'COMMUNIS OPINIO'
'THE INFUSION OF A HABIT OF SANCTIFICATION' - GEREFORMEERD OF BIJBELS?        
Plaats in winkelmandjeMandje
Van een inzender:
In uw boeken 'Mijn genade is u genoeg'; 'Het water des levens' en 'Opdat ik Gode leven zou', valt me de persoonlijke, expressieve wijze van schrijven op. Het is duidelijk dat u schrijft over zaken die u nauw aan het hart liggen. Daarbij is het ook evident, dat u niet slechts dogmatische zaken wilt bespreken, maar voortdurend erop wijst dat dogmatische posities en overtuigingen, concreet zijn te traceren in kerkelijk Nederland, en soms verstrekkende gevolgen hebben voor prediking, pastoraat en geestelijk leven. Uw grote bezorgdheid en bewogenheid is duidelijk te proeven in uw geschriften, en dwingt respect af, en meer: instemming. Toch zou ik van u een nadere verklaring willen vernemen t.a.v. het volgende:
In de gereformeerde theologie wordt de instorting van een 'habit of sanctification' eenstemmig verdedigt, en de stelling dat het geloven in orde aan de rechtvaardigmaking voorafgaat is de cummunis opinio van praktisch alle gereformeerde theologen van de 17e eeuw.
Mijn punt is, dat de bovenstaande visie door u voortdurend als volstrekt ongereformeerd wordt afgewezen. Kunt u zich nader verklaren?

vr. gr. NN.


Geachte inzender,
Tussen 'de gereformeerde theologie' en 'de bijbelse theologie' staat voor mij lang niet altijd een is-gelijk-teken. Zeker niet wat men vandaag de dag allemaal onder de noemer 'gereformeerde theologie' ten toon spreidt. De cummunis opinio t.a.v. de 'habit of sactification' van de 17e eeuwse vaderen is allang achterhaald, met name door dr. H.F. Kohlbrugge. Het boek 'gereformeerde theologie' heb ik -zoals gezegd- al enige tijd uit, tenminste wat de neonomiaanse interpretatie betreft, waarmee de huidige theologie vergeven is. Ik heb er ooit een artikel aan gewijd: "Gereformeerd of bijbels?" Gods Woord is het einde van alle tegenspraak en niet de zogenaamde 'gereformeerde theologie', want dan blokkeert men juist een doorgaande Reformatie. T.a.v. de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze is het in de Na-Reformatie al verkeerd gegaan en feitelijk al sinds Augustinus. De geschiedenis herhaalt zich. Het conflict tussen Kohlbrugge en Da Costa vindt haar oorsprong al in Antiochië en dat conflict herhaalt zich ook in onze dagen. Toen dr. W.J. op 't Hof (HHK) een jaar of wat geleden in het RD dr. H.F. Kohlbrugge als 'ongereformeerd' bestempelde, is er bij mij iets geknapt van binnen. Ik vind dat een grove lastering en ik heb er dan ook een artikel aan gewijd. Kohlbrugge was geen dogmaticus, maar een bijbels theoloog van formaat, een laatgeboren Reformator, de zuiverste theoloog die Nederland ooit heeft voortgebracht. Kohlbrugge is niet gepromoveerd op een 'stomme' oudvader, maar op het levende Woord. Op een paar hiaten na is zijn theologie voluit bijbels, ontbloot van voetiaanse scholastiek en heidense filosofie. Goed, nu weer ter zake.
De rechtvaardigmaking is een daad Gods, namelijk een rechtvaardigverklaring van de goddeloze op grond van de toegerekende gerechtigheid van Christus, dus niet van de gelovige. Ik heb dat uitgebreid aan de orde gesteld in mijn boek "Het water des Levens", hoofdstuk 5, getiteld: "Waarmee de Kerk staat of valt", met als ondertitel: "De Toetssteen van de ware en valse rechtvaardigmaking." Ook haal ik Ursinus en Olevianus in hetzelfde hoofdstuk aan, die ook leren dat de rechtvaardigmaking IN ORDE (niet in tijd) aan het geloof voorafgaat. De vrije wils volgorde: 'Eerst geloof en dan rechtvaardigmaking' is een uitvinding van Arminius, een uitvinding die zelfs vastgelegd is in de Remonstrantse Confessie, hoofdstuk 11, waar tot weerlegging van de gereformeerde(!) geloofsbeschrijving staat geschreven: "Daarom wordt ook zulk een toestemming een vertrouwen genoemd; niet een vertrouwen op de bijzondere barmhartigheid Gods, waarmee wij ieder persoonlijk geloven, dat ons onze zonden vergeven zijn. Want zo'n vertrouwen behoort niet tot het wezen des geloofs, noch maakt het het wezen des geloofs zelf uit. Dus is het een zaak, die direct op het geloof volgt, aangezien het geloof een conditie (= voorwaarde) is, die vereist wordt om vergeving der zonden (te ontvangen); en daarna een verzekerd vertrouwen ván zulk een vergeving te verkrijgen; en (omdat) dat geloof dus noodzakelijk vooraf moet gaan."
De 'gereformeerde theologie' stemt dus op dit punt merkwaardig genoeg overeen met de Remonstrantse Confessie. Ik ga er echter niet in mee.

Ten aanzien van de 'wedergeboortegenegenheden' leert Gods Woord dat al de wedergeborenen de goddelijke natuur deelachtig zijn (2 Pet. 1:4) en dat onderschijf ik in al mijn geschriften, maar dat is iets heel anders dan 'ingestorte heiligheid en/of kwaliteit'. De goddelijke natuur die Gods volk heeft bestaat niet uit een ingestorte heiligheid, maar is de inwoning van de Heilige Geest. Wel is de liefde van Christus in het wedergeboren hart uitgestort, let wel: door de Heilige Geest die ons gegeven is (Rom. 5:5). Geen hebbelijke en zelfstandige kwaliteit dus. 'Ingestorte heiligheid' komt bij Rome vandaan.

Nog even wat de onbijbelse orde 'geloof/rechtvaardigmaking' betreft, hadden de 17e eeuwse theologen (ook ds. Van der Groe en ds. Paauwe) zich aan Gods Woord moeten houden, want Gods Woord leert OVERduidelijk niét de rechtvaardiging van de gelovige, maar van de goddeloze! Als het geloof aan de schenking (de toerekening van de gerechtigheid van Christus) voorafgaat, is het geloof niet meer een instrument van deelachtmaking, maar een voorwaarde om zalig te worden. Het geloof werkt zuiver instrumenteel, als middel van deelachtmaking. De rechtvaardigmaking is geen vrucht van het geloof, want als dat zo zou zijn, is het geloof niet meer zuiver instrumenteel, maar materieel. De rechtvaardigmaking door het geloof is trouwens een vrucht van de opstanding van Christus. Christus is voor de goddelozen gestorven, die (nog) niet in Hem geloven! (Rom. 5:6), hoewel zij daartoe wel uitverkoren zijn. En God rechtvaardigt op grond van de dood van Christus diezelfde goddelozen uit Rom. 5:6, dus die niet in Hem geloven, maar op Zijn vrijspraak in Hem geloven, namelijk God Die de goddelozen rechtvaardigt om niet. Zo leert Gods Woord het en zo heeft de Heere het mij ook geleerd in de toepassing. Ik wil de orde van rechtvaardigmaking/geloof met een bijbels voorbeeld illusteren. Wanneer komt de blindgeborene tot het geloof in Christus? Al voordat Christus Zich aan hem openbaarde? WAAR STAAT DAT? Nee, de blindgeborene, die door Christus ziende gemaakt is, ontmoet Christus voor de tweede maal en komt pas tot het geloof NADAT Christus Zich aan hem bekend maakt met de levendmakende en rechtvaardigmakende woorden: "Ik ben Het Die met u spreekt." Dat was juist de nood van de blindgeborene: "Wie is Hij heere, OPDAT ik in Hem moge geloven", Joh. 9:36. Met zijn vraag om te geloven was hij nog geen gelovige, want Christus spreekt alleen en uitsluitend doden zalig. "DODEN zullen horen..., enz. en geen gelovigen. Dat vinden we in heel de Schrift terug, ook in de bekering van alle bijbelheiligen. De levendmakende stem van de Zoon van God is de vrijspraak, is de toerekening, is de rechtvaardigmaking, is de schenking, waarop de aanneming door het geloof volgt (niet in tijd, maar wel in orde). Al die filosofische verklaringen over de rechtvaardigmaking, heet tegenwoordig de 'gereformeerde theologie', maar laten we bijbels blijven ook in de verwoording van zaken. De gelovigen rusten eenvoudig op het ja-woord van Christus. Hij spreekt, en het is er, en dan is er alles, ook het geloof. Als de Zonne der gerechtigheid in de ziel schijnt, daar verschijnt ook het geloof, maar als het Licht nog nooit in de ziel geschenen heeft, daar heerst de dood, de duisternis en het ongeloof. Het staat ook nergens in Gods Woord dat de rechtvaardigmaking een vrucht is van het geloof. De rechtvaardigmaking is een vrucht van Christus' lippen. Hij spreekt rechtvaardigverklarend en dan gelooft de zondaar in HEM. Ik geloof niet in iets, niet in mijn rechtvaardigmaking, niet in mijn geloof, maar in een Persoon, op Wiens toezegging (belofte) ik levendgemaakt en gerechtvaardigd ben.
Bovendien, als de genoemde (wan)orde en de 'habit of sactification'-stelling de grondslag van de gereformeerde theologie moet heten, dan is dat geen bijbelse, maar een filosofische grondslag. Mensen met weinig verstand (waarvan ik de voornaamste ben - Spr. 30:2), zouden dan eerst 'de gereformeerde theologie' moeten bestuderen om erachter te komen dat Gods Woord met 'de rechtvaardiging van de goddeloze' 'de rechtvaardiging van de gelovige bedoelt'. Dat zou dan -eenvoudig gezegd- betekenen dat achter elke waarheid der Schrift een tegenovergestelde waarheid schuilgaat, waar we alleen door de filosofie achter kunnen komen. Zo komt de vrije genadeleer wel op de helling te staan. Op dit punt verwijs ik de 17e eeuwse 'cummunis opinio' op grond van de Schrift naar het rijk der fabelen (Kol. 2:8; 2 Tim. 4:4; 2 Pet. 1:16). In de bijbelse grond der zaak is er trouwens geen sprake van de rechtvaardigmaking, zolang de aanneming door het geloof achterwege blijft. Rechtvaardigmaking geschiedt door het geloof, maar niet op voorwaarde of als vrucht van het geloof. Laat ik het zo zeggen: Het geloof maakt geen deel uit van de rechtvaardigmaking, maar maakt die effectief. God in Christus spréékt de goddeloze zalig en dan volgt (in orde) het geloof. God schenkt en de zondaar neemt aan en niet andersom. Dat moet zelfs voor een kind duidelijk zijn. Om het vrije genadekarakter van de rechtvaardigmaking te onderstrepen, moet dus ook gezegd worden dat áls God in het uur der minne een verloren zondaar de gerechtigheid van Christus toerekent op Zijn spreken, dat het voor de zondaar onmogelijk is om Christus niet aan te nemen door het geloof, om de eenvoudige reden dat God met de schenking ook het geloof schenkt, en dat aanbiddelijke Godswonder heet: vrije, soevereine genade. Geen coöperatieverband dus.
De rechtvaardigmaking geschiedt dus in een punt des tijds en op grond van de verdienste van Christus, want Hij is opgewekt om onze rechtvaardigmaking, maar de opstanding van Christus is onze rechtvaardigmaking zelf niet. Er bestaat geen vijfderlei rechtvaardigmaking à la Comrie, maar 1, namelijk de rechtvaardigmaking door het geloof. Dat wil niet zeggen dat er aan de rechtvaardigmaking door het geloof niets vooraf gaat, integendeel, want dat kunnen we vinden wat geschreven staat in Johannes 16:8. Er is echter geen 'leven' voor de rechtvaardigmaking, nee, dus ook geen geloof, want buiten Christus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf. Op grond van de Schrift wijs ik de habitus-heiligheids-filosofie resoluut van de hand. Dat wil niet zeggen dat de borgheiligheid van Christus zich uitsluitend beperkt tot de toerekening daarvan. Nee, want met de toerekening van Christus' borggerechtigheid en borgheiligheid ontvangt de levende Kerk ook de Geest der heiligmaking. Overigens leer ik dat al vanaf het begin van mijn schrijven en van het begin bestrijd ik ook al die in omloop zijnde 'ingestorte kwaliteitentheorieën', die we in de Schrift niet tegenkomen.

Hopend u hiermee van dienst te zijn geweest, verblijf ik met een hartelijke groet,

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl