|
|
|
VRAAG: Hoe gaat dat in zijn werk, de weg der ontdekking?
ANTW.: God is een God Die de goddeloze rechtvaardigt om niet. We zien dat in het leven van Saulus van Tarsen, de Samaritaanse vrouw, bij Manasse, bij de moordenaar aan het kruis en bij zoveel anderen meer. En door deze wonderbaarlijke opzoekende liefde van Christus, Die Zich in het hart van een verloren zondaar openbaart tot vergeving der zonden, begint de bekering, de droefheid over de zonden en de droefheid naar God die een onberouwlijke bekering werkt tot de zaligheid. Deze leer strekt tot troost van het volk Gods, maar ook tot waarschuwing van de valse leraars, die een godverloochenende leer prediken van een voorgezien geloof en een algemene barmhartigheid prediken, zodat het arme, onkundige volk in zorgeloosheid terneer blijft liggen in de klauwen van de satan, dood in zonden en misdaden. Als een waarlijk ontdekte zondaar in de spiegel der Wet zijn bestaan voor God heeft gezien en door de Wet zijn doodvonnis krijgt ingedrukt, vergaat al zijn valse hoop en in plaats dat hij God dacht lief te hebben, komt hij als een vijand van God openbaar. In plaats dat hij meende God met tranen te kunnen bewegen, moet hij een huichelaar inleven, zodat hij gewaar wordt voor God niet te kunnen bestaan. Zijn goede gestalte, goede werken, bidden en tranen zijn bevonden als enkel blinkende zonden voor God. Toch gaat God met zo'n zondaar nog een stap verder en doet hem niet alleen de vloek der Wet inleven, maar zet hem terug in zijn oude adamsbestaan, zodat hij het uitgesproken vonnis des doods niet meer ontlopen kan. Eerst vecht hij daar nog tegen, maar God houdt hem op die plaats des gerichts, totdat de zondaar tot de hel toe vernederd is, alvorens hem door vrije genade in Christus te redden. Hoewel er geen bepaalde graad is aan te geven in de diepte van de ontdekking, is God wel een God van orde en wordt de zondaar wel zodanig vernederd dat hij hel- en strafwaardig wordt, en wel zodanig dat gewillige strafaanvaarding volgt als vrucht van de gewilligheid van Christus. Gods volk sterft door de dood van Christus de dood der Wet en krijgt een welbehagen in de straffe van haar ongerechtigheid. Toch bid zo'n zondaar niet om zijn verdoemenis, o nee, maar God maakt Zijn volk wel helwaardig, alvorens Christus in haar ziel geopenbaard wordt tot vergeving der zonden. Als het verdoemend recht der Wet zijn werk gedaan heeft, blijft Christus geen seconde achter, maar openbaart Zich vanachter het recht in het hart van de betreffende zondaar, tot vergeving en vrijspreking van zijn zonden en schuld en gaat met de gewassen zondaar in ondertrouw. Zo ontvangt de zondaar een recht op het eeuwige leven en de zondaar van zijn kant neemt Christus aan door het geloof. Hierop volgt de verzegeling des Geestes, door hetwelk de gelovige en gerechtvaardige zondaar 'Abba Vader' mag stamelen en verzekerd mag zijn van zijn aandeel in Christus door het geloof. Tegenwoordig zijn er leraars, en die heb je altijd wel gehad, die een verbaliserende Wet vereenzelvigen met een verdoemende Wet. Maar een proces verbaal is nog wat anders dan het vonnis der Wet zelf. Met een proces verbaal kun je het recht Gods (de afsnijding) nog ontlopen, maar als de verdoemende Wet inkomt, zoals die bij Paulus ingekomen was, dan wordt het sterven en dat is de enige weg om Gode te kunnen leven (Gal. 2:19). Dat deze bevindelijke leer (die van de rechtvaardiging van de goddeloze) verdacht gehouden wordt in onze dagen en uitgespeeld wordt tegen de leer der heiligmaking, is onderhand wel bekend en er is wat dat betreft niets nieuws onder de zon. Een getrouw oudvader zegt ergens: "Wanneer predikanten die het volk zoeken af te brengen van de Wet der werken en van hun eigengerechtigheid, en zij dan gelasterd worden als waren zij vijanden van de ware heiligheid, zo durf ik het te wagen om met vrijmoedigheid te zeggen, dat het een snode lastering is." Gods gerechtvaardigde volk wordt niet zelden uitgemaakt voor 'antinomianen' en volmaaktheidsdrijvers, want hele volkstammen willen met de Wet ter hand naar het beloofde land. Het zal echter niet gaan. "Sion zal door recht verlost worden en haar wederkerenden door gerechtigheid." Doen wij dan de Wet teniet? Dat zij verre. Gods volk houdt de Wet hogelijk in ere en dat kan alleen als we aan de Wet gestorven zijn. Door het geloof bevestigen wij de Wet en hebben wij een vermaak in de Wet Gods naar de inwendige mens, maar nooit meer om die te gaan doen om tot onze zaligheid bij te dragen. Nee, in die zin is Gods volk vrij van de Wet, omdat zij leeft uit een Ander, namelijk Christus. Hij is de Opstanding en het Leven en een arme, verloren zondaar, die niets anders kan dan zijn doodvonnis inwachten, wordt door Hem tot leven verwekt en zalig verklaard: "Ik leef en gij zult leven." Komt, o kom dan, kom dan en ziet de Mens, Die gezegd heeft, alles wat ik gedaan heeft, is deze niet de Christus? Ja, Hij is Het, Hij is de Gegevene des Vaders, vol van genade en waarheid, voor een ter dood veroordeelde. Bij en in Hem is leven en vrijheid in gebondenheid aan Zijn kruis en dood, ja, Hij Zelf is het Leven, ja, het Leven is mijn. Amen.
GPPB.
|
|
|
|
|
|