|
|
'GIJ ZULT MIJN GETUIGEN ZIJN' (1)
| |
|
|
Als de opgestane Levensvorst op punt staat om ten hemel te varen op de berg die Hij daarvoor bescheiden had, worden de discipelen door Hem in hun roeping -om aan alle creaturen het Woord te prediken- bevestigd. Zij zijn uitverkoren om levende getuigen van Hem te zijn. Getuige [Eng, witness, Gr. martus] van Christus zijn, betekent martelaar zijn. Aan het getuigen van Christus zijn is dus lijden verbonden. Ze mogen de goede belijdenis belijden die Christus betuigd heeft onder Pontius Pilatus (1 Tim. 6:13). Zoals Christus het getuigenis des Vaders beleden heeft, zo zullen al Gods kinderen levende belijders zijn van de goede belijdenis in Christus. "Strijd den goeden strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven, tot hetwelk gij ook geroepen zijt, en de goede belijdenis beleden hebt voor vele getuigen", 1 Tim. 6:13. De tekstwoorden ter overdenking omtrent deze goddelijke roeping kunt u vinden in Gods heilig en onfeilbaar Woord en wel in Handelingen 1, daarvan het achtste vers, waar aldus luidt:
"Maar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal; en gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judea en Samaria, en tot aan het uiterste der aarde", Hand. 1:8.
In afhankelijkheid van des Heeren Geest wensen we drie punten te overdenken:
1. De roeping om getuige te zijn 2. De inhoud van die roeping 3. De uitwerking van het getuigenis
"Gij zult Mijn getuigen zijn." Dat is een afkondiging in de toepassing, en dat kan geen mens verhinderen noch bewerken. Vandaag de dag gaan er velen aan de slag en kunnen met het Woord werken, maar van de discipelen staat beschreven wat Christus voor hen bestemd heeft, namelijk dat zij Zijn getuigen zullen zijn. Zij moeten niet, maar zij zullen het zijn. Er was echter al geruime tijd verstreken, sinds zij door Christus geroepen waren om vissers der mensen te worden en de tijd hunner uitzending. Tussen de roeping en zending ligt de tijd der bekwaammaking. In die tussentijd zijn al de apostelen door hun bekering gezakt, en hebben Christus Jezus en Dien gekruisigd als hun enige Bekering overgehouden. Dat is noodzakelijk om getuige van Christus te kunnen zijn. Door ervaring zijn de discipelen erachter gekomen dat Christus de pers alleen getreden had en dat niemand van de volkeren met Hem was. Petrus kon nooit meer de bekeerde man uithangen, want hij had publiek zijn Meester verloochend. En al de discipelen hadden Christus in de hoogste aanvechting verlaten in de hof van Gethsémané. Zij hadden dus de grond uit hun bekering verloren en konden van nu af aan alleen maar van zich afwijzen en op Christus wijzen. "Hij is Het en wij zijn het niet!" Wij zijn slechts getuigen van hetgeen wij gezien en gehoord hebben. Ja, wacht even, ze waren levende getuigen. Ze hadden het niet uit een boekje geleerd, maar van Christus Zelf. Ze waren niet onderwezen op de Boezemsingel, want dan hadden zij Christus niet als het Begin van het geestelijke leven, maar als een station verder gepreekt, met de rechtvaardigmaking in de vierschaar van het geweten als een niet noodzakelijk sluitstuk. Nee, de discipelen waren levende getuigen van de Opstanding en het Leven, van het Begin en het Einde, van de Eerste en de Laatste, ja, van het Begin der (her)schepping Gods. En nu stonden zij op de berg, terwijl Christus Zijn testament aan hen vermaakte in de bekendmaking alle dagen met hen te zijn (Matth. 28:20) en daarbij beloofde dat zij Zijn getuigen zouden zijn. Christus deed geen beroep op hun goodwill, maar sprak slechts wat er zou geschieden. Ze zouden Zijn getuigen zijn. De discipelen werden hier bevestigd in hetgeen God voor hen bestemd had. Velen gaan op grond van hun bekering getuigen, maar dat is te kort, want dan staat de bekeerde mens centraal. De discipelen konden zelfs op grond van hun roeping niet uitgaan. Zij hadden daarvoor de drijvende, leidende en verlichtende kracht des Heiligen Geestes nodig. En die tweede Trooster komt Christus hen hier te beloven en toe te zeggen. Zij mochten Jeruzalem niet verlaten, totdat zij aangedaan zouden worden met kracht uit den hoge. "En als Hij met hen vergaderd was, beval Hij hun, dat zij van Jeruzalem niet scheiden zouden, maar verwachten de belofte des Vaders, die gij, zeide Hij, van Mij gehoord hebt", Hand. 1:4. Niet door ingestorte krachten en gelijknamige kwaliteiten, maar de Heilige Geest Zelf zou hun monden openen om de werken Gods te verkondigen. Al de apostelen waren dus geroepen met een goddelijke roeping om getuige van Christus te zijn. Velen gaan lopen vanuit de begeerte, menende om God van dienst te kunnen zijn, maar dat eindigt altijd in een catastrofe voor het vlees. Ik heb er al heel wat zien gaan en zien komen. Als de kerken zogenaamde veldwerkers, bloembollen- en pluimveehouders in speciale daarvoor belegde diensten uitzenden, dan is dat een vrucht van wettische dienstbaarheid. Van zulk soort uitzendingen weet God niet af en Hij staat er ook niet voor in. Is men van God geroepen? Zijn we van God of van de mensen geleerd? Ik heb eens een dominee horen zeggen dat hij ontzettend veel van een bepaald kind van God geleerd had. Dat kon Saulus van Tarsen ook zeggen vanuit zijn eertijds. Immers, Paulus had aan de voeten van de godgeleerde Gamaliël gezeten en was door hem onderwezen in de oudvaderlijke instellingen van Mozes (Hand. 22:3). Maar al die kennis heeft Paulus in moeten leveren en er de dood op moeten schrijven, want dat was een opgeblazen kennis en een leven zonder de Wet (Rom. 7:9). Paulus heeft het niet van een mens geleerd, maar van Christus Zelf. "Want ik heb ook hetzelve niet van een mens ontvangen, noch geleerd, maar door de openbaring van Jezus Christus", Gal. 1:12. Dus aan al die Gods- en Schriftkennis middels het onderwijs van Gamaliël is Paulus gestorven (Gal. 2:19a), want al die verstandskennis zat niet alleen een voet te hoog, het was alleen maar ballast, waarmee hij God en zijn naaste in de weg stond. Sommigen beweren dat al die eertijdse kennis bij Paulus is geheiligd geworden. Op grond van de Schrift geloof ik daar niets van. Met al die bovenkamerkennis werd Paulus (Saulus) met een klap van zijn paard geslagen en toen wist de hooggeleerde Saulus ineens NIETS meer. Als een gespeend en blind kind vraagt hij bevend: "Heere, Wie zijt Gij? Wat wilt Gij dat ik doen zal?" Ja, en toen heeft het nog drie dagen geduurd eer dat Paulus achter het geheim was waarvan hij getuigt in Galaten 2:19-20. Paulus is zo radicaal uit het zadel van Mozes geslagen, dat hij van al die oudvaderlijke wetskennis zich niets meer herinneren kon. Christus had Paulus de definitieve genadeslag gegeven, hem als een lijk op het vlakke des velds geworpen en hem als een vijand met God verzoend door Zijns Zelfs Offerande. Ja, en van die tijd kon Paulus ten aanzien van zijn roeping en kennis in Christus alleen maar zeggen: "Want ik heb ook hetzelve niet van een mens ontvangen, noch geleerd, maar door de openbaring van Jezus Christus", Gal. 1:12. En in Galaten 1:15-16 schrijft Paulus: "Maar wanneer het Gode behaagd heeft, Die mij van mijner moeders lijf aan afgezonderd heeft, en geroepen door Zijn genade, Zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Denzelven door het Evangelie onder de heidenen zou verkondigen, zo ben ik terstond niet te rade gegaan met vlees en bloed..." Zeker, een kind van God kan gebruikt worden tot iemands heil, maar ze zullen allen van de Heere geleerd zijn!
Dus aan het "getuige van Christus zijn" ligt een goddelijke, inwendige en krachtdadige roeping ten grondslag. Eerst van God bekeerd, dan van God geroepen en vervolgens van God geleerd. Dat is de heilige orde waaraan de Kerk gebonden is en waarvan God niet afwijkt. Er zijn wel leraars die pas na hun ambtelijke roeping tot bekering gekomen zijn, maar dat is niet de gewone orde volgens Gods geopenbaarde wil. En dan mag niemand daar een orde van maken. Wat God doen kan krachtens Zijn verborgen besluit, daarmee kan een mens niet werken. De Kerk is gebonden aan Gods geopenbaarde wil. Er is een bijzondere en een algemene roeping om getuige van Christus te zijn. Al Gods volk is geroepen (uitverkoren) om getuige van Christus te zijn. Maar in ambtelijke zin is daar een bijzondere en krachtdadige roeping voor nodig. Elke leraar/ouderling moet bij God vandaan verslag kunnen doen van zijn bekering en roeping tot het ambt. Is dat niet het geval, dan mogen de zodanigen niet worden aangenomen, laat staan bevestigd. Dat bijbelse gegeven wordt echter door alle kerken met voeten getreden. Onbekeerde ambtsdragers zijn evenwel een vloek voor de kerk (Whitefield). De kerk gaat ten onder aan democratische kiesstelsels. Meeste stemmen gelden. Het is de dood in de pot, maar men gaat gewoon door. Tijdens de oprichting van de HHK stond men in de rij om ambtsdrager te worden en er zijn geen lege plaatsen in de kerkeraadsbanken geweest. En daar is men Gode nog "dankbaar" voor ook. Over kerkelijke poppenkast gesproken. Nee, mensen, het oordeel ligt erop. Men is massaal afgeweken van de orde Gods. Men is te rade gegaan met verrot vlees en men moet alles in beweging zetten om de kerkelijke business draaiende te houden. Men organiseert psalmzangavonden vroom ingekleed met een meditatie, zogenaamd om de zending te steunen, maar de tegenwoordige zendingsinstanties zijn dikwijls niet meer dan ordinaire reisorganisaties. Men laat elk seizoen een spreker opdraven met het refreinverhaal dat de oogst alweer mislukt is in Malawi en de mensen trappen er ieder jaar weer in. Als er één aan zending gedaan heeft, is het de apostel Paulus wel geweest. Maar ik lees nergens dat er voor Paulus psalmzangavonden zijn georganiseerd om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Nee, Paulus moest de handen uit de mouwen steken en tenten maken en zijn traktement kunnen we lezen in 2 Korinthe 11:24-33: "Van de Joden heb ik veertig slagen min een, vijfmaal ontvangen. Driemaal ben ik met roeden gegeseld geweest, eens ben ik gestenigd, driemaal heb ik schipbreuk geleden, een gansen nacht en dag heb ik in de diepte doorgebracht. In het reizen menigmaal in gevaren van rivieren, in gevaren van moordenaars, in gevaren van mijn geslacht, in gevaren van de heidenen, in gevaren in de stad, in gevaren in de woestijn, in gevaren op de zee, in gevaren onder de valse broeders", enz. enz. Wat is het dan nu een ziekelijke boel en wat waait er een verraderlijke geest. Alles ligt onder het oordeel. Soms werkt de Heere overal dwars doorheen, maar het gros predikanten spreekt en preekt zichzelf tegen en zij verkondigen met groot gemak tegenstrijdige leringen. Vandaag leren zij het zo en morgen weer anders. Morgen rechtzinnig, overmorgen antinomiaans. Vandaag zakelijk, morgen sentimenteel. Ik begrijp die hedendaagse kameleonshouding niet. Ik versta er niets van en ik wil er niets van weten ook. De HHK zoekt toenadering met andere kerkverbanden, o.a. met de HNRC, maar de leer van dr. Beeke is niet de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze. Ja, soort zoekt soort en als de blinde de blinde leidt, vallen zij samen in de gracht. Paulus had de kans niet om aan kerkpolitiek te doen, want de nood was hem opgelegd bij God vandaan. In onze dagen maakt het gemak de dienst uit. Men wil het 'aangename' en de zakelijke nuchterheid is ver geweken, zowel in 's lands vergaderzalen als op kerksynodes en preekstoelen. De discipelen waren 'geroepen getuigen' door Christus Zelf aangesteld en gezalfd door de Heilige Geest. Zij brachten het Woord zonder bijoogmerken en preekten de volle raad Gods, ten spijt van de toenmalige kerkelijke opinie, van raak niet, smaak niet en roer niet aan. Hun getuigenis oogste in de middellijke weg veel vrucht, maar ook veel vijandschap. De apostelen werden gehaat en gesmaad, maar daarvoor had de Heere hen gewaarschuwd: "Gij zult van allen gehaat worden om Mijns Naams wil", Luk. 21:17.
Nu komen we aan ons tweede punt, waaruit die roeping en het getuigenis bestaan, dus wat de inhoud ervan is. Velen menen dat 'het getuige zijn' alleen inhoud om Christus als een weerloos Lam voor te stellen en in die voetstappen te gaan. Die voorstelling is slechts 1 voetstap van Christus, maar om die ene voetstap te drukken, moet je hinken op een been en op twee gedachten. Dat is niet de gang van Christus. Christus heeft de weg gebaand tot het hemelse Jeruzalem met beide benen. Christus heeft twee voetstappen nagelaten, namelijk die van het Lam en van de Leeuw. De geroepen getuigen van Christus drukken niet 1, maar twee voetstappen, die van het Lam Gods en van de Leeuw uit Juda's stam. Christus heeft twee benen en daarin is Hij EEN Persoon. Hij is zowel het Lam Gods als de Leeuw uit Juda's stam. Zijn gang is te herkennen uit twee voetstappen, namelijk de voetstap die het recht des Vaders stempelt en de andere voetstap stempelt de gang van het lijden. De voetstappen van Christus zijn geen tegenpolen, want ze gaan in dezelfde richting. De Leeuw uit Juda's stam is Dezelfde als het Lam Gods dat de zonde der wereld wegdraagt. Christus heeft twee naturen en is 1 Persoon. Hij heeft de goddelijke natuur en de menselijke natuur. Hij is God en Hij is Mens tegelijk. Zuiver onderscheiden, niet gemengd, maar nooit gescheiden. Zijn lijdensgang was borgtochtelijk voor de uitverkoren Kerk en in Zijn menselijke natuur volbracht. Hij is in onze plaats gaan staan, tot zonde gemaakt, onder de misdadigers gerekend. In onze dagen is de leer van de plaatsvervanging, net als de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze, een leer die wel beleden, maar nauwelijks meer doorleefd wordt. Vandaar dat er zeer weinig levende getuigen van Christus zijn. Aan ploegers met andermans kalf hebben we geen gebrek in onze dagen. Maar ik heb geen roeping om Kohlbrugge (hoewel ik hem liefheb) of wie ook te laten buikspreken, maar om getuige van Christus te zijn. Dat is geen opdracht die je kunt oppakken en laten liggen, nee, voor de vervulling zorgt de Heere Zelf. Hij zet je ervoor en erin en dan spreek en schrijf je wat de Heilige Geest geeft te spreken en te schrijven, al was het maar een woordje bij God vandaan. Gods ware knechten en kinderen spreken geen halve waarheid, maar zijn getuigen van een volkomen Zaligmaker voor een volkomen verloren zondaar. En als de eer en de leer van Christus in het geding is, dan gaan ze voor geen duivel opzij, al was het ook een duivel met de zwarte preekjas, een gouden ring om de vinger en een hoed zo hoog als een schoorsteen. Niet in eigen kracht, o, nee, het vlees loochent alles bij elkaar, zonodig met vloeken en eedzwering, maar die Godevijandige oude mens is dood en heeft geen heerschappij meer. Dus Gods volk is Christus' Beeld gelijkvormig en zijn Lam en Leeuw tegelijk. Als de Leeuw van Juda's stam bestraft Christus de zonden, zegt de valse godsdienst het 'wee u' en de helse verdoemenis aan, gaat een twist met de duivel aan, wiens kop Hij vermorzelde, en verdedigt de rechten des Vaders ten bloede toe. De ere Gods woog Christus zwaarder dan Zijn Eigen leven. Dat tekent ook de gang van de ware Kerk. Dat men in onze dagen in de meest rechtzinnige kerken en kringen de ere Gods op straat en op het kerkelijke erf kan laten vertrappen, is er een sprekend bewijs van dat men niet gaat in de voetstappen van Christus.
Het opnemen voor de ere Gods acht men in onze dagen een grotere zonde(!) dan het bevestigen van onbekeerde ambtsdragers. Aan de eerste "zonde" hebben de apostelen en profeten zich getrouw "vergrepen", doch aan de laatste hemeltergende zonde maakt schier elke predikant zich schuldig, tot welk kerkverband men ook behoort. De eerste "zonde" wordt nu alleen bedreven door "vechters", die over de gehele linie van de gereformeerde gezindte laag neergezet worden, liefst zo laag mogelijk, waarbij afgunst de grote drijfveer is. Men haat het getuigenis van de bestraffende man in de poort. En velen slaan aan het lasteren en vergrijpen zich subtiel aan de zonde tegen de Heilige Geest. Gods ware volk is dit alles bekend gemaakt bij God vandaan en zij heeft de kosten overrekend, ook bij God vandaan. De getuigen van Christus staan dus aan vele verdachtmakingen en lasteringen bloot, soms vanuit een hoek waarvan je het niet zou verwachten. Het komt meer en meer openlijk openbaar dat men ook in onze dagen liever Barabbas heeft dan Christus. Nu spreek ik over de kerk, over de rechtzinnige kerken, inclusief de HHK en aanverwante bedrijven. Men preekt Christus, maar onder de preekstoel aait men Barabbas over zijn bol en men doet er alles aan om het levende Kind verdacht te maken, te negeren en zelfs met een kus te verraden. Och ja, zo de Herder, zo Zijn volk. "Ze hebben het Mij gedaan, ze zullen het ook u doen." Christus werd voor een vraat en een wijnzuiper uitgemaakt, voor een hoerekind, voor een godslasteraar en nu worden de dominees hogelijk vereerd en verafgood, zelfs door Gods ware volk. Er is dus wezenlijk iets mis. Of je wordt vervolgd omdat je godzaliglijk leeft (2 Tim. 3:12), of je wordt verafgood en bewierookt omdat je de kool en de geit spaart en de waarheid halveert en de volle raad Gods achterwege houdt. Het is dus van tweeën één. Of je houdt er twee heren opna en dan dien je God en de mammon, of je bent een gevangene van Christus alleen en dan zet God je als een scherpe dorsslede (Jes. 41:15) tussen de schorpioenen en wederwilligen, om het kaf van het koren te onderscheiden en om de valse leraren te ontmaskeren en de vervloeking aan te zeggen zoals Paulus die heeft uitgesproken in Galaten 1:8-9.
Dat noemt men tegenwoordig geweld. Ja, zo vervloekt Schriftkritisch is men geworden in onze dagen. Men wil rust in de kerk, maar dat de kroonrechten van Christus vertrapt liggen, deert men niet. God loopt het niet uit de hand. O nee, Hij verzet de grootste zaken door de zwakste middelen. De verachten worden ervoor gezet en de wijsheid der wijzen doet Hij vergaan. Dus de getuigen van Christus spreken en preken Wet en Evangelie. De Wet tot verdoemenis en het Evangelie in Christus tot behoudenis en zaligheid. Om dat te kunnen preken, moet je van Christus gerechtvaardigd, geroepen en bekwaam gemaakt zijn en naar de inleving van gisteren zijn en niet te weten (Job 8:9). Dat is alleen weggelegd voor de getuigende schapen van Christus, want die zendt Hij midden tussen de grijpende wolven om hen hun tanden uit te rukken door het zwaard des Woords. Dan moet je naam vergaan, want er is maar een Naam onder de hemel gegeven door Welke wij moeten zalig worden en Diens Naam moet verhoogd worden en geen ander met en naast Hem. Gods ware knechten en kinderen worden uitgeworpen vanwege de getrouwheid aan Zijn zaak en nooit door valse verdraagzaamheid. Sinds de uitwerping van Kohlbrugge heb ik nog nooit gehoord dat een dominee uitgeworpen is om dezelfde reden, namelijk om Zijns Naams wil. Valse leraars, zoals dr. H. van der Belt, worden met geen woord tegengestaan, en ik ben weleens bevreesd dat men er heimelijk mee heult, ook velen in de HHK. Want je bent voor of tegen. "Wie niet voor Mij is -zegt Christus, die is tegen Mij." En als je voor Christus bent, houd je het herstel van Rome voor een blasfemie.
Ja, en dan krijg je allerlei medailles, waarmee men de wegbereider van Christus, Johannes de Doper, heeft overgoten, en Paulus -die een pest en een klapper genoemd werd- had ook een kast vol van die vechters-medailles. En die lieve Amos zal om zijn 'koeien van Bazan' ook wel tot op de mesthoop verketterd zijn als een simsonvechter (waren er maar meer). En Jona, die lieve frontsoldaat, wordt vanzelf ook als een ongehoorzame profeet gebrandmerkt in onze dagen, want nu kan men zo lieflijk getuigen dat het kwijl je mond uitloopt. Ja, en die lieve Heere Jezus hoorde men zo gaarne, want Hij sprak van die aangename woorden, maar toen de Leeuw uit Juda's stam ging separeren tussen schijn en zijn, de heiden Naäman er binnen zette en de Joden erbuiten zette, ja, toen brak de hel los en toen sprongen er uit al die harten van die aangename en gemoedelijke mensen allemaal van die giftige adders, van die verscheurende wolven, die uitzinnig van woede de Heere Jezus naar de top van de steilte sleepten, om Hem vandaar te pletter te gooien om voorgoed van Hem af te zijn (Luk. 4:15-30).
Dus het getuigenis van Jezus is lang niet altijd zo lieflijk als het aanvankelijk bij de gemoedelijke schare overkomt, want Christus separeerde met de scherpte van het Woord, waarvan geschreven staat: "Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling der ziel, en des geestes, en der samenvoegselen, en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten", Hebr. 4:12. Ja, en als je dan op vrome tenen trapt, dan barst de refohel los, en dat was ook de ervaring van Stefanus. Toen hij de Sanhedristen hun Godevijandige houding verweet en hen in het gezicht slingerde dat zij altijd de Heilige Geest wederstonden. Ja, toen klapten al die kokende harten uiteen van de vijandschap. Als ze geweten hadden dat zij Stefanus de hemel in stenigden, hadden zij het zeker niet gedaan, want dat was wel het laatste wat zij die man gunden.
Dus de inhoud van het getuigenis der getrouwe getuigen van Jezus luidt naar het apostolisch bevel: "Bestraf die zondigen in tegenwoordigheid van allen, opdat ook de anderen vreze mogen hebben", 1 Tim. 5:20. "Predik het woord; houd aan tijdelijk, ontijdelijk; wederleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en leer", 2 Tim. 4:2. "Deze getuigenis is waar. Daarom bestraf hen scherpelijk, opdat zij gezond mogen zijn in het geloof", Tit. 1:13. "Spreek dit, en vermaan, en bestraf met allen ernst. Dat niemand u verachte", Tit. 2:15.
Door alle tijden heen zijn de getrouwe getuigen van Christus voor 'vechters' uitgemaakt, die de kerk verwoesten en de wijngaard bederven. Als Luther en/of Kohlbrugge nu geleefd hadden, zouden zij allang vermoord zijn geweest door de 'witte boorden criminaliteit', vanwege hun bijbelse radicaliteit en getrouwe strijdersgeest. En die witte boorden criminaliteit moeten we niet in de wereld zoeken, maar in de kerk(en), op en onder de kansel. De vervolging begint altijd in de kerk en is al in volle gang. De ware kerkelijke tucht heeft men in ontucht verkeert. Ouderlingen worden bevestigd die hun vakantie aan de stranden doorbrengen. Vandaag kreeg ik nog een bevestiging uit Jeremia 15:19-21: "Daarom zegt de HEERE alzo: Zo gij zult wederkeren, zo zal Ik u doen wederkeren; gij zult voor Mijn aangezicht staan; en zo gij het kostelijke van het snode uittrekt, zult gij als Mijn mond zijn; laat hen tot u wederkeren, maar gij zult tot hen niet wederkeren. Want Ik heb u tegen dit volk gesteld tot een koperen vasten muur; zij zullen wel tegen u strijden, maar u niet overmogen; want Ik ben met u, om u te behouden en om u uit te rukken, spreekt de HEERE. Ja, Ik zal u rukken uit de hand der bozen, en Ik zal u verlossen uit de handpalm der tirannen."
En waarom wordt schier op alle plaatsen de waarheid Gods niet meer gepredikt op de scherpst van de snede? Ten eerste omdat men er zelf geen kennis aan heeft, namelijk aan genade door recht. Ten tweede, omdat men liever een schoon gelaat wenst te tonen naar het vlees en met behoud van goed gedrag de ergernis van het kruis vernietigt. "Al degenen, die een schoon gelaat willen tonen naar het vlees, die noodzaken u besneden te worden, alleenlijk opdat zij vanwege het kruis van Christus niet zouden vervolgd worden", Gal. 6:12.
Dus de inhoud van "het getuige zijn" is geen bekeringsverhaal waarin de mens in het midden staat, ook niet een eenzijdig evangelie waarin de ere Gods met voeten getreden mag worden en al helemaal geen proclamatie van "ootmoed" dat zonder de tucht kan bestaan. VERVLOEKT zij alle ootmoed dat ten koste gaat van de ere Gods. Vervloekt zij alle liefde als de waarheid van het Evangelie tekort gedaan wordt. Vervloekt zij alle getuigenis als God niet aan Zijn eer komt door de weg van het recht. Vervloekt zij alle geloof zonder de vrijspraak door het inwendig getuigenis van de Heilige Geest.
Dus de discipelen waren geroepen om het Evangelie te prediken aan alle creaturen en om het snode van het kostelijke te (onder)scheiden. Zij preken niet een algemene christus die voor jan en alleman gestorven is, nee, maar alleen en geheel de Christus der Schriften, namelijk Christus Jezus en Dien gekruisigd, de Joden wel een ergernis en de Grieken dwaasheid. Ja, en in dat kader zal je ook wel de vrijmoedigheid en de vrijheid krijgen om te vertellen wat God aan je ziel gedaan heeft. Als mensen dat nooit horen, dan worden leerstukken stukken leer en dan is er geen kracht in. De discipelen waren levende getuigen van hetgeen zij zelf gezien en gehoord hadden. Dat is nog niet veranderd. Het zien en horen van de werken Gods is geen beschouwing, maar het zien door de ogen des geloofs en horen door de oren des Geestes. Als Christus je van dood levend gemaakt heeft en met God verzoend heeft in het dodelijke tijdsgewricht, dan kun je er wat van vertellen en dat behoort ook wezenlijk tot het getuige van Christus zijn, tenminste, als het staat in de orde van hetgeen GOD aan de ziel gedaan heeft en niet wat mensen er allemaal bij breien aan een reeks van bevindingen om de bekeerde man of vrouw uit te hangen. De ware bekering kan op de rand van een nagel: "Hij mijn zonde en ik Zijn gerechtigheid." Ja, er kwamen eens twee bussen vol gezelschapsmensen bij een pas bekeerde jongeling, die door recht verlost was, om te horen wat hij allemaal beleefd had en hoe hij gesteld was en noem al die gemoedelijkheden maar op. De gelukkige jongeman was zijn tuintje aan het spitten en toen al dat volk van God bij hem te luisteren kwam, zei hij: "Mensen, het kan op de rand van mijn nagel: Ik Zijn zonde en Hij mijn gerechtigheid." En toen kon de schare weer naar huis, want die jongen deed net of ze er niet waren en ging gewoon door met spitten. Ja, die zakelijke nuchterheid is ver zoek in onze dagen. Velen worden over het paard getild en zodanig sentimenteel behandeld dat ze voor hun leven bedorven zijn. De andere kant van de medaille is, dat degenen die werkelijk in de vrijheid gezet zijn geworden, hun weg in de eenzaamheid moeten gaan, omdat de smaadheid van Christus hun deel is. Doch wee hen, die Christus kruisigen in Zijn volk. Er kwam eens een man bij ome Jan -kind van God- en die had zich vergrepen aan het WARE werk Gods in ome Jan. En kwam om vergeving vragen. Ome Jan kon die man wel vergeven, maar hij vroeg hem: "Heb je het werk van Gods aangetast?" "Ja", zegt die man, en de volgende dag dreef hij in het kanaal. Hij had zichzelf van het leven beroofd. "De lieden die met u twisten zullen vergaan", Jes. 41:11b. Dat loopt niet over een persoonlijke vete, maar betreft een vergrijp aan het ware werk Gods. Huntington heeft daar een helder boekje over geschreven: "De naakte boog Gods", waarin hij schrijft hoe God met de vijanden van Gods ware werk en volk afrekent. De poorten der hel zullen Zijn Gemeente niet overweldigen en de getuigen van Christus zullen nooit het zwijgen kunnen worden opgelegd. Het zijn de vreedzamen als het gaat over de ware gemeenschap der heiligen, als het gaat over het bedekken van de persoonlijke zonden van een broeder in Christus, maar als de waarheid van het Evangelie in het geding is, dan zijn het leeuwen, wier tanden zo scherp zijn als een scherpe dorsslede. Doch in zichzelf bevinden zij zich dikwijls ver beneden de maat, want wat zij hadden moeten zijn, zijn ze niet, als we moeten spreken, houden we stil en als we moeten zwijgen, zwaaien we met het zwaard van Petrus. Och, dat al degenen van hetzelfde KRUIS eens als broeders mogen samenwonen in Christus, liggende aan de voeten van Immanuël.
En dan nog iets over de uitwerking van het getuigenis van Jezus. Ja, dat is ook al geen misschientje. De uitwerking van dat getuigenis is reeds voorzegd: "Dezen wel een reuk des doods ten dode; maar genen een reuk des levens ten leven", 2 Kor. 2:16. Paulus zegt in het voorgaande vers: "Want wij zijn Gode een goede reuk van Christus, in degenen, die zalig worden, en in degenen, die verloren gaan", 2 Kor. 2:15. Dus de uitwerking van het getuigenis van Jezus is altijd tweeërlei. Ten dode of ten leven. Dat is een ontzaggelijke zaak. Je kunt de naam hebben dat je leeft, maar toch geestelijk dood zijn. God ziet dwars door ons hart en voor Hem is niets verborgen. Gods ware volk vertrouwt zichzelf niet, want ze kennen hun bedriegelijke hart en bevinden zich als geheel vleselijk, verkocht onder de zonden. Ja, dat is ook een vrucht van de geestelijkheid der Wet, zoals die ook door de getuigen van Christus gepreekt wordt. Paulus' prediking had de meeste uitwerking op Paulus zelf. Daarvan is Romeinen 7 een sprekend bewijs. Paulus voelde zich niet boven zijn hoorders verheven, nee, hij bekent de grootste der zondaren te zijn en de minste van alle apostelen. Maar hij zegt er wel bij dat hij overvloediger gearbeid heeft dan allen, niet hij, maar de genade die met hem was. Dat de een de ander uitnemender mocht achten dan zichzelf. Dat kan alleen als men de waarheid van het Evangelie niet door broeders die in achting zijn laat schenden. Valse verdraagzaamheid omtrent de waarheid van het Evangelie is de kerkelijke kanker, die voortvreet tot alle leven eruit geweken is. En dat heerst in onze dagen.
(wordt vervolgd op volgende blok)
|
|
|
|
|
|