|
|
RECHTVAARDIGMAKINGSDRIJVERS
| |
|
|
Een inzender schrijft: Van harte ben ik het eens met uw artikelen omtrent de leer van de rechtvaardigmaking van de goddeloze. Helaas is deze leer (waarmee de kerk staat of valt) in de huidige kerkverbanden ver te zoeken. Hoewel ik van harte de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze onderschrijf en zelf ook bevindelijk mag kennen in Christus, heb ik ook negatieve ervaringen gehad met mensen die deze leer verdogmatiseren en er een 'stuk leer' van maken. Dezulken snijden iedereen de kop af, ook diegenen die onder de bearbeiding van Gods Geest verkeren, in de overtuiging van zonden, gerechtigheid en oordeel. Hoewel overtuigde zielen nog niet wedergeboren zijn, worden zij zeer hard behandeld door de zogenaamde 'rechtvaardigmakingsdrijvers' die geen enkel begrip kunnen opbrengen voor deze schuchtere en uitziende zielen en ook geen enkele leiding geven, of wel wellicht niet kunnen, of zelfs niet willen geven, omdat zij van de rechtvaardigmaking een karikatuur gemaakt hebben en iedereen die hieraan niet voldoet, wordt de kop afgehakt en op de mesthoop geworpen. Ik ben zeer verheugd dat u wel pastoraal met zulke uitziende zielen wenst om te gaan, zoals ik ook in verschillende ingezonden stukken heb gelezen, hoewel u hen terecht(!) geen valse grond onder de voeten schuift. Ik ben het volkomen met u eens dat vele predikanten die genoemde uitziende zielen zalig spreken, zielsmisleidend bezig zijn, maar dat komt omdat men zelf niets weet van de vergeving der zonden. Het leger zielsmisleiders die uitziende zielen met enige ontdekking zalig spreken groeit met de dag, terwijl de door mij genoemde 'rechtvaardigmakingsdrijvers' vroeger veel meer voorkwamen dan in onze dagen. Ik geloof dat beiden groepen zeer schadelijk zijn voor de kerk, bovendien verkeren er velen van Gods volk in de dienstbaarheid door een wettische bakering in de prediking. De ware vrijheid in Christus is zeer verdacht in onze dagen, zowel bij het genoemde leger zielsmisleiders als bij de 'rechtvaardigmakingsdrijvers', maar beide groepen leven doorgaans van geijkte dogma's en dan is Christus de grote Afwezige! O, dat we met de Bruid uit het Hooglied aanhoudend zouden smeken: "Ontwaak, Noordenwind! en kom, gij Zuidenwind! doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame, en ate Zijn edele vruchten!"
Broeder Burggraaf, ik wens u de zegen des Heeren toe, zowel met uw schrijven, alsook met uw mission work onder de indianen.
Met broedergroet, M.K. v. J. te D.
Geachte heer Van J., Hartelijk dank voor uw veelzeggende brief. Ik heb er niets aan toe te voegen. Het is uit mijn hart gegrepen! Gode alleen de eer.
Hartelijk broedergroet van de uwe in Christus,
GPPB.
|
|
|
|
|
|