? Ik lees echter in Gods Woord dat de schenking aan de aanneming voorafgaat (Joh. 3:17). Zou u deze zaak eens willen ophelderen?

In afwachting van uw reactie verblijven wij met hoogachting en hartelijke groet,
W.B.


Geachte heer W.B.,
Ik heb uw citaten van ds. Paauwe onderzocht en het is inderdaad zo dat ds. Paauwe dit zo leert, namelijk dat de rechtvaardigmaking een vrucht is van het geloof, ofwel dat de rechtvaardigmaking op het geloof volgt. Hoewel ik grote achting heb voor ds. Paauwe kan ik het hier niet mee eens zijn, aangezien Gods Woord inderdaad leert dat de schenking (vrijspraak) aan de aanneming (door het geloof) voorafgaat. Rechtvaardigmaking en geloof zijn zaken die tegelijkertijd plaatsgrijpen, hoewel de rechtvaardigmaking IN ORDE (niet in tijd) aan het geloof voorafgaat. Bovendien is de rechtvaardigmaking een vrucht van de opstanding van Christus en niet van het geloof. Ik heb deze zaak reeds uitvoerig in mijn boek: "Het water des Levens" behandeld, namelijk in hoofdstuk 5, getiteld: "Waarmee de Kerk staat of valt", met als ondertitel: "De toetssteen van de ware en valse rechtvaardigmaking". Ik wil twee fragmenten uit dit hoofdstuk aan u doorgeven:

1e citaat (pag. 95-96)
Wat de orde [rechtvaardigmaking/geloof] betreft: Indien men het geloof aan Gods toerekening vooraf laat gaan, bevindt men zich op pelagiaanse grond. Zo’n stelling is ook in strijd met de gereformeerde leer, zoals beschreven in de vragen en antwoorden 60 en 61 van de Heidelberger Catechismus.
Zacharius Ursinus, de voornaamste opsteller van de Catechismus, leert in een Latijnse versie van zijn ‘Uitlegging van de Catechismus’ (uitgegeven in Heidelberg in 1612, deel 1, pag. 233) inzake een verklaring van de vragen 60 en 61, het volgende: “Deus enim primum nobis imputat satisfactionem Christi; deinde in nobis efficit fidem, qua illam imputatiomen nobis applicemus, unde apparet quod applicatio divina applicationem nostram (quae est fidei) praecedat et sit ejus cause, licet non sit sine nostra. “Non vos me eligistis (inquit Christus), sed ego vos”, Joh. 15:16.
Dat betekent: “Want God rekent ons eerst de genoegdoening van Christus toe. Daarna werkt Hij in ons het geloof, waardoor wij ons die toerekening toe-eigenen; waaruit blijkt, dat de Goddelijke toe-eigening (toepassing) aan onze toe-eigening (welke die van het geloof is) voorafgaat en er een oorzaak van is, hoewel zij niet zónder de onze is. Christus zegt: “Gij hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren”, Joh. 15:16.
Wat de onlosmakelijkheid betreft: In zijn ‘Schatboek’ schrijft Ursinus op pagina 246: “Zonder deze toe-eigening onzerzijds geschiedt de Goddelijke ook niet, maar het is noodzakelijk dat ze beiden samengaan.”
Op grond van Efeze 2:8 schrijft Ursinus verder: “Daarom geschiedt de één niet zonder de ander, de eerste niet zonder de tweede. Want God eigent ze ons zó toe, dat wij zelf ze ons ook toe-eigenen zullen door het geloof.”
Dus de toerekening en de aanneming geschieden tegelijkertijd, maar let wel op de orde van die beiden.
Ook Caspar Olevianus leerde hetzelfde in zijn boek: ‘Verklaring van de Apostolische Geloofsbelijdenis’. Op pagina 445 schrijft hij: “Want door het Evangelie is de Heilige Geest krachtig in ons werkzaam, Die ons Christus inlijft, door het geloof in ons te scheppen, waardoor wij de aangeboden Christus aannemen, met Zijn eeuwige gerechtigheid, die Hij ons toerekent.” (Dan. 9:24 - Fil. 3:9).
En op pagina 474 schrijft Olevianus: “Hijzelf is het ook, Die met de Heilige Geest doopt, door Wiens kracht wij de aangeboden genade der vrijspraak, of der rechtvaardigmaking omhelzen, en wedergeboren worden tot kinderen Gods.”
Op pagina 490 schrijft hij: “Doe erbij, dat wij wedergeboren worden. Zulks geschiedt om de voorafgaande verzoening, of (om) de toegerekende gerechtigheid, zoals God Zelf getuigt, Jer. 31:33v.”

2e citaat, pagina 107-108:
Nóch het één, nóch het ander volgt op elkaar in tijd, maar vallen samen, hoewel de schenking in orde aan de aanneming voorafgaat. De rechtvaardigmaking is voor honderd procent Gods werk en geschiedt niet op een soort fifty-fifty basis, dus dat de toegerekende gerechtigheid van Christus de helft en het geloof de andere helft uitmaakt van de rechtvaardigmaking. Zó moet het niet worden verstaan en zo wordt het zeker niet beleefd door degenen die gerechtvaardigd worden. Door het geloof vullen wij de volkomen gerechtigheid van Christus niet aan. Dat te leren is blasfemisch. Het geloof is slechts een onmisbaar instrument van deelachtmaking, namelijk van de volmaakte gerechtigheid van Christus.
De bijbelse orde van de rechtvaardigmaking is echter van fundamenteel belang voor het ware geloofsleven. Het is daarom puur remonstrants te leren dat de rechtvaardigmaking op het geloof volgt. In de Remonstrantse Confessie, hoofdstuk 11, staat namelijk tot weerlegging van de gereformeerde(!) geloofsbeschrijving geschreven: “Daarom wordt ook zulk een toestemming een vertrouwen genoemd; niet een vertrouwen op de bijzondere barmhartigheid Gods, waarmee wij ieder persoonlijk geloven, dat ons onze zonden vergeven zijn. Want zo’n vertrouwen behoort niet tot het wezen des geloofs, noch maakt het het wezen des geloofs zelf uit. Dus is het een zaak, die direct op het geloof volgt, aangezien het geloof een conditie (= voorwaarde) is, die vereist wordt om vergeving der zonden (te ontvangen); en daarna een verzekerd vertrouwen ván zulk een vergeving te verkrijgen; en (omdat) dat geloof dus noodzakelijk vooraf moet gaan.”
Of men nu het geloof aanmerkt als een vrucht van ‘s mensen vrije wil óf als een gave Gods, het is en blijft onbijbels en ongereformeerd als men het geloof laat voorafgaan aan de genadige rechtvaardigmaking, of andersom. Degenen die het ene óf het andere leren ontkomen er niet aan het geloof aan de verdiensten van menselijke werkzaamheden toe te schrijven. Het is de mens echter niet gegeven te besluiten om te geloven of niet te geloven, want dat besluit komt alleen God toe. Daarom heet het ook: vrije, soevereine genade! “Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave”, Ef. 2:8.
De toerekening van de gerechtigheid van Christus en de aanneming ervan door het geloof, mogen daarom nooit ten kóste van elkaar worden uitgespeeld. Rechtvaardigmaking en geloof zijn zo nauw met elkaar verenigd, dat zij onmogelijk van elkaar gescheiden kunnen worden, zonder de bijbelse heilsleer geweld aan te doen. Alle scheidingen en tijdsbepalingen die er tussen de rechtvaardigmaking en het geloof gecreëerd worden, komen voort uit een gemis aan bevindelijke en geheiligde kennis van de rechtvaardigmaking door het geloof.

© 2004 Copyright bij Uitgeverij ‘De rokende Vlaswiek’ - Stolwijk
ISBN 90-76100-69-1
NUR 700


Geachte heer WB, ik zou niet graag beweren dat ds. Paauwe contra de Reformatie geleerd heeft. Bovendien wist Paauwe zichzelf als een goddeloze met God verzoend. Zijn leer is zeker gereformeerd te noemen, hoewel ik niet alles wat Paauwe geleerd heeft voor mijn rekening neem. Dat heb ik u met genoemde fragmenten uit het boek "Het water des Levens" duidelijk willen maken.

Hopend u hiermee van dienst te zijn geweest, verblijf ik met een hartelijke groet,

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl