|
|
GELIJKENIS VAN DE TIEN PONDEN (1)
| |
|
"Want het [Koninkrijk Gods] is gelijk een mens, die buiten ‘s lands reizende, zijn dienstknechten riep, en gaf hun zijn goederen over. En den ene gaf hij vijf talenten, en den ander twee, en den derden een, een iegelijk naar zijn vermogen, en verreisde terstond. Die nu de vijf talenten ontvangen had, ging heen, en handelde daarmede, en won andere vijf talenten. Desgelijks ook die de twee ontvangen had, die won ook andere twee. Maar die het ene ontvangen had, ging heen en groef in de aarde, en verborg het geld zijns heren. En na een langen tijd kwam de heer van dezelve dienstknechten, en hield rekening met hen. En die de vijf talenten ontvangen had, kwam, en bracht tot hem andere vijf talenten, zeggende: Heer, vijf talenten hebt gij mij gegeven; zie, andere vijf talenten heb ik boven dezelve gewonnen. En zijn heer zeide tot hem: Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht! over weinig zijt gij getrouw geweest; over veel zal ik u zetten; ga in, in de vreugde uws heeren. En die de twee talenten ontvangen had, kwam ook tot hem, en zeide: Heer, twee talenten hebt gij mij gegeven; zie, twee andere talenten heb ik boven dezelve gewonnen. Zijn heer zeide tot hem: Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht, over weinig zijt gij getrouw geweest; over veel zal ik u zetten; ga in, in de vreugde uws heeren. Maar die het ene talent ontvangen had, kwam ook en zeide: Heer! ik kende u, dat gij een hard mens zijt, maaiende, waar gij niet gezaaid hebt, en vergaderende van daar, waar gij niet gestrooid hebt; en bevreesd zijnde, ben ik heengegaan, en heb uw talent verborgen in de aarde; zie, gij hebt het uwe. Maar zijn heer, antwoordende, zeide tot hem: Gij boze en luie dienstknecht! gij wist, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb, en van daar vergader, waar ik niet gestrooid heb. Zo moest gij dan mijn geld den wisselaren gedaan hebben, en ik, komende, zou het mijne wedergenomen hebben met woeker. Neemt dan van hem het talent weg, en geeft het dengene, die de tien talenten heeft. Want een iegelijk die heeft, dien zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben; maar van dengene, die niet heeft, van dien zal genomen worden, ook dat hij heeft. En werpt den onnutten dienstknecht uit in de buitenste duisternis; daar zal wening zijn en knersing der tanden", Matth. 25:14-30.
|
|
De gelijkenis van de tien ponden in Lukas 19 is identiek aan de gelijkenis van talenten in Mattheüs 25. De verschillen zullen we als de Heere het geeft ook aan de orde brengen. In deze gelijkenissen handelt de Heere Jezus niet over de ingeschapen gaven en/of talenten van de mens, maar -krachtens de algemene betekenis- spreekt Christus hier over het rentmeesterschap dat de mens van Godswege is toebetrouwd. Adam was rentmeester Gods over de schepping om die te bebouwen en te bewaren. Eenmaal zullen wij allen rekenschap moeten geven van ons rentmeesterschap (Luk. 16:2). Het rentmeesterschap ziet dus niet op hetgeen de mens allemaal krachtens zijn gaven presteert, maar hoe hij handelt met hetgeen God hem/haar heeft toebetrouwd. Hoe handelen wij met onze vrouw of man? Behandelen wij -mannen- onze vrouw als een slaaf, of is ze echt 'hulpe tegenover' overeenkomstig Gods scheppingsorde? Welke houding neemt u -vrouwen- in tegenover uw man? Speelt u de rol van een geëmancipeerde vrouw, of neemt u de plaats in die God u gegeven en voor u verordineerd heeft? Hoe handelen wij bijv. met onze kinderen die ons als leenpanden van Godswege zijn toebetrouwd, ouders? Immers, de kinderen zijn een erfdeel des Heeren (Ps. 127:3). Hoe handelt gij, kinderen, met uw ouders? Eert gij uw vader en uw moeder, geduld hebbende met hun gebreken, hen dienende in alle onderdanigheid? Hoe handelen wij met het geld wat de Heere ons toeschikt? Geldgierigheid is een wortel van alle kwaad en een een vrouw met een gat in haar hand is een plaag voor het gezin. Hoe handelen wij in ons beroep jegens onze naaste? Hoe loopt ons personeel erbij? Werelds of naar de orde der schepping? Hoe handelen wij met onze beesten? Immers, de rechtvaardige kent het leven van zijn beest(en). Hoe handelen wij met onze verre naaste? Of doen we alleen een duit in het zendingszakje en houden het dan voor gezien? Hoe handelen herders met de kudde die hen is toebetrouwd? Als huurlingen die de schapen de bloemhoven injagen of als een David die in de bressen ging staan als de roofdieren de kudde bedreigden? God zal de schapen van uw hand eisen! Hoe handelen de ambtsdragers met het geestelijke erfdeel des Heeren? Al heersende, of als leesbare brieven van Christus, dienende de heiligen? Of moeten we zeggen dat in de meest rechtzinnige kerken geen plaats meer is voor het levende Kind? Ik heb onlangs Nederland weer eens bezocht, maar de meeste schapen Christi leven BUITEN de legerplaats, omdat voor hen geen plaats is in de kerkelijke herberg en er is geen herder die naar dezulken omkijkt. Het grote gros predikanten bekommert zich alleen om die 99 schapen die lid van het kerkje zijn, maar niet om dat ene verloren schaap dat -kerkelijk gezien- nergens welkom is en dat zich ook nergens thuisvoelt vanwege de alomheersende kerkpolitiek en de dwaalleer van de rechtvaardiging van de vrome wetteloosheid. Als er geen Goede Herder was, zouden die schapen die buiten de legerplaats verkeren gewis en zeker omkomen. Al die dolende schapen Christi, die door het gros Avondmaalgangers genegeerd en gehaat worden, zullen van Godswege evenwel van de hand der herders ge-eist worden, al hebben zij ook een naam die klinkt als een kerkklok.
Om nu tot de bijzondere of geestelijke verklaring van de gelijkenis te komen, stellen we onszelf en onze lezers eerst de vraag: hoe handelen wij met Gods Woord dat de Heere ons overgeleverd heeft? Leggen we Gods Woord uit naar onze eigen meningen en overleggingen, of hebben we geestelijke oren gekregen om te horen wat de Geest tot de Gemeente zegt? Neemt het Woord van God heel ons leven in beslag, of houden we er een eigen priveterrein opna waarover we zelf denken te beschikken? Wat hebben de gelijkenissen van de acht talenten en tien ponden ons nu te zeggen? Net als alle gelijkenissen betekenen de gelijkenissen van de talenten en ponden op geen enkele wijze een vereenvoudiging van de heilsleer. Dat wordt wel veel gedacht, maar dat is een vleselijke opvatting en een ernstig misverstaan van de heilige Schrift (Matth. 13:13). Gods Woord is geen begripsboek die naar ieders willekeur kan worden uitgelegd, maar kan alleen verstaan worden door het geloof dat de Heilige Geest in de harten van Gods kinderen ontsteekt. De gelijkenis van de talenten/ponden hebben we reeds kortelijks in algemene zin uitgelegd, maar in bijzondere zin ziet het enerzijds op de ambtelijke bediening van Gods knechten en anderzijds ziet het op het Woord der gerechtigheid dat aan al Gods kinderen is toebetrouwd. De heer uit de gelijkenis (welgeboren man) ging een grote reis maken, om voor zichzelf een koninkrijk te ontvangen (Luk. 19:12). Met die welgeboren man wordt Christus Zelf bedoeld, Die tot het hemels Koninkrijk opgevaren is en op de jongste dag zal wederkomen om een iegelijk te vergelden naar dat zijn werk zijn zal. Met die dienstknechten worden ten eerste de apostelen en leraars bedoeld die het pand dat hen is toebetrouwd moeten bewaren en aanwenden tot eer van God en tot heil van hun naasten, en in de tweede plaats geldt dat al Gods kinderen, klein en groot (Openb. 19:5). Paulus steekt zijn geestelijke zoon Timotheüs een hart onder de riem als hij zegt: "O Timotheüs, bewaar het pand u toebetrouwd, een afkeer hebbende van het ongoddelijk ijdelroepen, en van de tegenstellingen der valselijk genaamde wetenschap", 1 Tim. 6:20. Met dat pand wordt de zuivere geloofsleer bedoeld, om die zuiver te bewaren en te verkondigen. Het pand dat Timotheüs is toebetrouwd, wordt in Matth. 25 onderverdeeld in acht talenten en in Luk. 19 wordt het pand van de leer van Christus met tien ponden aangeduid. Daaruit kunnen we leren dat de talenten en/of ponden uit de gelijkenis zien op de woorden Gods die ons zijn toebetrouwd, waarmee Gods knechten en kinderen moeten handelen om Christus en Diens leer te prediken om zielen voor Christus te winnen, en van Hem te getuigen totdat Hij wederkomt op de wolken des hemels.
In de gelijkenis van de tien ponden, ontvangen alle tien dienstknechten elk een pond. Dat betekent dat zij allen dezelfde roeping hebben om de volle raad Gods te prediken. De gelijkenis van de tien ponden staat in direct verband met de gelijkenis van de tien maagden. Niet allen die een roeping hebben ontvangen zullen ingaan in de vreugde des Heeren. Van de tien knechten die een pond hebben ontvangen, worden er slechts twee tot de bruiloftszaal toegelaten. De eerste mocht met het toebetrouwde pand (pond) er tien bijwinnen. Dat had die man niet gedaan, maar het Woord (het pond) hem toebetrouwd. Hij zegt dan ook niet: "Ik heb met mijn pond er tien bijgewonnen", nee, hij zegt: "Heer, uw pond heeft tien ponden daartoe gewonnen." Hoort u? Hij zegt "UW pond... heeft het gedaan." Ik zat onlangs met een bevriende leraar in een gezelschap en ik had twee mensen bij me die recent in de vrijheid waren gezet, met welke Christus hen had vrijgemaakt. Ik was daartoe maar een middeltje geweest, maar er werd door een der aanwezigen gesuggereerd dat het 'mijn bekeerlingen' waren. Ik moest inwendig lachen om die zotternij, want zo worden er wat arme zielen over het paard getild. Zo van: dié is een bekeerling van dié en dié dominee heeft er zoveel op zijn naam staan, en ga zo maar door. Van 'domineesbekeringen' zal de hel geplaveid zijn. Het is wel een wonder als we in Christus' Naam mogen planten, of nat mogen maken, maar het is alleen God Die de wasdom geeft. "Zo is dan noch hij, die plant, iets, noch hij, die nat maakt, maar God, Die den wasdom geeft. En die plant, en die nat maakt, zijn één; maar een iegelijk zal zijn loon ontvangen naar zijn arbeid", 1 Kor. 3:7-8. Dus die dienstknecht getuigt niet wat hij gedaan heeft, maar -geestelijk gezien- wat GODS pond heeft uitgewerkt. Het Woord zal nooit ledig tot God wederkeren als het pand (de woorden Gods) ons is toebetrouwd door de Heilige Geest Die in ons woont (2 Tim. 1:14). Dus zonder de inwoning van de Heilige Geest zal er geen pondje bijkomen, al hebben we ook 500 kilo godsdienst in onze vrome zakken. Ds. Joh. van der Poel heeft eens gezegd: "Een gram genade is beter dat duizend pond godsdienst." Ja, zo is het. Maar in dat gezelschap zat nog een andere man en die begon de aanwezigen te imponeren met de bewering dat alleen een 'sterk geloof' een waar geloof zou zijn. En volgens zeggen zou Luther dat ook zo geleerd hebben. Ja, waar Luther en de oudvaders al niet voor misbruikt worden is meer dan treurig in onze dagen. Ik zei toen dat een zwak geloof in Christus ook een waar geloof was, maar daarop ging de man niet in. Lieve mensen, ik zal u zeggen dat ik voor mijn waarneming nooit verder komen kan dan een zwak geloof, een hinkende stumper, maar ik zeg u dat ik een STERKE God heb, Die mijn enige Schild is en mijn Loon zeer groot. Met mijn God spring ik over een muur en dring ik door elke bende, al was het de duivel en al zijn helse trawanten bij elkaar. Maar als de Heere Zijn aangezicht verbergt, o, mensen, dan schrik ik voor een ritselend blaadje en kan ik over een strootje nog niet heenkomen. Dan is het Magor Missabib, schrik van rondom. Ja, je hebt natuurlijk altijd van die mensen die met hun grote geloof te koop lopen, maar als het er opaan komt blijken dezulken een god te hebben zo groot als een luciferdoosje. Nou, daar kan ik in der eeuwigheid niet jaloers op worden. Die mensen kunnen wel indrukwekkend dogmatiseren, maar je gelooft toch zeker niet dat Simson de dogmatiek van Kersten eerst moest raadplegen toen die leeuw zijn pad kruiste. Mens, laat me niet lachen. Godsvreze is geen praatvreze, hoe kom je erbij? Het Koninkrijk Gods is niet gelegen in menselijke woorden, maar in kracht, in de Heilige Geest en in veel verzekerdheid (1 Thess. 1:5). Kleinen in Christus (ik ben er zelf ook een), laat je NOOIT door een vroom mens imponeren, al had hij een gouden ring om de vinger, een hoed zo hoog als een kerktoren en een bekeringsverhaal van 600 A4-tjes. Ik geef er nog geen cent voor. Gods ware volk kan nooit meer bekeerd worden, want die zijn door de rotte plankenvloer van hun bekering heengezakt, in de dood van Christus gedoopt en hebben Christus alleen als hun Bekering overgehouden. Je moet maar goed onthouden dat als je niets anders hebt dan de gerechtigheid van Christus, dat de vrome godsdienst niet meer in je geïnteresseerd is. Bij de vrome mens moet je altijd nog wel een zekere stand hebben, al was het maar van een arme zondaar, dan ben je overal welkom. Gaat het je slecht dan wil men nog wel meehuilen met de wolven in het bos, maar gaat het je goed in Christus en zegent God je bediening door Zijn ponden te vermeerderen, dan moet je op afgunst rekenen. Door nijd en afgunst is Christus aan het kruis geslagen, want Hij heeft niets dan goed gedaan. Weet u wat de Joden niet konden verdragen? Dat Christus Heere was (is), ook van de Sabbat. Omdat Christus de zeden en gebruiken der Joden doorbroken heeft met Zijn gehoorzaamheid aan de wille des Vaders, konden ze Hem wel schieten. Christus brak namelijk de godsdienst af, waarmee menige jood in onze dagen ten hemel denkt te reizen. Welke godsdienst? De godsdienst in het voorgestoelte der synagoge die goed laten zien dat ze er zijn. Maar de tollenaar stond van verre en vreesde met Korach, Dathan en Abiram ter helle te varen, maar gelukkig voor dien man zat de Heere Jezus ook op de achterste kerkbank en heeft die man zalig gekeken. Ja, dat is zalig worden, ook na ontvangen genade. En weet u wat die man toen is gaan doen? Toen is die man naar huis gerend, want de Heere Jezus moest vanaf dat ogenblik heden in zijn huis blijven. Ja, als je zo aan het Avondmaal mag gaan zoals die gerechtvaardigde tollenaar naar huis rende, dan kan de godsdienst je wel doodkijken. Dat de liefde doet rennen, zoals de herders met haast naar het geboren Kind renden, daar heeft de godsdienst geen kennis aan. Die schrijden voetje voor voetje ten heilige tafel, en dat lijkt allemaal zeer heilig en eerbiedig, maar God doorziet die vrome poppenkast van a tot z. Nou zeg ik niet dat je naar de heilige dis rennen moet, maar de liefde van Christus breekt wel door alles heen en dan gaan ze met haast, want als Christus je nodigt, dan krijg je echt haast, hoor, om de Koning te ontmoeten aan Zijn ronde tafel. Dus die dienstknechten die er een aantal ponden hadden bijgewonnen, mochten ingaan in de vreugde huns Heeren. Volk van God, hét feest moet nog beginnen, hoor. En als de Heere ons hier soms al zo'n zalige voorsmaak geeft van die zalige toekomst, hoe volzalig moet dan het aanzitten aan de bruiloft des Lams dan wel niet zijn? Dan zullen we met de koningin van Scheba uitroepen: "De helft is mij niet aangezegd!" Dus die dienstknechten, die kinderen Gods, die tweelingen voortgebracht hebben met de woorden Gods hun toebetrouwd, zullen loon naar werken ontvangen. Let wel, loon naar de werken van Christus. Gods volk mag de goede strijd des geloofs strijden, maar alleen Christus heeft de strijd goéd gestreden. Ja, dat heeft Hij alleen voor de Zijnen gedaan. Al sla ik alle spijkers krom, dan ziet God -met eerbied gesproken- alleen maar rechte spijkers, omdat Christus alleen maar spijkers met koppen geslagen heeft in mijn plaats. Hij heeft de kop van satan vermorzeld, de Wet tot de laatste tittel en jota vervuld, is tot zonde gemaakt en is in onze plaats gaan staan. Als Christus het nu alles voor mij gedaan heeft, wat moet ik dan nog doen? Vruchten voortbrengen? Je best doen? Heiligmaking in gang zetten? Welnee geliefden. Uw vrucht, volk des Heeren, is uit Hem gevonden (Hos. 14:8). Op de toerekening van de gerechtigheid van Christus, dus op de rechtvaardigmaking, volgt direct de inwoning van de Heilige Geest. Niet als aanvulling op de rechtvaardigmaking, maar als vruchtgevolg van de opstandingskracht van Christus die in de ziel verheerlijkt is. En de Heilige Geest zal het uit Christus nemen en het de Kerk verkondigen. Wat zal Hij verkondigen? Al hetgeen Christus in uw hart gesproken heeft tot uw eeuwige zaligheid. Dat zal de Heilige Geest bevestigen en verzegelen. Dan is het werk Gods in mij niet zeker, omdat ik zo zeker ben, welnee, maar omdat deze Geest met onze geest getuigenis geeft dat we kinderen Gods zijn. Dat inwendige getuigenis des Heiligen Geestes heeft en kent elk kind van God naar de mate des geloofs, hoezeer het ook bestreden wordt. God komt altijd op Zijn Eigen werk terug in de hel van ons bestaan. En dan gaan we van ons afwijzen, omdat we nooit meer bekeerd kunnen worden, nooit meer bekeerd hoeven worden, nooit meer bekeerd willen worden, en dat terwijl we met Jeremia dagelijks om bekering smeken. Ja, ik heb deze leer niet verzonnen en de bevinding al helemaal niet, want anders zou u er vrij aan mogen twijfelen. Maar het is Gods getuigenis, dat eeuwig zeker is en slechten wijsheid leert.
Maar dan is er ook nog een dienstknecht die het pond van zijn heer in een zweetdoek legt, omdat hij zich het Evangelie van Christus schaamt. Ja, hij wil wel vroom voor de dag komen en wat licht verspreiden, en dat kan ook wel in de PKN. Het Woord mag er immers gepreekt worden, je hoeft daarvoor slechts een klein knievalletje voor de duivel te maken en dan mag je preken wat je wilt en je mag ook de Drie Forms van Dordt op je lippen nemen. Nee, je kunt er geen ponden bijwinnen, want dat kan alleen als je het pond (de woorden Gods) uit Gods hand ontvangen heeft. Als de kérk het pond uitdeelt à la Rome, dan mag je Gods Woord wel belijden, maar er zijn daarbij nog een aantal kilo's aan ketterijen plus een dode zee aan gore sodomie waarin je de ander moet vrijlaten, want je maakt deel uit van het geheel. Daar komt dus nooit een pondje waar werk bij, want God staat niet toe dat je Zijn leer belijdt met de mond en die verloochent met de daad. Dat staat God niet toe, want je kunt nooit God dienen en de mammon. Hoewel het Woord Gods niet gebonden is, zijn wij wel aan het Woord gebonden en alléén en gehéél aan het Woord. Alles wat niet is naar dat Woord zal geen dageraad hebben.
Goed, dus die man verborg het pond dat hem was toebetrouwd en legt het als een stuk antiek weg in grootmoeders kast. Hij gooit het pond niet weg, nee, hij bewaart het zorgvuldig. Zelf zit hij met een boekje in een hoekje, want de religie dat God niet meer werkt is hoogst populair in de meest rechtse kringen. Men belijdt van alles, maar men gelooft het niet. Ik kom er keer op keer achter dat het gros rechtzinnige predikanten TOTAAL niet geïnteresseerd is in de redding van verloren zondaren. En dát het gebeurt, daarvan mogen we zelf getuigen zijn. Weet u hoe menige predikant een getuige van Christus ziet? Als concurrentie op het kerkelijke erf, ja, als een bedreiging. Want ja, dan verliest men de macht, want Christus spreekt als Machthebbende, ook door Zijn volk. Ik weet kinderen Gods die nog nooit een bezoekje van een leraar of ambtsdrager hebben ontvangen vanwege het wonder dat in hun leven heeft plaatsgevonden. Men wil wel volle kerken, volle HA-tafels, lange gewaden en zwarte kerkjassen, maar o wee, als er een kind Gods van genade door RECHT gaat getuigen. Dan breekt de bekommerde hel los! Maar mensen, je kunt nog zo lief en aardig vroom voor de dag komen, maar als God de Heilige Geest je op je vrome tenen trapt door de bediening des doods, dan berst er echt een adder uit, hoor. Dat zou je gelukkigste dag zijn, lezer, want die adder moet je echt kwijt. We moeten eens Anderen worden en dan moet je jezelf totaal verliezen. Christus trouwt echt niet met de oude mens die het met Mozes houdt. Wat moet er dan gebeuren? Je moet geloven, brallen de jeugdl-ij-ders. O ja, geloven. Nou, werp je geloof maar in het vuur en kijk dan eens of er genadegoud uitkomt. God beproeft de Zijnen als door vuur, opdat al het hout hooi en stoppelen zou verbranden, want God kan alleen Zijn genade kwijt aan een brandhout voor de hel. Dat is toch een ruim Evangelie, geliefden. Als het voor een helleling nog kan, wie wordt er dan eigelijk uitgesloten? Ja, als u weigert te worden die u bent, dan moet u op genade niet rekenen en er zeker geen aanspraak op maken. Gods volk heeft ook geweigerd om te worden die ze zijn, maar God wil dat ze zalig worden en dan gebeurt het ook. De godsdienstige mens heeft totaal geen belang bij zijn zaligheid. Gods uitverkorenen onder de Wet ook niet. Het belang ligt aan Gods kant. Hij wil en zij zullen. Als God het vrome jasje van ons lijf rukt, dan blijft er een kale naakte zondaar over die maar een recht heeft, de eeuwige straf. O, en als dan dat lieve Woord des Heeren verkondigt dat de straf die ons de vrede aanbrengt op de Heere Jezus was, dan zou je Hem zo ineens willen aangrijpen. Maar je armen zijn tekort en je bidden te zwak. Hoe zal zo'n ziel toch ooit met God verzoend worden? Of is dat uw zieleworsteling nooit geweest, geliefden? Gods volk komt van de hel in de hemel en daar ben je bij, hoor. Als God je redt uit het vonnis der Wet, dan ben je een gans verloren mens in de inleving. Anders is het ook geen wonder. Zalig worden is nog altijd een eeuwig wonder. Bij de mensen onmogelijk en als het gericht gespannen wordt van het goddelijke recht, dan is het bij God ook onmogelijk, tenminste voor de waarneming der ziel. God doet van Zijn recht geen afstand en wij beantwoorden niet aan Zijn Beeld. Dat is dus een afgesneden zaak. Maar ziel, nou is er Eén geweest, Die met het pond Gods er tienmaal tien ponden bijgewonnen heeft. Dat is de ganse uitverkoren Kerk. En op grond van Zijn verdienste, gaat de Kerk er ook ponden bijwinnen. Niet door kracht, noch door geweld, maar door des Heeren Geest. Weet u hoe de Kerk van Christus er ponden bijwint? De buit van 't overwonnen land viel zelfs de vrouwen in de hand, schoon niet mee uitgetogen. Of is u dat soms te licht? Wil je er dan ook nog een vinger in hebben? Wil je ook nog een bijdrage leveren aan Gods Kerkvergaderend werk? De discipelen stonden van verre toen de Meester tot de kruisdood veroordeeld werd en ze hebben Hem allen verlaten toen de bende krijgslieden Hem zochten gevangen te nemen. Dus de Kerk mag toekijken als Christus de pers alleen treedt. Zijn ponden en Zijn talenten staan Borg voor de vrucht in Gods Koninkrijk. En in de akker van Gods Koninkrijk draagt alleen het gestorven zaad vrucht. De één honderdvoud, de ander zestigvoud en de ander dertigvoud. De rest van het zaad blijft onvruchtbaar omdat het geen zaligmakende wortel in zich heeft. Dan blijft het pond alleen zonder vrucht, niet omdat het in de aarde gevallen is, maar omdat het nooit gestorven is. Dan blijft het zaad der wedergeboorte, hetwelk Gods Woord is, alleen. Er worden dan geen ponden bijgewonnen, geen talenten vermeerderd, hoeveel bewegingen er ook zijn, omdat er geen olie in de vaten zit. Wie de Geest van Christus niet heeft, komt Hem niet toe. Er zijn wel predikers die menen een vol en onvoorwaardelijk Evangelie te preken. Zo van: "Zondekennis is geen voorwaarde, waar wacht je nog op?" Ja, zo worden er duizenden in de bloemhoven gejaagd en reizen met een ingebeelde hemel ter helle. Dat is het zaad dat op ondiepe plaatsen valt en terstond opkomt, maar spoedig verdort en als de bloem afgevallen is, houd je een dode steel over, een gebroken rietstaf. Gods uitverkorenen komen zo makkelijk niet tot het geloof. Dat gaat door een onmogelijke strijd van leven of dood. En die strijd moeten zij verliezen, want doden zullen horen, de stem van de Zoon van God en die ze horen zullen leven (Joh. 5:25). Ja, dan gaan de graven open en worden de lijkdoeken ontbonden. Dacht u, geliefden, dat je nog enig leven moet meebrengen om door Christus tot leven gewekt te worden? Ben je wijzer, Christus handelt enkel met de doden en als Hij spreekt moet de dood wijken. Heb je er kennis aan? Of meen je nu werkelijk dat een mens ook nog het zijne eraan toe moet voegen om op Gods gebod te reageren? Als het gebod inkomt ga je niet aan Gods Wet beantwoorden, maar eronder verloren, omdat de zonden levend worden. Toen dat bij Paulus gebeurde, stierf hij door de bediening des doods aan de Wet en toen viel de genade vrij. Toen heeft het Gode beliefd Zijn Zoon in hem te openbaren. Ja, en toen won Paulus er tal van ponden bij, want hij preekte terstond Christus, deze wel een reuk des doods ten dode, maar anderen een reuk des Levens ten Leven. Dus de vermeerdering van ponden en talenten in Gods Koninrkijk is het werk van een soevereine Drie-enige God. Gods kinderen en knechten zijn maar slijk in de handen van Christus. Ik ben maar een krijtje in Gods hand. Dat zou een wonder zijn als we daartoe verwaardigd werden. Maar het zal een groter wonder zijn als onze namen geschreven staan in het Boek des Levens des Lams. Er zijn namelijk ook dode richtingaanwijzers, die wel de weg wijzen, maar er zelf buiten staan. Die mensen zweten soms heel erg. Ik heb ze wel gezien die op hun tenen stonden te preken met het zweet op hun aangezicht. Dezulken zijn zelf bezig. Maar die de ponden Gods erbij winnen, schrijven op al het hunne de dood, want het is God die in u werkt, beide het willen en het werken naar Zijn welbehagen. Daar is niets van de mens bij. Zalig worden is een eenzijdig Godswerk. Ze komen aan door 't Godd'lijk licht geleid, niet door ons licht. Het zijn niet mijn ponden en talenten, maar de Zijne.
En dan wordt het pond van die luie dienstknecht afgenomen en het dien gegeven die tien ponden erbij gewonnen heeft. "Want Ik zeg u, dat een iegelijk, die heeft, zal gegeven worden; maar van degene, die niet heeft, van dien zal genomen worden ook wat hij heeft. Doch deze Mijn vijanden, die niet hebben gewild, dat Ik over hen Koning zoude zijn, brengt ze hier, en slaat ze hier voor Mij dood", Luk. 19:26-27.
Een luie dienstknecht is een knecht zonder kindschap, want kinderen doen de wil des Vaders met vreugde en liefde. Als de liefde van Christus de vervulling der Wet niet is in ons leven, dan is het allemaal een wettisch werk, al verzet je ook vijf kwartier in een uur. Ik heb ze wel zien gaan met vrachtwagens wasmachines en koelkasten naar Oost Europa, maar Gods Woord spreekt slechts over een beker koud water gegeven aan een van de kleinen (wezen) in de naam eens discipels (Matth. 10:42). Dus een luie dienstknecht is niet perse iemand die op een luie stoel zit, nee, het is een leraar die het pond van zijn heer onaangeroerd laat. Gods ware volk en knechten investeren in Gods Koninkrijk met het Woord der gerechtigheid, biddende in de Heilige Geest om de uitbreiding van Gods Koninkrijk. Niet volgens de systemen van sommige zendingsinstellingen om de kerk structuur te geven. Wat heb je daar nu aan? God zoekt zaad om Zijn Koninkrijk uit te breiden. Dat redt je niet met structuren en systemen, maar alleen door het pond uit te werpen op het water (Pred. 11:1). Sommigen werpen weleens een korstje brood op het water, maar dat wordt direct door de eenden opgevreten. Het hele brood moet erin, een heel mens moet overboord om als een uitbraaksel der hel op de stranden der wereld te worden uitgespogen. Als het zaad in de akker [der wereld] niet valt en sterft, brengt het geen vrucht voort. Ik las in een 'Wachter Sions' van de hand van ds. Mallan het volgende: "Als ze mij op straat neer zouden zetten en dan vragen wat men met die man moest doen, dan zou de wereldling nog zeggen: "Laat die man toch gaan, want die doet ons niet het minste kwaad", maar de vrome godsdienstige mens zou zeggen: "Laat hem gekruisigd worden." Lieve beste ds. Mallan, hebt u zich nooit afgevraagd of u die vijandige godsdienst niet zelf gekweekt hebt in uw kerkverband? U wordt er verafgood als een paus. Dat zou u niet moeten toestaan. De bitterste vijandschap heb ik ondervonden uit uw kerkverband door mensen die beweren dat God niet meer werkt, behalve in de GGinN(!) Het is zelfs zo erg dat niemand van de GGinN meisjes met jongens uit een ander kerkverband mogen trouwen. Ds. Treur uit Chilliwack (BC) weigerde onlangs een jong stel te trouwen, waarvan de jongen lid was van de OGG en OGG wenste te blijven. Is het niet diep TREURIG? Als men PKN zou willen worden, kan ik me voorstellen dat de zaken anders liggen, maar het gros GGinN leden denkt werkelijk dat zij tot de zuiverste kerk behoren en dat laat men goed blijken ook. Maar als je naar de waarachtige bekering vraagt, dan staat de wagen stil, of je krijgt een versteend antwoord: "Dat zal God moeten doen." Meer weet men dikwijls niet te zeggen. En als je dan van Christus gaat getuigen door de weg van het recht, weet u, ds. Mallan, wat men dan keihard en barstens vijandig zegt: "Dat zal nog toegepast moeten worden!" Dat men met zo'n houding de Heilige Geest wederstaat zoals de Sanhedristen dat deden bij het getuigenis van Stefanus, daar zou ik om Gods wil maar eens ernstig over wakker liggen, waarde ds. Mallan. Het wordt hoog tijd dat de Heere werke en die kerkelijke hoogmoed met de grond gelijk maakt, want Hij zal Juda's steden bouwen uit het stof.
Dan zijn er ook nog van die evangelisten die menen met takt te moeten optreden om anderen te overtuigen van de waarheid. Ook dat is een achterhaald station, want de Heere Jezus heeft gezegd: "Bij wien zal Ik dan de mensen van dit geslacht vergelijken, en wien zijn zij gelijk? Zij zijn gelijk aan de kinderen, die op de markt zitten, en elkander toeroepen, en zeggen: Wij hebben u op de fluit gespeeld, en gij hebt niet gedanst; wij hebben u klaagliederen gezongen, en gij hebt niet geweend. Want Johannes de Doper is gekomen, noch brood etende, noch wijn drinkende; en gij zegt: Hij heeft den duivel. De Zoon des mensen is gekomen, etende en drinkende, en gij zegt: Ziet daar, een Mens, Die een vraat en wijnzuiper is, een Vriend van tollenaren en zondaren. Doch de wijsheid is gerechtvaardigd geworden van al haar kinderen", Luk. 7:31-35. Dus je kunt het scherp zeggen op het scherpst van de snede; je kunt het lieflijk zeggen en op de fluit spelen, maar God zei tot Paulus: "Spoed u, en ga in der haast uit Jeruzalem; want zij zullen uw getuigenis van Mij niet aannemen", Hand. 22:18. Met de scherpte van het Woord zou ik de deur dichtgooien en elk gesprek onmogelijk maken, volgens zeggen. Dus men is al zo ver weg dat men niet eens gelooft dat de deur reeds lang is dichtgegooid in het paradijs. Wij openen geen deuren, Christus heeft tot mij gezegd: "Ik heb een geopende deur voor u gegeven, en niemand kan die sluiten....", Openb. 3:8. Ik weet trouwens niet waar ik de tijd vandaan moet halen om de stroom met emailen te beantwoorden. De deur staat blijkbaar wagenwijd open.
(wordt vervolgd op volgende blok)
|
|
|
|
|
|