|
|
|
Meneer Burggraaf, Enige tijd geleden heb ik u nog wel eens vermoeid met mijn theologische vragen omtrent bekering en geloof. Het was slechts vleselijke vijandschap. Maar ik was vanavond bij mevrouw B. in Reeuwijk, voor een paar klusjes in het huis. Ze mocht zo getuigen van de hoop die in haar is (niet om haar natuurlijk, maar dat weet u), dat het me beschaamde. Ik wil u om vergeving vragen voor mijn tegenwerpingen. Ik ga nu nog wel eens naar de C.A.G. in W., en het Woord wordt daar toch in alle bescheidenheid verkondigd. Maar mijn hart is zo koud, meneer Burggraaf, en het neigt zo naar de wereld, ik vertrouw mezelf niet meer. Ik probeer maar gewoon bepaalde winkels te ontlopen omdat ik anders dingen koop die gruwelijk zijn, begrijpt u? En mijn bidden is zo koud, en mijn bijbellezen ook. Alles in te beelden, zoals het mij gewoon was/is, geef ik hoe langer hoe meer op. Het wordt me afgenomen, maar wat ik overhoud is een vijandig hart, brandend van goddeloosheid. Het is verschrikkelijk. Geen lust tot bidden en de Heere zoeken. Wel lust tot allerlei discussies over van alles en nog wat, maar dat brengt vaak hete hoofden. In uw werken roept u vaak op tot bekering en geloof. Hartelijk dank, ook nog voor die boeken. Misschien mag ik het niet zeggen van u, maar bijvoorbeeld bij u en mevrouw B. proef je de godzaligheid, dat hoeft niemand mij te vertellen, je merkt het gewoon. Niet om u of haar op te hemelen, hoor, want het zijn allemaal mensen. Maar nu aan het eind van mijn vleselijke theologie en vleselijke discussie, kom ik tot de ontdekking: het is alles ijdelheid. Maar ik gevoel geen schuld, en ik gevoel geen smart over mijn zonden, alleen een protest tegen de zonden, net als naamchristen in de Christenreis van Bunyan. Wat zou u tot zo'n koude farizeeër zeggen?
Mvg. M.V.
Beste M.V., Wat ik tegen zo'n koude farizeeër als jij zou willen zeggen, is: Je bent te koud om aan te pakken, te zwaar om mee te praten, te licht om op te tillen, te ongevoelig om mee om te gaan, maar je bent er te beklagenswaardig aan toe om aan je lot over gelaten te worden. Jongen, wat zie je toch dodelijk bleek! Je lijkt wel een berooide Jerichoganger. Kom, mijn vriend, dan help ik je op mijn ezel en dan breng ik je wel naar een hospitaal ergens hoog in de bergen, genaamd Bethesda, want daar komt weleens een zeer bekwame Geneesmeester die Zijn patiënten niet reinigt met water en zeep, en hen niet verbindt met loze pleisters, maar hen wast en reinigt met Zijn dierbaar bloed dat reinigt van alle zonden. Hij behandelt alleen ongeneeslijk zieken, zoals koude farizeeërs en verstokte zondaren, die niets anders doen dan zonde op zonde stapelen en hun verdoemenis dagelijks groter maken. Mensen die zichzelf willen helpen laat Hij echter rustig zo'n 38 jaar doortobben, totdat ze geen mens meer overhouden, zodat al hun hoop op herstel is vergaan. Alleen hopeloze gevallen komen in aanmerking voor een directe behandeling. Je hoeft geen ziekenfondsbewijs mee te brengen, want al Zijn behandelingen geschieden op Zijn kosten. Je hoeft alleen je zonderegister mee te nemen die echter zo hoog moet zijn als de hemel van de aarde verwijderd is, want anders kom je op de wachtlijst. Alleen aangeschoten messentrekkers, dodelijk zieke bordeelbewoners en verdoemde belastingontduikers worden door Hem geadopteerd en krijgen een spoedbehandeling d.m.v. een unieke Bloedtransfusie waardoor zij in een punt des tijds nieuwe schepselen worden en voor eeuwig voor Zijn rekening leven. Koude farizeeërs zijn ook welkom bij deze Geneesheer en die mogen zich zelfs na het spreekuur bij Hem melden, al was het te middernacht. Die Geneesmeester slaapt en sluimert namelijk nooit en met ijskoude harten weet Hij wel raad, want Zijn Naam is Raad, sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst. Hij heeft raad voor radelozen, sterkte voor krachtelozen, eeuwig leven voor dode zondaren en Hij maakt vijanden tot Zijn vrienden. Deze Geneesmeester is echter geen zachte heelmeester die stinkende wonden maakt, zoals er in onze dagen bij hopen op de kansel staan, nee, ik vrees dat Hij je direct meeneemt naar de Intensieve Care afdeling, want koude farizeeërs hebben dringend een harttransplantatie nodig, omdat zij op bevriezen na dood zijn. Wees echter niet bevreesd, want ik heb nog nooit gehoord dat een hartoperatie onder Zijn handen faalde. Bovendien staat Hij met Zijn eigen Leven Borg voor al Zijn patiënten... Nou, we zijn er, daar is het hospitaal! Ik ga deze keer niet mee naar binnen, want ik ben reeds ingegaan en wettelijk geregistreerd in de Vrijstad en mijn levenspaspoort is reeds door Hem getekend, hoewel ik zwart ben, nog zwarter dan jij, doch lieflijk in Zijn ogen. Ik -ellendig onverbeterlijk vleselijk mens- ben echter nog niet gearriveerd, maar 'k ben op doorreis naar de stad die fundamenten heeft, Wiens Kunstenaar en Bouwmeester God is. Ga door de enge Poort daar in de muur, en laat je niet ophouden door al die E.O.-straatventers die je een geloof willen opplakken met een levensduur van nog geen dag. Pas ook op voor reformatorisch uitziende glazenwassers die je met een ladder over de muur willen helpen, want als je daarvan gebruik maakt, is er geen genezing meer mogelijk. Nou dag, hoor. Ga zonder omwegen naar die Geneesheer, en als je dan omkomt vanwege de vreze des doods omtrent Zijn hoge Komaf, dan kom je maar om aan Zijn gezegende voeten, want Hij maakt doden levend, goddelozen zalig en koude farizeeërs die met hun vijandschap geen raad noch uitweg weten, ontneemt Hij alle wapenen, breekt hun harten op Zijn spreken en laat hen als een gerechtvaardigde tollenaar Huiswaarts keren, een Huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. Beste MV, ik wens je een voorspoedige 'dood' toe, want indien wij dan met Hem gestorven zijn, zo zullen we ook met Hem leven, van nu aan tot in der eeuwigheid. En als ik Hem ken en door Hem gekend ben, is Christus mijn Gerechtigheid, God mijn Vader en de Heilige Geest mijn Trooster. Dan zing ik met Robert McCheyne:
Nu ken ik die waarheid, zo diep als gewis, Dat Christus alleen mijn Gerechtigheid is: Nu tart ik de dood, nu verwin ik het graf, Nu neemt mij geen satan de zegekroon af! Nu reis ik getroost onder 't heiligend kruis Naar 't erfgoed daarboven, in 't Vaderlijk huis, Mijn Jezus geleidt mij door de aardse woestijn, "Gestorven voor mij!" zal mijn zwanenlied zijn.
"Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is Wijsheid van God, en Rechtvaardigheid, en Heiligmaking, en Verlossing, opdat het zij, gelijk geschreven is: Die roemt, roeme in den Heere", 1 Kor. 1:30. Drie-enig God, U zij alle de eer! Amen.
De groetenis met mijn hand,
GPPB.
|
|
|
|
|
|