GELIJKENIS VAN HET ONKRUID
DE GELIJKENIS VAN HET ONKRUID  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
"Een andere gelijkenis heeft Hij hun voorgesteld, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mens, die goed zaad zaaide in zijn akker. En als de mensen sliepen, kwam zijn vijand, en zaaide onkruid midden in de tarwe, en ging weg. Toen het nu tot kruid opgeschoten was, en vrucht voortbracht, toen openbaarde zich ook het onkruid. En de dienstknechten van den heer des huizes gingen en zeiden tot hem: Heere! hebt gij niet goed zaad in uw akker gezaaid? Van waar heeft hij dan dit onkruid? En hij zeide tot hen: Een vijandig mens heeft dat gedaan. En de dienstknechten zeiden tot hem: Wilt gij dan, dat wij heengaan en datzelve vergaderen? Maar hij zeide: Neen, opdat gij, het onkruid vergaderende, ook mogelijk met hetzelve de tarwe niet uittrekt. Laat ze beiden te zamen opwassen tot den oogst, en in den tijd des oogstes zal ik tot de maaiers zeggen: Vergadert eerst dat onkruid, en bindt het in busselen, om hetzelve te verbranden; maar brengt de tarwe samen in mijn schuur", Matth. 13:24-30.

Aan de hand van de gelijkenissen heeft Christus Zijn discipelen het Koninkrijk der hemelen in allerlei facetten voorgesteld. In deze gelijkenis wordt het Koninkrijk der hemelen vergeleken met een mens die het goede zaad zaaide in zijn akker.
In afhankelijkheid des Heeren wensen we u de betekenis van deze gelijkenis voor te stellen, waarbij we trachten te letten op een viertal gedachten:

1. De betekenis van het goede zaad
2. De betekenis van de akker
3. De betekenis van het onkruid
4. De betekenis van de oogst


Op het eerste gezicht zouden we veronderstellen dat het in deze gelijkenis gaat over de prediking van het Evangelie. Dat is echter niet helemaal juist. Er staat namelijk dat het Koninkrijk der hemelen gelijk is aan een mens, die goed zaad zaaide in zijn akker. Het zaad wat hij zaaide was enkel goed. Van dat goede zaad staat geschreven dat Al dat zaad opkomt en dat elk zaadje vrucht draagt. Dat zaaien van dat goede zaad ziet op de krachtdadige, inwendige roeping der heiligen door de prediking van het zuivere Woord Gods. Die Mens, de Heer des huizes, is Christus, die de Zijnen wederbaart door het zaad der wedergeboorte, namelijk het Woord Gods. Er staat vervolgens dat die Mens het goede zaad zaaide in ZIJN akker. Die akker ziet dus op de gemeente van Christus, waarvan Hij zegt dat de poorten der hel Zijn gemeente niet zullen overweldigen. Het goede zaad ziet dus niet op de prediking van het Evangelie in het algemeen, ook niet op het aanbod van vrije genade, nee, het goede gezaaide zaad ziet op de zaligmakende bediening des Heiligen Geestes door het gepredikte Woord. Maar voordat het goede zaad vrucht voortbrengt, komt de vijand van die Man, namelijk de duivel, en zaait onkruid midden tussen de tarwe. Waar de Heere Zijn gemeente bouwt, daar is ook de duivel actief. Terwijl de mensen slapen, komt de duivel en zaait zijn onkruid in diezelfde akker en op de plaats waar het goede zaad gezaaid is. Waar de Heere werkt, daar werkt de duivel ook. De duivel is de grote imitator van God en zijn onkruid kan niet zonder Geesteslicht van de goede tarwe onderscheiden worden. De duivel bestrijdt het goede zaad, de prediking van het zuivere Woord Gods, altijd met een blauwdruk daarvan. De duivel is een bijzonder goede theoloog, die zonder de wapenrusting Gods niet te wederstaan is. Hij strooit zijn vergif in de gemeente van Christus niet zelden middels wolven in schaapsklederen die de kudde van Christus niet zullen sparen. De wedergeboorte kan de duivel niet tegenhouden, maar hij kan wel Gods werk imiteren. En als het ware werk van God in de toebrenging van de Zijnen openbaar komt, dan openbaart zich ook het onkruid van de duivel. Als een kind van God tegen de zonde waarschuwt, dan zal de duivel niet nalaten om dat getuigenis met grote bladeren onkruid te overschaduwen en de manier waarop met uit de Bijbel gerukte teksten verdacht te maken. Voor de Romeinse rechtbank staande, werd Paulus door Festus verweten dat hij raasde en dat zijn grote geleerdheid hem tot razernij gedreven had (Hand. 26:24), terwijl Paulus zich uitsluitend bediende van woorden van gezond geestelijk verstand. Altijd probeert de duivel de manier van het getuigenis der kinderen Gods verdacht te maken, omdat hij inhoudelijk niets tegen het door Gods Geest gegeven getuigenis kan inbrengen. Dat geldt ook voor de werken des geloofs, die in onze dagen meer dan verdacht gehouden worden. Ik weet zeker dat als Abraham in onze dagen had geleefd en hij op Gods bevel zijn zoon Izak ten offer had moeten brengen, hij door het geseculariseerde refochristendom dood gestenigd was. En Johannes de Doper zou men -net als Kohlbrugge- uit alle kerken weren, omdat die man de zonden, ja, alles en iedereen bij man en paard noemde. Daar hebben refo-dominees geen last van, want die preken niet in de geslagen bressen, maar uitsluitend achter eigen gemaakte kerkzuiltjes en sparen de kool en de geit. En sommigen beroemen zich erop dat ze nog nooit met een tuchtgeval zijn geconfronteerd. Ja, als men de tucht niet toepast, dan word je er ook niet mee geconfronteerd. Dan behoud je je naam, je bestaan en dan kan je zonder kerkelijke en letterlijke kleerscheuren als een gevierde dominee door het leven gaan. Dat is echter niet de gang van de levende Kerk. Zij worden zonder enig onderscheid belaagd door de duivel en in de gemeente van Christus in opspraak gebracht. Dat is altijd een kenmerk van een getuigend leven in Christus. Christus moest veel lijden en door de ouderlingen en de overpriesters op grond van valse beschuldigingen verworpen worden, ja, tenslotte worden gedood. Dus aan de vervolging van Gods kinderen daar zullen refo-ouderlingen en refo-dominees altijd hun hand in hebben. Het onkruid van de duivel moet dus niet te ver gezocht worden, en zeker niet buiten de kerk. Dat onkruid wordt namelijk gezaaid vanaf dezelfde preekstoelen vanwaar ook het goede zaad wordt gepreekt. De duivel -zeker in onze dagen- kan zich evenwel vrij bewegen op de reformatorische kansels, want de doorsnee kerkenraden slapen gelijk die mensen in de gelijkenis en missen ten enenmale de gave des onderscheids, waardoor ook de valse leringen vrij spel hebben, omdat niemand schijnt te weten wat de religie van de Belijdenis inhoudt en dus ook de tucht niet functioneert. Dat heeft Christus echter voorzegd dat het zo zou zijn. Nu heeft de Heere altijd Zijn gaarne getrouwe knechten -hoewel doorgaans weinig in getal- die de volle raad Gods prediken, de gave des onderscheids hebben en dus ook het onkruid van de duivel opmerken en die van de tarwe kunnen onderscheiden. Het refosprookje dat Gods ware volk en knechten niet bij machte zijn en zelfs niet bevoegd zijn om te oordelen om de geesten te beproeven of zij uit God zijn, behoort dus voluit tot het onkruid van de duivel, want daartoe is de levende Kerk juist geroepen. En als de dienstknechten des Heeren het onkruid tussen de tarwe ontdekken, trekken zij niet het zwaard van Petrus om eroplos te slaan, nee, zij gaan in gebed om het aan de Heere te vertellen. Gods volk en knechten maken al hun zonden, zorgen en zaken aan de Heere bekend. Dat is kenmerkend voor het ware kindschap. Gods kinderen kunnen geen enkele zaak voor zichzelf houden, want van zichzelf kunnen zij geen zaak doorgronden. Daar hebben zij niet alleen licht, maar ook beproevingsgenade voor nodig, om het snode van het kostelijke te kunnen onderscheiden. Daarom gaan die dienstknechten naar die heer des huizes om Zijn raad te vragen en om Zijn wil te verstaan. En dan krijgen ze te verstaan dat zij het onkruid niet mogen uittrekken, opdat zij mogelijk met het onkruid ook het tarwe zullen uittrekken. Onkruid is namelijk nooit diep geworteld, maar wel breedgeworteld. De wortels van het onkruid zitten dus breed verstrengeld met de wortels van de tarwe en dan is het gevaar groot dat met het uittrekken van het onkruid ook de tarwe mede wordt uitgetrokken. Christus suggereert hier niet een mogelijke afval der heiligen, maar daarover straks meer. Het onkruid ziet in deze gelijkenis niet zozeer op de valse leringen van de duivel, maar op de hypocrieten, dus op de schijnchristenen. De wijze maagden groeien dus op met de dwaze maagden. Dat het onkruid niet mag worden uitgetrokken wil echter beslist niet zeggen dat zij niet kunnen worden onderkend als schijn en niet als zijn. Die dienstknechten zien wel degelijk wat onkruid en wat tarwe is. En dat onderscheid moet als zodanig ook separerend gepreekt worden, gelijk de Heere Jezus doet o.a. in de gelijkenis van het zaad en de tien maagden. Christus preekt zowel de antithese als de these, namelijk 'schijn en zijn' en dat hebben de profeten en de apostelen op Zijn bevel ook gedaan. Dat die dienstknechten van die heer het onkruid niet mogen uittrekken, wil ook niet zeggen dat hypocrieten van het Heilig Avondmaal niet geweerd moeten worden, want dat zou betekenen dat Christus de door Hem ingestelde kerkelijke tucht teniet maakt. Je moet er altijd maar op letten, mijn lezers, dat als predikanten de kerkelijke tucht willen omzeilen dat zij altijd de gelijkenis van het onkruid zullen aanvoeren als een bijbels bewijs van hun voorzichtigheid, hetgeen echter als een voorzichtig verdrag met de hel moet worden ontmaskerd.

Deze gelijkenis wordt veel aangewend om met de door Christus ingestelde kerkelijke tucht te sjoemelen. Ambtsdragers die zich hieraan schuldig maken, maken zichzelf censurabel. Het nalaten van de kerkelijke tucht is zelfs een vorm van vervolging jegens het levende Kind. Ook kan de noodzakelijke afsnijding van valse leraren door de christelijke ban op grond van deze gelijkenis niet in mindering gebracht worden. Deze gelijkenis is een getuigenis TEGEN het kerkelijke sectarisme, wat we in onze dagen ook wel kunnen benoemen met het aloude labadisme. Jean de Labadi wilde een zuivere kerk op aarde met alleen maar bekeerde mensen. De 'zuiverste kerk' op aarde te willen zijn is dus puur sektarisch en het leidt dikwijls tot de grootst mogelijke zonden. Bovendien is er geen zuivere kerk op aarde -naar het idee van Jean de Labadie- te vinden. Dat leert Christus met deze gelijkenis. Er is wel een ware Kerk op aarde, waarvan de kenmerken worden genoemd in de Artikelen 27, 28 en 29 van de NGB, maar of die Kerk als zodanig nog in het geseculariseerde Westen gevonden wordt, is voor ons een vraag en voor God een weet. In geen van de westerse kerken functioneert echter de kerkelijke tucht overeenkomstig het Woord. Dat geldt in generale zin ook voor de prediking en de bediening van de sacramenten. Ten aanzien van de ware Kerk rept de NGB over de zuivere prediking van het Woord en de zuivere bediening van de sacramenten. Waar wordt dat nog gevonden? Rijp en groen kan ten dis schrijden en Gods getuigende volk wordt niet zelden geweerd, omdat er voor henlieden geen plaats is in de kerkelijke herberg. Dat is de generale situatie van vandaag en ik weet niet eens of er wel uitzondering-gemeenten zijn waar Gods ware volk meer dan welkom is. Christus is in ieder geval niet welkom en Hij mag hooguit aangename woorden spreken, maar als Hij gaat separeren tussen 'schijn en zijn', dan is het intrede en afscheid tegelijk en moet Hij van de steilte geworpen worden, omdat de goe-gemeente van zulk een scherpsnijdende Christus voorgoed verlost wil zijn. De ware Kerk is dus een vergadering van ware christgelovigen, hoewel er altijd hypocrieten onder vermengd zullen zijn die van de ware Kerk niet zijn. En die hypocrieten -als zij zich in leer en leven niet misdragen- mogen niet worden uitgerukt (=uitgeworpen), want dan kan men zich mogelijk bezondigen dat men ook de ware kinderen Gods uitwerpt als zij zich op hun slechtst gedragen. Een kind van God op zijn slechts is God echter altijd nog aangenamer als een schijnchristen op zijn best. ''Niet uittrekken'', wil dus zeggen, niet uit de gemeente van Christus werpen en dus ook niet zonder oorzaak in de christelijke ban doen. Voor dat laatste moeten duidelijke aanwijsbare bewijzen en redenen zijn en niet gegrond zijn op een gevoel, noch partijgeest, maar op Gods Woord alleen. Zowel 'zijn' als 'schijn' moeten dus tesamen opwassen tot de oogst, maar wel binnen de kaders van de sleutelen des hemelrijks, ofwel de kerkelijke tucht. Als Eli, de hogepriester, de tucht niet toepast op zijn goddeloze zonen, Hofni en Phinehas, dan heeft dat verstrekkende gevolgen.
1. De Heere spreekt niet meer tot Eli;
2. De Ark des HEEREN wordt weggevoerd;
3. De eer van Gods is weggevoerd "Ikabod";
4. De bediening der verzoening is weggenomen;
5. Hofni en Phinehas worden gedood;
6. Eli breekt zijn nek en sterft.
7. Bij de terugkeer van de Ark stierven er meer dan 50.000 mannen, omdat zij onder het verzoendeksel in de Ark gekeken hadden.
Dit alles als gevolg van de grove nalatigheid van Eli ten aanzien van het handhaven van de tucht. En het is in onze dagen nog duizend keer erger dan in Eli's dagen, maar er is geen dominee die een tuchtgeval meemaakt, volgens zeggen. De kerkpolitiek ten top!

"Het onkruid niet uitrekken" wil dus niet zeggen dat de kerkelijke tucht achterwege mag blijven. Gebeurt dat wel, dan zullen de gevolgen van Gods verbondswraak niet uitblijven. Ook in onze dagen zijn daar tal van voorbeelden op te noemen, want het is al Ikabod wat de kerkklok slaat. Doch wie merkt het op? Wie gaat er gebukt onder? Eli merkte het nog op, en hij ging er gebukt onder en hij rechtvaardigde God in Zijn oordelen, nog voordat hij stierf. Nu staat het politieke Refo-onkruid zichzelf te rechtvaardigen in 's lands vergaderzalen met zogenaamde "bijbels genormeerde politiek" en ook in de kerkelijke vergaderzalen viert dat soort politiek hoogtij. Men heeft niet in de gaten dat God de kerken een kracht der dwaling gezonden heeft, zodat de leugen gelooft wordt als zijnde de waarheid, waarbij de zonden worden vergoeilijkt en met een zogenaamde 'mantel der liefde' worden bedekt. Dat zijn echter de vruchtgevolgen van het gezaaide onkruid des duivels. Degenen die de zonden "met de mantel der liefde" vergoeilijken en de zonden met een papieren jezus gladstrijken, aanmatigen zichzelf 'het kruid der aarde' te zijn, terwijl ze zo ontplofbaar zijn als buskruid als je dezulken met de scherpte van Gods Woord op hun vrome tenen trapt en vanonder die zogenaamde "mantel der liefde" een wolf in schaapskleren ontmaskert. Gods volk daarentegen leert zich als onkruid kennen en in die zelfkennis wassen zij op, naarmate zij opwassen in de kennis van Christus. Opwassen in Christus zonder toenemende zonde- en zelfkennis, is bijbels onmogelijk. Dus tarwe en onkruid moeten tesamen opwassen. Ja, en dan krijgt Jakob een Ezau, Simson een Delila, David een Achitofel, Salomo 700 vrouwen en 200 bijwijven, Christus een Judas en Paulus een Demas naast zich. Daar weet al Gods volk wel van, want zij groeien allemaal op temidden van het onkruid des duivels, temidden van de godsdienst, temidden van de wolven, temidden van een vijandige wereld, vervolgd, gesmaad, verlaten en vergeten, doch ziet zij leven, want het Leven, Christus, is alle de dagen met ons, schapen der weiden van Christus, ja, tot de voleinding der wereld. En dat volk is het zout der aarde om te getuigen tegen de zonde en tegen de onreinheid uit liefde tot God en tot heil van de naaste in de uitstalling van Christus als die grote Zondevernieler, die tot zonde gemaakt is, opdat verloren zondaren in het oordeel van hun dode adamsbestaan zouden zijn, rechtvaardigheid Gods in Hem door de toegerekende gerechtigheid van Immanuel. Christus is niet alleen de Heer des huizes; Hij is ook het goede Zaad, in Wie al de geslachten des aardbodems gezegend zullen worden. Niet alle mensen, niet de kinderen des vleses, maar de kinderen der beloftenis worden voor het Zaad gerekend. En dat Zaad is gezaaid in de verderfelijkheid van de menselijke natuur, doch zonder zonde, en Het is opgewekt in onverderfelijkheid. Dat Zaad is gezaaid geworden in oneer en in de zwakheid van Zijn menselijke natuur en Het is opgewekt in heerlijkheid en in kracht. Christus is ons in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde. Zijn menselijke natuur was net zo heilig, zondeloos en onbesmet als Zijn Goddelijke natuur, maar het Woord is vlees geworden, tot zonde gemaakt, tot de misdadigers gerekend, opdat wij, volk des Heeren, zouden zijn, rechtvaardigheid Gods in Hem. Uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen, van eeuwigheid tot amen, tot in der eeuwen eeuwigheid.

Als het laatste tarwezaadje zal zijn toegebracht, dat in het bundelke der levenden was opgesloten al van voor de grondlegging der wereld, dan zal de tijd des oogstes aanbreken. Dan zal God Zijn duizenden legers van engelen mobiliseren om de oogst der eeuwige uitverkiezing binnen te halen. Niet de knechten van de Heer des huizes, maar de engelen zullen de maaiers zijn. Veel dominee's denken dat zij maaiers zijn, maar dezulken spannen niet zelden de maaikar achter de zaaikar, omdat zij zo gaarne met vruchten op de plank willen pronken. Dominee's zijn geen maaiers, want zij behoren zelf tot het tarwezaad dat de Landman in Zijn akker gezaaid heeft, of zij behoren tot het onkruid dat tussen het goede zaad gezaaid is. En als dan de oogsttijd is aangebroken, zullen de engelen het onkruid van het tarwe scheiden. Zij zullen eerst het onkruid vergaderen, het in busselen binden, om het vervolgens te werpen in de vurige oven, alwaar wening zal zijn en knersing der tanden. Dan zullen alle godloochenaars, alle valse leraars, alle geveinsden, alle tijdgelovigen, alle werkers der ongerechtigheid, alle vervolgers van het levende Kind, alle rijke jongelingen, alle demassen, alle iskarioth-judassen tot busselen samengebonden worden en als brandstof voor de hel geworpen worden in de poel des vuurs die brand van vuur en sulfer, om daarin eeuwig te verbranden zonder op te branden. Dat zal een dag zijn, geliefden. De bokken zullen dan onfeilbaar van de schapen gescheiden worden; de bokken tot Zijn linkerhand en de schapen tot Zijn rechterhand gesteld worden. De man zal van de vrouw gescheiden worden en kinderen van hun ouders. De rode draad van Gods verkiezing loopt dwars door gelukkige huwelijken, dwars door kerkmensen, dwars door kerkenraden, dwars door avondmaalgangers, dwars door predikanten, dwars door synoden, dwars door families, dwars door gezinnen. Op de dag van de grote oogst zal ook de 'mantel der liefde' bij de wolven in schaapsklederen worden afgerukt en in hun ware gedaante geopenbaard worden als het onkruid dat de duivel tussen de tarwe gezaaid heeft. Op die dag zal ook de tarwe, de kinderen Sions, als schoven bijeen vergaderd worden om te worden binnengebracht in de hemelse schuren van het Vaderhuis met de vele woningen. Op die dag zullen alle doden die in de graven zijn de stem van de Zone Gods horen. En zij zullen opstaan uit den doden, die het goede gedaan hebben tot de opstanding des levens, en die het kwade gedaan hebben tot de opstanding der verdoemenis (Joh. 5:29). Degenen die zullen opstaan tot de opstanding des levens, hebben de stem des Zoons van Gods reeds in de tijd gehoord ten leven en zullen opgewekt worden uit den doden tot heerlijkmaking in der eeuwigheid. Degenen die de stem des Zoons van God niet gehoord hebben in de tijd ten leven en in hun ongeloof hebben volhard, zullen Zijn stem op de jongste dag horen en uit den doden worden opgewekt tot verdoemenis.

O, geliefden, het is nu nog de welaangename tijd, de dag der zaligheid. Koop de tijd uit, dewijl de dagen boos zijn en bekeert u zich heden tot de levende God. Wendt u tot Hem Die dood geweest is en leeft en regeert tot in alle eeuwigheid. Hij heerft de sleutels van de hel en van de dood. Wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk in en door Hem, Die tot het zaad van Jakob niet gezegd heeft, zoekt Mij tevergeefs. Want wie zoekt, die vindt en wie klopt die zal worden open gedaan.
Maar ach, God heeft uit de hemel nedergezien of er iemand was die Hem zocht, maar Hij vond er niet één. Toen heeft Hij Zijn lieve schoot-Zoon naar deze vervloekte aarde gezonden, om God te zoeken, om Zijn wil te doen, om gerechtigheid aan te brengen, Zijn leven te geven tot een Rantsoen voor velen, om het verlorene te zoeken, te vinden, zalig te maken en te brengen in 's hemels tempelzalen, waar God zal zijn Alles en in allen.
Van nature zijn we geen kruid, maar onkruid, geen zout, maar zand, geen armen van geest, maar rijke jongelingen, geen kinderen Gods, maar gevleesde duivels, geen tarwezaad, maar slangenzaad, geen keurige mensen, maar hypocrieten, geen christenen, maar heidenen. Van nature wil een mens nooit zijn die hij is, namelijk een goddeloze, terwijl Christus te Zijner tijd alleen voor de goddelozen gestorven is. God rechtvaardigt geen beste mensen, geen gelovige mensen, geen vrome mensen, nee, God is een God Die de goddeloze rechtvaardigt. Christus weende over Jeruzalem, omdat er geen goddelozen waren die een Borg voor hun ziel en een God voor hun hart nodig hadden. En ze hebben het uitgeroepen: "Kruis Hem, kruis Hem; Zijn Bloed kome over ons en over onze kinderen." God heeft Zijn verbondswraak uitgevoerd, doch ze hebben zich niet bekeerd. De volheid der heidenen moet nog ingaan, alsdan zal geheel Israël zalig worden. Het westerse christendom maakt zich evenwel rijp voor Gods verbondswraak. Er is zo ontzaggelijk veel vorm zonder wezen. Het kerkelijke onkruid tiert welig en de tarwe moet je zoeken als een speld in een hooiberg. Zonde is geen zonde meer en de duivel heeft zeer veel jongeren in zijn macht, waarvan te vrezen is dat velen overgegeven zijn en ten vure bewaard worden tot de dag van de grote oogst.
Belijders die de zonde vergoeilijken, behoren tot het onkruid des duivels en die godsdienst vreet voort als de kanker onder de dekmantel van het evangelie. Laten we ernstig bedenken dat elke zonde een moordaanslag op Christus is en onbeweende zonden zullen in de hel beweend moeten worden. Christus liet Zich kruisigen tussen de misdadigers als zijnde de grootste misdadiger in de toerekening, om misdadigers met God te verzoenen.
Mag ik eens vragen: zijn er nog van die misdadigers die de arrestbrief van Godswege hebben thuisgekregen? Zijn er nog van die misdadigers die de straf op de zonde niet meer kunnen en niet meer willen ontlopen? Zijn er nog van die tollenaars en zondaars die de poorten der hel wijd geopend zien tot hun verdoemenis om daarin rechtvaardig te verzinken?
Christus is onder u, verloren ziel, Hij is ter helle nedergedaald om hellevaarders aan de hel te ontrukken. Hij is het die u Zijne vriendschap biedt in de overname van uw straf, doem en dood, de dood gedood hebbende. Gods volk getuigt ervan: "De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem en door Zijn striemen is ons genezing geworden." Christus is het Leven Die doden levend maakt en hellevaarders zalig spreekt door de kracht des Heiligen Geestes: "Ik leef en gij zult leven."
En Hij, de Heere Jezus, zag Levi -dood in zonden en misdaden- zitten in het tolhuis, een voorportaal der hel, en zeide tot hem: "Volg Mij!" Toen werd onkruid tarwe en volgde Hem op de weg.
Hoeren en tollenaars zullen de refogezindte voorgaan in het Koninkrijk der hemelen, want onder het goede zaad bevinden zich hoeren en tollenaars uit de krochten der wereld, en onder het onkruid des duivels bevinden zich de jeugdbonden en de kerkleiders van de HHJO en de JBGG. Met name de HHK en de Ger.Gem. misbruiken de roeping der kerk en doen aan kerkelijke entertainment in de vorm van peperdure vakantiezomerkampen t.b.v. de kerkjeugd en publiceren open en bloot hun eigen schaamte en schande onder een reformatorische vlag (zie 'Klik hier-link). Dominees, houdt maar op met die vrome preken, want het zal het oordeel der kerk alleen maar verzwaren. Rechtzinnige preken en een werelds leven, de kerkjeugd erbij willen houden met wereldse entertainment en zo de jeugd ter helle zenden, zal van de hand van HHK- en Ger.Gem.-kerkenraden/dominees geëist worden en er zal geen dominee te verontschuldigen zijn. Ze doen net of zij van niets weten, maar ze weten allemaal hoe goddeloos genoemde jeugdbonden opereren en zich in de zonde uitleven. God komt met Zijn verbondswraak en er is geen afbidden meer aan. De wereld verkeert in een crisis, omdat de kerken de spot drijven met de door Christus ingestelde kerkelijke tucht. De rechtzinnige kerken zijn puur werelds geworden en er is geen dominee die zijn stem ertegen durft te verheffen, de schuld ervan eigent en zichzelf onder de tucht laat zetten. God zal het zien en zoeken. De engelen staan klaar om ook het genoemde kerkelijke entertainment-onkruid te vergaderen en in busselen te binden, om het te werpen in de poel die brand van vuur en sulfer, waar al die HHK/GG-bondelingen met dubbele slagen zullen geslagen worden. De inwoners van Ninevé hebben zich op de oordeelsprediking van Jona bekeerd, maar Refo-NL gaat de wereld na in de zonden onder een kerkelijke vlag en weigert de tucht aan te nemen. Ik ben bevreesd dat de bekeringstijd voor velen reeds is afgesneden, want God legt zichtbaar en hoorbaar de leidsels erop, totdat de maat is volgezondigd. Genoemde kerken mogen hun buitenlandse zendingsterreinen wel verleggen naar eigen gemeenten, want de gemiddelde situatie in eigen gementen is ver onder het niveau van een doorsnee Afrika-gemeente. Met het repeterende zendingsverhaal dat de oogst elk jaar mislukt en de vrachtwagen met maismeel elk jaar verzakt raakt, houdt men de zendingskas op peil en de zendelingen in beweging middels halfjaarlijkse visa versa-reizen van zendingsveld naar het thuisfront, om de goe-gemeente met zielige verhaaltjes en dia-plaatjes goedgeefs te houden. Als we de Grand Rapids-peken van ds. W.C. Lamain beluisteren dan is dat ene grote aanklacht tegen het geseculariseerde christendom aldaar, inclusief de NRC-gemeenten. Ds. J. Spaans (NRC-Norwich) heeft een gymnastiekzaal laten bouwen voor anderhalf mijoen dollar en een kerkelijke donatie/lening beneden de duizend dollar wordt niet ontvankelijk verklaard. Kerken van goud, maar preken zo dood als een steen. Dat soort dingen gebeuren als het leven Christi gemist wordt en men op en onder de kansel de dood voor het leven houdt. Gods volk van 30 jaar geleden zou het in de huidige ''rechtzinnige'' entertainment-kerken niet uithouden. Wat zich tegenwoordig allemaal op de kansel aandient, dat preekt vandaag zus en morgen zo. `t Zijn net kameleons die zich aanpassen zoals de gemeente-situatie zich voordoet. Voor al dat baxeriaanse gedoctrineer enerzijds en het sentimentele gepreek anderzijds, geef ik niets, want het leven Christi wordt er ten enenmale in gemist. Christus is NOOIT sentimenteel geweest, maar altijd zakelijk Schriftuurlijk. Hij deelde NOOIT schouderklopjes uit, maar woorden des eeuwige levens. Hij ging NOOIT naast een verloren zondaar staan, maar in de plaats van. Hij heeft NOOIT gedogmatiseerd, maar altijd de Schrift verklaart. Hij heeft NOOIT de zonden vergoeilijkt, maar bestraft, verdoemd en de zonden Zijns volks op Zich genomen. Voor een gemoedelijk kopje koffie liet Christus Zich niet verleiden (met eerbied gesproken), want Zijn spijs en drank was te doen de wil van Zijn hemelse Vader. Ook slaat Christus NOOIT Zijn hand om de schouder van een gevallen zondaar, maar Hij neemt verloren schapen OP Zijn schouders en godsdienstig onkruid laat Hij lopen en zichzelf vetmesten tot de dag der slachting. Voor een historische kerk gaf Christus niets en daar zijn de Joden dan ook wel achtergekomen. Christus zoekt zaad voor ZIJN Kerk en dat zaad zaait Hij in de goede aarde, opdat het sterve en veel vrucht voortbrenge. Want als het zaad in de aarde niet valt en sterft, brengt het geen vrucht voort. Christus is het Zaad dat in de aarde gezaaid is, gestorven is, in het graf der aarde gelegen heeft en wij met Hem. In Hem dragen we vrucht, volk des Heeren, want Hij is dood geweest, doch zie Hij leeft. Nu vergadert de Levensvorst de schoven met de tarwe in Zijn schuur, totdat de laatste zal zijn toegebracht. Dan zal ook het (kerkelijke) kaf dat wegstuift voor de wind in busselen gebonden en voor eeuwig van voor Zijn aangezicht weggeworpen worden in de buitenste duisternis, waar eeuwige wening zal zijn en knersing der tanden. We zijn tarwe of onkruid; andere hoedanigheden zijn er niet. We zijn in Christus of buiten Christus. We zijn met God verzoend of leven nog voor eigen rekening. We zijn in Christus een ellendig en arm volk dat op de Naam des Heeren betrouwt, of we zijn rijk en verrijkt en hebben geens dings gebrek. Het is van tweeën één, of we zijn kinderen der beloftenis, of we zijn kinderen der dienstbare. Wat onderscheid het goede zaad van het zaad der onkruid? Het onderscheid moeten we niet in de eerste plaats in het zaad zoeken, maar in de zaaiers. De Zaaier die het goede zaad zaait, is Christus. En de zaaier die het onkruid tussen de tarwe zaait, is de duivel. Christus kan nooit onkruid zaaien en de duivel kan nooit goed zaad zaaien. Zijn we door Christus, of door de duivel gezaaid? Het zaad van Christus is onverderfelijk, maar het onkruid van de duivel is verderfelijk zaad. Het zaad van Christus brengt vruchten voort van geloof en bekering, maar het zaad van de duivel wast op in de ongerechtigheid, vroom of goddeloos, het zijn niets dan stinkende vruchten. Aan de vruchten zult ge hen kennen. Een goede Boom brengt alleen maar goede vruchten voort, maar een kwade boom alleen maar kwade vruchten, namelijk doornen en distelen, nabij de verbranding.
Wat zijn nu goede vruchten? Het geloof, de hoop en de liefde. Dat zijn kenmerkende vruchten waaraan de Boom te herkennen is. Als je die vruchten draagt, ben je rechtvaardig en houd je God in ere. Dat staat van de oude Simeon geschreven, namelijk dat deze mens rechtvaardig was en God in ere hield.

(Wordt vervolgd op volgende blok).

DE GELIJKENIS VAN HET ONKRUID (II)        
Plaats in winkelmandjeMandje
Dr. H.F. Kohlbrugge zegt in een van zijn preken: "In die dagen moet deze Simeon wel en verachte fakkel geweest zijn, want er staat met nadruk: "deze mens was het", als ware alle de overigen in Jeruzalem het niet geweest. Trouwens, hij zal ook niet velen zijns gelijken in Jeruzalem gehad hebben, want in een stad waarin schier alle mensen menen rechtvaardig te zijn en ok menen dat zij God de eer geven, hoewel zij onrechtvaardig zijn en de eer van mensen nemen, vooral van priesters, daar zal men de naam wel zoeken uit te roeien van degene die in waarheid rechtvaardig is en God in ere houdt. Zo zal het dan met Simeon wel in Jeruzalem geweest zijn, als met Lot in Sodom, en bestond zijn ganse have wellicht eniglijk daarin, dat hij God in ere hield. De huichelachtige rechtvaardigen willen deze gerechtigheid niet, zij denken er ook niet aan en zij die zeggen: "Geef Gode de eer" (Joh. 9:24), kunnen nimmer verdragen dat iemand Gode de eer geeft. Wie rechtvaardig is, is voor zijn naaste een barmhartige Samaritaan, maar ook een getrouwe bestraffer; hij bestraft de ondeugd en de znde waar hij die vindt en wie God vreest, wie Hem in ere houdt die kan onmogelijk meedoen met wat de vrome wereld voor godsverering houdt. Zo is dan Simeon een miskend of onbekend mens in Jeruzalem geweest; want als men van de Heilige Geest het getuigenis heeft dat men rechtvaardig en Godvrezende is, kan men de mensen niet behagen, noch ook van de vrome wereld ooit een goede getuigenis ontvangen." (Tot zover Kohlbrugge).

Dus het goede zaad geeft God de eer in alles. Berooft men het heilige, dan zal de rechtvaardige dezulken -inclusief dominees- bestraffen, God de eer gevende. Om die reden zullen de rechtvaardigen door de vrome wereld gehaat worden, met het vroom klinkende verwijt dat men niet mag oordelen. Dat is dus een verwijt dat alleen onkruid maakt, want de geestelijke tarwe heeft juist de roeping om de geesten te beproeven of zij uit God zijn en het snode te ontmaskeren en die van het kostelijke te onderscheiden. Toen Christus ging separeren in de prediking, wilde de vrome godsdienst Hem van de steilte te pletter gooien om voorgoed van Hem af te zijn. Al was de Heere mij geen Schild in het strijdperk van dit leven, dan had ik allang van de steilte geworpen geworden door de gekerstende refo-Rabsake's. De 'aangename' godsdienst haat de confrontatie door en met het Woord van onze God. Christus, de profeten en de apostelen preekten confronterend, zowel ten aanzien van de Wet als ten aanzien van het Evangelie. De meeste predikanten zijn inzegenaars van het snode en het kostelijke maken zij verdacht. Het onkruid heeft iets tastbaars en dat is het wat de vrome godsdienst wenst. Men wil zalig gesproken worden zonder ooit rampzalig voor God te zijn geweest. Men wil vrede, maar men bedrijft onrecht. Vrome praat en een links leven. Vrome preken, maar een tuchtloze praktijk. Er deugt niets van de mens, niets van de vrome mens, niets van de bekeerde mens, zelfs het volk is gras. Het gras verdort en de bloem valt af, maar het Woord onzes Gods blijft tot in der eeuwigheid. De getuigen van Christus zijn echter het zout der aarde. En als het zout smakeloos geworden is, waarmee zal het dan gezouten worden? Smakeloos zout is aan brak water gelijk en aan bederf onderhevig. Het: "Man Gods, de dood is in de pot", wordt door geen ouderling in onze dagen op de lippen genomen ten aanzien van de generale zoutloze prediking. Er worden wat valse handen geschud voor de preekstoel. De kerkenraadsbanken zijn doorgaans met onkruid bezet. Dat was in de dagen van Christus al niet anders. Hij moest juist van de ouderlingen en de Schriftgeleerden verworpen worden om zo te worden geslagen in het huis van Zijn liefhebbers. En Christus heeft dit alles gewillig en stilzwijgend ondergaan, opdat Zijn getuigen zouden spreken van Hem, Die de pers van Gods toorn over de zonde alleen getreden heeft. Jezus alleen, Jezus geheel, Jezus alles. Ere zij God in den Hoge en vrede op aarde in de mensen van het welbehagen, in en door Hem, de Vredevorst. Vrede met God, door onze Heere Jezus en buiten Jezus is God een verterend Vuur en een eeuwige Gloed bij wie niemand wonen kan. Als dat naar binnen slaat, dan is het verloren, verloren, rechtvaardig verloren. Waar God gerechtvaardigd wordt, en het vonnis wordt gemijnd, daar treedt Christus tussenbeide: "Heden zult gij met Mij, in het Paradijs zijn."
Christus is de Fontein des Levens en wie in Hem gelooft -zonder de werken der Wet- zal leven, al ware hij ook gestorven. Onkruid werkt en verspreidt niets dan kunstlicht. Doch die niet werkt, maar gelooft in Hem Die de goddeloze rechtvaardigt, is gestorven, begraven en met Christus opgestaan, Die de dood heeft verslonden tot overwinning. De oude mens is gestorven, de dood gedood, het graf begraven, de hel geblust, de Wet tevreden, het recht bevredigd, God verzoend, de zondaar gezaligd, Christus verheerlijkt en de engelen verblijd. Vrede zij in uw vesting, welvaren in uw paleizen. Dat is een privilege van de Bruid van Christus, want zij is ook des Konings dochter, geheel verheerlijkt inwendig. Haar kleding is van gouden borduursel; het is het kleed van de gerechtigheid van Christus. Een wit kleed voor een zwarte Bruid, enkel onkruid in zichzelf. In dat kleed gaat zij de Bruidegom tegemoet, en met Hem de bruiloftzaal in, om Hem eeuwig de lof toe te brengen, omdat Hij het heeft gedaan. Amen.

Zingen we tot slot, Psalm 45:7:

Straks leidt men haar in statie uit haar woning.
In kleding rijk gestikt tot haren Koning.
Zo treedt zij voort met al de maagdenstoet,
Die haar verzelt, u vrolijk tegemoet.
Zij zullen blij, geleid met lofgezangen,
De vreugde voên, die afstraalt van haar wangen,
Tot zij, daar elk gewaagt van haren lof,
Ter bruiloft treên in `t Koninklijke hof.


GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl