HEMELVAART
DE HEMELVAART VAN CHRISTUS EN HET GETUIGE ZIJN (1)        
Plaats in winkelmandjeMandje
"En gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judea en Samaria, en tot aan het uiterste der aarde", Hand. 1:8b.

Vlak voor Zijn hemelvaart heeft Christus Zijn discipelen in hun roeping bevestigd om alle creaturen het Evangelie te verkondigen en de Naam van Christus onder Jood en heiden bekend te maken. In afhankelijkheid des Heeren wensen wij de hemelvaart van Christus te overdenken, alsmede de roeping om getuige van Christus te zijn.

De belofte/roeping om getuigen van Christus te zijn ontvingen de discipelen in de orde zoals die in onze tekstwoorden staat opgetekend. Eerst de Jood en dan ook de Griek. Het Evangelie moest eerst te Jeruzalem worden verkondigd, vervolgens onder de Samaritanen en tenslotte onder de heidenen. Alvorens de discipelen zending gaan bedrijven onder de heidenen, zal men in de gevestigde kerk weten dat er geroepen getuigen van Christus onder henlieden geweest zijn. Dat is nog niet veranderd. Immers, Mattheus 28:19-20 zal haar vervulling hebben tot de voleinding der wereld. Het Evangelie van vrije genade kan vrijuit gepredikt worden, want Gods troon is een genadetroon, omdat de Vader verzoend is door het Lam in de troon. Het feit dat er een vrije toegang is tot de genadetroon voor verloren zondaren, betekent dus ook dat niemand het Evangelie vrijblijvend aanhoord. Wee de mens als hij op zo'n grote Zaligheid geen acht slaat. "Indien iemand den Heere Jezus Christus niet liefheeft, die zij een vervloeking; Maranatha!" 1 Kor. 16:22.
De mens van nature is niet alleen met heel de wereld verdoemelijk voor God krachtens zijn/haar val en overtreding van de Wet Gods, maar ook krachtens de zonde van het ongeloof. In onze dagen hoor je niet veel meer preken over de zonde van het ongeloof. Vooral in de kringen van de Afscheiding wordt er nauwelijks tegen de zonde van het ongeloof gewaarschuwd. Hele gemeenten zijn doodgepreekt door een eenzijdige en zelfs een valse prediking van de Wet. Zeker, de mens moet ontdekt worden aan zijn hemelhoge schuld. En door de Wet is de kennis der zonden. Maar niemand kan de prediking van het Evangelie van vrije genade afdoen met de verontschuldiging dat hij nooit ontdekt geworden is door de Wet. Niemand heeft namelijk het recht om onbekeerd te zijn. Van nature staan we niet alleen des doods schuldig ten aanzien van de Wet Gods, maar we staan ook des doods schuldig ten aanzien van het Evangelie. De Wet ontdekt ook onze hemelhoge schuld jegens het Evangelie. Ik ben dikwijls radelozer geweest vanwege de kennisname omtrent het bezit van Gods volk dan van de vloeken der Wet. Het bezit van Gods volk bracht mij in het gemis en gaf aan de benauwdheid droefenis. Versta je me? Ik vond benauwdheid en droefenis en 'k riep de Naam des Heeren aan. "Och, Heer' och wierd mijn ziel door U gered..."
Een mens met enkel benauwdheden is doorgaans een slachtoffer en geen schuldenaar. De mens wil wel slachtoffer zijn, maar geen schuldenaar. Weet u wat er gebeurt als de mens voor slachtoffer speelt? Dan geeft hij altijd anderen de schuld, of de omstandigheden hebben het gedaan, of het weer was te slecht, of de afstand te groot, enz., maar zichzelf verdoemen? Nee, daar bedankt de mens voor, hartelijk zelfs. Een (godsdienstig) mens van nature heeft niet het minste belang bij zijn zaligheid. Met al zijn bidden, bijbellezen, trouw ter kerke gaan, keurig leven, ieder het zijne geven, enz. wil de mens alleen maar slachtoffer spelen. De mens doet zijn best en God moet de rest doen en als dat laatste niet gebeurt, "dan is het Gods schuld dat ik verloren ga." Ja, zo redeneert men in onze dagen. Het doperse rechtzinnige volksdeel leeft bij de regel "God moet het doen", om zichzelf te verontschuldigen en de paradijselijke verantwoordelijkheid van zich af te schuiven. Nog even, en dan zullen de rechtzinnige kerken in grote ketterijen vervallen en tenslotte afvallen, omdat zij volharden in de leugen; niet recht wandelen naar het Evangelie en zich ook niet laten gezeggen op grond van Gods Woord.

De discipelen worden geroepen getuigen van Christus te zijn. Zij zwaaien niet met het oordeel naar anderen, want zij waren zelf in het oordeel geweest. Zij zullen de bazuin evenwel een helder geluid geven. De Wet tot verdoemenis en het Evangelie tot eeuwige vrijmaking in Christus. Dat was het geluid der bazuin tijdens de Reformatie. Maar net na de Reformatie werd op dezelfde kansels een onzeker geluid gegeven. Arminius leerde o.a. dat de mens door zijn eigen wil tot het geloof kon komen. Arminius leerde ook afval der heiligen. Je kan de genade weer verliezen, zo leerde hij. En de Goddelijke uitverkiezing zette hij op losse schroeven door te leren dat God verkiest op voorgezien geloof. God heeft toen ware apologeten verwekt, die de valse leer van Arminius met Gods Woord bestreden en verworpen hebben. We denken daarbij aan Gomarus en de Dordtse vaderen, die op de Dordtse Synode van 1618-1619 de Vijf Artikelen tegen de Remonstranten hebben opgesteld. Ook in onze dagen steekt het arminianisme weer de kop op, maar het huidige korps leraars is er NIET tegen opgewassen en is ziende blind voor de subtiele dwaalleer van Arminius die zich altijd weer gelden doet. Er is geen opmerken meer in onze dagen. Men doet er alles aan om de refo-kool en de vrije-wils-geit te sparen onder de dekmantel van de gelijkenis van het tarwezaad en het onkruid. Maar ondertussen zegent men onkruid in als zijnde kruid en het tarwezaad rukt men uit om het onkruid de ruimte te geven. In onze dagen is de duivel bezig een groot offensief in te zetten tegen het ware werk Gods in Christus. En daarvan maakt hij gebruik van rechtzinnige preekstoelen en gelijknamige ouderlingenbanken. Van oudvaders maakt de duivel pilaarheiligen die hij ver boven de Schrift verheft, maar de zonde van het ongeloof giet hij gekerstend met de paplepel in. Het is alles een strijd tegen het Vrouwenzaad, Christus. Hele kerkgemeenschappen worden in slaap gehouden door een prediking van twijfel en ongeloof, als zijnde de grondslag van het christelijke geloof. In de gereformeerde gezindte wordt alom de twijfel geleerd dat de wedergeboorte niet begint met de kennis van Christus en de vergeving der zonden. Het zijn valse leraars die die twijfel zaaien en geven een onzeker geluid.
Gods ware knechten zijn geroepen om de valse leer te verdoemen en de valse leraars te ontmaskeren. Daartoe waren ook de discipelen geroepen, namelijk om het Evangelie van Christus te preken en de dwaalleer te verdoemen en te vervloeken (Gal. 1:8-9), zowel met de these als met de antithese. De dwaling wordt echter pas effectief bestreden als je zegt wat het wel is en niet als je alleen zegt wat het niet is.

"Gij zult mijn getuigen zijn."
Dat is zowel een roeping als een belofte. Het zal zeker in vervulling gaan als Christus ons hiertoe geroepen heeft. Al Gods volk is krachtens het ambt aller gelovigen geroepen om getuige van Christus te zijn. Maar sommigen van Gods volk ontvangen een bijzondere roeping daartoe. Daar komt alles op af, want de duivel heeft er een verschrikkelijke hekel aan als je aan de weg timmert en de bazuin een helder geluid geeft. De zuiverheid ligt echter niet in het volk van God, maar in het Woord, in het vleesgeworden Woord. Daarvan waren de discipelen levende getuigen. En zij moesten verkondigen wat zij gezien en gehoord hadden, ja, al den volken verkondigen in hetgeen zij zelf onderwezen waren. Niet elk kind van God heeft evenveel onderscheid en daarom is de ware eenheid van de leden van het lichaam van Christus een vereiste. De hand kan tot de voet niet zeggen: "Ik heb u niet van node." O, door de verdeeldheid der kerken en doordat de liefde van velen verkoud is, kunnen er haast nog geen twee met elkaar lopen. God is echter machtig te verlossen door velen of door weinigen. Maar er is wel onderscheid in de sterren Christi onderling, want de ene ster verschilt in heerlijkheid van de andere ster (1 Kor. 15:41).
Er is onderscheid in gave en bediening, maar het is door dezelfde Geest. Als Filippus de evangelist de schijnbekering van Simon de tovenaar niet doorziet, dan komt de apostel Petrus om die duivelskunstenaar, die de gave Gods voor geld wilde kopen, te ontmaskeren.

"Gij zult mijn getuige zijn."
De getuigen van Christus zijn altijd het mikpunt van de duivel geweest en dat is nog niets veranderd. Er is niets zo gehaat in onze dagen dan de leer en het getuigenis van Christus. Hele volksstammen belijden Jezus, maar van de bloedtheologie van het kruis moet het belijdende deel niets hebben. Het volk Israel is als volk geheel uit Egypte uitgeleid en door de Rode Zee doorgeleid, maar in het merendeel heeft God geen welgevallen gehad en zij zijn gestorven in de woestijn. Twee mannen, Jozua (Jezus) en Kaleb (hond), brachten een goed gerucht van het beloofde land voort, maar de andere tien verspieders brachten een slecht geluid voort en hielden de belofte Gods ten onder door ongeloof. Dat ongeloof werd algemeen overgenomen, want in vleselijke voor- en tegens, daar was het volk wel voor te porren.
Een evangelie waarin de mens nog wat mee mag beslissen, gaat er als zoete koek in, maar van genade door RECHT, moet het huidige belijdende christendom niets hebben. Ook de prediking van het aanbod van vrije genade is zo schaars in onze dagen. Het aanbod van vrije genade stelt een mens evenwel dubbel verdoemelijk voor God. De weg geweten en niet bewandeld te hebben, zal met dubbele slagen gestraft worden. Ja, velen zijn wel in touw om een eenzijdig aanbod van genade te proclameren, namelijk om de mens in beweging te zetten om Christus aan te nemen, echter zonder de schenking van Godswege. Paulus preekte geen arminiaanse aanbieding om mensen te bewegen tot het geloof, want hij preekte de aanbieding van het Evangelie in het kader van de schrik des Heeren. "Wij dan, wetende den schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof, en zijn Gode openbaar geworden; doch ik hoop ook in uw gewetens geopenbaard te zijn", 2 Kor. 5:11.
Paulus zette de mensen niet in beweging in eigen kracht, maar preekte Wet en Evangelie met de kracht en overtuiging des Heiligen Geestes, waardoor mensen verschrikt, overtuigd en verslagen in het hart werden en als totaal verloren zondaren tot het geloof in Christus kwamen. Dat staat er eigenlijk en een arminiaanse uitleg van genoemde tekst staat haaks op de vrije genadeleer van Gods Woord.

De huidige kerken zijn in drie kampen te verdelen.
1. De fatalistische rechtzinnigheid die zich door de zwaarste verdoemingen der Wet laat strelen, het ongeloof koesteren en Gods volk Christus trachtten te ontnemen.
2. De bekommerde rechtzinnigheid die zich met enige ontdekking en emotie bij Gods volk rekent, zonder daadwerkelijk Christus te kennen in de vergeving der zonden.
3. De coöperatieve rechtzinnigheid die in de rij staat voor Jezus en Christus aangenomen heeft, zonder dat Hij hen ooit persoonlijk van de Vader geschonken is.

Deze laatste soort rechtzinnigheid brengt een massale geboortegolf teweeg in onze dagen, die echter alleen maar wind, schuim en allerlei dwaalleer zal baren. In tijden van de grootste ketterijen zijn evenwel de schoonste belijdenissen geboren. God laat de ketterijen toe in de kerken, opdat de waarheid met kracht verdedigd en beleden wordt onder degenen die Gods vrezen. Weet u waaraan we echter gebrek hebben in onze dagen? Aan de van God geleerde apologeten, die de waarheid van het Evangelie PUBLIEK verdedigen en in de geslagen bressen gaan staan, met verloochening van eigen leven.
De discipelen van Christus waren PUBLIEKE getuigen van Christus. Of dacht u dat Paulus tegen Petrus gezegd heeft: "Vermaak jij je, Petrus, in jouw kleine hoekje en ik in 't mijn." De apostelen verscholen zich niet achter kerkzuiltjes en refogalerijen. Zij waren getuigen van Christus. Zij waren geen lid van het hersteld verband, maar een levend lidmaat van de Heilige, Algemene, Christelijke Kerk.
De huidige kerken zijn zo verscheurd en verdeeld als het maar wezen kan en er is bijna niemand die het opneemt voor de waarheid van het Evangelie met een open deur naar de wereld. Nee, de kerken zijn zelf wereldgelijkvormig geworden en de zonde van het ongeloof wordt nauwelijks meer ontmaskerd en bestreden. In ben in gemeenten geweest waar de rechtzinnigheid zichtbaar, hoorbaar en tastbaar is, maar waar het ware leven in Christus zwaar onder verdenking ligt. Waarom? De zonde van het ongeloof wordt vertroeteld en dan krijg je van die slachtofferkerken, die allemaal claimen de wettige voortzetting van de Kerk der Reformatie te zijn. Allemaal van die slachtofferkerken, met allemaal van die klinkende kerknamen: Bethelkerk, Pniëlkerk Maranathakerk, Boazkerk, Toeleidendewegkerk, Bekommerdekerk, enz. maar niet één kerk in Nederland wil de schuld aanvaarden en de ware naam dragen, namelijk Ikabodkerk.
En daar is de generale prediking debet aan, want de duivel strooit altijd eerst de theologen zand in de ogen. De duivel begint niet bij een simpele kerkziel, nee, zijn terrein is de kansel en de theologische scholen. En dat feit wordt massaal ontkend!
Onlangs las ik nog een verslag van een HHK-jongerenbijeenkomst. Daar werd de jeugd misleid met de stelling dat de wedergeboorte een proces is, waarbij de ziel allengskens tot het geloof komt. Dat is een verzinsel van de duivel. De wedergeboorte is geen proces, maar geschiedt in een punt des tijds, op de stem van de Zone Gods (Joh. 5:25)! Het is een verzinsel van de duivel dat de wedergeboorte louter een werking des Geestes is, die tijd nodig heeft om een ziel te wederbaren. We hebben het al meer gezegd, maar het kan niet genoeg herhaald worden. De Geest is het Die levend maakt. De levendmaking is geen proces, want Gods volk komt van de dood in het leven in een punt des tijds. God rechtvaardigt de goddelozen, die door de Wet gedood zijn. Dus aan de wedergeboorte gaat wel een proces van ontdekking en ontbloting vooraf, maar de wedergeboorte zelf is geen proces, maar de herschepping van een goddeloze zondaar in een moment. En die goddelozen zullen leven op de stem des Zoons van God en dan geloven ze ook daarwerkelijk in Christus.
Maar op de leer van Christus en dat leven in Christus komt alles af. Als de vrede tussen God en uw ziel gesmaakt en gekend mag worden, dan ontstaat er oorlog met de godsdienst en het heersende vrome vlees, waarmee de huidige kerken tot de nok toe gevuld zijn. We hebben in onze dagen het vacuum verpakte christendom, waarbij de vroomheid menige broekspijp uitloopt, maar vraag die mensen niet hoe en wanneer Christus hen verschenen is, want dan staat de wagen stil. Dat soort belijders is dikwijls ook totaal wereldvreemd en lossen alles op met de letter. Als je dat soort letterknechten op je kansel krijgt, dan kun je beter thuislezen, want dat zijn doorgaans de vervolgers van het levende Kind. Een godsdienstig mens is doorgaans uiterst serieus, maar staat niet met beide benen op de grond. Je kunt met zulke mensen NOOIT een gesprek hebben over God en goddelijke zaken, want God kennen zij niet en aan goddelijke zaken zijn ze wezenlijk vreemd. Ja, dan ben je gauw uitgepraat, want over koetjes en kalfjes praten, daar word ik zo doodmoe van, geliefden. Ja, we moeten ook verdragen die er nog geen kennis aan hebben, want wat hebt gij wat gij niet ontvangen hebt? Geduld en lijdzaamheid is zo'n schone zaak en het gebed om de uitbreiding van Gods Koninkrijk is meer dan noodzakelijk, maar daarvoor staat de mens niet in de rij. Integendeel, daar verzet zich alle vlees tegen. Het vrome vlees leeft van praatgevoeligheden en van sentimentele bevinding, maar Gods volk leeft van de Godsontmoetingen en van de kussingen van Jezus' mond. Gods uitverkorenen worden met een kus van Jezus' mond gerechtvaardigd in de vierschaar van het geweten. En daarover praten zij, daarvan getuigen zij. De dood in de mens en het leven in Christus. Ja, en dan zul je gehaat worden, vooral in de kerk. Ja, gij zult van ALLEN gehaat worden en zelfs door Gods ware volk gemeden worden. Van al Gods volk? Nou, soms krijg je er één of twee op je pad die de vreugde en de smarten met je delen, maar je moet maar niet op veel medestanders rekenen als je geroepen bent om getuige van Christus te zijn. Paulus zegt: "Want mij is een grote en krachtige deur geopend, en er zijn vele tegenstanders", 1 Kor. 16:9.

"Gij zult mijn getuigen zijn."
Bij het ware getuigenis hoor je altijd een helder geluid, en al Gods ware kinderen kunnen een helder verslag geven van de hoop die in hen is en zijn naar de mate des geloofs allemaal van God geleerd. Zij mogen dikwijls doodbrakend over deze wereld gaan, maar als de liefde gaat lusten, dan slaan de vlammen er weer uit. De liefde van Christus is sterk als de dood, de ijver is hard als het graf, haar kolen zijn vurige kolen, vlammen des Heeren (Hoogl. 8:6).
En op dat getuigenis schiet de duivel zijn vurige pijlen af, en maakt daarbij gebruik van dezelfde preekstoelen als van de getrouwe leraars, want als het tarwe gezaaid is, komt 's nachts de duivel en zaait het onkruid in dezelfde akker. En tussen dat krom en verdraaid geslacht zullen de discipelen getuigen van Christus zijn. Je moet er maar op rekenen, geliefden, dat als je de vrede tussen God en uw ziel gesmaakt hebt in de weg van het recht, dat de duivel met zijn hele hellemacht zal opstaan om je aan het wankelen te brengen. "Is het ook dat God gezegd heeft..."
De duivel is er altijd op uit om door zijn arbeiders twijfel te zaaien onder Gods volk en het Woord verdacht te maken. Ook in onze dagen is de duivel grootschalig bezig om de bazuin een onzeker geluid te laten geven en de getuigen van Christus verdacht te maken. Voor de één ben je te scherp en voor de andere te zacht. Voor de één ben je te licht en voor anderen te zwaar. Gods ware volk wordt doorgaans van liefdeloosheid beschuldigd, omdat het belijdende naamchristendom in onze dagen alleen de liefde in haar vaandel heeft staan en van het eisende recht der Wet een oudwijfse regel des levens maakt. Maar als de dode godsdienst de leer des Heeren lastert, zullen we ons tot de heidenen wenden. Dat zijn we ook kwijt in onze dagen. Men blijft maar vissen in die dode refozee. Maar dat de eilanden Christus verwachten, staat in niet één kerkregelement. De Heere zal evenwel naar Zijn schapen vragen en hen opzoeken (Ezech. 34:11). De getuigen van Christus zullen eropuit gestuurd worden om het Evangelie de volkeren te preken in woord en geschrift. Dan moet je je land, je huis en haard verlaten, familie en vrienden verlaten, om te gaan in de heggen en stegen der wereld en op de wegen welke woest zijn, want daar heeft God vele van Zijn uitverkorenen die nog toegebracht moeten worden. Ik preek liever in een bordeel dan in een huis vol godsdienstig gezelschap dat aan de gerechtigheid van Christus geen boodschap heeft. Hoeren en tollenaars zullen u voorgaan, geliefden, als u op zo'n grote Zaligheid geen acht slaat. Hoeveel keer is rechtzinnig Nederland al gewaarschuwd? En er is geen wederkeer tot de Heere en Zijn Woord. Iedereen schreeuwt om eenheid, maar de ware eenheid der Kerk wordt in benauwdheid geboren, bij God vandaan geboren. Dan krijg je er wel een Kleopas bij, tenminste als God er belang bij heeft. Banden leggen is Gods werk. Voor Gods ware volk geldt: "Gijlieden zult niet zeggen: Een verbintenis, van alles, waar dit volk van zegt: Het is een verbintenis; en vreest gijlieden hun vreze niet, en verschrikt niet", Jes. 8:12.
Je kunt lang niet met iedereen wandelen, want als je elkaar niet verstaat, kun je ook niet met elkaar leven. Ik heb hier het huwelijk niet op het oog, maar ik spreek in het kader van het kerkelijke leven en van de Avondmaalgangers onderling. In het kader van het huwelijk is de ongelovige vrouw geheiligd in de gelovige man en ook de kinderen. Zij moeten wel tot bekering komen, maar een gelovige man mag van zijn ongelovige vrouw niet scheiden en andersom ook niet. Goed, dit even terzijde.

Christus staat op punt Zijn discipelen te verlaten, maar met Zijn Geest en genade blijft Hij alle dagen met hen (Matth. 28:20). Hij zal hen een tegenpand zenden, namelijk de Heilige Geest, die hen in alle waarheid leiden zal. Christus is de eerste Trooster en de Heilige Geest is de tweede Trooster. De tweede Trooster neemt het uit Christus om het Zijn volk te verkondigen. Van de inwoning van de Heilige Geest zal nooit sprake zijn als de zonden niet vergeven zijn in de toepassing. De Heilige Geest komt in ons wonen op grond van de vergeving der zonden. Het wordt nooit Pinksteren als Pasen niet gekend is door het geloof. "In Welken ook gij zijt, nadat gij het woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer zaligheid gehoord hebt; in Welken gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met den Heiligen Geest der belofte; Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verkregene verlossing, tot prijs Zijner heerlijkheid", Ef. 1:13-14.

En daarvan waren de discipelen getuigen. Zij moesten in Jeruzalem blijven en wachten op de belofte des Vaders, namelijk op de uitstorting van de Heilige Geest. De tussentijd brachten zij door met bidden en smeken om de uitstorting van de Heilige Geest. "Ontwaak, noordenwind! en kom, Gij zuidenwind! doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame, en ate zijn edele vruchten!" Hoogl. 4:16.
De Bruid vraagt dus om de ontwaking van de Noordenwind ter ontbloting en ontgronding van alles wat Christus niet is, opdat de Zuidenwind van het Evangelie zijn kracht zal kunnen doen. Die Noordenwind van de Wet ging aan de vrucht van Pinksteren vooraf. Petrus preekte de dood in de mens: "Dien gij gekruisigd hebt...", en toen werden al die mensen verslagen (doorstoken) in het hart. En toen volgde er een overvloedige regen en er werden op één dag drieduizend zielen toegedaan tot de gemeente die zalig moet worden.
Och, dat we zo leerden bidden als de Bruid bidden geleerd had, dan zou de vrede van Jeruzalem spoedig een feit zijn en dan zouden de Jerichoose kerkmuren vallen op het gejuich des geloofs en de helderheid van het geluid der bazuin. Dan zullen de muren van Jeruzalem spoedig herbouwd zijn en dan zal de Heere de steden van Juda herbouwen uit het stof. Dan zullen de beekjes der rivieren de stad Gods verblijden (Ps. 46:5) en dan zullen er weer zeer heerlijke dingen gesproken worden van de stad des grote Gods (Ps. 87:3). Ja, dan zullen al mijn fonteinen binnen in U zijn. Amen.

GPPB.

(wordt vervolgd op volgende blok DV)

DE HEMELVAART VAN CHRISTUS EN HET GETUIGE ZIJN (2)        
Plaats in winkelmandjeMandje
"En als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen, daar zij het zagen, en een wolk nam Hem weg van hun ogen. En alzo zij hun ogen naar den hemel hielden, terwijl Hij heenvoer, ziet, twee mannen stonden bij hen in witte kleding; welke ook zeiden: Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar den hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in den hemel, zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien heenvaren", Hand. 1:9-11.

In de vorige aflevering hebben we gezien hoe Christus Zijn jongeren het laatste onderwijs geeft tijdens Zijn verblijf op aarde. De discipelen hebben drie jaar theologisch onderwijs gehad op de school van Jezus, alvorens zij anderen konden onderwijzen. Drie jaar heeft Christus Zijn jongeren praktische theologie gegeven tijdens Zijn omwandeling op aarde. Ze hebben Zijn aanbiddelijke daden aanschouwd, zijn onderwezen geworden in de zaligmakende leer, hebben het onderscheid geleerd tussen Wet en Evangelie en hebben de betekenende zaak van Zijn lijden en sterven verstaan, ook voor eigen hart en leven. De discipelen zijn afgestudeerd op de borggerechtigheid van Christus, namelijk: "Ik heb de pers alleen getreden en niemand van de volkeren was met Mij", Jes. 63:3. De discipelen waren bijzonder onderwezen in de leer van de plaatsbekleding van Christus. "Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven." Christus heeft niet alleen de prijs betaald; Hij is ook in onze plaats gaan staan, volk, want het Woord is Vlees geworden, en heeft onder ons gewoond, is onder ons in- en uitgegaan en heeft onze zonden gedragen in onze menselijke natuur, doch zonder zonden. Christus is het alleen, ook in het leven der heiligmaking. En daarom kan de Kerk van zich afwijzen, want bij hen is het niet. Om die reden wees Johannes de Doper van zich af: "Zie het Lam Gods dat de zonden der wereld wegdraagt." Hij zegt: "Ik ben de Christus niet; ik ben slechts de stem des roependen in de woestijn: Maakt den weg des Heeren recht, gelijk Jesaja, de profeet, gesproken heeft" (Joh. 1:20-23).
Dus de discipelen konden van zich afwijzen, want preken is op Christus wijzen. Zij moesten niet anders dan Christus en Dien gekruisigd preken aan al den volken. Christus stond op het punt om van hen heen te gaan, en nu moesten zij ook heengaan, de wijde wereld in om het Evangelie al den volkeren te verkondigen. Eerst moesten zij nog de Heiligen Geestes ontvangen als de grote Verzegelaar van het werk van de Middelaar. Het moest nog Pinksteren worden, maar dan zouden zij heengaan en al den volken onderwijzen. Op de berg die Jezus hen bescheiden had, klonk het: "Gaat dan henen, onderwijst al den volken...." Dat betekent: "Maakt uit alle volken leerlingen tot Mijn discipelen." "Alle volken zult u leren zich tot God te bekeren door het geloof in Mij en zich aan Mij te onderwerpen."
Die opdracht is geen kleinigheid, want de bloedtheologie van het kruis willen die volken helemaal niet horen. Ze hebben allemaal hun eigen godsdienst, hun eigen regels, wetten en opvattingen. Dus voor het Evangelie van Christus is geen plaats, nergens. Als je mensen in beweging wilt zetten richting de smalle weg, dan kun je maar beter thuisblijven, want er is geen beweging in de mens te krijgen ter zaligheid. Ja, er zijn wel veel godsdienstige bewegingen, ook in de reformatorische kringen. Het gros belijders beweegt zich op het terrein van de waarheid en men weet precies te vertellen wat de waarheid inhoudt, maar als de Waarheid ons niet vrijgemaakt heeft, dan weten we van de Waarheid in Christus niets af. Je kunt oudvaders vergelijken, liefkozen en/of wegsmijten, maar dat zegt niemandal. Bent u, ben jij, door de Zone Gods vrijgemaakt? "Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn", Joh. 8:36.
Je kunt menen een arme zondaar te zijn, vleselijk te zijn en Paulus napraten, maar Gods Woord leert: "Die den Zoon heeft, die heeft het leven; die den Zoon van God niet heeft, die heeft het leven niet", 1 Joh. 5:12. Gods Woord houdt er dus geen stiekeme bekeringen opna. In de kerken stikt het van de stiekeme bekeringen. Niemand mag het weten en ze durven er niet over te spreken, maar o wee als je zegt dat ze erbuiten staan, dan breekt de hel los. Ja, je zou er misselijk van worden. God vraagt naar Waarheid en niet naar werkingen. Want werkingen des Geestes kan een hypocriet ook hebben, veel zelfs. Dezulken hebben weleens aan de gapende afgrond gestaan, maar ze zijn er nooit ingevallen. Als dat zo is, geliefden, dan bent u nog te best voor de hel en te goed om verloren te gaan. Ja, want wat zal een mens geven voor zijn leven? Om het met God eens te worden, al zou Hij u eeuwig wegdoen, dat kom je niet aanwaaien. Een mens, zelfs een ontdekt mens, is zomaar nog geen verloren mens die nooit meer zalig kan worden. Welnee, de mens van nature houdt vast wat hij los moet laten en dat is zijn eigen gerechtigheid. Je kunt wel vromelijk belijden een alles verbeurd hebbende zondaar te zijn, maar de belijdenis maakt de christen niet. Christus moet u vrijmaken in het dodelijke tijdsgewricht, maar God is vrij en soeverein en aan een mens niets verplicht. Het Evangelie is er evenwel alleen voor verloren zondaren die nooit meer bekeerd kunnen worden, want daartoe is Christus gekomen (Luk. 19:10).

U zegt: Maar schrijver, kunt u niet wat aangenamer preken?
NEE! Want het is Gods getuigenis, dat eeuwig zeker is, en slechten wijsheid leert. Het Evangelie is NIET naar de mens. Het is de Joden een ergernis en de Grieken dwaasheid, maar een fontein van levend water voor een verloren ziel. Is dat niet een onmetelijk ruim en zoet Evangelie? Noemt u dat onaangenaam dat alleen verloren zondaren gered worden? Mens, u weet niet wat u zegt, want u BENT alrede verloren, u wilt het alleen niet aanvaarden in de ondertekening van uw dood- en doemvonnis. Dat is allemaal hoogmoed, hoor, allemaal vijandschap. En nu moeten we worden die we al zijn, dodelijk vijandig en een hater van God en Christus. Ja, en dan is de straf op de zonde niet meer dan billijk, nietwaar? Maar voordat we God billijken in Zijn doen, namelijk dat Zijn vonnis gans rechtvaardig is, dan zijn al onze pogingen om de breuk op het lichtst te genezen in de dood uitgelopen. Dan is de mens aan de (on)genade overgeleverd en dat wil geen mens van nature.
De godsdienstige mens tracht altijd de breuk op het lichtst te helen, zeggende vrede, vrede en geen gevaar, maar de goddelozen hebben geen vrede, zegt mijn God. Gods volk leeft trouwens niet van het aangename, want al dat aangename kan zo bedrieglijk zijn, vooral in de godsdienst. Als men in de eerste ontmoeting "hosanna" begint te roepen, dan ben je rijp om met Christus gekruisigd te worden. Zo is het de Heere der heerlijkheid vergaan en allen die Zijn eigendom zijn, zullen Zijn voetstappen drukken.

Dus drie jaar lang heeft Christus Zijn stem laten horen en Zijn wonderen groot gemaakt, zondaren gezaligd en armen het Evangelie verkondigd, maar nadat Hij uit de doden is opgestaan, heeft Hij Zich alleen aan Zijn volk geopenbaard en niet meer aan de wereld. De wereld kent Hem niet en de godsdienstige wereld kent Christus ook niet. De discipelen worden dan ook niet geroepen om te discussiëren over God en goddelijke zaken, ook niet om mensen te overtuigen, maar te getuigen van die enige Naam onder de hemel gegeven door Welke wij moeten zalig worden. Zij zijn ook geroepen om de volken te onderwijzen in de leer van Christus. In onze dagen heerst het hyper-evangelisme. Bij een hyper-evangelisme maakt men Christus los van Zijn leer. Men zoekt mensen te bewegen tot het geloof met eenheid in het vaandel, echter geïsoleerd van de leer van Christus. Ik had pas mensen over de vloer uit een afgescheiden evangelische kring, die hun uiterste best deden om mij bij hun gemeenschap in te lijven. Een worship service (kerkdienst) bij die groep bestond niet uit een preek, maar uit een bijbelstudie en het geven van 'testimonies' ("getuigenissen") door de leden onderling. Ik zei hen dat bij een bijbelse worship service het Woord gepreekt dient te worden naar de volle raad Gods, zonder interruptie, en dat de sacramenten bediend moeten worden. In genoemde groep levert elk lid zijn bijdrage aan de samenkomst, maar gepreekt wordt er niet. Een religieuze bijeenkomst waar het Woord niet gepreekt wordt, is geen kerk, geen worship service, maar een vergadering van goddelozen. Hiermee heb ik die blessing-mensen geconfronteerd. Dat viel die mensen wel rauw op hun dak, maar voor mensen die zo-wie-zo bekeerd zijn, is de waarheid altijd hard. En toen het gesprek ging over de waarachtige bekering, vielen ze massaal door de mand. Men vroeg mij wanneer ik Jezus had aangenomen. Ik zei hen dat ik Jezus niet eerst aangenomen had, maar dat Hij mij had aangenomen zoals ik was, namerlijk als een goddeloze en als een erfwachter van de hel. Die mensen zagen echter geen verschil tussen het aannemen van Christus en het aannemen van de mens en wilde de zaak gladstrijken met de vrije wil van de mens, die er echter niet is. Ik zei hen dat het genoemde verschil niet glad te strijken is, daar er een eeuwigheid tussen zit. De hel zit er tussen! De duivel zit er tussen. De mens zit er tussen. De zonde zit er tussen. Dat moet er allemaal tussenuit en dat is een daad Gods. Als het aan de wil des mensen lag, werd er niemand bekeerd. Geen mens wil zalig worden zoals God het wil en doet. Ieder mens van nature heeft zijn eigen godsbeeld. Ook in de zogenaamde reformatorische kringen heersen allerlei godsbeelden. Bij de een is God alleen maar liefde, bij de ander is God alleen maar een wraakdoend God. Bij een derde is God een God die Zich aanpast aan de mens. Bij een vierde is God een God die de zonden door de vingers ziet, en ga zo maar door. Dat is allemaal inbeelding, verbeelding en buitenkantreligie. Gods volk heeft God van binnen gezien in de openbaring van Zijn heilige Wet, waarbij de heilige serafijnen uitroepen: "Heilig, heilig, heilig is de HEERE der heirscharen!" Ja, dan kom je er wel achter dat de mens geen vrije, maar een geknechte wil heeft, om te willen wat de duivel wil. En als God Zich dan in Zijn heiligheid en rechtvaardigheid openbaart, dan roept Jesaja het uit: "Wee mij, want ik verga! dewijl ik een man van onreine lippen ben, en ik woon in het midden eens volks, dat onrein van lippen is; want mijn ogen hebben den Koning, den HEERE der heirscharen gezien", Jes. 6:5.
Heel de wereld is overspoeld met een vrije-wils religie die de mond vol heeft over Jezus, ten koste van de vrije genadeleer van Christus. Dat God het kleinste getal heeft uitverkoren, gaat er bij de wereld niet in en bij het hyper-evangelisme al helemaal niet. Maar toen Christus op het punt stond ten hemel te varen, stond er slechts een klein groepje oog- oor- en hartgetuigen op de berg die Jezus hen bescheiden had, terwijl de godsdienstige massa zich vermaakte met de leer van Mozes, waarbij de mens nog heel wat in de melk te brokkelen heeft. Dat zijn mensen die grijpen Jezus bij Zijn kraag, maar Gods ware volk komt plat op de grond en worden verwaardigd de zoom van Zijn kleed aan te raken tot behouding der ziel. Het rechtopstaande christendom vergrijpt zich aan Jezus en grijpt Hem bij Zijn kraag met de mededeling er ook een van te zijn, en dan mag God wel dankbaar zijn dat er nog mensen zijn die Jezus aanvaarden als toeschouwer van hetgeen de mens presteert. Dat geslacht beschouwt zichzelf als een blessing voor zichzelf en voor anderen, maar van de vloek der Wet weten zij niet, willen zij ook niet weten. En dat geslacht vaart alleen uit door bidden en vasten, want het gearriveerde christendom is er slechter aan toe dan de grootste heiden. Degenen die zich bekeerd wanen met een ingebeelde hemel en een aangenomen Jezus, zullen alleen als door vuur gered kunnen worden. Bij zulke mensen mag de bliksem wel letterlijk inslaan, want anders zullen zij zich nooit tot God bekeren. En als God er niet in meekomt, zullen zij zich blijven beroemen op een ingebeelde zaligheid.

De discipelen hadden onder de prediking van Johannes de Doper echter de vloek en de toekomende toorn ingeleefd en voor dezulken is Christus een vloek geworden. De discipelen waren als enkel zonde openbaar gekomen en voor dezulken is Christus tot zonde gemaakt, opdat Hij de zonde veroordelen zou in het vlees. "Want hetgeen der Wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos was, heeft God, Zijn Zoon zendende in gelijkheid des zondigen vleses, en dat voor de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees", Rom. 8:3. De discipelen hadden hun oordeel ingeleefd en aanvaard en voor dezulken is Christus het oordeel tot een oordeel geworden en heeft hen in het oordeel gered. Daar weet al Gods ware volk van.
En nu onderwezen zijnde in de Schriften, nu moesten zij de belofte des Vaders inwachten en daarna uitgaan in de heggen en stegen der wereld om het uitschot dezer wereld tot de adelstand te roepen in Christus door de prediking van Wet en Evangelie. Tegenwoordig staan de vrijwilligers in de rij om te gaan voor Jezus, maar de discipelen van Christus hadden Hem allen verlaten toen de Borg door een gewapende bende gevangen genomen werd, ja, Zichzelf vrijwillig gevangen liet nemen, om gevangenen vrijheid te schenken. En zulke deserteurs worden geroepen om den volken te onderwijzen in de leer van een Drie-enig God. Daar gaat een tijd van bekwaammaking aan vooraf. En dat gaat altijd in een weg waarin de omstandigheden tegen getuigen. Zijn weg is in de zee en Zijn voetstappen worden niet bekend. In die weg kom je alleen te staan, want God duldt geen mededingers. Christus oefent Zijn Kerk in het alleenstaan. Eén man met God is de Meerderheid. Liever alle mensen tegen dan God en Zijn Woord tegen. Christus oefent Zijn Kerk in de eenzaamheid en de beproeving, opdat ze door het geloof zouden gaan leven. Dat leer je niet op een christelijk breikransje. Dat leer je niet door boekenkastgenade. Dat leer je niet op een theologische school. Dat wordt alleen op Jezus' school geleerd. De geestelijke 'Special Force' onder commando van Christus wordt getraind buiten de legerplaats, in de jungle van onmogelijkheden, waarin het water dikwijls tot de lippen komt. In die geestelijke jungle leert Gods volk zichzelf pas goed kennen. Op Christus je vertrouwen stellen op een reformatorische breiclub is niet zo'n kunst. In Christus geloven als je de wind in de zeilen hebt ook niet. Te zeggen een christen te zijn als alle mensen wel van je spreken, heeft wel de gedaante van godzaligheid, maar er zit geen sikkepit kracht in. Geloven is niet zo'n kunst als je nooit voor de Rode Zee gestaan hebt met een afgesneden weg achter je rug. Maar om in totale afhankelijkheid van Christus de voeten in het water te zetten, daar is WAAR geloof voor nodig. Dat red je niet met een doctoraal dogmatisch breiwerkje over de middeleeuwse vroomheidsbeweging. Dat red je niet met een bundel refo-preken op zak. Dat red je niet met een theologische en/of oudvaderlijke studie. Om werkelijk door het geloof te leven, moet je Christus' eigendom zijn, als een goddeloze gerechtvaardigd zijn en vervuld zijn met de Geest van Christus. Dat is geen dagelijkse oefening. Gods ware volk is namelijk altijd vlees en Geest en die twee strijden tegen elkaar. De godsdienst is altijd Geest, maar Gods volk is vleselijk, omdat de Wet geestelijk is. Gods volk heeft maar ene roem, namelijk te roemen in den Heere. Daartoe moet je geoefend worden, nader ontdekt worden, afgebroken worden, ontbloot worden, vernederd worden, bespot en bespogen worden, gesmaad en gelasterd worden, vervolgd worden, bedreigd worden, uitgemaakt worden voor een verrotte vis, die enkel tot de mesthoop bekwaam is. Ja, zo traint Christus Zijn soldaten en Hij oefent hen gedurig in de krijg om onder Zijn banier geduchte daden te doen. De soldaten van Christus gaan niet voor een schijnbeweging opzij, ook niet voor een dreigbrief, waarmee de dode godsdienst schermt. Christus zet Zijn discipelen voor hetere vuren. Hij laat hen strijden met de verzoekingen van de duivel. Soms moeten ze het van de zonden verliezen, want wie het nooit verliest, wordt niet geoefend in de krijg. "Aangaande Gad, een bende zal hem aanvallen..." En dat kost alle vlees, hoor. Dat kost je naam, je bestaan en ze zullen je ook naar het leven staan.
Ik heb gisteren een zeldzame Pinksterpreek van ds. Joh. van der Poel beluisterd over Handelingen 2:4. Van der Poel mag wezen wat hij wil, maar SOMS mocht hij zeldzaam en helder preken bij God vandaan. Van der Poel van de lijst schrappen is niet zo'n kunst als je je zakken vol godsdienst hebt. Van der Poel had minstens kennis aan een gram genade en dat is nog altijd beter dan duizend pond godsdienst. Van der Poel maakte in die Pinksterpreek bekend dat hij door de reformatorische witte-boorden-criminaliteit met een ontvoering bedreigd was geworden. Hij had meer doodsbedreigingen gehad, ook tijdens zijn bediening in Giesendam. Van der Poel mocht daarin de voetstappen van Christus drukken. Daar hoor je in onze dagen nauwelijks meer van. Men wil met alle geweld de kerk in het midden laten, de kool en de geit sparen, om maar niet vervolgd te worden! Er gaat een STANK vanuit. Men heeft de ergernis van het kruis teniet gedaan om de gevierde en rechtzinnige predikant te spelen, tot in herstelde kringen toe. Je wordt er misselijk van. Men durft niet meer in het openbaar op te treden en men tracht alle kerkelijke ongerechtigheid en gelijknamige politiek te verzwijgen en te camoefleren met een geveinsde gebedshouding waarvan God niet afweet. Als de prediking in strijd is met de praktijk, hoe rechtzinnig zuiver zo'n preek ook is, dan is er werzenlijk iets mis met de kerkelijke tucht. Van der Poel kwam nog in de schuld met een Avondmaalsbediening in een gemeente waarin een ban was. Het Avondmaal ging niet door. Nu stapt men over alle bannen heen, omdat men geen gezicht wil verliezen. Het gevolg daarvan is, dat Gods Geest en volk uit de kerken verdwijnen en er komt louter godsdienst voor in de plaats.

De soldaten van Christus strijden met open vizier. Ze hebben hun leven veil voor Christus, ze verliezen weleens een slag, maar ze overwinnen de oorlog, omdat ze onoverwinnelijk zijn (Rom. 8:35-39). De soldaten van Christus zijn soms alleenstrijders, die het met een simpele ezelskinnebak moeten opnemen tegen de generale politieke en kerkelijke opinie, ja, tegen de geweldhebbers dezer eeuw en tegen de geestelijke boosheden in de lucht. Christus oefent Zijn krijgers doorgaans solo, maar Hij zendt ze gewoonlijk twee aan twee uit. "Zullen twee te zamen wandelen, tenzij dat zij bijeengekomen zijn?" Amos 3:3. Twee zijn beter dan één. Worden ze van alle zijden aangevallen, dan strijden ze zij aan zij en rug aan rug. En als er een valt, richt de andere zijn metgezel weer op. De discipelen waren allemaal persoonlijk van God geleerd, maar zij konden ook met de andere broeders wandelen en collectief getuigen. Ze moesten de wereld in en de wereld is Godevijandig gebied. Ze moesten alle creaturen het Evangelie verkondigen, waarop niemand stond/staat te wachten. Ze moesten de Wet preken tot doding van alle vlees en het Evangelie tot behoudenis van doden en goddelozen. Eerst te Jeruzalem. Daar begint de Victorie, maar ook de vervolging...., namelijk in de kerk. Gods volk wordt altijd vervolgd door de medechristenen, door avondmaalgangers en ouderlingen. Christus is geslagen in het huis van Zijn liefhebbers. De rechtzinnigheid heeft Christus aan het kruis geslagen. Uiteindelijk belandde Paulus met zijn metgezel Silas in de gevangenis en Johannes wordt verbannen naar het eiland Patmos. Dus de weg naar Samaria en het uiterste der aarde loopt over Golgotha. Paulus, de heidenzendeling zegt immers: "Ik ben met Christus gekruist..." Als je gekruisigd bent heb je niet zoveel beweging meer. Dan zou je weleens een reisje willen maken, maar van Paulus staat geschreven: de Geest liet het hen niet toe (Hand. 16:7). Toen ik mijn container gepakt had om naar het zendingsveld in Afrika te gaan, werd het van Godswege verhinderd. Er lag nog wat tussen, namelijk het getuigenis te Jeruzalem en de vervolgingen.

"En Hij leidde hen buiten tot aan Bethanië, en Zijn handen opheffende, zegende Hij hen. En het geschiedde, als Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde, en werd opgenomen in den hemel. En zij aanbaden Hem, en keerden weder naar Jeruzalem met grote blijdschap. En zij waren allen tijd in den tempel, lovende en dankende God. Amen", Luk. 24:50-53.

Daar moet Gods volk het van hebben. Van de zegenende handen van Christus. En als Christus ten hemel vaart, mogen de Zijnen blikken in Zijn doorboorde handpalmen. Daarin staan ze gegraveerd en geregistreerd. Op hemelvaartsdag ontvangen de discipelen de verzegeling van hun rechtvaardigmaking. Ze waren al wel verzekerd door het geloof, maar door de zegen der verzegeling krijgen ze met de hemelvaart van Christus ook hun geloofswandel in de hemel, omdat Christus Zijn Kerk in Zijn hart en handen meeneemt het hemels heiligdom binnen (Ef. 2:6b). En dan kijken de discipelen hun Meester na, totdat een wolk Hem wegneemt uit hun gezicht. Dan zijn ze niet meer bedroefd, want ze hebben het keurmerk van hun kindschap gezien in Zijn doorboorde Middelaarshanden. De opgestane Levensvorst heeft geen afscheid van hen genomen met de groetenis van Zijn hand, nee, Hij heeft Zijn beide handen over hen uitgestrekt, en ontvingen daarmee een dubbele verzegeling van het kindschap. Voor een klein ogenblik schenen zij van Hem verlaten te zijn (Jes. 49:14), maar met eeuwige ontferming heeft de Heere Zich over Zijn volk ontfermd: "Zie, Ik heb u in de beide handpalmen gegraveerd; uw muren zijn steeds voor Mij", Jes. 49:16.
En dan gaan de discipelen over in de aanbidding des geloofs. Zij aanbaden HEM, Die reeds onzichtbaar geworden was voor hun natuurlijke ogen. Zij waren ten volle verzekerd van hun aandeel in Christus en keerden weder naar Jeruzalem met grote blijdschap. Ja, dat is een privilege van Gods volk, want om vervuld te zijn met een hemelse blijdschap in deze huilende wildernis van dit ondermaanse leven, daarvoor moet je wel een eeuwiggeldende grond onder je voeten hebben en het zegel van het kindschap in je hart ontvangen hebben, want anders zou je het besterven van de benauwdheid des vleses. De hel viert echter niet de overhand in het leven van de levende Kerk, want Christus is Koning en regeert mens en beest. In dat laatste ligt de troost voor Gods Kerk, want ze hebben zichzelf al wel duizend keer op de mesthoop der wereld gegooid als zijnde de grootste van alle zondaren. En als je tot de mesthoop bekwaam bent, dan heb je een boodschap voor de wereld verloren in schuld, anders niet. Dan word je schuldenaar om ook de heidenen lief te hebben en voor Christus te winnen, gedreven door de liefde van Christus. Dat ligt niet binnen handbereik, maar buiten ons bereik, want de Geest zal u in alle waarheid leiden en u de woorden geven als het nodig is, gij die tot de dienst geroepen zijt. Gods volk is een afhankelijk volk, een behoeftig volk dat in allerlei nood en dood geholpen moet worden. De soldaten van Christus zijn geen heroes, die klappen uitdelen en erop inhakken, welnee, ze strijden in de wapenrusting Gods en zijn slechts wapendrager van Christus. De meerdere David neemt de Goliath's voor Zijn rekening en zegt niet tot de Zijnen "Voorwaarts", maar: "Volg Mij!" Als dat niet waar zou zijn, dan had Levi nog in het voorportaal der hel, namelijk in het tolhuis gezeten en dan zouden Zijn discipelen nog op het meer van Galilea aan het vissen zijn geweest. Nee, de Heere had immers gezegd: "Ik zal u vissers der mensen maken", en zij alles verlatende zijn Hem gevolgd. Eerst te Jeruzalem, onder het refo-christendom, daarna te Samaria onder de semichristenen en tenslotte aan het uiterste der aarde onder de heidenen. Het wachten was nu op de komst van de Verzegelaar van het werk van de Middelaar. Dat was nodig om hun apostolische bediening aan te vangen. Als Christus van hen niet scheiden zou, kon de tweede Trooster, de Heilige Geest, niet komen. Geen kind van God is zonder de Heilige Geest, maar zonder de Pinkster-Geest gaat "Gij zult Mijn getuigen zijn" niet in vervulling. Hetgeen Christus belooft, doet Hij. Een belofte in de toepassing, kan door geen zonde ongedaan gemaakt worden. Ook de duivel is niet bij machte om de belofte Gods in Christus ongedaan te maken. God is geen God van ja en nee, maar van ja en amen, zowel in de verwerping van de verworpenen als in de aanneming van de uitverkorenen. Wat God gezegd heeft, doet Hij. God maakt Genesis 2:17 voor geen mens ongedaan. Dat vonnis zal Hij zeker voltrekken. Voor Gods volk is dat vonnis ook voltrokken, namelijk aan Christus. Gods Wet is een absolute Wet. Geen sterveling kan Gods Wet ongedaan maken, want God handhaaft Zijn rechten en deugden. God ontslaat geen mens van het vonnis der Wet, tenzij Christus dat vonnis in mijn/zijn/haar plaats heeft ondergaan. Die tussentredende plaatsbekleding van Christus moet dus toepasselijke werkelijkheid worden in ons leven. Dat kan alleen als we ons vonnis aanvaarden, dus als we God geloven in hetgeen geschreven is in het boek der Wet, namelijk "Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der Wet, om dat te doen", Gal. 3:10.
De discipelen waren niet geroepen om een eenzijdig evangelie te preken, maar de volle raad Gods. De dood in de mens en het leven in Christus. En daarin werden zij verzegeld en bekwaamgemaakt op de Pinksterdag. Hun kindschap stond vast, niet in hen, maar in de handpalmen en in het hart van Christus. Daarvan waren zij van Christuswege verzekerd en verzegeld. De Heilige Geest zou de belofte van Christus vervullen om Zijn getuigen te zijn. Zonder de vervulling met de Heilige Geest is zending bedrijven tot mislukken gedoemd. Velen gaan zelf lopen, maar wachten op 's Heeren Geest en tijd is stervenstijd.

En als de dag van het Pinksterfeest vervuld was....
Kent u ook zo'n dag in uw leven, mijne lezers? Of geeft u een eigen invulling aan de belofte van Christus? De discipelen gaan niet zelf lopen, maar ze gaan vissen!
Wat zegt u?
Ja, ze gaan vissen en dan openbaart Christus Zich aan hen in de kracht van Zijn opstanding. Die Galilese vissers waren echt niet van die hyperevangelistische mensen, die overvroom aan het evangeliseren slaan en de mensen het geloof inpompen om maar vruchten op de plank te hebben.
Nee, zij moesten wachten op de belofte des Vaders om getuigen van Christus te zijn. Daar moet je rijp voor gemaakt worden. Velen eten onrijpe druiven, maar daar worden je tanden stomp van. Daar gaat niets van uit, al ben je ook tien keer voor de waarheid. De discipelen waren geroepen om het zout der aarde te zijn. Wat in het vat zit, verzuurd niet. Zij dragen de Schat in aarden vaten. Laat het maar eens goed gisten van binnen, totdat je geheel doorzuurd bent van Christus. Het is beter twee woorden te zeggen door de Geest, dan een heel verhaal waarin God niet is. Nu blijft het de dwaasheid der prediking en de prediking is opzichzelf genomen nooit volmaakt. Maar het belieft God zalig te maken door de dwaasheid der prediking, namelijk door het geloof in Christus. De discipelen zaten niet te wachten totdat zij de aanklevende zonden die in hen waren overgebleven de baas zouden zijn, want vlees wordt nooit bekeerd. Dat is een les voor Gods volk, waarin zij hun hele leven in geoefend moeten worden. Gods volk heeft vergeving der zonden voor verleden, heden en toekomst, maar het vlees zal het Koninkrijk der hemelen niet be-erven. En als we somtijds door zwakheid in de zonde vallen, dan zal blijken of we aan Zijn genade genoeg hebben. Als dat niet het geval is, dan zal de mens zich altijd weer op de been helpen om het beter te gaan doen en met helpende genade zichzelf helpen. Om alleen uit en door Christus te leven, moet je niet alleen der Wet gestorven zijn, maar ook dagelijks sterven en het kruis VROLIJK dragen. Dan zal die lieve Geest het uit Christus nemen en het u verkondigen, namelijk: "Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen. Want Mijn juk is zacht, en Mijn last is licht", Matth. 11:29-30.

Ja, en nu wil men in onze dagen beweren dat lieve en zachte karakters hiervan het gevolg zijn, maar het is een leugen van de duivel. De zachtmoedigheid en nederigheid van Christus is UNIEK en staat in het kader van Zijn borggerechtigheid. Christus zegt: "Leert van Mij dat IK...." Hij is het en wij zijn het niet, ja, volkomen in Hem, maar niet in onszelf. Of heb je er nog nooit een oor bij de vijanden van Christus afgeslagen? Nee? Dan geloof ik niet dat je tot de kring van Christus' discipelen behoort, want toen Petrus tot Christus zei: "Al moest ik ook met U sterven, zo zal ik U geenszins verloochenen!" Dan staat er direct achteraan: "Desgelijks zeiden ook al de discipelen." OOK de apostel der liefde, Johannes. Ze hebben Hem dan ook ALLEN verlaten (Matth. 26:56).
De discipelen van Christus zijn heus niet van die lievertjes, hoor. Ze strijden ook weleens met het zwaard van Petrus. Allemaal! Ik moet niets hebben van die vrome snijbonen die alleen maar Geest prefereren te zijn. Zelfs de grote apostel Paulus slaat driftig van zich af in Handelingen 23:3, hoewel het waarheid is wat hij zegt. "Leert van Mij" -zegt Christus- "dat Ik het ben.... voor u!" "Ik voor u!" DAT is de beslissende oorzaak van het herstel van de mens in het beeld Gods en dan kunnen de vruchten niet uitblijven, want die zijn ook in Hem gevonden (Hos. 14:9). De Boom wordt aan Zijn vruchten gekend en dan mogen de takken Zijn lieflijk juk en Zijn zoete vrucht DRAGEN. Ja, dan gaan ze buigen, omdat Hij ze belaadt met Zijn vruchten. Want wie hersteld IS in het beeld Gods, die draagt vrucht, maar de vruchten maken de Boom niet, dat doet de Boom zelf. Hij spreekt en het is er; Hij gebiedt en het staat er. "Ik ben Het Die met u spreekt", en dan gaat die Samaritaanse hoer als een reine maagd naar huis, om te getuigen van de grote werken Gods! Ja, God is een verrassend God en Zijn Christus is zeer dierbaar voor een zwarte Bruid, die geheel schoon en lieflijk is in Zijn ogen. Alles wat aan Hem is, is gans begeerlijk! Amen.

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl