HET BOEK DES LEVENS
HET BOEK DES LEVENS (1)        
Plaats in winkelmandjeMandje
William Huntington ss

"GESCHREVEN IN HET BOEK DES LEVENS"
Ontdekkingen en waarschuwingen uit de straten van Sion, door een wachter van de nacht

In een preek uitgesproken op 22 oktober 1798, in de Voorzienigheidskapel, Little Titchfield-straat; en de gemeente aan de Monkwellstreet

"Die overwint, die zal bekleed worden met witte klederen; en Ik zal zijn naam geenszins uitdoen uit het boek des levens, en Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader en voor Zijn engelen", Openb. 3:5.

De gemeente van Sardis was zonder twijfel een type of beeld van de Kerk van God in onze dagen. Dat blijkt uit het feit dat de gemeente die vervolgens genoemd wordt, die de naam Filadèlfia draagt, een geopende deur heeft voor de engel der gemeente en niemand kan die sluiten. Dit wijst op die tijd dat het Evangelie verspreid zal worden over de hele wereld, tot de aarde vervuld zal zijn met de kennis en de heerlijkheid des Heeren, gelijk de wateren de bodem der zee bedekken.
Als die heerlijke tijd voorbij zal zijn, zal het laatste type van de zeven gemeenten vervuld worden en dat zal duren tot het einde van de wereld. Want wat er wordt gezegd over de kerk van Laodicéa komt helemaal overeen met de geschiedenis van de wijze en de dwaze maagden (Matth. 25) als de Bruidegom bij Zijn komst de belijders sluimerend en slapend zal aantreffen.
Van hen wordt evenals van die gemeente gezegd dat de zielen der mensen lauw zullen zijn als Hij de deur zal sluiten en alle zorgeloze en levenloze belijders uit Zijn mond zal spuwen, omdat ze niet kunnen blijven in de ingewanden van Zijn barmhartigheid. Daarom zegt Hij tot die laatste van de zeven gemeenten dat Hij aan de deur staat en klopt. Zo spreekt Hij ook over de laatste dagen; Hij zegent de dienstknecht die Hem onmiddellijk zal opendoen als Hij komt en klopt.
Daarom noemt Hij Zich de 'Amen' als Hij schrijft aan de gemeente van Laodicéa, om te tonen dat Hij dan de laatste slag zal geven, om beiden, de kerk en de wereld, te voleinden.
Hieruit blijkt dat deze zeven gemeenten profetische typen waren. Dit schijnt ook de reden te zijn dat de brieven alleen aan de zeven gemeenten in Azië geschreven zijn en niet aan andere gemeenten. Ja, ze werden zelfs niet geschreven aan de gemeente te Jeruzalem, die de Metropolitische Kerk was en de moeder van alle andere gemeenten. Zij was ook in alles de voornaamste, want ze was de moeder van Christus, omdat Christus daar ter wereld kwam en uit haar geboren is naar het vlees. Zij was de eerste die in Hem geloofde en van haar gingen het Woord en de wet uit tot alle volken. Toch wordt ze niet genoemd in deze brieven, hoewel ze ongetwijfeld inbegrepen wordt bij één van deze zinnebeeldige gemeenten. Ja, niet één kerk wordt genoemd in Afrika of Europa, wat duidelijk aantoont dat deze gemeenten types waren van de gemeenten die later nog in de wereld zouden ontstaan.
Zoals de gemeente van Filadelfia een voorafschaduwing is van de komende heerlijk Kerkstaat en de verkondiging van het Evangelie in de hele wereld en de gemeente van Laodicéa overeenkomsten vertoont met de dingen die de Heere heeft voorzegd voorafgaand aan Zijn komst ten oordeel, zo stelt de gemeente van Sardis de kerk in onze dagen voor en komt alles wat is gezegd helemaal overeen met de kerk in de huidige situatie.
Als Christus deze gemeente aanspreekt, noemt Hij Zichzelf 'Die de zeven Geesten Gods heeft, en de zeven sterren' Openbaring 3:1.
Met de zeven Geesten Gods worden geen engelen bedoeld, want het is moeilijk voorstelbaar dat de engelen samen met God de Vader en de Heere Jezus Christus deze brieven aan de gemeenten zenden, volgens hoofdstuk 1:4,5. Met de zeven Geesten Gods wordt echter de Heilige Geest met al de volheid van Zijn giften en genadegaven bedoeld en met de zeven sterren de zeven dienaars van de zeven gemeenten, die net als de sterren enig licht verspreiden. Dit licht straalt van Christus op hen af. Ze zijn in Christus' hand, dat wil zeggen dat ze zwak zijn en Zijn macht nodig hebben om hen te ondersteunen, te beschermen en te bewaren.

'Ik weet uw werken, dat gij de naam hebt, dat gij leeft, en gij zijt dood' Openbaring 3:1.
De werken die Christus van ons vraagt, zijn de werken des geloofs, de arbeid der liefde en de lijdzaamheid der hoop. Dit wordt in Zijn kracht volbracht door mensen die deel aan Hem hebben, in Hem blijven en Zijn waarheid verkondigen, verdedigen, omhelzen, vasthouden en in haar blijven. Alle werken die hier niet aan voldoen, zijn dode werken, die verricht worden door mensen die dood zijn in zonden en misdaden, onder de vloek van de wet liggen en veroordeeld worden door hun eigen geweten. Het ergste van alles is dat ze verdoemd worden door het Evangelie; het is 'een reuk des doods' voor hen, omdat ze slechts huichelaars in Sion zijn. 'Gij hebt de naam dat gij leeft, en gij zijt dood.' In deze tijd is er niets gewoner dan dat we een arme, flemende huichelaar horen uitroepen: 'O, wat een levende dienaar van het Evangelie is die jongeman! O, wat een levende gemeente heeft hij! Hoe levendig is die en die jongeman! Deze zijn waarlijk door God levend gemaakt! Als u tegelijk aan 99 van de 100 predikanten of gewone kerkgangers zou vragen wat de levendmakende werkingen van de Heilige Geest zijn, wat het Woord des levens uitwerkt als het met kracht komt, wat het betekent om van de dood over te gaan in het leven door het geloof, wat het betekent om bevrijd te worden van de prikkel des doods, van de vrees des doods en van de wet die de bediening des doods is, wat een levende hoop is, wat de bekering ten leven inhoudt, wat het betekent dat ons hart besneden wordt om God met ons ganse hart lief te hebben en wat het inhoudt dat Christus' in ons leeft, zullen ze u net zo'n goed verslag over deze dingen kunnen geven als de Hottentot; en niet beter.

'Zij hebben de naam dat ze leven, maar ze zijn dood.' Zij die hun de naam geven dat ze leven, oordelen alleen naar het uiterlijk en hun oordeel is niet rechtvaardig. Deze schijn dat ze leven wordt niet gewekt door dingen die van God afkomstig zijn, maar door menselijke vindingen, zoals zendingsarbeid. Dit houdt veel snelreizende groepen en onderzoekende partijen spotters, voor lange tijd in leven: nieuwigheid schenkt vele duizenden het leven. Zo'n 'kostelijke' ziel komt en begint zijn eerste preek met 'zie, hier' en zijn vertrek met 'zie daar', maar het Goddelijk leven wordt niet versterkt of beschreven, door één op de vijftig van deze mensen. Als zij met ernst op het leven zouden wijzen, zouden zij, die slechts een naam hebben dat ze leven, niet graag naar hen luisteren. Veel predikanten moeten hun toevlucht nemen tot een orgel om wat valse vreugde te verwekken.
Anderen proberen de gemoederen in beweging te brengen met nietszeggende, hoogdravende woorden en veel lawaai. Anderen worden in leven gehouden en blijven voortdurend in beroering door misbruik van maatschappelijk gezag en roemen de verhevenheid van de Jacobijnen, (een revolutionaire groep). Vele duizenden mensen worden gevoed en in leven gehouden door hen die het Evangelie zwart maken. Zij betitelen het Evangelie spottend als antinomianisme en een losbandige leer. Zij beschimpen de kracht der godzaligheid en degenen die haar prediken en zich er in verheugen. Op grond van deze dingen en niet op grond van het werk van de Heilige Geest, krijgen zij de naam dat ze leven.

'Zijt wakende, en versterk het overige, dat sterven zou', Openb. 3:2.
De eerste woorden bevatten een bestraffing vanwege blindheid van geest, vleselijke gerustheid, ijdelheid en onoplettendheid. Dat ze blind moeten zijn, blijkt wel!
Toen de ure der verzoeking kwam, verwachtten ze niets minder dan de vernietiging van alle heerschappij, gezag, orde en verschil tussen de mensen. Ook verwachtten ze dat de anarchie zou triomferen. God stuurde deze verzoeking als een wan om het kostelijke van het snode te scheiden en als een strik om de bedriegers en huichelaars in Sion te ontdekken en te vangen. Zij zijn zo wanhopig als ze zien hoe God de inspanningen van ons leger bekroont dat het hun een kwelling is om naar het verslag ervan te luisteren. Zoals de profeet voorspelde, zal dit er uiteindelijk op uitlopen dat de mens 'zeer toornig zal zijn, dan zal hij vloeken op zijn koning en op zijn God, als hij opwaarts zal zien' Jesaja 8:21.

'Versterk het overige, dat sterven zou.'
Dit zijn de vaten der barmhartigheid in de oven der beproeving. Zij komen bijna om door gebrek aan het brood en water des levens. Zij hebben niets dan bronnen zonder water, wolken zonder regen en herders die hen niet verstaan. Zij willen dat hun toestand beschreven wordt en dat de vriendelijke nodigingen en bemoedigingen van het Evangelie hun bevindelijk verklaard worden. Zij gaan van stad tot stad om dit te vinden, maar het is alles tevergeefs. Er is nauwelijks een grote stad in het land, of u zult er hier en daar een klein gezelschap vinden van mensen die bewust zijn van hun verloren staat en die verkeren in de banden en ellende. Zij hebben niemand die hen voedt en terwijl huichelaars gevoed en verzadigd worden met hun eigen aanmatiging, schijnen deze mensen te sterven.
De woorden 'het overige' duiden erop dat een groot aantal mensen afvallig is geworden. Dit is zonder enige twijfel ook waarheid in onze dagen. Mr. Winchester, die een grond heeft gelegd voor de mening dat er hoop in de hel is, heeft het geloof van velen te niet gedaan, zowel van hen die op de preekstoel stonden als van hen die in de banken zaten. Mr. Brothers, een dwaas, die ons een grondslag legde voor de mening dat de Zaligmaker nog in het graf ligt, opdat we de Levende zouden zoeken onder de doden, heeft zijn duizenden verslagen. Mr. Tom Paine [een revolutionair die de Rechten van de Mens publiceerde] heeft zijn tienduizenden verslagen. Maar er is niet één op de honderd van die mensen op wie Christus ziet. Het zijn er slechts 'weinigen die sterven zouden' voor wie Christus zorgt. Dat zijn niet degenen die de naam hebben dat ze leven, terwijl ze dood zijn, want 'God is niet een God der doden, maar der levenden' Matth. 22:32.
Zijn aanklacht: 'Ik heb uw werken niet vol gevonden voor God' Openbaring 3:2. Het volkomen werk van een Evangeliedienaar is het werk van een evangelist of het werk van een dienaar des Geestes. Hij die dat doet, moet wedergeboren zijn, delen in de liefde, de gunst en het volbrachte werk van Christus en de zalving met Hem; die Zijn licht verspreidt, die staat in Zijn kracht, die vervuld zijn met Zijn liefde en in Hem het leven, rechtvaardigheid, vrede en rust genieten; en zo de waarheid van Gods Woord, de macht van Zijn hand, de gunst van Zijn Naam, de verborgenheden van Zijn Koninkrijk en de weldaden van het kruis, overal bekend maken. Door deze dingen met klem aan het hart van anderen te leggen, oefent hij invloed op hen uit door de goede hand van God over hem, Die beloofd heeft getuigenis te geven van het woord van Zijn genade en Die geen getuigenis geeft van een andere leer. Dit is een Goddelijk werk en daarom wordt het een goed werk genoemd: het brengt zielen tot het geloof in Christus, doet ze Hem liefhebben, God in Geest en waarheid aanbidden en de heerlijkheid van hun zaligheid aan Hem toeschrijven.
Maar de werken waarover hier geklaagd wordt, zijn heel andere werken: de mensen naar de mond praten, wandelen in arglistigheid en bedrieglijk omgaan met het Woord van God. Ze beginnen met de Geest en eindigen in het vlees, ze belijden de waarheid en geven die een plaats aan het begin van hun belijdenisgeschriften, maar ze wijken ervan af en veroordelen zelfs de waarheid; ze zweren trouw aan de koning maar preken tégen hem, ze onderschrijven de Geloofsartikelen van de Staatskerk en daarna beschimpen ze deze artikelen en allen die erin blijven geloven. Dit zijn de werken van de huidige dag.

'Gedenk dan, hoe gij het ontvangen en gehoord hebt, en bewaar het, en bekeer u' Openbaring 3:3.
Hoe de Kerk deze woorden ontvangen heeft en wat zij eerst gehoord heeft, kunnen we zien in de bovengenoemde geloofsartikelen. Ze spreken over predestinatie en verkiezing, verlossing door het bloed van Christus, genade en vrede door Zijn offer en rechtvaardigmaking door het geloof in Christus' rechtvaardigheid. We kunnen hierover ook lezen in de werken van Luther en Calvijn en in de artikelen van de Kerk. Dit zijn de zaken die wij moeten horen en bewaren. Maar kunnen we zeggen, dat hier in onze dagen aan vastgehouden wordt? Nee, verre van dat. De meerderheid van hen die zich christenen noemen, bindt de strijd aan met ieder die preekt over deze zaken en de beleving ervan en met ieder die ze belijdt en in dit geloof volhardt.
De Heere vermaant ons deze dingen te bewaren en "bekeer u!" Want de meerderheid van hen die zich christenen noemen, is onbekeerd en weet niet wat de bekering inhoudt. Dat geldt ook voor de meerderheid van de predikanten. Zij denken dat de bekering bestaat in wat natuurlijke smart die voortkomt uit eigenliefde, een besef van schuld en vrees voor de toekomende straf. Zo bekeerde Judas zich echter toen de duivel in hem gevaren was, terwijl de waarachtige bekering volgt nadat de duivel de zondaar verlaten heeft. De ware droefheid wordt niet gewerkt door persen en aansporingen en aandrang met hevige strijd, samen met schuld en toorn en met vrees en verschrikking. Waarachtige bekering vloeit voort uit de vergeving van de zonde door de Geest der liefde. Dit gaat gepaard met de toepassing van het bloed der verzoening aan het hart van de zondaar en met een gelovig aanschouwen van Christus en dat hij deel aan Hem heeft, dat God in Jezus met hem verzoend is en een welbehagen in hem heeft, dat Hij ons verlicht in het zalige aangezicht van Jezus, dat Hij ons aanneemt in de Geliefde en ons in Hem zegent met alle geestelijke zegening in de hemel. Dit is de bekering ten leven en dit is een gave Gods.

Vervolgens roept de Heere op tot waakzaamheid. 'Indien gij dan niet waakt, zo zal Ik over u komen als een dief' Openbaring 3:3. Zonder twijfel wordt dit gezegd tegen de wachters in Sion, van wie het merendeel stekeblind is. Zij houden zich zo ver van het rondgaan van de stad, dat ze er zelfs de weg niet weten, Pred. 10:1,5. Ze staan niet op de muren van Sion, die 'heil' genoemd worden, maar zijn in plaats daarvan dood in zonden en misdaden. Een wachter moet 's nachts uitroepen hoe laat het is, alarm slaan in tijd van gevaar, dieven en verdachte personen oppakken, de beweging en de nadering van indringers gadeslaan en de burgers tijdig waarschuwen zodat ze op hun hoede zijn. Dit is de beschrijving die God geeft van een wachter, maar wie voldoet er aan deze kentekens? De meeste wachters bluffen op ons heldere licht en de heerlijke verkondiging van het Evangelie, terwijl ik denk dat we wegzinken in één van de donkerste nachten die ooit gevallen zijn over het evangelische Sion.
Bovendien wordt het Evangelie niet overal verkondigd, zelfs niet in ons land. Ik geloof niet dat één op de duizend preken die onder ons gehouden worden de minste gelijkenis vertoont met het Evangelie, als het waar is wat Paulus schrijft over het Evangelie. Hij zegt ons dat het Evangelie 'een kracht Gods tot zaligheid is een iegelijk, die gelooft', Rom. 1:16, dat het een 'bediening der rechtvaardigheid' is, 2 Kor. 3:9 en dat iedere oprechte dienaar van het Evangelie een dienaar des Geestes is, 2 Kor. 3:6. Als dit waar is, waar zullen we dan zo'n Evangelie en zulke predikanten vinden?
Ook kunnen we niet zeggen dat onze wachters dieven of rovers gearresteerd en in hechtenis gezet hebben. Ze hebben veel eerder hun daden goedgekeurd. Ik ken geen ergere dieven en rovers dan de roomsen, de Arminianen, de Arianen en de Socinianen, want zij beroven God. Maar, veel van onze blinde wachters hebben gewenst dat God Zélf met de Fransen een verbond zou sluiten en met alle andere dievenholen. Toen de duivel onder ons kwam, hebben de meesten van hen niet geblaft, noch hem met de tong geslagen. Ze waren als stomme honden die liever naar hem kwispelstaartten dan dat ze iets anders deden.
'Indien gij dan niet waakt, zo zal Ik over u komen als een dief'. Een dief komt meestal als de mensen zich het veiligst voelen en als hij het minst verwacht wordt. Ik ben er zeker van dat Christus Zijn Woord vervulde in deze ure der verzoeking, want Hij beroofde veel wolven van hun schapenvacht en deed hen naakt gaan, opdat anderen hun schaamte zouden zien. Velen van hen hebben hun hart opgeknapt, met bezemen gekeerd en versierd. Christus ontneemt hun dit alles en laat de satan terugkeren naar het huis dat hij verlaten had. Dit bleek uit de geest van revolutie, wraak, bloed en moord die zij uitademden. Hun hart kon een kuil van de basilisk genoemd worden en hun mond het hol van een adder.
Sommigen beroofde de Heere hun huizen en goederen, hun voorrechten, hun familie en vrienden. Zij raakten zelfs hun vaderland kwijt, want ze werden verdreven naar vreemde landen, omdat ze onwaardig waren om in hun land te blijven. Anderen wierp Hij in de gevangenis en daarmee ontnam Hij hun de gewone vrijheid die slenteraars en gelukzoekers nog hebben.
Sommigen nam Hij door de strop uit dit leven weg, omdat ze het leven niet verdienden. Van een groot aantal mensen dat nog onder ons is, is het ene talent dat zij hadden, afgenomen. Velen die enige gezonde leerstellingen en goede opvattingen hadden met betrekking tot het Evangelie en die gezonde woorden konden spreken die niet veroordeeld konden worden, werden aan de duivel en aan Mr. Tom Paine overgegeven. Zij dronken de opstandige ge dachten, de godslastering en de vleselijke logica van deze man in, zodat ze alleen nog argumenten konden noemen die lijnrecht ingingen tegen de wil en het Woord van God. Zij waren te wijs om zich te laten regeren en besturen door het Woord en de wil van God want hun wijsheid had hen er afkerig van gemaakt.
Aan anderen, die niet zoveel in hun hand hadden, maar die wel veel hoopten te ontvangen, is ook alles ontnomen. Ik bedoel hen die lang de ondergang van alle politieke leiders in Europa voorzegd en verwacht hebben. Zij hebben zichzelf van week tot week Franse vrijheid beloofd, die verkregen is door het zwaard van Frankrijk en de ondergang van hun eigen land. Zij hebben gehoopt op Napoleon Bonaparte en de Ierse Roomsen. Zij hebben hoog opgegeven over de Volksregering en daarmee bedoelden ze niemand anders dan zichzelf. Deze mensen heeft de Heere van hun ingebeelde tronen gestoten en Hij heeft hen alle koninklijke waardigheid die zij meenden te hebben, ontnomen. Hij heeft al hun hoop doen vergaan door de Ierse moordenaars uit de wereld weg te nemen en de Franse vloot naar onze havens te sturen. Ook heeft hij Egypte gegeven tot losgeld in onze plaats, zodat de godslasterlijke Rabsaké naar het land van Cham werd gezonden en niet naar Jeruzalem. [Napoleons overwinning op Egypte].
Zo is onze dierbare Heere gekomen als een Dief, heeft Hij de bedriegers en huichelaars in Sion ontmaskerd en ze opgehangen tot verachting voor alle rechtvaardigen in beide werelden, omdat ze verontreinigd waren door meineden, opstand en bloed.
'En gij zult niet weten, op wat ure Ik over u komen zal' Openbaring 3:3. Dit uur van de komst van de Heere zou diep geheim worden gehouden tot het Hem behaagde het bekend te maken. Het is geheim geweest en verborgen in God. Geen uitlegger heeft dit uur ooit beschreven of de kentekens aangeven. Hieruit blijkt dat we profetieën het best kunnen verstaan als we op hun vervulling zien. Toen de ure der verzoeking kwam, voelden we allemaal een grote behoefte om te weten waar ze in de Schrift was voorspeld en waarop deze verzoeking zou uitlopen. Zij die in dit opzicht de meeste wijsheid schenen te hebben, waren het verst van de waarheid verwijderd.
Bijna vijf jaar heb ik hier niet weinig over gepeinsd, tot de Heere mij door middel van stem uit de hemel op mijn bed meedeelde: Dit is de ure der verzoeking. Ik kende de stem, ik wist Wie deze woorden sprak en het is zeker een uur der verzoeking geweest; met een getuigenis! De duivel had vele duizenden verleid om kuilen te graven en strikken en vallen te zetten en zo anderen van het leven te beroven. Door de rechtvaardigheid Gods vielen deze mensen net als Haman in hun eigen kuil. Er is geen strik gezet door de duivel en zijn handlangers of een gemeen plan gesmeed op het vasteland, in ons eigen land of aan boord van schepen, of God heeft deze strikken ontdekt en deze plannen doorkruist. Hij heeft degenen die deze plannen smeedden, hals over kop in hun eigen kuil doen vallen. 'Alzo moeten omkomen al Uw vijanden, o HEERE! Die Hem daarentegen liefhebben, moeten zijn, als wanneer de zon opgaat in haar kracht! En laat ons land stil zijn, veertig jaar. Richt. 5:31.
Deze ure der verzoeking heeft het hart van veel van Gods kinderen geoefend en beproefd. Zo bleek of zij meegesleept zouden worden met de dwaling van de goddelozen, of dat hun eigen standvastigheid hun zou ontvallen en zij de menigte zouden volgen in het kwaad. Ook veel bedriegers op de preekstoel en huichelaars in de banken hebben hen niet weinig beproefd, terwijl ze al verzocht werden door de sluwe, persoonlijke handlangers en lakeien van de duivel, die dagelijks rondgingen met de boeken van Mr. Tom Paine, opstokende pamfletten, Jacobijnse nieuwsbladen en krankzinnige profetieën. Door deze verzoekers en hun verzoekingen heeft God Zijn volk beproefd, opdat hun geloof en gehoorzaamheid aan de dag zouden komen, als 'Gods oordelen zullen wederkeren tot gerechtigheid en de oprechten van hart het zullen navolgen' Psalm 94:15.

Sommigen werden niet weinig geschokt in hun vertrouwen en struikelden voor een tijd in hun verbonds-onderhandelingen. God heeft de struikelenden echter geheeld en Hij zal niet toelaten dat mensen met een verbroken en verslagen hart die ootmoedig met Hem wandelen, bedrogen zullen uitkomen. Als zij in moeilijkheden vallen en als zij beproefd en verzocht worden, zal dit geheiligd worden, zodat ze gereinigd en wit gemaakt worden. Zo is het. Want als God de harten van de andere mensen zal blootleggen, zullen zij beter staande kunnen blijven, klaarder schijnen en beter zien. Dan zal duidelijker openbaar komen dat zij Gods kinderen zijn, omdat zij Gods wil, Gods Woord, de beschikkingen van Zijn voorzienigheid en Zijn genade aan hun kant hebben, omdat het gevoelen dat in Christus was, ook in hen is; en omdat God hun gebeden hoort en verhoort, terwijl de profetieën, begeerten, wensen, gebeden, hoop en verwachting van de huichelaar allemaal ter aarde vallen. Zo is het in onze dagen geweest en daarom volgt er: 'Doch gij hebt enige weinige namen ook te Sardis, die hun klederen niet bevlekt hebben, en zij zullen met Mij wandelen in witte klederen, overmits zij het waardig zijn' Openbaring 3:4. Dit wordt met verwondering en verbazing gezegd: er zijn zelfs in onze dagen mensen overgebleven die tot dit getal behoren, hoewel er zo vele duizenden predikanten en gemeenteleden van ons zijn uitgegaan in de ure der verzoeking. Maar, zo is het: Er zijn nog enkele namen overgebleven, want "als de leeuw en de beer door de kudde zullen doorgaan, zal de herder een poot of een stukje van een oor redden" Amos 3:12, (Engelse vertaling).
Deze uitverkorenen worden 'namen' genoemd, geen personen. Ik denk dat in deze namen een verborgenheid besloten ligt. Deze namen zijn geen symbolische namen voor evangelisten, want de meesten van hen die zich het Evangelische Genootschap noemen, zijn gevallen in de strikken van Mr. Tom Paine of Mr. John Wesley. Deze namen kunnen we beschouwen als de namen die bedriegers, wolven en huichelaars Gods kinderen geven omdat ze standvastig zijn, de waarheid trouw aankleven en uniek zijn in de wereld. Zo werden de eerste heiligen en getrouwe volgelingen van Christus Nazarenen genoemd, Hand. 24:5. Zo is het ook bekend dat er velen zijn die door sommige mensen betiteld worden als antinomianen, gevaarlijke mensen, mensen met een boze geest, dwepers, enghartige zielen en zelfs 'geestdrijvende schurken', hoewel de duivel zelf en al zijn handlangers hen niet kunnen verleiden, ontkleden of onteren door alle listen die zij gebruiken in de ure der verzoeking; net zo min als de duivel de naam van Paulus kon aantasten, door hem een 'oproerkraaier' en zijn leer 'ketterij' te noemen.
Maar als deze weinige namen 'geheilige' namen zijn, wat zeer waarschijnlijk is - ik bedoel namen die God Zijn kinderen geeft - kunnen we makkelijk aangeven wat ze betekenen. God Zelf noemt hen met deze namen en maakt bekend welke namen afgelegd en welke aangenomen moeten worden. Zo zegt Hij bijvoorbeeld: 'Tot u zal niet meer gezegd worden: De verlatene, en tot uw land zal niet meer gezegd worden: Het verwoeste. Maar gij zult genoemd worden: Hefsibah, Mijn lust is aan haar; en uw land: Beulah, het getrouwde; want de HEERE heeft een lust aan u, en uw land zal getrouwd worden' Jesaja 62:4. De naam die de Joden gewoonlijk gebruikten voor de heidenen, was 'de verlatene'. Dit deden ze om zich van de heidenen te onderscheiden. Hun land noemden ze gewoonlijk 'het verwoeste' in tegenstelling tot het heilige land dat God had verkoren om daarin te wonen. Op grond daarvan werd Kanaän met zijn Joodse inwoners 'een vruchtbaar veld' genoemd en de heidense wereld 'een woestijn'. God beloofde echter de wereld te veranderen. Dat hield in dat de woestijn tot een vruchtbaar veld zou worden, en het vruchtbare veld voor een woud geacht zou worden' Jesaja 32:15. Dit zou gebeuren als het Koninkrijk van de Joden genomen zou worden en gegeven zou worden aan een volk dat de vrucht daarvan zou voortbrengen. Vanaf die tijd werden de heidenen niet meer 'de verlatene' genoemd vanwege de uitverkorenen die onder hen waren en hun land werd niet meer 'het verwoeste' genoemd, omdat God er zou wonen. 'Maar gij zult genoemd worden: Mijn lust is aan haar; en uw land: Het getrouwde; want de HEERE heeft een lust aan u, en uw land zal getrouwd worden.'

De naam 'Hefzibah', Mijn lust is aan haar, is van toepassing op allen in wie de Heere een behagen heeft. Ons wordt geleerd dat de Heere een welbehagen heeft in het gebed van de oprechten en een ander Schriftgedeelte zegt: 'De oprechten hebben U lief' Hooglied 1:4. De naam 'Hefzibah' wordt dus in het bijzonder gebruikt voor hen die de Heere liefhebben en Zijn Naam aanroepen. De naam 'Beulah', het getrouwde, is van toepassing op het land waarin de oprechten wonen, want de Heere trouwt het hele land vanwege degenen aan wie Hij een behagen heeft, zoals alle kinderen Israëls, Gods kinderen genoemd werden, door de nationale aanneming omwille van de weinigen die de Zijnen waren door geloof en wedergeboorte. Ze werden allen Gods vrouw genoemd omwille van de weinigen die Hij had ondertrouwd. Hieruit blijkt dat we onder Hefzibah degenen moeten verstaan die oprecht zijn, die God liefhebben en tot Hem bidden en onder Beulah het land waar de Kerk die Hij heeft ondertrouwd, woont. De duivel en zij die met hem samenspanden hebben hard gewerkt om dit Sion te bezoedelen en ons land tot een slagveld te maken. Maar wij zijn gebleven wie we zijn en zij die hebben gewacht op ons struikelen en ondergang, zijn geworden tot een zeer bittere gal en een samenknoping der ongerechtigheid, want God is verschenen tot onze heerlijkheid en tot hun schande.
Een andere naam die het Sion uit de heidenen krijgt, is deze: 'En de gesnedene zegge niet: Ziet, ik ben een dorre boom. Want alzo zegt de HEERE van de gesnedenen, die Mijn sabbatten houden, en verkiezen hetgeen waartoe Ik lust heb, en vasthouden aan Mijn verbond; Ik zal hen ook in Mijn huis en binnen Mijn muren een plaats en een naam geven, beter dan der zonen en dan der dochteren; een eeuwige naam zal Ik een ieder van hen geven, die niet uitgeroeid zal worden' Jesaja 56:3-5. In Openbaring 3:12 staat dat deze naam die hen gegeven wordt en die beter is dan de naam van zonen en van dochters op hen geschreven staat. Het geloof is een wet die geschreven wordt in het verstand en door het geloof weten we dat we kinderen Gods zijn.
Nu, dit is de naam van onze aanneming of de naam 'kind van God'. Deze heeft veel meer waarde dan de naam die een vader geeft aan zijn zonen en dochters. Het is ook een eeuwige naam, die niet afgesneden zal worden, want Christus zal al Zijn kinderen tot heerlijkheid brengen. Daarom zal deze naam zelfs in de hemel erkend worden. Deze naam kan ook niet uitgedelgd worden, omdat de belofte vast is voor al het zaad. Dit zaad zal niet met een shilling weggestuurd worden en niets zal de ontvangst van de erfenis verhinderen, want Christus' troon zal in eeuwigheid zijn en Zijn zaad zal voor Hem zijn als de zon'.
De andere namen die ze krijgen, luiden als volgt: 'Deze zal zeggen: Ik ben des HEEREN; en die zal zich noemen met de naam van Jakob; en gene zal met zijn hand schrijven: Ik ben des HEEREN, en zich toenoemen met de naam van Israël' Jesaja 44:5. Die zeggen zal dat hij des Heeren is, is iemand aan wie de verzoening is toegepast. Hij zegt: 'Ik ben niet de mijne, ik ben duur gekocht.' Hij die zichzelf zal noemen met de naam van Jakob, is iemand die is weggelopen met het eerstgeboorterecht of iemand die wedergeboren is en de zegen van het eeuwige leven in zijn hart gevoelt. En wordt zo iemand niet terecht Jakob genoemd? Hij die zich toenoemt met de naam van Israël moet iemand zijn die heeft overmocht aan de troon der genade en een antwoord heeft gekregen op zijn gebeden. Want deze naam kan aan niemand anders gegeven worden.
Een andere naam die aan Gods kinderen gegeven wordt en die een nieuwe naam is die we alleen in het Nieuwe Testament vinden, is die van 'Christen'. Dit is een zeer heilige naam. Ze is afkomstig van de Naam Christus en betekent 'gezalfde'. Zij behoort aan niemand toe dan aan hen die de olie van de Heilige ontvangen hebben. Paulus zegt: 'Maar Die ons met u bevestigt in Christus, en Die ons gezalfd heeft is God, Die ons ook heeft verzegeld, en het onderpand des Geestes in onze harten gegeven' 2 Kor. 1:21-22. 'Maar zo iemand de Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe' Rom. 8:9 en hij kan geen oprechte christen zijn, omdat hij geen deel aan Christus heeft.

(Wordt vervolgd in volgende blok)

HET BOEK DES LEVENS (2)        
Plaats in winkelmandjeMandje
Nu, onze dierbare Heere wilde ons niet te zeer ontmoedigen en in de diepte doen wegzinken; ook wil Hij geen smart tot onze smart toevoegen. Daarom zegt Hij dat er zelfs onder ons nog weinigen zijn die deze namen dragen en op wie deze namen van toepassing zijn. Ik weet zeker dat 'zo niet de HEERE der heirscharen ons nog een weinig overblijfsel had gelaten, als Sodom zouden wij geworden zijn; wij zouden Gomorra gelijk zijn geworden' Jesaja 1:9. Deze mensen zijn derhalve het zout der aarde. Deze weinige namen 'hebben hun klederen niet bevlekt'. Deze klederen kunnen niet wijzen op Christus' gerechtigheid, die wordt aangeduid als 'het bruiloftskleed', 'het gewaad des lofs' en 'de klederen des heils'. Het wordt een bruiloftskleed genoemd, omdat Christus ons in deze gerechtigheid aanneemt, zodra de Vader ze ons heeft toegerekend. Het wordt een gewaad des lofs genoemd, omdat we God niet kunnen zegenen en prijzen met vrolijk zingende lippen totdat Hij ons door het geloof in dit gewaad heeft gekleed. Het wordt een kleed des heils genoemd, omdat hij die dit kleed draagt, nooit vervloekt of veroordeeld zal worden. Het is God Die rechtvaardig maakt, wie is het die verdoemd? Het is een waarheid dat God hen ook verheerlijkt, die Hij rechtvaardigt.
Het kan ook niet zijn dat dit kleed een kleed van ootmoed is, want als iemand dat kleed werkelijk draagt, heeft hij een geweten dat te gevoelig is en een hart dat te teer is om in de begeerlijkheden te wandelen. Ik geef toe dat ik enigszins in het duister verkeer als het gaat over deze klederen, maar als ik u alles vertel wat ik weet, wat kunt u dan nog meer verwachten?
Job zegt: 'Ik bekleedde mij met gerechtigheid, en zij bekleedde mij; mijn oordeel was als een mantel en vorstelijke hoed' Job 29:14. De goede man spreekt hier niet over de gerechtigheid van de Verlosser, want die kunnen wij zelf niet aandoen. Neen, en we kunnen haar ook niet afleggen, wanneer ze ons is omgehangen. Het is God werk om ons die gerechtigheid aan te trekken. Sion zegt: 'De Heere heeft mij bekleed met de klederen des heils, de mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan' Jesaja 61:10. Job spreekt hier over zichzelf als overheidspersoon en over zijn trouw en oprechtheid in dit ambt. Daarom moet hij hier bedoelen, de rechtvaardigheid in het maatschappelijke leven, billijkheid of gerechtigheid tussen man en man, zodat hij zich kon vrijpleiten voor de rechtbank van zijn geweten, zoals hij zelf belijdt. 'Mijn hart zal mij niet bestraffen, zolang ik leef' Job 27:6, Engelse vertaling. In het Oude Testament wordt dit aangeduid als wandelen met God in vrede en rechtmatigheid Mal. 2:6 en in het Nieuwe Testament altijd een onergerlijk geweten te hebben Hand. 24:16. 'Zalig is hij die niet het oordeel over zich brengt door de dingen die hij toelaat', Rom. 14:22b, Engelse vertaling. Dit was Jobs kleed en hij heeft het niet bevlekt. We lezen echter van sommigen die het bevlekt hebben en daarom moest het weer gewassen worden.
Job zegt ons dat zijn oordeel was 'als een mantel en vorstelijke hoed', een diadeem, engelse vertaling. Dit zo zijnde hij gevrijwaard van fouten of verderfelijke ketterijen, zowel in het gerechtshof als in het hof van zijn geweten. We lezen dat we valse leringen en verdorven opvattingen tegenkomen bij mensen uit een wereldlijk en een kerkelijk ambt, wiens verstand en geweten, beide bevlekt zijn. Deze klederen moeten echter rein gehouden worden.
We lezen ook over wolven in schaapskleren. Hiermee worden huichelaars bedoeld en een huichelaar is een zondaar zonder genade in het kleed van een heilige. Nu, als een wolf zich in schaapskleren kan kleden om de schapen te bedriegen, moet een echt schaap een huid hebben die echt bij hem hoort. Ik bedoel daarmee zijn belijdenis, zijn leven, zijn handel en wandel in deze wereld na zijn bekering, nadat hij is zalig gemaakt door het bad der wedergeboorte en de vernieuwing van de Heilige Geest. Daarom lezen we over de tanden van een kudde schapen waarvan ik denk dat hiermee de predikanten en hun helpers bedoeld worden 'die geschoren zijn, die uit de wasstede opkomen; die al tezamen tweelingen voortbrengen, en geen onder hen is jongeloos' Hooglied 4:2.
Wederom, wij worden vermaand om de Heere Jezus Christus aan te doen en in Hem te wandelen. Een gemeente die zo versierd is, is inderdaad als een vrouw die bekleed is met de zon en de maan onder haar voeten heeft. Er zijn echter niet weinig mensen die slechts doen alsof ze Hem aantrekken, zoals Alexander en anderen, en die Zijn Naam later zeer onteren. Dit wordt aangeduid als het ontheiligen van Zijn heilige Naam onder de heidenen. Het werpt een blaam op Zijn zaak en zo kruisigen zij Hem opnieuw en maken Hem openlijk te schande. Dat is inderdaad 'ontheiligen van Zijn heilige Naam'.
Nog eens, onze lichamen zijn als een kleed voor onze ziel, zoals de menselijke natuur van onze Heere, waarin al de volheid van Zijn Godheid woont, aangeduid wordt als 'een gewaad, met bloed besprengd', Jesaja 63:2,3. En we lezen van het hemels gezelschap dat ze komen uit de grote verdrukking en hun klederen gewassen hebben en ze wit gemaakt hebben in het bloed van het Lam. Deze klederen zijn hun lichamen die net als hun ziel door het bloed van Christus gereinigd waren. Daarom lezen we dat het lichaam verlost zal worden, dat het vrijgekocht zal worden van het graf en verlost zal worden van de dood. Als dit is gebeurd, zullen onze lichamen gewassen, ja, veranderd worden. Hij zal onze verderfelijke lichamen veranderen en ze gelijk maken aan Zijn heerlijk lichaam, opdat we Hem gelijk zouden zijn en Hem zouden zien zoals Hij is. Daarom, die zichzelf onbesmet bewaart van de wereld, houdt zijn kleed, zijn lichaam, ook onbevlekt. In Openbaring lezen we over sommigen die met vrouwen niet bevlekt zijn. Dat betekent dat ze niet bevlekt zijn met de leer van Jezabel, de hoer, dat is de Roomse kerk. Ze zijn ook niet bevlekt met de vuile praktijken van de hoer van Babylon, de stad Rome, die vol is van geestelijke hoererij en alle andere onreinheid. Rome heeft ook duizenden verontreinigd met de leringen van de duivel, de verleidingen van het vlees en het ophemelen van de vuile lompen van haar opgeblazen eigengerechtigheid.
Nu, als er enige weinige namen zijn en zulke onbevlekten, in zo'n tijd als deze, moeten het 'tekenen en wonderen zijn van de Heere der heirscharen Die op de berg Sion woont'; die door het bloed van Christus gereinigd zijn van alle zonden. En God zal de Zijnen bewaren van de paden des verderfs.
Toch zijn er zonden die een smet zullen achterlaten op het karakter van de allerheiligsten zolang de wereld staat, zelfs al zijn zij volmaakt in hun Verbondshoofd en in Hem zonder vlek voor de troon verschijnen. Tot deze zonden behoort overspel met de vrouw van zijn naaste. 'Plaag en schande zal hij vinden, en zijn smaad zal niet uitgewist worden' Spr. 6:33. Dit zien we in David.
Iedere atheïst en deïst zal het nog naar hem toesmijten, hoewel hij in de hemel is. Ze spreken echter nooit over zijn berouw of over het lijden dat hij moest dragen vanwege de zonde, want hun maag is zo ziek dat ze niets dat in Gods kinderen gevonden wordt, kunnen opeten, dan hun zonde. Geloofd zij God onze Zaligmaker voor eeuwig, dat Hij in zulke dagen van afval, ketterij en huichelarij als we nu beleven, nog enkele van zulke namen in zulke klederen. heeft overgelaten, dat Hij hen nog bewaart en dat Hij hen zo maakt en bemoedigt met hetgeen volgt: 'En zij zullen met Mij wandelen in witte klederen, overmits zij het waardig zijn' Openbaring 3:4.
Onze Heere geeft ons hier te verstaan dat de zonde scheiding maakt tussen Hem en de ziel, ja, dat de zonde Gods aangezicht voor de zondaar verbergt. Hij zal zijn gebeden niet horen, want hij is door zijn zondige werken ver van God. Het geweten moet van de zonde gereinigd worden, voor we nabij gebracht kunnen worden door het bloed van Christus. Verzoenende liefde brengt ons bij Hem en verenigt ons met Hem en de ziel die Hem vreest met kinderlijke liefde en Hem aankleeft, wandelt met Hem. Zij zullen met Mij wandelen. 'Levi wandelde met Mij in vrede en rechtmatigheid', zegt de Heere. Dat wil zeggen dat de Heere hem het verbond des levens en des vredes gaf en openbaarde en hij behield de vrede die God hem gaf en had een goed geweten voor Hem en tot Hem.
Micha zegt: "En wandelt ootmoedig met uw God". Dit toont dat hoogmoed scheiding maakt tussen ons en God. Maar de arme zondaar die de verdorvenheid van zijn hart kent en weet hoe hij schuldig staat vanwege onverdiende en onverwachte genade, ziet genoeg van zichzelf in het licht des Heeren om zichzelf in het stof voor Hem te vernederen, zelfs als God hem in zijn oprechtheid staande houdt. Het was de aanwezigheid van de Heere die Daniëls sierlijkheid veranderde in verderving, zodat hij geen kracht behield, Dan. 10:8. Wandelen met de Heere is geloof oefenen in Hem en op Hem vertrouwen. Het is wandelen in Zijn gunst en in het licht van Zijn aangezicht. Het is op Hem hopen en al het nodige van Hem verwachten. Het is geduld oefenen voor Hem, Hem rekenschap verschuldigd zijn en dagelijks verantwoording aan Hem afleggen. Het is wandelen in Zijn vreze, alsof we in Zijn onmiddellijke nabijheid verkeren, terwijl Hij Zijn ogen over ons doet gaan en nauw toezicht houdt. Het is wandelen als degenen die deel hebben aan Zijn bloed en gerechtigheid en vertrouwen dat Zijn wijsheid onze weg recht zal maken om onze voetstappen te richten in voortdurende afhankelijkheid van Zijn kracht en hulp.

'En zij zullen met Mij wandelen in witte klederen, overmits zij het waardig zijn' Openb. 3:4.
In mijn tekst gaat het over wit en witte klederen, daarom zal ik daar in het vervolg over spreken. Wat me echter het meest verlegen maakt, is wat er bedoeld wordt met de zin 'overmits zij het waardig zijn'. Ik zag nooit enige waardigheid in mijzelf voor ik werd geroepen en heb die ook niet bij mezelf gevonden na mijn roeping. Ook heb ik nooit enige waarde of waardigheid gezien in iemand anders. Nee, zelfs niet in hen die zeggen dat ze volmaakt zijn naar het vlees, dat ze werkelijk kunnen leven zonder zonde en zonder te zondigen. Ik geloof dat deze mensen de onwaardigste van de mensen zijn: ze hebben zich overgegeven om te liegen of om huichelachtige leugens te spreken, nadat ze hun geweten met een brandijzer hebben toegeschroeid. 'Indien wij zeggen dat wij geen zonde hebben, zo verleiden wij ons zelven, en de waarheid is in ons niet' 1 Joh. 1:8. Johannes erkent dat hij een man zou zijn, door de duivel bedrogen, als zulke woorden uit zijn mond zouden komen en dat er geen waarheid, maar enkel leugen in hem gevonden zou worden.
Dus, deze waardigheid hebben ze op grond van genade. Alle genade is van de Heere en dat geldt ook voor iedere goede en volmaakte gift. De bereidheid van het hart en de vrucht der lippen zijn Zijn Eigen werk. Dat geldt ook voor het nut en de vruchtbaarheid van onze medemensen in de wereld, want Hij werkt in ons het willen en het werken. Ons vlees en het kwaad dat in ons woont, werken voortdurend tegen het willen en het werken. Ik lees dat sommigen 'waardig zullen geacht zijn die eeuw te verwerven en de opstanding uit de doden' Luk. 20:35. Op grond waarvan zij daartoe waardig geacht zijn, kan ik niet zeggen, tenzij de Heere Zijn Eigen gerechtigheid prijst waarmee Hij hen heeft omhangen en het werk van de Heilige Geest in hen waardig schat. Want de mantel van Zijn gerechtigheid is van onschatbare waarde en ook het werk van de Geest in hen. Het eerste stelt Gods kind voor als geheel schoon en liefelijk uitwendig en het laatste als geheel verheerlijkt inwendig. Nu kom ik tot de woorden van mijne tekst.

'Die overwint, die zal bekleed worden met witte klederen; en Ik zal zijn naam geenszins uitdoen uit het boek des levens, en Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader en voor Zijn engelen' Openb. 3:5.

Deze overwinnaar moet dus een oprechte Israëliet zijn, iemand die de beschuldigingen van de wet, de satan en het geweten heeft overwonnen, die zijn eigen schuld, schande, vrees en de beschaamdheid van zijn aangezicht heeft overwonnen door het gebed aan de troon der genade. Het is iemand die dag en nacht geroepen heeft of hij de overwinning over deze dingen mocht behalen en ervan bevrijd mocht worden. Want als hij God in deze zaken nooit zou hebben overmocht, zouden deze dingen hem te sterk worden en de overhand over hem krijgen. Maar het Koninkrijk van God, of het rijk der genade, of de zeer overvloedige liefde en de macht van God die ons zijn beloofd om de zonde te overwinnen en te onderwerpen, worden geweld aangedaan en de geweldenaars, -die zeer bedroefd zijn en roepen zonder ophouden, die niet kunnen rusten en de strijd niet zullen opgeven- nemen het koninkrijk met geweld, ondanks al de bolwerken en al het geschut dat de duivel gebruikt om ons bij de belegering te hinderen.
Deze bedrieglijke werkers en schutters, die Paulus onderzocht en aan de duivel overgaf, werden ontdekt in dit gedeelte van Paulus' onderzoek: 'En ik zal dan verstaan, niet de woorden dergenen die opgeblazen zijn, maar de kracht' 1 Kor. 4:19. Dat wil zeggen: hij zou zien welke kracht ze van God gekregen hadden en welke kracht God in hen had geopenbaard en welke kracht door anderen aan hen gegeven was. Deze toetssteen legde Jeremia ook aan bij het legioen valse profeten in zijn dagen. Jeremia verklaarde dat Israël gevankelijk zou worden weggevoerd naar Babel en dat alle vaten van de tempel, waarvan sommigen al waren weggenomen, zouden volgen. De handlangers van de satan profeteerden dat het volk in twee volle jaren bevrijd zou worden en dat alle vaten die weggenomen waren, dan teruggegeven zouden worden. Jeremia vraagt hen om te bewijzen dat ze profeten zijn door te tonen wat hun woord bij God vermag.
'Maar zo zij profeten zijn, en zo des HEEREN woord bij hen is, laat hen nu bij de HEERE der heirscharen voorbidden, opdat de vaten die in het huis des HEEREN, en in het huis des konings van Juda, en te Jeruzalem zijn ove rgebleven, niet naar Babel komen' Jer. 27:18. De profeet kon hen er niet toe brengen om dit te doen. Ze waren meer bedreven het voorspellen dan in het smeken. Bovendien had de satan al eerder verlies geleden door dit soort onderzoek. Elia had al eerder 400 profeten in deze hinderlaag gevangen op de berg Karmel.
Die overwinnaar moet een gelovige zijn, want 'wie is het die de wereld overwint, dan die gelooft, dat Jezus is de Zoon van God?' 1 Joh. 5:5. Er is slechts één oorlog die in de strikte zin van het woord een heilige oorlog genoemd kan worden. En er is slechts één echte geestelijke strijd en dat is de strijd des geloofs. Geen ongelovige kan in deze strijd de overwinning behalen, als hij eraan deel zou nemen, want hij kan slechts in de lucht slaan. 'Strijd de goede strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven' 1 Tim. 6:12. Maar hoe kan iemand deelnemen aan de strijd tegen de tegenstanders des geloofs als hij zèlf geen geloof heeft, dat tegengestaan kan worden? En hoe kan iemand strijden om het eeuwige leven des hemels, aan te grijpen, als hij het leven der genade in zijn hart mist en het leven der heerlijkheid niet in hope bezit? De arme, levend gemaakte ziel die arbeidt onder de toorn van God en in de banden verkeert en die gelooft in het recht van God, voert een zware strijd om Christus aan te grijpen door het geloof. Als dat is gebeurd, levert hij voortdurend strijd om het leven der heerlijkheid in de hemel aan te grijpen. Paulus zegt: 'Ik loop dan alzo, niet als op het onzekere; ik kamp alzo, niet als de lucht slaande' 1 Kor. 9:26. Deze strijd eindigt op hetzelfde moment als ons leven, want tot de dood tussenbeide komt, zal deze strijd niet ophouden. Op het sterfbed wordt de overwinning behaald: 'Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb de loop geëindigd, ik heb het geloof behouden. Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid' 2 Tim. 4:7-8.
Bovendien grijpt het geloof de ware rijkdommen aan. Het geloof is een vaste grond der dingen die men hoopt en een bewijs der zaken die men niet ziet. Zo heeft het van tevoren de overwinning al behaald, is het zeker van de buit en weet het altijd zeker dat het in de buit zal delen, omdat het de overwinning aangrijpt die Christus al voor ons heeft behaald. 'Hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen' Joh. 16:33.
Maar nog eens, het geloof werkt altijd door de liefde, want de liefde is de banier waaronder ze strijdt en de liefde is mèt de Partij en aan de kant waarvoor het geloof strijdt. Het is de liefde van de grote Soeverein, die ons dringt om voort te gaan in deze wonderlijke oorlog en die iedere goede soldaat zal dringen om de vermoeienissen van de strijd te dragen en zonder twijfel zullen wij 'meer dan overwinnaars zijn, door Hem Die ons liefgehad heeft' Rom. 8:37.
Nog eens, zij zullen de satan en de antichrist alleen kunnen overwinnen 'door het bloed des Lams, en door het woord hunner getuigenis, Openbaring 12:11, en door de liefde die sterker is dan de dood, Hoogl. 8:6. Vergeving, leven, vrede, rechtvaardiging van de komende straf en verlossing van toorn, van de wereld, van al het kwaad in de wereld, van de dood en van het graf, is alleen door het bloed van het Lam. Al deze dingen moedigen hen zeer aan om te strijden.
Bovendien krijgen we door het bloed des Lams een goed geweten en een goede gezondheid en worden we schoon van aanzien. Als we schuld op ons zouden laden door enigszins te wijken en uit zwakheid terug te trekken, zal het bloed van het Lam dit alles afwassen, zodat we niet hoeven te strijden onder een last van schuld en de vrees voor het oordeel, die bij tijden de dapperste mensen zwak van hart zal maken.
'Het rantsoen van ieders ziel is zijn rijkdom' Spr. 13:8. En wie zal niet strijden voor al zijn goederen? Bovendien weet iedere gelovige dat hij, als hij Christus de rug toekeert en buigt voor de duivel en de zonde, neerligt tussen twee pakken, namelijk ellende in dit leven en wanhoop in het toekomende, want hij zal deze wereld en de toekomende, allebei verliezen. Ook zal het bloed van het Lam hem iedere dag de kracht geven die hij nodig heeft en het zal hem de nabijheid van de Heere Zelf schenken. De gelovige is niet het eigendom van zichzelf, maar hij is des Heeren en de Kapitein zal Zijn Eigen mensen niet verliezen.
Het woord van hun getuigenis is een grote bemoediging om te strijden. De waarheid maakt ons vrij en is een schild en beukelaar. Het getuigenis van de waarheid in het hart is de kracht des Geestes, Die de waarheid toepast en Die daardoor getuigenis geeft van onze verkiezing, rechtvaardigmaking en aanneming. Als we God meer beminnen dan dit ellendig leven, maakt dat ons werkelijk méér dan overwinnaars. Dit deed het gezicht van Stefanus blinken toen de stenen om zijn hoofd vlogen.
Er is een strijd tussen het vlees en de geest of tussen de wet in de leden en de wet in het gemoed, of tussen de inwonende verdorvenheid en de genade van God. Alle vleselijke volmaaktheid op aarde zal nooit kunnen zorgen voor vrede tussen deze twee verschillende volken en tegenover elkaar staande partijen in het hart van de gelovigen. God heeft in Eden een oorlog uitgeroepen tussen de slang en de vrouw, tussen de adderengebroedsels die verenigd zijn met de oude slang en tussen Christus met het verkoren zaad in Hem. God Zelf heeft vijandschap gezet tussen deze twee zaden. Hij heeft ook nooit iemand aangewezen als Middelaar of bekleed met dit ambt om deze kloof te overbruggen. Christus kwam niet met zo'n opdracht. 'Ik ben niet gekomen om vrede op de aarde te brengen, maar verdeeldheid. Ja, Ik ben gekomen om het zwaard en het vuur te zenden onder deze partijen en wat zal Ik doen als het alreeds ontstoken is'? Wie het op zich neemt om deze vijandschap te doen ophouden en de ergernis van het kruis weg te nemen, is door dezelfde god in zijn ambt bevestigd als de Paus. We mogen van zo iemand zeggen wat de Heilige Geest zegt van de Paus, namelijk dat de draak hem zijn troon, zijn macht en grote kracht gegeven heeft. Christus heeft ons uit de wereld gekozen en zegt ons dat de wereld ons zal haten.
Ja, wij zullen door alle mensen gehaat worden om Zijns Naams wil. Zij die proberen de grenzen weg te nemen die God heeft getrokken tussen de woestijn en het vruchtbare veld, zijn in de godsdienst als een amfibie onder de redeloze dieren: soms verkeert hij in het water onder de vissen en soms op het land onder de dieren. Deze worden door beide groepen gemeden en zijn geen geschikte metgezellen voor één van beide. Zo is het ook met de huichelaar: in de wereld wordt hij niet gewaardeerd, omdat hij een heilige tong nabootst en in de Kerk wordt hij gehaat, daar hij niet in de gunst valt. Niemand bewondert hem dan degenen die half Joods en half Asdodisch spreken.
Wat Sardis ons als type en beeld te zeggen heeft, heeft ongetwijfeld betrekking op het uur der verzoeking waardoor de Kerk is beproefd en het ziet op iets in de toekomst, waardoor zij nog beproefd zal worden. Ieder van de zeven gemeenten en degenen die zij typeren, hebben hun eigen bijzondere beproevingen. We moeten deze beproevingen niet verstaan als de bijzondere verzoekingen van iedere gelovige. Maar dit zijn verzoekingen waardoor de hele Kerk geoefend wordt en allen die belijden tot de Kerk te behoren, want Christus spreekt tot het hele lichaam, zowel tot hen die een naam hebben dat ze leven als tot de weinige namen die hun klederen niet bevlekt hebben. Dus, in dit uur der verzoeking worden allen op de proef gesteld. Het wordt een verzoeking genoemd, omdat in ons oog alles anders scheen dan de gewone wegen van de Voorzienigheid. Het is tot troost van het geloof dat Christus de Koning is van alle volken en de Koning van Sion. Als we echter zien dat de duivel op ons losgelaten wordt en Frankrijk, de gemeenste van alle volken, en de samenzweerders die onder ons zijn, zich tegen ons keren, zullen onze harten bewogen worden als de bomen van het woud en als het huis van David en de inwoners van Jeruzalem toen men hen 'boodschapte, zeggende: De Syriërs rusten op Efraïm' Jesaja 7:2.
Er was sprake van de voorbereiding en de dreiging van een hels verdrag in het buitenland en een zeer verderfelijke partij in ons eigen land. Het kostte ons dus werk genoeg om te zorgen dat ons hart niet vreesde en week werd 'vanwege die twee staarten dezer rokende vuurbranden' Jesaja 7:4. Het leek alsof de Heere der heirscharen niet langer regeerde en ons overgegeven had in de handen van een boze koning en een wrede heer: de duivel en het verdrag. We weten dat door Christus de koningen heersen en de vorsten gerechtigheid stellen. Toen we echter zagen dat de ene troon viel en dat een ander vrij kwam en we niets anders hoorden van de profeten van Baäl dan dat alle andere tronen onmiddellijk te gronde gericht zouden worden, hadden we wel reden om ons te verbazen. Als de olijfboom ons aan ons lot overlaat en de wijnstok niet mag regeren, zal de braambos heersen. Niet weinigen in ons land en daarbuiten hebben hun vertrouwen gesteld op de schaduw van die stekelbos totdat 'er een vuur uit de doornenbos ging, en de cederen van de Libanon verteerde' Richt. 9:15.
Toen Christus met Zijn ambten werd bekleed, wordt ervan gezegd: dat God de fundamenten van de aarde legde, en dat Hij de hemelen zou planten, Jes. 51:16 Engelse vertaling. Toen we echter zagen dat de fundamenten van de aarde van hun plaats geraakt waren en de donkere plaatsen van de aarde vol woningen van geweld waren, Psalm 74:20, twijfelden we aan het werk van Gods handen en het Woord van Zijn genade. Want wat zal de rechtvaardigen geschieden als de fundamenten verwoest worden? Engelse vertaling, Psalm 11:3. Door de blijkbare afkeuring van de hemel en de vreselijke, vurige woede van de mensen, scheen God Zich te wenden tot onze ondergang. In Zijn voorziening bestel sprak God echter in gunst tot ons: 'Keert weder, gij mensenkinderen!' Toen keerde het oordeel, dat gunstig scheen te zijn voor de goddelozen, weder tot gerechtigheid en de oprechten van hart verheugden zich in het zien en navolgen daarvan Ps. 94:15.
Maar wat deze verzoeking nog ingewikkelder maakte, is dat er plotseling zeer veel onkruid opkwam. We werden plotseling overspoeld met een zwerm profeten. Velen die nooit een kiertje licht hadden gekregen in de Goddelijke openbaring, zagen nu wonderen in de schoot van de Voorzienigheid, maar hun profeteren deed geen goed aan de rust van het land. Want God was slechts weinig vertoornd, maar deze mensen hebben het onheil groter gemaakt. Onder de vorige regering, die stonk naar het pausdom, werden er twee artikelen van de leer naar voren gebracht, namelijk de lijdelijke gehoorzaamheid en geweldloosheid. Maar in onze dagen hebben we onder een vorst, die de Koning der koningen ongehinderd laat heersen en regeren in het geweten, horen dat er twee meer zijn: de Rechten van de mens en de Volksregering. Onder deze twee hoofden hebben de zonde en de dood geheerst, miljoenen hebben hun bezit verloren en tienduizenden hun leven. Maar Mr. Tom Paine heeft dit woord ingegeven en velen hebben het gepubliceerd.
Duizenden vluchtten naar Amerika om aan het verderf -waarmee hij hen dreigde- te ontkomen. Maar die in ons land bleven, zagen de verlossing van God. Ik heb altijd gedacht dat dit de toetssteen van deze ure der verzoeking is: zij die de geest van de Franse vrijheid ontvangen hebben door de macht van de satan, waarmee ze altijd gepaard gaat, spraken weldra zoals deze geest hun gaf te spreken. Wij hoorden niets anders dan dat ze de 'goden' [regeringspersonen] beschimpten, kwaad spraken van heersers, lachten om gezag, alle vrees voor God van zich afschudden en de koning onteerden; dat ze zich verzetten tegen de inzettingen van God en mettertijd bevrijd hoopten te worden van allen die over hen gesteld waren. Zonder twijfel heeft de oude slang dit water uit zijn mond gespuwd, als een rivier om de bruid, de vrouw van het Lam, met deze rivier mee te sleuren. 'Maar de aarde kwam de vrouw te hulp en de aarde opende haar mond en verzwolg het water van de rivier'. Want de gebrokene en verslagene, de hemelsgezinde ziel vond geen zoetheid in deze bittere wateren, maar wel die aards, wellustig en duivels waren; en zij alleen. Het is waar dat velen stierven van deze wateren, omdat ze bitter gemaakt waren. Zo zien we dat noch de leer noch de listen van de duivelen doel treffen in de zielen van de rechtvaardigen. Ze hebben slechts een uitwerking in de harten van hen die verloren gaan.
In deze ure der verzoeking heeft God duizenden beproefd die een eed van trouw aan de koning hadden gezworen en ook niet weinigen die de artikelen van de Staatskerk hadden ondertekend, opdat we zouden zien in hoe verre een eed en een ondertekening het geweten van huichelaars beteugelen. Nu, toen ze in deze weegschaal werden gewogen, bleken veel grote lieden 'een leugen te zijn en veel gemene lieden ijdelheid' Ps. 62:10. Zij 'die door heil waren verheven, werden in de kracht Gods bewaard' Job. 5:11. 'Hier is de lijdzaamheid en het geloof der heiligen' Openbaring 13:10.
De grote hitte van deze ure der verzoeking is afgenomen, want God doet de boze geesten het land verlaten. Sommigen zijn opgehangen, anderen verbannen en weer anderen zijn naar Amerika gegaan. Als God deze koningen uit het land heeft verdreven, hoop ik dat het wit zal worden als de sneeuw op Hermon. Het is ons lot dat wij in deze eeuw van de rede leven zouden, waarin zoveel mensen hun verstand verloren hebben, héél wat hun ziel en velen al hun religie. Maar om der uitverkorenen wil heeft God de dagen van deze onredelijke eeuw verkort.
Deze ure der verzoeking was zo opmerkelijk, omdat ze zoveel mensen samenbracht. Allen die de bittere gal indronken, hetzij in ons land of er buiten, werden spoedig samengesmeed in een hechte band der ongerechtigheid. Er werd bijna alleen maar gesproken over deze sociëteiten. En om 'dit verbond met de dood en dit verdrag met de hel des te vaster te maken', werd het bekrachtigd met de heilige eed van God.
Dit vaste verdrag spoorde sommigen ertoe aan om veel onschuldig bloed te vergieten, terwijl anderen, die God noch de mammon trouw bleven, zich verstopten in hoeken en dezulken Gods zegen toewensten. Weer anderen juichten bij hun overwinningen en sommigen betreurden hun noodlot. Zo maakte God hen erfgenamen en mede-erfgenamen van de schuld van al het bloed dat elders vergoten is en van alle opstand in ons eigen land. Zij deden zoals 'zij die de graven van de profeten opbouwden', echter, evenals Kaïn waren zij schuldig aan het bloed van Abel. Matth. 23:35. 'Het ene wee is weggegaan, ziet, er komen nog twee weeën na dezen' Openbaring 9:12.
De volgende vijand die we zullen moeten overwinnen nadat deze vier winden de twist die zij nu voeren op de grote volkerenzee, beëindigd zullen hebben, is van een heel andere aard. In deze oorlog tussen Michaël en de Draak, is de Draak verschenen in zijn oude huid, dat is in het rood. Deze kleur komt overeen met zijn karakter: hij is de moordenaar van den beginne. De satan en de Fransen kunnen echter zowel vleien als vechten. Als hij weer verschijnt, zal hij niet komen als een strijder, maar als een vogelvanger; dan zal hij niet komen met het vuur en het zwaard, maar met strikken en netten. We lezen van een zeker Beest dat lang krijg heeft gevoerd met de heiligen en een groot werk moet verrichten in korte tijd. Dit werk is het verstrooien van de hand des heiligen volks, Dan. 12:7. Dit zal Sion brengen in de laatste oven der verzoeking en de Antichrist leiden tot zijn laatste triomf. Daarná zal de ergernis van de heidenen en de aanstoot van de Joden weggenomen worden en het grauwe hoofd van de Mens der zonde zal met bloed in het graf neerdalen, terwijl er geen treuring en zuchting meer zullen worden gehoord binnen de muren van Sion.

(Wordt vervolgd in volgende blok)

HET BOEK DES LEVENS (3)        
Plaats in winkelmandjeMandje
Als deze rode Draak ten onder is gebracht, zal de zwangere vrouw haar kind met smart voortbrengen. Dan zal een land geboren worden op een enige dag, Jesaja 66:8.
Er is een Buitenvoorhof dat niet recht ligt onder de rietstok van de engel en niet gemeten moest worden, Openbaring 11:1-2. De Kerk die Christus gekocht heeft met Zijn eigen bloed, wordt de tempel van de Heilige Geest genoemd, omdat God heeft gezegd: 'Ik zal in hen wonen, en Ik zal onder hen wandelen' 2 Kor. 6:16. Dit is Gods huis, van welke sekten of partijen de bouwstoffen ook waren. Wat kan het Voorhof, dat buiten de tempel is, anders betekenen dan degenen die hun Maker omringen met leugens en bedrog, 'die tot Hem naderen met hun lippen, terwijl hun hart zich verre van Hem houdt'?
Dezen, met de zoon des verderfs, (de paus) te overwinnen, is het werk dat nu staat te gebeuren. En let er op door welke weg u het mag zien gebeuren. Toen God voor het laatst stormde op het vasteland, heeft Hij de emigranten in alle windrichtingen verstrooid. Terwijl sommigen van onze wachters slapen, zaaien deze mensen onkruid dat onmiddellijk achter hen opkomt. Zij ontmoeten de bastaarden die het dichtst bij de heilige plaats verkeren, al halverwege. Ik bedoel hen die ontkomen zijn aan de roede van God, maar die de krachtige toepassing van de waarheid niet gevoeld hebben. Ik heb de leider van de antinomianen altijd beschouwd als een trouwe dienstknecht van de paus en als de zoon van zijn dienstmaagd, dat is de hoer van Babylon. Ja, het voorbeeld van de gepleisterde muur komt ook van Rome. Gezelschappen van vrouwen en hun leidsters zijn ontstaan naar het voorbeeld van nonnen en hun moeder-abdissen, gezelschappen van mannen en hun leiders naar dat van de monniken en hun oversten. De andere groepen, de perfectionisten en de volmaaktheidsdrijvers (SRA) volgen de verschillende ordes van monniken, kloosterbroeders en nonnen. De grondslag van al hun artikelen is de rechtvaardiging uit de werken. Hierin vinden zij elkaar en daar richten zij zich vooral op. De overtollige goede werken en de voorgewende volmaaktheid komen allemaal op één en dezelfde leugen neer en we weten dat geen leugen uit de waarheid is. Omdat ze het eens zijn over het fundament en de kerkelijke regering, zijn ze samengesmeed tot één geest. Noch de één, noch de ander kan het verdragen om te horen van de soevereiniteit van God of van Zijn verkiezende liefde onder de mensenkinderen. Daarom horen we nu over weinig anders spreken dan over coälities en verbonden. Arianen, Socinianen, volgelingen van Sabellius, Arminianen en zij die voor een tijd die waarheid in ongerechtigheid ten onder houden, worden nu verzameld tot een hoop bouwstoffen die eerlang gebruikt zal worden om de toren van Babel te bouwen en te voltooien.
De verkiezing van God, waardoor wij uit de wereld verkoren zijn, Zijn heilige roeping die een scheiding maakt tussen ons en de wereld, de toepassing van Christus' bloed waardoor we gekocht zijn uit de mensen en de werkingen van Zijn Geest die ons anders maken, ja, de hele ergernis van het kruis en het onderscheid dat God maakt in het uitdelen van Zijn genade, worden nu zelfs door deze geleerden 'een muur van dweepzucht' genoemd. Dit is misschien wel waar met betrekking tot deze geleerden en de wereld, maar niet met betrekking tot Gods kinderen en de wereld, want zij zijn uit de wereld verkoren en zijn niet van de wereld. Op genoemde grond zal de hoer van Babylon welig tieren, want zodra deze grote rampen voorbij zijn, zullen alle priesters de roomsen die geleden hebben, vragen om na te denken over de betekenis van de oordelen die op de aarde geweest zijn. Maar in plaats van de waarheid te spreken en te zeggen dat God deze oordelen heeft gezonden op het vasteland om het bloed van Zijn kinderen dat daar vergoten is, te wreken, zullen ze hun zeggen dat dit is gebeurd, omdat Christus' Stedehouder is mishandeld, de mis is veronachtzaamd, de beelden zijn veracht en de dienst van de Heilige Stoel licht is geacht. Zoals de duivel leugens spreekt door deze priesters, zal hij de ogen van de lichtgelovige menigte verblinden, zodat ze niet zien dat dit leugenaars zijn, maar hen geloven zullen. Zo zal deze godin zich verheffen om te roemen: 'Ik zit als een koningin, en ben geen weduwe, en zal geen rouw zien en geen kinderen verliezen', terwijl deze dingen haar op de zèlfde dag zullen overkomen, Openbaring 18:7.
We hebben enige tijd veel gehoord over het gemis van vrijheid voor de roomsen. Hoewel erkend is dat deze roep niets minder was dan een voorwendsel voor het omverwerpen van de regering, is het duidelijk dat de duivel een rad heeft in dit rad. Wat hij wil, is de roomsen aan de macht brengen, want er zullen altijd mensen zijn die tegen de Antichrist protesteren, totdat hij 'zal voleinden te verstrooien de hand des heiligen volks' Dan. 12:7. Onder de hand versta ik niet de macht van God, want wie kan die verstrooien? Ik versta hieronder de Acte van Verdraagzaamheid: de bescherming van het burgerlijk gezag in de verschillende landen waar God de harten van de heersers geneigd heeft om dat te verlenen. Bij de laatste aanval had de satan drie werktuigen tegen deze hindernis die nog op de weg van de Antichrist ligt. Het ene was de roep om emancipatie, gelijke behandeling van de roomsen. Het andere was de opstand, de meineed en de opruiende daden van hen die we overeenkomstig deze Acte moesten verdragen. Het derde was het verbond dat zij sloten, die, door hun krachten te verenigen, de weg banen voor de Mens der zonde. Zij hebben duidelijk getoond dat ze niet de strijd der heiligen strijden, maar nadat ze zich verenigd hebben in de band der Perfectionisten, marcheren ze naar de drievoudige Pauselijke kroon.
De overwinnaar uit mijn tekst moet deze mensen overwinnen en ik twijfel er niet aan dat velen hen zullen overwinnen, want zij tot wie de Heere spreekt met een sterke hand en die Hij onderwijst, durven niet te wandelen in de weg van dit volk en te zeggen 'een verbintenis' Jesaja 8:11-12. Hieruit blijkt dat het pausdom zich in ons land en elders verspreidt en het zal zich verspreiden opdat de huichelaars in Sion zullen overgehaald worden tot de Roomse kerk. Ook moeten de Roomsen Staatsambten gaan uitoefenen en aan de macht komen, opdat overal de Actes van verdraagzaamheid ongeldig verklaard worden. Dán zal de hand, de macht van het heilige volk verstrooid zijn. 'De zon zal op de middag ondergaan, en het land bij lichten dage verduisteren' Amos 8:9. Dan zal het Heilige der heiligen voor de derde keer beroofd worden en de Getuigen der Waarheid zullen gedood worden. Dit zal de dag van de grote en laatste slachting zijn, als de torens zullen vallen. 'Och, wie zal leven, als God dit doen zal!' Num. 24:23.
Maar na drieënhalf jaar zal de Geest des levens van God neerdalen. Een wolk van getuigen zal opnieuw verschijnen voor de God van Jakob om de stad, die dan laag zal zijn in de laagte, te doen herrijzen. Zalig zal de getuige zijn die 'die aan alle wateren zaait; die de voet van de ossen en de ezels derwaarts henenzendt!' Jesaja 32:20.
Nog bijna 70 jaar zal het tegenwoordig werk doorgaan, maar vóór 1870 zal het voltooid zijn. De gouden stad zal ondergaan, als de Paapse zon veranderd zal worden in duisternis en de Turkse maan in bloed. Dan zal de eerste beschaamd en de laatste schaamrood zijn, voor de Heere der heirscharen, Die zal opstaan om te heersen over de berg Sion. Dan zal Hij ook de volheid van de heidenen verzamelen, de bewaarden Israëls wederbrengen en de verstrooiden van Juda vergaderen van de vier hoeken der aarde.
In voor onze tijd geldt nog de vloek van de hemel: 'Wee, hem die het beest aanbidt'. Het is duidelijk wat de oorzaak van de grote toorn van de satan is in dit late uur der verzoeking. Hij weet dat hij nog maar weinig tijd heeft, want de 4e fiool die is uitgegoten over de Paapse zon zal gevolgd worden door de 5e fiool die uitgegoten zal worden over de troon van het beest. Daarna zal er een fiool uitgegoten worden over de Turken en tenslotte over de oversten van de macht der lucht. Lees Openbaring 16:8-17.
Maar sommigen die eerder wijs dan goed belezen zijn, hebben tegengeworpen dat dit de ure der verzoeking niet kan zijn, omdat ze niet algemeen is en gaat over alle bewoners van de aarde.
Laten zulke mensen kijken naar de gelijkluidende teksten die hieronder volgen. 'In het geschiedde in diezelfde dagen, dat er een gebod uitging van de keizer Augustus, dat de gehele wereld beschreven zou worden' Luk. 2:1. 'En de grote draak is geworpen, namelijk de oude slang, welke genaamd wordt duivel en satanas, die de gehele wereld verleidt' Openbaring 12:9.
'En de gehele aarde verwonderde zich achter het beest' Openbaring 13:3. Bij de eerste tekst kunnen we opmerken dat geen van de inwoners van Amerika begrepen waren in de beschrijving van keizer Augustus. Van de volgende tekst kan gezegd worden dat de Mohammedaanse volken zich niet achter het paapse Beest verwonderden, maar ze vochten ertegen en versloegen het. Net zo min strekt de ure der verzoeking zich uit tot West-Indië, de Friendly Islands, de Botanië Baai van Nieuw Holland, uitgezonderd sommige ontevredenen die daar handel drijven, enige rebellen die verbannen zijn of zendelingen ze daar ook hebben gebracht. Ik denk dat zelfbehoud hun zal leren om daarvan af te zien, hoewel hier velen hun God hebben verwisseld voor Mr. Tom Paines beeld van de menselijke rede en anderen alle genegenheid voor hun vorst van zich hebben afgeschud en zichzelf koninklijke waardigheid toegeschreven hebben. Maar heidense volken doen zelden hun goden, die geen goden zijn, weg en ze schudden ook niet zo makkelijk alle eerbied voor hun leiders van zich af.
De brief waaruit mijn tekst genomen is en degene die erop volgt, zijn gericht aan de engel van de gemeente van Sardis en aan die van de gemeente van Filadelfia en aan de twee op elkaar volgende toestanden van de Kerk, die hierdoor werden afgebeeld. Is er echter iets dat tegen deze engelen of de twee gemeenten van Christus waarover zij gesteld waren, gezegd werd dat ook van toepassing is op de Amerikaanse Indianen, de onbeschaafde Arabieren, de negers, de Laplanders of de Hottentotten? De inhoud van deze brief bestaat uit verwijten, bestraffingen en bedreigingen aan hen die een naam hebben dat ze leven, terwijl ze dood zijn in misdaden en zonden. De goedkeurende en bemoedigende gedeelten van de brief zijn gericht aan enkele heiligen, die vrij zijn van de verdorvenheid der zinnelijke lusten in de wereld en van de geestelijke onreinheid van de hoer van Babylon, wat niets te maken heeft met de koninkrijken van Benin of Japan.
Deze ure der verzoeking is gekomen om het hart van de huichelaars die onder de ware Sionieten verkeren te ontdekken: hun ontrouw aan de regeerders, hun onbestuurlijkheid, de verdorvenheid van hun hart, hun walgelijke beginselen, hun meinedigheid, hun aanmatiging met betrekking tot de aanvaarding van het predikambt, hun geslepenheid en misleiding in het ambt. Dit gebeurde opdat de godzaligen hen zouden doorzien en mijden; en zij die zich reeds lang het Evangelisch Genootschap hebben genoemd, langzamerhand over zouden gaan tot de heilige stoel.
Aan de andere kant heeft Christus door deze ure der verzoeking de weinigen die Hij een goed en eerlijk hart heeft gegeven, openbaar gemaakt, opdat ze de bemoediging die Hij hun voorhoudt, zouden geloven en ze door hun beproeving des te helderder zouden schijnen. Dit doel is nu bereikt. De duivel heeft zijn kaf gekregen en de wan zal spoedig opzij gelegd worden. Het besluit van deze aanspraak van de Zaligmaker bevestigt wat ik heb gezegd en wat alle gemeenten zullen weten. Hij zegt niet dat al het zaad van Adam, maar dat 'al de Gemeenten zullen weten, dat Ik het ben Die nieren en harten onderzoek. En Ik zal ulieden geven een iegelijk naar uw werken' Openbaring 2:23. Ik moet nu overgaan tot mijn tweede deel.

2. Die overwint zal gekleed worden met witte klederen.
Dit toont ons dat verzoekingen en vurige beproevingen onder het wijze bestel van de Heilige Israëls louterend van aard zijn. God zendt beproevingen om het onedele metaal dat in meerdere of mindere mate op de bodem van ieder verkoren vat ligt, te beroeren, te ontdekken, aan het licht te brengen en ons voor ogen te stellen. God beproeft ons ook om dit metaal te louteren, ons te ontledingen en, ons 'meer en meer te vernieuwen in de geest onzes gemoeds'. Verder, in een ure der verzoeking als deze wanneer de Verklager der broederen is losgelaten, de verwoester triomfeert, anarchie naar de teugels grijpt, huichelaars en afvalligen zich koninklijke waardigheid toeëigenen, worden velen geslingerd. En zij die staande bleven, werden op duizenden manieren met de dood voor ogen gekweld; als vlees en bloed geholpen en ondersteund wordt door vleselijk verstand en ongeloof, als zij de vreselijke gevolgen van de afval en verloochening van Christus overdenken en deze zich voorstellen, ondergaan zij een langdurig martelaarschap en een dagelijks sterven totdat er onderwerping komt aan de wil van God, de geest gerust wordt, de Heilige Geest Gods alle vrees en twijfel heeft weggenomen, de gemeenschap met Christus in Zijn lijden gevoeld wordt en wij Zijn dood gelijkvormig worden. Een ziel die de pijn van de hel en de vreugde van de hemel bij ondervinding weet en bij wie de eer van Christus op het hart gebonden is, heeft hier niet weinig van in zijn hart ondervonden.
Maar wat een tijdgelovige betreft, hij zal neigen naar de sterkste kant en houdt het met de weerhaan. De goede God zendt ons echter deze beproevingen, moeiten verzoeking en verwarring om ons te reinigen. Zo staat er geschreven: 'En van de leraars zullen er sommigen vallen, om hen te louteren en te reinigen en wit te maken, tot de tijd van het einde toe; want het zal nog zijn voor een bestemde tijd' Dan. 11:35. Sommigen die de laatste tijd beproefd zijn, wandelen nu ook met Christus in witte klederen.
Nog eens. De priesters des Heeren droegen altijd witte linnen kleren. De efod waarin zij tot Hem naderden, was van wit linnen gemaakt. Deze witte kleding wijst op het geestelijk priesterschap der gelovigen. Het wijst erop dat ze behoorden tot het koninklijk priesterdom, dat ze dichtbij Hem leefden en tot Hem mochten naderen. Het wijst ook op hun oprechte belijdenissen, gebeden, lofzangen, dankoffers en alle andere geestelijke offeranden die Hem aangenaam en welbehaaglijk waren en waarin Hij Zich verlustigde. Hun wandelen met Hem toont Zijn grote neerbuigende goedheid en Zijn vertrouwelijke omgang met Hem, Die zulke ellendige schepselen toestaat om in Zijn gezelschap te verkeren en vertrouwelijke en familiare omgang en gemeenschap met Hem te hebben.
Nogmaals, deze witte kleding zijn de rechtvaardigmakingen der heiligen, hetwelk ons in het openbaar rechtvaardigt van alle zonden en toegang verschaft tot het Koninklijk Paleis. Daarom roept Sion vol triomf uit: 'Ik ben zeer vrolijk in de HEERE, Mijn ziel verheugt zich in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, de mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan; gelijk een bruidegom zich met priesterlijk sieraad versiert, en als een bruid zich versiert met haar gereedschap', Engelse vertaling: met haar juwelen, Jesaja 61:10. Hier belijdt Sion dat het God is Die haar met dit gewaad heeft bekleed. Het is ook niet aannemelijk dat de Koning der koningen een arme stakker uit het stof zou oprapen of een bedelaar uit de mesthoop zou optrekken zoals deze bruid, om die te ondertrouwen en haar eigen huis tot Zijn ivoren paleis of Zijn heerlijke woning te maken, terwijl zij met haar eigen lompen en vodden gekleed blijft.
Toch zien we dat de arminianen en de roomsen nergens anders dan daarop vertrouwen. Maar als al de gerechtigheid van Sion niets anders is dan een wegwerpelijk kleed, wat moet hún gerechtigheid dan wel niet zijn? Bovendien is het witte kleed van de bruid haar door des Heeren verdiensten gegeven en is het niet het werk van haar eigen handen. Daarom volgt er: 'Laat ons blijde zijn, en vreugde bedrijven, en Hem de heerlijkheid geven; want de bruiloft des Lams is gekomen, en Zijn vrouw heeft zichzelf bereid. En haar is gegeven, dat zij bekleed worde met rein en blinkend fijn lijnwaad; want dit fijn lijnwaad zijn de rechtvaardigmakingen der heiligen' Openbaring 19:7-8. Hieruit blijkt dat de zielen die met Hem wandelen in witte klederen, met Hem getrouwd zijn en gemeenschap met Hem hebben. Ze zijn vlees van Zijn vlees en been van Zijn been, ze zijn met Hem verenigd en ze zijn één van Geest met Hem.
Nog eens. Het was in oosterse landen de gewoonte dat overwinnaars bij spelen en bijzondere personen bij feesten en op dagen van grote vreugde in het wit gekleed werden. Dit is overeenkomstig mijn tekst die zegt dat die overwint zal wandelen in witte klederen. Op onze feesten moet ook het bruiloftskleed gedragen worden, want we weten heel goed dat de koning de gasten die geen bruiloftskleed aanhebben, uit werpt. Ook heb ik u al eerder gezegd dat de oorzaak van de vreugde van Sion was dat de Heere haar met de mantel der gerechtigheid had bekleed.
Bovendien, dit wandelen met de Heere duidt ook op hun onschuld. Zij waren rein door het woord dat Hij tot hen had gesproken. Ze waren volmaakt in Hem. Ze waren geheel schoon en hadden geen vlek of rimpel. Zo noemt Christus Zijn Kerk in één van Zijn liefdes-aanspraken in het Heilig Lied. Dit wandelen met Hem in witte klederen is niet beperkt tot de huidige wereld, want de bruid zal in dit gewaad op de troon zitten op de grote oordeelsdag, wandelen met Hem in de gewesten der zaligheid en in de toekomende wereld delen in Zijn heerlijkheid, Zijn ambten, majesteit en eer en dat tot in alle eeuwigheid.

‘En Ik zal zijn naam geenszins uitdoen uit het boek des levens'.
Deze zin lijkt op het eerste gezicht vreemd te zijn. Het verbond is toch vast, de beloften zijn in Christus toch ja en amen en God, Wiens raadslagen van ouds trouw en waarheid zijn, is toch getrouw? Christus heeft toch voldoening aangebracht, God is toch, rechtvaardig en onveranderlijk en de beloften zijn toch zeker voor al het zaad? Derhalve, daar wij onder het boek des levens Gods verkiezing van Zijn volk in Christus moeten verstaan kan dit boek niet bedoeld zijn. In Hem zijn we verkoren, aan Hem werden we gegeven en in Hem zijn we altijd bemind. Ja, in Hem heeft God, Die niet liegen kan, ons verkoren naar Zijn belofte, van het eeuwige leven, wat Hij ons in Christus gegeven heeft voor de grondlegging der wereld, en waartoe Hij ons heeft verordineerd. Hij heeft zelfs Zijn geliefde Zoon gezonden om het ons te schenken en heeft het leven en de onsterfelijkheid, door het Evangelie aan het licht gebracht. Dit is Gods besluit en Hij heeft het met een eed bekrachtigd, opdat de erfgenamen van de belofte veel troost zouden hebben uit de zekerheid dat zij het eeuwige leven zullen genieten. Zouden dit besluit, deze eed en deze belofte falen of zou één naam die in dit verkiezingsbesluit was opgenomen en die God in Zijn gedachten heeft bewaard en in de gedenkschriften der liefde opgetekend, uitgewist worden, dan zouden we elk uur in gevaar verkeren en zou er niet zoveel reden zijn om ons te verblijden, 'dat onze namen geschreven zijn in de hemelen' Luk. 10:20.
Bovendien legt de Geest nooit een smeekbede in het hart van de rechtvaardigen om te voorkomen dat onze namen uit Gods verkiezingsbesluit gewist zouden worden. Dat zou Hij echter zeker doen als er de minste mogelijkheid of het minste gevaar bestond dat dit zou gebeuren, 'want Hij onderzoekt de verborgen dingen Gods en bidt voor ons'.
Er zijn andere boeken naast dit boek der verkiezing, of het boek des levens des Lams zoals het ook genoemd wordt. Er is het boek van Gods Voorzienigheid, waarin alle schepselen die leven, bewegen en bestaan, Zijn opgenomen. Zo lezen we: 'Want over nog zeven dagen zal Ik doen regenen op de aarde veertig dagen, en veertig nachten; en Ik zal van de aardbodem verdelgen, al wat bestaat, dat Ik gemaakt heb' Gen. 7:4.
Mozes begeerde dat zijn naam uit Gods boek gedelgd werd, tenzij Hij de afgoderij van Israël zou vergeven. God antwoordde Hem: 'Dien zou Ik uit Mijn boek delgen, die aan Mij zondigt' Ex. 32:33. Het is hieruit duidelijk dat er een boek is dat betrekking heeft op dit tegenwoordige leven. Er wordt gezegd dat dit niet in de hoogte is, maar onder de hemelen, waar de aardse schepselen leven. 'Gij zult de gedachtenis van Amalek van onder de hemel uitdelgen; vergeet het niet!' Deut. 25:19. Ook lezen we: 'Laat van Mij af, dat Ik hen verdelge, en hun naam van onder de hemel uitdoe; en Ik zal u tot een machtiger en meerder volk maken, dan dit is' Deuter. 9:14. Maar geen van deze boeken wordt in mijn tekst bedoeld. Welk boek er ook bedoeld wordt, het heeft zeker geen betrekking op de weinige namen in Sardis, die met Christus zullen wandelen in witte klederen, maar op hen die de naam hebben dat ze leven, maar dood zijn. Maar in welk boek des levens kunnen de namen van de dode, levenloze huichelaars geschreven zijn? Niet in het boek van Gods verkiezing, want allen wier namen daarin staan, zijn verkoren tot het eeuwige leven en God is hun aller Verbondsgod. "Ik zal hen tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn". De mensen naar wie in onze tekst wordt verwezen, hebben slechts een naam dat ze leven, maar ze zijn dood en 'God is niet een God der doden, maar der levenden' Matth. 22:32.
De Heilige Schrift is het Boek des levens zowel als het boek der verkiezing. Onderzoekt de Schriften, want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben en deze zijn het die van Mij en van de belofte des levens getuigen. Het woord van Christus, dat Geest en leven is, wordt erin gevonden.
In dit boek des levens vinden we het getal van alle kinderen Israëls die uit Egypte kwamen. Zij hebben echter zwaar tegen God gezondigd, Hem verzocht en verbitterd, totdat Hij hen allen uit dit boek heeft gedelgd, behalve degenen wier namen stonden in het boek der verkiezing. Toen Mozes hen voor de tweede keer telde, was er niemand van dit boze geslacht meer in leven dan Jozua en Kaleb. Zij hebben de Heere niet verbitterd en Hij heeft alleen degenen die niet geloofden verloren doen gaan.
Judas wordt genoemd onder de apostelen, maar toen hij zijn Meester verkocht had, werd hij als verrader aangemerkt. Toen een ander zijn ambt nam, werd zijn naam als ambtsdrager uitgewist. De dwazen die geen olie in hun vaten deden, werden maagden genoemd. Later wordt hun echter geboden om weg te gaan en worden zij werkers der ongerechtigheid genoemd. Dit wist hun vroegere naam uit. Zij die vóór de zondvloed God dienden, worden de zonen Gods genoemd, maar toen wellust hen drong om te huwen met het vervloekte zaad van Kaïn, zag God dat hun boosheid groot was en verdelgde Hij hen. Zij die verdelgd werden, waren enkel goddeloos, want God heeft 'de zondvloed over de wereld der goddelozen gebracht' 2 Petr. 2:5. Als ze boos en goddeloos genoemd worden, zijn hun vorige schijn-titels uitgewist. Zo staan in de Schrift der waarheid de volgende namen van de kinderen Israëls opgetekend: 'Ammi', Mijn volk en 'Ruchama', Die ontfermd is. De namen 'Lo-Ammi' en 'Lo-Ruchama' [lo=niet] wissen de eerstgenoemde na men echter uit. Zo zegt God: 'Gijlieden zijt Mijn volk niet, zo zal Ik ook de uwe niet zijn' Hosea 1:9. Ook lezen we: 'Zij is Mijn vrouw niet, en Ik ben haar Man niet' Hos. 2:1. Lees Hosea 1 en 2. Dit scheiden, wegnemen, dit veranderen en uitwissen van namen vond plaats toen de Joden de maat van hun zonden hadden vol gemaakt door de Zoon van God en Zijn apostelen te vervolgen, te verwerpen en te doden. Toen werd het Koninkrijk van hen weggenomen en de heidenen gegeven. Dit wordt nadrukkelijk aangeduid als het uitwissen van hun naam uit het boek der levenden. Zo staat er geschreven: "Ja, zij hebben Mij gal tot mijn spijs gegeven; en in Mijn dorst hebben zij Mij edik te drinken gegeven. Hun tafel worde voor hun aangezicht tot een strik, en tot volle vergelding tot een valstrik. Laat hun ogen duister worden, dat zij niet zien; en doe hun lenden gedurig waggelen. Stort over hen Uw gramschap uit; en de hittigheid Uws toorns grijpe hen aan. Hun paleis zij verwoest; in hun tenten zij geen inwoner. Want zij vervolgen, die Gij geslagen hebt; en maken een praat van de smart Uwer verwonden. Doe misdaad tot hun misdaad, en laat hen niet komen tot Uw gerechtigheid. Laat hen uitgedelgd worden uit het boek des levens, en met de rechtvaardigen niet aangeschreven worden' Ps. 69:22-29.
Nu, wat betreft de stof die voor ons ligt: deze brief is geschreven aan de Kerk, waarvan Sardis een type was. Een gemeente is een vergadering der gelovigen, een samengekomen lichaam van gelovige zielen. Allen die geloven, zijn uit de dood overgegaan in het leven. Ja, die gelooft, heeft het eeuwige leven en zál leven en moet leven, want de rechtvaardige zal uit het geloof leven. Het woord 'gemeente' sluit alle gemeenteleden in. In deze brief worden ze niet alleen een gemeente genoemd, maar, krijgen ze ook een levende naam. Ze hebben een naam dat ze leven, maar ze zijn dood. Het laatste woord 'dood' wist de naam 'leven' uit en maakt deze ongeldig.
Zo worden ze door ons ook beschouwd. We zien Judas niet als iemand die Christus belijdt of als een apostel, maar als de verrader en de zoon des verderfs. Zo beoordelen we alle afvalligen en huichelaars niet overeenkomstig hun vroegere belijdenis, maar overeenkomstig hun ware aard, die aan het licht kwam toen God hen openbaar maakte. Daarom wordt de naam 'Israël' in de beste betekenis nu onthouden aan het nakroost van Jakob: 'zij zijn niet allen Israël die uit Israël zijn. Deze naam wordt nu aan de Kerk uit de heidenen gegeven. Lees Jesaja 44:5. Zo wordt ook de naam 'Jood' niet aan hen toegestaan: 'Ik weet de lastering dergenen, die zeggen dat zij Joden zijn, en zijn het niet, maar zijn een synagoge des satans' Openbaring 2:9. De laatste naam wist de eerste helemaal uit en maakt haar nietig en ongeldig, want de naam 'Jood' is een heilige naam en in de beste zin kan deze aan niemand toegekend worden dan aan een oprecht onderdaan van de Koning der Joden. 'Want die is niet een Jood, die het in het openbaar is; maar die is een Jood, die het in het verborgen is' Rom. 2:28-29.
Er waren er niet weinigen tot wie in deze brief werd gesproken en die door deze brief in onze tijd worden aangewezen, wier namen uitgewist zijn toen Christus hen openbaar maakte in deze ure der verzoeking. Velen die tevoren werden beschouwd als rechtvaardigen en levende dienaren van het Evangelie, kwamen al spoedig openbaar als mensen die schuldig waren aan meineed, oproer en opstand tegen God en de koning. Christus stond niet toe dat één van Zijn apostelen deze zonden bedreef of erin viel. Verre van dat. De Heilige Geest, Die in de apostelen sprak, beval iedere ziel die Christus beleed, zich aan de over haar gestelde machten te onderwerpen, de overheid te gehoorzamen, God te vrezen en de koning te eren. Dit was niet alleen vanwege de straf van God, maar ook omwille van het geweten. Dit diende ter waarschuwing van de ongeregelden en bevatte een ernstige aanklacht tegen eigenwillige, aanmatigende mensen en zij die niet bang waren kwaad te spreken van gezagsdragers. Velen van ons, die een naam hadden dat ze leefden, hebben het juk geheel verbroken en hun touwen van zich geworpen. Christus heeft in deze brief hun naam uitgewist, want ze hadden slechts de naam dat ze leefden, en Hij heeft hen voor de ogen van Zijn volk op een andere lijst gezet. Hij heeft ze niet geplaatst onder de gedoden of de gewonden, maar onder de doden in wie de Geest des levens nooit heeft gewoond. Met hen is ook hun kudde verdwenen. God heeft hun namen weggedaan "uit het boek des levens, uit de heilige stad en uit hetgeen in dit boek geschreven is", Openbaring 22:19. Want of hun deel nu in de stad is of in het boek des levens, ze hebben slechts de naam dat ze leven. Hieruit blijkt dat dit boek des levens bestaat uit de levende Godsspraak, de Schriften der waarheid! Ik ga verder.
Zijn de Schriften der waarheid niet geschreven in het verstand van Gods kinderen en in hun hart gelegd? Belooft Hij niet dat, als Hij Zijn volk de zonden vergeven heeft, Hij met hen Zijn verbond zal maken en zij de zegeningen van dat verbond bevindelijk zullen kennen? Belooft Hij niet dat Hij Zijn wet zal schrijven in hun verstand en op de vlezen tafelen van hun hart, zodat ze levende brieven zijn, die alle mensen herkennen en lezen? Ja, dezelfde Geest Die de Schriften heeft ingegeven, en de heilige mensen heeft geïnspireerd om ze te schrijven, schrijft ze naar het woord van Paulus in ons hart. "Gij zijt onze brief, geschreven niet met inkt, maar door de Geest des levenden Gods, niet op stenen tafelen, maar in de vlezen tafelen des harten". Ook waren er niet weinig mensen wier namen geschreven werden in dit boek, en die levende brieven waren en die een plaats hadden in ons verstand, oordeel, geheugen, geweten, hart en genegenheden, en van wie we met Paulus kunnen zeggen en gezegd hebben: 'Gij zijt in onze harten om samen te sterven en samen te leven' 2 Kor. 7:3. God heeft echter veel namen uitgewist uit dit boek des levens.
We kunnen hier ook opmerken dat het onder de mensen gewoon is -als zij merken dat iemand anders is dan zij eens dachten- te zeggen: 'Hij of zij heb ik helemaal uit mijn boek geschrapt'. Zo dan, kon Paulus nog zeggen van Alexander de kopersmid, Demas, Filetus, Hermogenes en Hymeneüs dat het in zijn hart was om samen met hen te leven en te sterven? Nee, God heeft openbaar gemaakt dat ze geen ware medearbeiders van Paulus waren en niet samen met hem het juk droegen. God heeft de bovenstaande namen uit Zijn boek weggedaan en gemaakt, dat ze niet langer een plaats hadden in het hart en de genegenheid van Zijn trouwe knecht Paulus.

(Wordt vervolgd op volgende blok)

HET BOEK DES LEVENS (4)        
Plaats in winkelmandjeMandje
Dus, deze brief is ook aan ons geschreven. Velen van hen die de artikelen van de Staatskerk onderschreven hadden en zich daarna verenigden met hen die de waarheid haten, zijn openbaar gemaakt door het Woord van God en hun eigen gedrag. Het is duidelijk gebleken dat zij niet behoren tot hen die de waarheid en de vrede liefhebben of tot hen die de liefde der waarheid aangenomen hebben, want niet de laatsten, maar zij die de liefde der waarheid niet aangenomen hebben, zullen overgegeven worden aan een kracht der dwaling, opdat zij de leugen zullen geloven en verdoemd worden. Een oprecht kind van God wenst vast te houden wat hij heeft, totdat Christus komt, want wie het Woord van Zijn lijdzaamheid bewaart, zal Hij bewaren in de ure der verzoeking en zij die Christus' woorden bewaren -en zij alleen- zullen de dood niet zien. Maar anderen worden weggedaan uit het boek van de Heilige Schriften, waar hun naam eens in stond. En deze brief verklaart dat ze dood zijn, want God maakt hen openbaar. En dit toont ons hoe we de woorden die over hen gezegd zijn, moeten verstaan.
God zal ervoor zorgen dat degenen die de Zijnen niet zijn, ook zichzelf zullen wegwerken uit de boeken van Zijn kinderen. Als ze hun trots, koppigheid, halsstarrigheid en onbuigzaamheid voor het Woord der waarheid tonen en laten zien dat ze niet willen buigen en zwichten voor de Goddelijke openbaring en de wil van God die daarin wordt bekend gemaakt en zich er niet aan willen onderwerpen, weten we op grond van onze bevinding waar hun namen geschreven staan. Want ongeregelde, aanmatigende en opstandige mensen komen niet voor op de lijst van Gods gehoorzame kinderen, maar zij 'wonen in het dorre' Ps. 68:7. God zal hen schrappen uit de genegenheid en de gebeden van Zijn volk, hoe pijnlijk dat ook kan zijn, zoals we zien bij Samuël. Saul had een grote plaats in het hart en de gebeden van Samuël; ja, hij weende om Saul tot God hem erover bestrafte. 'Toen zeide de HEERE tot Samuël: 'Hoe lang draagt gij leed om Saul, die Ik toch verworpen heb?' 1 Sam. 16:1. Saul had zijn rug naar het Woord van God gekeerd en had niet gedaan wat de Heere hem had opgedragen, toen Hij hem liet uittrekken tegen Amalek.
Een ernstige aanklacht werd tegen hem ingebracht, omdat hij Gods opdracht niet had opgevolgd en zijn eigen wil had gedaan. Dit blijkt uit de volgende aanklacht: 'Doch Samuël zeide: Heeft de HEERE lust aan brandofferen en slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des HEEREN? Zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffer, opmerken dan het vette der rammen. Want wederspannigheid is een zonde der toverij, en wederstreven is afgoderij en beeldendienst. Omdat gij des HEEREN Woord verworpen hebt, zo heeft Hij u verworpen, dat gij geen koning zult zijn' 1 Sam. 15:22-23. Al Samuëls genegenheid en tranen die hij daarna om hem schreide, waren waardeloos. Ook hoorde en verhoorde God Sauls gebed niet door dromen, visioenen of profeten. God zond hem echter een boze geest, die hem tot moord aanzette, zodat hij de priesters des Heeren te Nob doodde. Ook probeerde hij David te doden, zodat het met hem van kwaad tot erger ging. Eerst vroeg hij de tovenares te Endor om raad, daarna pleegde hij zelfmoord en vervolgens kwam hij bij de duivel terecht, want 'geen doodslager heeft het eeuwige leven in zich blijvende' 1 Joh. 3:15. Zo neemt God de ongehoorzamen door de dood weg van onder de hemel, als Hij hen openbaar heeft gemaakt. Ook neemt Hij hun naam weg uit de Heilige Schrift en uit elk gedeelte dat daarin is opgenomen. Ook maakt Hij dat ze geen plaats meer hebben in het hart en de genegenheid van Zijn kinderen, hoezeer deze hen ook liefhadden. Ook twijfel ik er in mijn hart niet het minste aan dat deze hele brief, waaruit onze tekst is genomen, tot ons spreekt. Ook geloof ik in mijn geweten dat God mij de ware mening van Zijn Heilige Geest, wat ik over dit onderwerp heb geschreven, heeft doen verstaan en dat alles van toepassing is op hen die God heeft openbaar gemaakt en op wie de Heere het Zelf toepast.
Dit zal echter nooit gebeuren met Gods uitverkorenen, met de weinige namen in Sardis die hun klederen niet bevlekt hebben. Nee, deze mensen zullen met Christus wandelen in witte klederen en de Heere zegt: dat Hij hun naam geenszins zal uitwissen uit het boek des levens. Nee, hun naam zal niet weggedaan worden uit het boek van Gods besluit ten leven, want zij zijn tot het eeuwige leven verordineerd en ook niet uit de Schriften der waarheid, want zij hebben een goed getuigenis verkregen van de waarheid zelf, en daarom zal hun naam daarin opgetekend blijven staan, 'want het zaad Gods blijft in hem'. Hun naam zal ook niet weggenomen worden uit het boek van Gods Gedachtenis, want de rechtvaardigen zullen in eeuwige gedachtenis zijn; en ook niet uit het hart van de heiligen, want zij zijn verenigd in één band der liefde. Ook niet uit het geweten van de zondaars, want God maakt hen daar openbaar. Dat zien we bij de dwaze maagden. Zij wendden zich tot hen om olie, toen hun lampen uitgingen. Ja, zij zullen altijd een getuige zijn in het geweten van de zondaars om tegen hen te getuigen vanwege hun vijandschap; en dat zal zelfs in de hel zo zijn.

'Ik zal zijn naam geenszins uitdoen uit het boek des levens, en 'Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader en voor Zijn engelen'.
Dit is het tegenovergestelde van de verwerping, veroordeling en verloochening van een zondaar door Christus op de laatste dag, wat ligt opgesloten in de woorden: 'Ik ken u niet, van waar gij zijt; wijk van Mij af' Luk. 13:27. Dit zal echter niet gezegd worden tegen 'enige weinige namen in Sardis'. Nee, Ik zal hen belijden voor Mijn Vader, Ik zal hen als de Mijnen beschouwen en erkennen, Ik zal hen aannemen en omhelzen, Ik zal hen prijzen omdat ze Mij en de waarheid zo trouw hebben aangekleefd en Ik zal hen voorstellen aan Mijn Vader met de woorden: 'Zie daar, Ik en de kinderen, die Mij God gegeven heeft', Hebr. 2:13. Ja, Ik zal u volmaakt aan de Vader voorstellen en Hij zal u aannemen en zegenen, u in Mij en met Mij verheerlijken, en u zult volmaakt zijn in Eén, Joh. 17:23. Ik zal u belijden voor de engelen in de hemel als Mijn getrouwe volgelingen en dienstknechten, die om Mijnentwil veel oneer, verachting en spot verdragen hebben en die gekomen zijn uit de grote verdrukking. Zij zullen u erkennen en eren als erfgenamen der heerlijkheid en als Mijn vrouw en bruid. Zij zullen juichen en zich verblijden als u het koninklijk paleis zult binnengaan.
Zo zal de Heere al Zijn getrouwe volgelingen belijden. Zijn woorden zijn vol liefde en genegenheid, ze zijn getrouw en waarachtig. En we mogen met zekerheid vertrouwen en verwachten, dat ze in vervulling zullen gaan als er nog wat meer dagen over ons hoofd zijn gegaan. De Heere zegene wat gesproken is. Ik zal er niets meer aan toevoegen.

Ds. W. Huntington SS


http://www.derokendevlaswiek.nl