|
|
|
Als deze rode Draak ten onder is gebracht, zal de zwangere vrouw haar kind met smart voortbrengen. Dan zal een land geboren worden op een enige dag, Jesaja 66:8. Er is een Buitenvoorhof dat niet recht ligt onder de rietstok van de engel en niet gemeten moest worden, Openbaring 11:1-2. De Kerk die Christus gekocht heeft met Zijn eigen bloed, wordt de tempel van de Heilige Geest genoemd, omdat God heeft gezegd: 'Ik zal in hen wonen, en Ik zal onder hen wandelen' 2 Kor. 6:16. Dit is Gods huis, van welke sekten of partijen de bouwstoffen ook waren. Wat kan het Voorhof, dat buiten de tempel is, anders betekenen dan degenen die hun Maker omringen met leugens en bedrog, 'die tot Hem naderen met hun lippen, terwijl hun hart zich verre van Hem houdt'? Dezen, met de zoon des verderfs, (de paus) te overwinnen, is het werk dat nu staat te gebeuren. En let er op door welke weg u het mag zien gebeuren. Toen God voor het laatst stormde op het vasteland, heeft Hij de emigranten in alle windrichtingen verstrooid. Terwijl sommigen van onze wachters slapen, zaaien deze mensen onkruid dat onmiddellijk achter hen opkomt. Zij ontmoeten de bastaarden die het dichtst bij de heilige plaats verkeren, al halverwege. Ik bedoel hen die ontkomen zijn aan de roede van God, maar die de krachtige toepassing van de waarheid niet gevoeld hebben. Ik heb de leider van de antinomianen altijd beschouwd als een trouwe dienstknecht van de paus en als de zoon van zijn dienstmaagd, dat is de hoer van Babylon. Ja, het voorbeeld van de gepleisterde muur komt ook van Rome. Gezelschappen van vrouwen en hun leidsters zijn ontstaan naar het voorbeeld van nonnen en hun moeder-abdissen, gezelschappen van mannen en hun leiders naar dat van de monniken en hun oversten. De andere groepen, de perfectionisten en de volmaaktheidsdrijvers (SRA) volgen de verschillende ordes van monniken, kloosterbroeders en nonnen. De grondslag van al hun artikelen is de rechtvaardiging uit de werken. Hierin vinden zij elkaar en daar richten zij zich vooral op. De overtollige goede werken en de voorgewende volmaaktheid komen allemaal op één en dezelfde leugen neer en we weten dat geen leugen uit de waarheid is. Omdat ze het eens zijn over het fundament en de kerkelijke regering, zijn ze samengesmeed tot één geest. Noch de één, noch de ander kan het verdragen om te horen van de soevereiniteit van God of van Zijn verkiezende liefde onder de mensenkinderen. Daarom horen we nu over weinig anders spreken dan over coälities en verbonden. Arianen, Socinianen, volgelingen van Sabellius, Arminianen en zij die voor een tijd die waarheid in ongerechtigheid ten onder houden, worden nu verzameld tot een hoop bouwstoffen die eerlang gebruikt zal worden om de toren van Babel te bouwen en te voltooien. De verkiezing van God, waardoor wij uit de wereld verkoren zijn, Zijn heilige roeping die een scheiding maakt tussen ons en de wereld, de toepassing van Christus' bloed waardoor we gekocht zijn uit de mensen en de werkingen van Zijn Geest die ons anders maken, ja, de hele ergernis van het kruis en het onderscheid dat God maakt in het uitdelen van Zijn genade, worden nu zelfs door deze geleerden 'een muur van dweepzucht' genoemd. Dit is misschien wel waar met betrekking tot deze geleerden en de wereld, maar niet met betrekking tot Gods kinderen en de wereld, want zij zijn uit de wereld verkoren en zijn niet van de wereld. Op genoemde grond zal de hoer van Babylon welig tieren, want zodra deze grote rampen voorbij zijn, zullen alle priesters de roomsen die geleden hebben, vragen om na te denken over de betekenis van de oordelen die op de aarde geweest zijn. Maar in plaats van de waarheid te spreken en te zeggen dat God deze oordelen heeft gezonden op het vasteland om het bloed van Zijn kinderen dat daar vergoten is, te wreken, zullen ze hun zeggen dat dit is gebeurd, omdat Christus' Stedehouder is mishandeld, de mis is veronachtzaamd, de beelden zijn veracht en de dienst van de Heilige Stoel licht is geacht. Zoals de duivel leugens spreekt door deze priesters, zal hij de ogen van de lichtgelovige menigte verblinden, zodat ze niet zien dat dit leugenaars zijn, maar hen geloven zullen. Zo zal deze godin zich verheffen om te roemen: 'Ik zit als een koningin, en ben geen weduwe, en zal geen rouw zien en geen kinderen verliezen', terwijl deze dingen haar op de zèlfde dag zullen overkomen, Openbaring 18:7. We hebben enige tijd veel gehoord over het gemis van vrijheid voor de roomsen. Hoewel erkend is dat deze roep niets minder was dan een voorwendsel voor het omverwerpen van de regering, is het duidelijk dat de duivel een rad heeft in dit rad. Wat hij wil, is de roomsen aan de macht brengen, want er zullen altijd mensen zijn die tegen de Antichrist protesteren, totdat hij 'zal voleinden te verstrooien de hand des heiligen volks' Dan. 12:7. Onder de hand versta ik niet de macht van God, want wie kan die verstrooien? Ik versta hieronder de Acte van Verdraagzaamheid: de bescherming van het burgerlijk gezag in de verschillende landen waar God de harten van de heersers geneigd heeft om dat te verlenen. Bij de laatste aanval had de satan drie werktuigen tegen deze hindernis die nog op de weg van de Antichrist ligt. Het ene was de roep om emancipatie, gelijke behandeling van de roomsen. Het andere was de opstand, de meineed en de opruiende daden van hen die we overeenkomstig deze Acte moesten verdragen. Het derde was het verbond dat zij sloten, die, door hun krachten te verenigen, de weg banen voor de Mens der zonde. Zij hebben duidelijk getoond dat ze niet de strijd der heiligen strijden, maar nadat ze zich verenigd hebben in de band der Perfectionisten, marcheren ze naar de drievoudige Pauselijke kroon. De overwinnaar uit mijn tekst moet deze mensen overwinnen en ik twijfel er niet aan dat velen hen zullen overwinnen, want zij tot wie de Heere spreekt met een sterke hand en die Hij onderwijst, durven niet te wandelen in de weg van dit volk en te zeggen 'een verbintenis' Jesaja 8:11-12. Hieruit blijkt dat het pausdom zich in ons land en elders verspreidt en het zal zich verspreiden opdat de huichelaars in Sion zullen overgehaald worden tot de Roomse kerk. Ook moeten de Roomsen Staatsambten gaan uitoefenen en aan de macht komen, opdat overal de Actes van verdraagzaamheid ongeldig verklaard worden. Dán zal de hand, de macht van het heilige volk verstrooid zijn. 'De zon zal op de middag ondergaan, en het land bij lichten dage verduisteren' Amos 8:9. Dan zal het Heilige der heiligen voor de derde keer beroofd worden en de Getuigen der Waarheid zullen gedood worden. Dit zal de dag van de grote en laatste slachting zijn, als de torens zullen vallen. 'Och, wie zal leven, als God dit doen zal!' Num. 24:23. Maar na drieënhalf jaar zal de Geest des levens van God neerdalen. Een wolk van getuigen zal opnieuw verschijnen voor de God van Jakob om de stad, die dan laag zal zijn in de laagte, te doen herrijzen. Zalig zal de getuige zijn die 'die aan alle wateren zaait; die de voet van de ossen en de ezels derwaarts henenzendt!' Jesaja 32:20. Nog bijna 70 jaar zal het tegenwoordig werk doorgaan, maar vóór 1870 zal het voltooid zijn. De gouden stad zal ondergaan, als de Paapse zon veranderd zal worden in duisternis en de Turkse maan in bloed. Dan zal de eerste beschaamd en de laatste schaamrood zijn, voor de Heere der heirscharen, Die zal opstaan om te heersen over de berg Sion. Dan zal Hij ook de volheid van de heidenen verzamelen, de bewaarden Israëls wederbrengen en de verstrooiden van Juda vergaderen van de vier hoeken der aarde. In voor onze tijd geldt nog de vloek van de hemel: 'Wee, hem die het beest aanbidt'. Het is duidelijk wat de oorzaak van de grote toorn van de satan is in dit late uur der verzoeking. Hij weet dat hij nog maar weinig tijd heeft, want de 4e fiool die is uitgegoten over de Paapse zon zal gevolgd worden door de 5e fiool die uitgegoten zal worden over de troon van het beest. Daarna zal er een fiool uitgegoten worden over de Turken en tenslotte over de oversten van de macht der lucht. Lees Openbaring 16:8-17. Maar sommigen die eerder wijs dan goed belezen zijn, hebben tegengeworpen dat dit de ure der verzoeking niet kan zijn, omdat ze niet algemeen is en gaat over alle bewoners van de aarde. Laten zulke mensen kijken naar de gelijkluidende teksten die hieronder volgen. 'In het geschiedde in diezelfde dagen, dat er een gebod uitging van de keizer Augustus, dat de gehele wereld beschreven zou worden' Luk. 2:1. 'En de grote draak is geworpen, namelijk de oude slang, welke genaamd wordt duivel en satanas, die de gehele wereld verleidt' Openbaring 12:9. 'En de gehele aarde verwonderde zich achter het beest' Openbaring 13:3. Bij de eerste tekst kunnen we opmerken dat geen van de inwoners van Amerika begrepen waren in de beschrijving van keizer Augustus. Van de volgende tekst kan gezegd worden dat de Mohammedaanse volken zich niet achter het paapse Beest verwonderden, maar ze vochten ertegen en versloegen het. Net zo min strekt de ure der verzoeking zich uit tot West-Indië, de Friendly Islands, de Botanië Baai van Nieuw Holland, uitgezonderd sommige ontevredenen die daar handel drijven, enige rebellen die verbannen zijn of zendelingen ze daar ook hebben gebracht. Ik denk dat zelfbehoud hun zal leren om daarvan af te zien, hoewel hier velen hun God hebben verwisseld voor Mr. Tom Paines beeld van de menselijke rede en anderen alle genegenheid voor hun vorst van zich hebben afgeschud en zichzelf koninklijke waardigheid toegeschreven hebben. Maar heidense volken doen zelden hun goden, die geen goden zijn, weg en ze schudden ook niet zo makkelijk alle eerbied voor hun leiders van zich af. De brief waaruit mijn tekst genomen is en degene die erop volgt, zijn gericht aan de engel van de gemeente van Sardis en aan die van de gemeente van Filadelfia en aan de twee op elkaar volgende toestanden van de Kerk, die hierdoor werden afgebeeld. Is er echter iets dat tegen deze engelen of de twee gemeenten van Christus waarover zij gesteld waren, gezegd werd dat ook van toepassing is op de Amerikaanse Indianen, de onbeschaafde Arabieren, de negers, de Laplanders of de Hottentotten? De inhoud van deze brief bestaat uit verwijten, bestraffingen en bedreigingen aan hen die een naam hebben dat ze leven, terwijl ze dood zijn in misdaden en zonden. De goedkeurende en bemoedigende gedeelten van de brief zijn gericht aan enkele heiligen, die vrij zijn van de verdorvenheid der zinnelijke lusten in de wereld en van de geestelijke onreinheid van de hoer van Babylon, wat niets te maken heeft met de koninkrijken van Benin of Japan. Deze ure der verzoeking is gekomen om het hart van de huichelaars die onder de ware Sionieten verkeren te ontdekken: hun ontrouw aan de regeerders, hun onbestuurlijkheid, de verdorvenheid van hun hart, hun walgelijke beginselen, hun meinedigheid, hun aanmatiging met betrekking tot de aanvaarding van het predikambt, hun geslepenheid en misleiding in het ambt. Dit gebeurde opdat de godzaligen hen zouden doorzien en mijden; en zij die zich reeds lang het Evangelisch Genootschap hebben genoemd, langzamerhand over zouden gaan tot de heilige stoel. Aan de andere kant heeft Christus door deze ure der verzoeking de weinigen die Hij een goed en eerlijk hart heeft gegeven, openbaar gemaakt, opdat ze de bemoediging die Hij hun voorhoudt, zouden geloven en ze door hun beproeving des te helderder zouden schijnen. Dit doel is nu bereikt. De duivel heeft zijn kaf gekregen en de wan zal spoedig opzij gelegd worden. Het besluit van deze aanspraak van de Zaligmaker bevestigt wat ik heb gezegd en wat alle gemeenten zullen weten. Hij zegt niet dat al het zaad van Adam, maar dat 'al de Gemeenten zullen weten, dat Ik het ben Die nieren en harten onderzoek. En Ik zal ulieden geven een iegelijk naar uw werken' Openbaring 2:23. Ik moet nu overgaan tot mijn tweede deel.
2. Die overwint zal gekleed worden met witte klederen. Dit toont ons dat verzoekingen en vurige beproevingen onder het wijze bestel van de Heilige Israëls louterend van aard zijn. God zendt beproevingen om het onedele metaal dat in meerdere of mindere mate op de bodem van ieder verkoren vat ligt, te beroeren, te ontdekken, aan het licht te brengen en ons voor ogen te stellen. God beproeft ons ook om dit metaal te louteren, ons te ontledingen en, ons 'meer en meer te vernieuwen in de geest onzes gemoeds'. Verder, in een ure der verzoeking als deze wanneer de Verklager der broederen is losgelaten, de verwoester triomfeert, anarchie naar de teugels grijpt, huichelaars en afvalligen zich koninklijke waardigheid toeëigenen, worden velen geslingerd. En zij die staande bleven, werden op duizenden manieren met de dood voor ogen gekweld; als vlees en bloed geholpen en ondersteund wordt door vleselijk verstand en ongeloof, als zij de vreselijke gevolgen van de afval en verloochening van Christus overdenken en deze zich voorstellen, ondergaan zij een langdurig martelaarschap en een dagelijks sterven totdat er onderwerping komt aan de wil van God, de geest gerust wordt, de Heilige Geest Gods alle vrees en twijfel heeft weggenomen, de gemeenschap met Christus in Zijn lijden gevoeld wordt en wij Zijn dood gelijkvormig worden. Een ziel die de pijn van de hel en de vreugde van de hemel bij ondervinding weet en bij wie de eer van Christus op het hart gebonden is, heeft hier niet weinig van in zijn hart ondervonden. Maar wat een tijdgelovige betreft, hij zal neigen naar de sterkste kant en houdt het met de weerhaan. De goede God zendt ons echter deze beproevingen, moeiten verzoeking en verwarring om ons te reinigen. Zo staat er geschreven: 'En van de leraars zullen er sommigen vallen, om hen te louteren en te reinigen en wit te maken, tot de tijd van het einde toe; want het zal nog zijn voor een bestemde tijd' Dan. 11:35. Sommigen die de laatste tijd beproefd zijn, wandelen nu ook met Christus in witte klederen. Nog eens. De priesters des Heeren droegen altijd witte linnen kleren. De efod waarin zij tot Hem naderden, was van wit linnen gemaakt. Deze witte kleding wijst op het geestelijk priesterschap der gelovigen. Het wijst erop dat ze behoorden tot het koninklijk priesterdom, dat ze dichtbij Hem leefden en tot Hem mochten naderen. Het wijst ook op hun oprechte belijdenissen, gebeden, lofzangen, dankoffers en alle andere geestelijke offeranden die Hem aangenaam en welbehaaglijk waren en waarin Hij Zich verlustigde. Hun wandelen met Hem toont Zijn grote neerbuigende goedheid en Zijn vertrouwelijke omgang met Hem, Die zulke ellendige schepselen toestaat om in Zijn gezelschap te verkeren en vertrouwelijke en familiare omgang en gemeenschap met Hem te hebben. Nogmaals, deze witte kleding zijn de rechtvaardigmakingen der heiligen, hetwelk ons in het openbaar rechtvaardigt van alle zonden en toegang verschaft tot het Koninklijk Paleis. Daarom roept Sion vol triomf uit: 'Ik ben zeer vrolijk in de HEERE, Mijn ziel verheugt zich in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, de mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan; gelijk een bruidegom zich met priesterlijk sieraad versiert, en als een bruid zich versiert met haar gereedschap', Engelse vertaling: met haar juwelen, Jesaja 61:10. Hier belijdt Sion dat het God is Die haar met dit gewaad heeft bekleed. Het is ook niet aannemelijk dat de Koning der koningen een arme stakker uit het stof zou oprapen of een bedelaar uit de mesthoop zou optrekken zoals deze bruid, om die te ondertrouwen en haar eigen huis tot Zijn ivoren paleis of Zijn heerlijke woning te maken, terwijl zij met haar eigen lompen en vodden gekleed blijft. Toch zien we dat de arminianen en de roomsen nergens anders dan daarop vertrouwen. Maar als al de gerechtigheid van Sion niets anders is dan een wegwerpelijk kleed, wat moet hún gerechtigheid dan wel niet zijn? Bovendien is het witte kleed van de bruid haar door des Heeren verdiensten gegeven en is het niet het werk van haar eigen handen. Daarom volgt er: 'Laat ons blijde zijn, en vreugde bedrijven, en Hem de heerlijkheid geven; want de bruiloft des Lams is gekomen, en Zijn vrouw heeft zichzelf bereid. En haar is gegeven, dat zij bekleed worde met rein en blinkend fijn lijnwaad; want dit fijn lijnwaad zijn de rechtvaardigmakingen der heiligen' Openbaring 19:7-8. Hieruit blijkt dat de zielen die met Hem wandelen in witte klederen, met Hem getrouwd zijn en gemeenschap met Hem hebben. Ze zijn vlees van Zijn vlees en been van Zijn been, ze zijn met Hem verenigd en ze zijn één van Geest met Hem. Nog eens. Het was in oosterse landen de gewoonte dat overwinnaars bij spelen en bijzondere personen bij feesten en op dagen van grote vreugde in het wit gekleed werden. Dit is overeenkomstig mijn tekst die zegt dat die overwint zal wandelen in witte klederen. Op onze feesten moet ook het bruiloftskleed gedragen worden, want we weten heel goed dat de koning de gasten die geen bruiloftskleed aanhebben, uit werpt. Ook heb ik u al eerder gezegd dat de oorzaak van de vreugde van Sion was dat de Heere haar met de mantel der gerechtigheid had bekleed. Bovendien, dit wandelen met de Heere duidt ook op hun onschuld. Zij waren rein door het woord dat Hij tot hen had gesproken. Ze waren volmaakt in Hem. Ze waren geheel schoon en hadden geen vlek of rimpel. Zo noemt Christus Zijn Kerk in één van Zijn liefdes-aanspraken in het Heilig Lied. Dit wandelen met Hem in witte klederen is niet beperkt tot de huidige wereld, want de bruid zal in dit gewaad op de troon zitten op de grote oordeelsdag, wandelen met Hem in de gewesten der zaligheid en in de toekomende wereld delen in Zijn heerlijkheid, Zijn ambten, majesteit en eer en dat tot in alle eeuwigheid.
‘En Ik zal zijn naam geenszins uitdoen uit het boek des levens'. Deze zin lijkt op het eerste gezicht vreemd te zijn. Het verbond is toch vast, de beloften zijn in Christus toch ja en amen en God, Wiens raadslagen van ouds trouw en waarheid zijn, is toch getrouw? Christus heeft toch voldoening aangebracht, God is toch, rechtvaardig en onveranderlijk en de beloften zijn toch zeker voor al het zaad? Derhalve, daar wij onder het boek des levens Gods verkiezing van Zijn volk in Christus moeten verstaan kan dit boek niet bedoeld zijn. In Hem zijn we verkoren, aan Hem werden we gegeven en in Hem zijn we altijd bemind. Ja, in Hem heeft God, Die niet liegen kan, ons verkoren naar Zijn belofte, van het eeuwige leven, wat Hij ons in Christus gegeven heeft voor de grondlegging der wereld, en waartoe Hij ons heeft verordineerd. Hij heeft zelfs Zijn geliefde Zoon gezonden om het ons te schenken en heeft het leven en de onsterfelijkheid, door het Evangelie aan het licht gebracht. Dit is Gods besluit en Hij heeft het met een eed bekrachtigd, opdat de erfgenamen van de belofte veel troost zouden hebben uit de zekerheid dat zij het eeuwige leven zullen genieten. Zouden dit besluit, deze eed en deze belofte falen of zou één naam die in dit verkiezingsbesluit was opgenomen en die God in Zijn gedachten heeft bewaard en in de gedenkschriften der liefde opgetekend, uitgewist worden, dan zouden we elk uur in gevaar verkeren en zou er niet zoveel reden zijn om ons te verblijden, 'dat onze namen geschreven zijn in de hemelen' Luk. 10:20. Bovendien legt de Geest nooit een smeekbede in het hart van de rechtvaardigen om te voorkomen dat onze namen uit Gods verkiezingsbesluit gewist zouden worden. Dat zou Hij echter zeker doen als er de minste mogelijkheid of het minste gevaar bestond dat dit zou gebeuren, 'want Hij onderzoekt de verborgen dingen Gods en bidt voor ons'. Er zijn andere boeken naast dit boek der verkiezing, of het boek des levens des Lams zoals het ook genoemd wordt. Er is het boek van Gods Voorzienigheid, waarin alle schepselen die leven, bewegen en bestaan, Zijn opgenomen. Zo lezen we: 'Want over nog zeven dagen zal Ik doen regenen op de aarde veertig dagen, en veertig nachten; en Ik zal van de aardbodem verdelgen, al wat bestaat, dat Ik gemaakt heb' Gen. 7:4. Mozes begeerde dat zijn naam uit Gods boek gedelgd werd, tenzij Hij de afgoderij van Israël zou vergeven. God antwoordde Hem: 'Dien zou Ik uit Mijn boek delgen, die aan Mij zondigt' Ex. 32:33. Het is hieruit duidelijk dat er een boek is dat betrekking heeft op dit tegenwoordige leven. Er wordt gezegd dat dit niet in de hoogte is, maar onder de hemelen, waar de aardse schepselen leven. 'Gij zult de gedachtenis van Amalek van onder de hemel uitdelgen; vergeet het niet!' Deut. 25:19. Ook lezen we: 'Laat van Mij af, dat Ik hen verdelge, en hun naam van onder de hemel uitdoe; en Ik zal u tot een machtiger en meerder volk maken, dan dit is' Deuter. 9:14. Maar geen van deze boeken wordt in mijn tekst bedoeld. Welk boek er ook bedoeld wordt, het heeft zeker geen betrekking op de weinige namen in Sardis, die met Christus zullen wandelen in witte klederen, maar op hen die de naam hebben dat ze leven, maar dood zijn. Maar in welk boek des levens kunnen de namen van de dode, levenloze huichelaars geschreven zijn? Niet in het boek van Gods verkiezing, want allen wier namen daarin staan, zijn verkoren tot het eeuwige leven en God is hun aller Verbondsgod. "Ik zal hen tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn". De mensen naar wie in onze tekst wordt verwezen, hebben slechts een naam dat ze leven, maar ze zijn dood en 'God is niet een God der doden, maar der levenden' Matth. 22:32. De Heilige Schrift is het Boek des levens zowel als het boek der verkiezing. Onderzoekt de Schriften, want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben en deze zijn het die van Mij en van de belofte des levens getuigen. Het woord van Christus, dat Geest en leven is, wordt erin gevonden. In dit boek des levens vinden we het getal van alle kinderen Israëls die uit Egypte kwamen. Zij hebben echter zwaar tegen God gezondigd, Hem verzocht en verbitterd, totdat Hij hen allen uit dit boek heeft gedelgd, behalve degenen wier namen stonden in het boek der verkiezing. Toen Mozes hen voor de tweede keer telde, was er niemand van dit boze geslacht meer in leven dan Jozua en Kaleb. Zij hebben de Heere niet verbitterd en Hij heeft alleen degenen die niet geloofden verloren doen gaan. Judas wordt genoemd onder de apostelen, maar toen hij zijn Meester verkocht had, werd hij als verrader aangemerkt. Toen een ander zijn ambt nam, werd zijn naam als ambtsdrager uitgewist. De dwazen die geen olie in hun vaten deden, werden maagden genoemd. Later wordt hun echter geboden om weg te gaan en worden zij werkers der ongerechtigheid genoemd. Dit wist hun vroegere naam uit. Zij die vóór de zondvloed God dienden, worden de zonen Gods genoemd, maar toen wellust hen drong om te huwen met het vervloekte zaad van Kaïn, zag God dat hun boosheid groot was en verdelgde Hij hen. Zij die verdelgd werden, waren enkel goddeloos, want God heeft 'de zondvloed over de wereld der goddelozen gebracht' 2 Petr. 2:5. Als ze boos en goddeloos genoemd worden, zijn hun vorige schijn-titels uitgewist. Zo staan in de Schrift der waarheid de volgende namen van de kinderen Israëls opgetekend: 'Ammi', Mijn volk en 'Ruchama', Die ontfermd is. De namen 'Lo-Ammi' en 'Lo-Ruchama' [lo=niet] wissen de eerstgenoemde na men echter uit. Zo zegt God: 'Gijlieden zijt Mijn volk niet, zo zal Ik ook de uwe niet zijn' Hosea 1:9. Ook lezen we: 'Zij is Mijn vrouw niet, en Ik ben haar Man niet' Hos. 2:1. Lees Hosea 1 en 2. Dit scheiden, wegnemen, dit veranderen en uitwissen van namen vond plaats toen de Joden de maat van hun zonden hadden vol gemaakt door de Zoon van God en Zijn apostelen te vervolgen, te verwerpen en te doden. Toen werd het Koninkrijk van hen weggenomen en de heidenen gegeven. Dit wordt nadrukkelijk aangeduid als het uitwissen van hun naam uit het boek der levenden. Zo staat er geschreven: "Ja, zij hebben Mij gal tot mijn spijs gegeven; en in Mijn dorst hebben zij Mij edik te drinken gegeven. Hun tafel worde voor hun aangezicht tot een strik, en tot volle vergelding tot een valstrik. Laat hun ogen duister worden, dat zij niet zien; en doe hun lenden gedurig waggelen. Stort over hen Uw gramschap uit; en de hittigheid Uws toorns grijpe hen aan. Hun paleis zij verwoest; in hun tenten zij geen inwoner. Want zij vervolgen, die Gij geslagen hebt; en maken een praat van de smart Uwer verwonden. Doe misdaad tot hun misdaad, en laat hen niet komen tot Uw gerechtigheid. Laat hen uitgedelgd worden uit het boek des levens, en met de rechtvaardigen niet aangeschreven worden' Ps. 69:22-29. Nu, wat betreft de stof die voor ons ligt: deze brief is geschreven aan de Kerk, waarvan Sardis een type was. Een gemeente is een vergadering der gelovigen, een samengekomen lichaam van gelovige zielen. Allen die geloven, zijn uit de dood overgegaan in het leven. Ja, die gelooft, heeft het eeuwige leven en zál leven en moet leven, want de rechtvaardige zal uit het geloof leven. Het woord 'gemeente' sluit alle gemeenteleden in. In deze brief worden ze niet alleen een gemeente genoemd, maar, krijgen ze ook een levende naam. Ze hebben een naam dat ze leven, maar ze zijn dood. Het laatste woord 'dood' wist de naam 'leven' uit en maakt deze ongeldig. Zo worden ze door ons ook beschouwd. We zien Judas niet als iemand die Christus belijdt of als een apostel, maar als de verrader en de zoon des verderfs. Zo beoordelen we alle afvalligen en huichelaars niet overeenkomstig hun vroegere belijdenis, maar overeenkomstig hun ware aard, die aan het licht kwam toen God hen openbaar maakte. Daarom wordt de naam 'Israël' in de beste betekenis nu onthouden aan het nakroost van Jakob: 'zij zijn niet allen Israël die uit Israël zijn. Deze naam wordt nu aan de Kerk uit de heidenen gegeven. Lees Jesaja 44:5. Zo wordt ook de naam 'Jood' niet aan hen toegestaan: 'Ik weet de lastering dergenen, die zeggen dat zij Joden zijn, en zijn het niet, maar zijn een synagoge des satans' Openbaring 2:9. De laatste naam wist de eerste helemaal uit en maakt haar nietig en ongeldig, want de naam 'Jood' is een heilige naam en in de beste zin kan deze aan niemand toegekend worden dan aan een oprecht onderdaan van de Koning der Joden. 'Want die is niet een Jood, die het in het openbaar is; maar die is een Jood, die het in het verborgen is' Rom. 2:28-29. Er waren er niet weinigen tot wie in deze brief werd gesproken en die door deze brief in onze tijd worden aangewezen, wier namen uitgewist zijn toen Christus hen openbaar maakte in deze ure der verzoeking. Velen die tevoren werden beschouwd als rechtvaardigen en levende dienaren van het Evangelie, kwamen al spoedig openbaar als mensen die schuldig waren aan meineed, oproer en opstand tegen God en de koning. Christus stond niet toe dat één van Zijn apostelen deze zonden bedreef of erin viel. Verre van dat. De Heilige Geest, Die in de apostelen sprak, beval iedere ziel die Christus beleed, zich aan de over haar gestelde machten te onderwerpen, de overheid te gehoorzamen, God te vrezen en de koning te eren. Dit was niet alleen vanwege de straf van God, maar ook omwille van het geweten. Dit diende ter waarschuwing van de ongeregelden en bevatte een ernstige aanklacht tegen eigenwillige, aanmatigende mensen en zij die niet bang waren kwaad te spreken van gezagsdragers. Velen van ons, die een naam hadden dat ze leefden, hebben het juk geheel verbroken en hun touwen van zich geworpen. Christus heeft in deze brief hun naam uitgewist, want ze hadden slechts de naam dat ze leefden, en Hij heeft hen voor de ogen van Zijn volk op een andere lijst gezet. Hij heeft ze niet geplaatst onder de gedoden of de gewonden, maar onder de doden in wie de Geest des levens nooit heeft gewoond. Met hen is ook hun kudde verdwenen. God heeft hun namen weggedaan "uit het boek des levens, uit de heilige stad en uit hetgeen in dit boek geschreven is", Openbaring 22:19. Want of hun deel nu in de stad is of in het boek des levens, ze hebben slechts de naam dat ze leven. Hieruit blijkt dat dit boek des levens bestaat uit de levende Godsspraak, de Schriften der waarheid! Ik ga verder. Zijn de Schriften der waarheid niet geschreven in het verstand van Gods kinderen en in hun hart gelegd? Belooft Hij niet dat, als Hij Zijn volk de zonden vergeven heeft, Hij met hen Zijn verbond zal maken en zij de zegeningen van dat verbond bevindelijk zullen kennen? Belooft Hij niet dat Hij Zijn wet zal schrijven in hun verstand en op de vlezen tafelen van hun hart, zodat ze levende brieven zijn, die alle mensen herkennen en lezen? Ja, dezelfde Geest Die de Schriften heeft ingegeven, en de heilige mensen heeft geïnspireerd om ze te schrijven, schrijft ze naar het woord van Paulus in ons hart. "Gij zijt onze brief, geschreven niet met inkt, maar door de Geest des levenden Gods, niet op stenen tafelen, maar in de vlezen tafelen des harten". Ook waren er niet weinig mensen wier namen geschreven werden in dit boek, en die levende brieven waren en die een plaats hadden in ons verstand, oordeel, geheugen, geweten, hart en genegenheden, en van wie we met Paulus kunnen zeggen en gezegd hebben: 'Gij zijt in onze harten om samen te sterven en samen te leven' 2 Kor. 7:3. God heeft echter veel namen uitgewist uit dit boek des levens. We kunnen hier ook opmerken dat het onder de mensen gewoon is -als zij merken dat iemand anders is dan zij eens dachten- te zeggen: 'Hij of zij heb ik helemaal uit mijn boek geschrapt'. Zo dan, kon Paulus nog zeggen van Alexander de kopersmid, Demas, Filetus, Hermogenes en Hymeneüs dat het in zijn hart was om samen met hen te leven en te sterven? Nee, God heeft openbaar gemaakt dat ze geen ware medearbeiders van Paulus waren en niet samen met hem het juk droegen. God heeft de bovenstaande namen uit Zijn boek weggedaan en gemaakt, dat ze niet langer een plaats hadden in het hart en de genegenheid van Zijn trouwe knecht Paulus. (Wordt vervolgd op volgende blok)
|
|
|
|
|
|