|
|
DE GEESTELIJKE OPSTANDING DER DODEN
| |
|
In de vorige leespreek zijn we geëindigd met het feit dat de doden levendgemaakt worden op de stem van de Zone Gods. Die roeping wensen we in afhankelijkheid des Heeren nader te ontvouwen. De tekst van overdenking kunt u vinden in het heilig en onfeilbaar Woord Gods, in het Evangelie van Johannes, het 5e hoofdstuk, daarvan nader het 25e vers, waar staat opgetekend:
"Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De ure komt, en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven."
We bepalen u bij drie punten van overdenking:
1. Het tijdstip van de roeping 2. Het adres van de roeping 3. Het gevolg van de roeping
|
|
VOORAFSPRAAK In deze voorafspraak wordt eerst de godheid van Christus overdacht, om tot een beter verstaan te komen van de tekst van overdenking. Het zal sommige lezers wellicht vreemd in de oren klinken, maar de godheid van Christus wordt meer bestreden dan door het geloof beleden op het erf der kerk. En dat als gevolg van een fundamentele dwaling omtrent de toepassing van het heil en de vergeving der zonden. Aangezien elk kerkverband door zijn eigen bril kijkt, is men nauwelijks meer aanspreekbaar op de waarheid van het Evangelie, met name t.a.v. de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze. Als het daar over gaat beroepen sommigen zich op hun eigen 'identiteit', maar dezulken moeten NOOIT meer de schijn wekken alsof zij in de traditie van de Reformatie staan, want dat begint zo zachtjes aan lachwekkend te worden. (Eigenlijk om te huilen). Hoewel ik bepaalde namen noem, heb ik geen personen of kerkverbanden op het oog, maar hun leer, want ik heb niet de strijd tegen vlees en bloed, dat weet de Heere! Als u deze leespreek -met het oog op de waarheid van Gods Woord- goed gelezen zult hebben, zult u hopelijk verstaan dat de godheid van Christus in onze gezindte meer in het geding is dan u ooit voor mogelijk hebt gehouden door de zogenaamde 'open-schuld-leer' en aanverwante dwalingen. Nadat de Heere Jezus de achtendertigjarige kranke in het huis 'Bethesda' genezen heeft op de Sabbatdag, wordt Hij om die reden door de Joden vervolgd. "Zij zochten Hem te doden", staat er. De Opstanding en het Leven wordt dus met de dood bedreigd. Christus, Die de Opstanding en het Leven is, kan feitelijk niet bedreigd worden door een macht die aan Hem ondergeschikt is. Christus heeft immers alle macht in hemel en op aarde, zodat Hij die moordaanslag verijdelen kon wanneer Hij maar wilde. Op Zijn woord kon Hij die moordenaars onschadelijk maken en zelfs in één keer uit de weg ruimen, maar Hij deed het niet. "Want de Zoon des mensen is niet gekomen om der mensen zielen te verderven, maar om te behouden", Luk. 9:56. De oorzaak dat de Joden Christus zochten te doden lag niet alleen aan het feit dat Hij een kranke man op de Sabbatdag genezen had, maar veelmeer dat Hij gezegd had dat God Zijn Eigen Vader was, Zichzelve Gode evengelijk makende (Joh. 5:18). De Joden erkenden noch Christus noch Zijn godheid. Ook in onze dagen staat de godheid van Christus ter discussie, zelfs in gereformeerde kringen! De godheid van Christus is geen andere godheid dan die van de Vader en die van de Heilige Geest. Er zijn geen drie goden; er is maar één God en er zijn drie onderscheiden Personen in de Godheid. Er is een eenheid in de Drieheid en een drieheid in de Eenheid. God de Vader oordeelt echter niemand, maar heeft al het oordeel aan de Zoon gegeven (Joh. 5:22). Christus maakt doden levend en spreekt de zondaren vrij van schuld en straf. "Gelijk de Vader de doden opwekt en levend maakt, alzo maakt ook de Zoon levend die Hij wil", Joh. 5:21. Het feit dat Christus de zonden vergeeft, wordt door de open-schuld-leer predikers ontkend. Zij schrijven de schuldvergeving alleen aan de Vader toe. Dat leerden de judaïstische Joden ook. Velen eren God wel met hun lippen, zoals de Joden dat deden, maar de Zoon eren zij niet. "Die de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet, die Hem gezonden heeft", Joh. 5:23. De godheid van Christus wordt vanaf vele 'bevindelijk-gereformeerde' kansels ondergeschikt gemaakt aan de godheid van de Vader, maar dat is dualisme van het ergste soort. Omdat velen de vergeving der zonden alléén aan God de Vader toeschrijven, moet men noodzakelijkerwijs de godheid van Christus op de achtergrond plaatsen. Daar heeft men dan (onder aanvoering van ds. G.H. Kersten) de 'open-schuld-oplossing' op gevonden. Volgens deze leer speelt de eerste fase van de wedergeboorte zich af op de zogenaamde toeleidende weg, waarvan Christus het Eindstation is. Mocht je onverhoopt dit Eindstation niet bereiken, geen nood, je valt dan toch met een schrik in de hemel. Behoor je tot de meer gelukkigen, dan leer je Christus kennen, maar dan ben je er nog niet, want dan staat je schuld nóg open. De pijl ligt nog verder dan Christus(!), want het is alleen God de Vader -zo zegt men- Die de zonden vergeeft. Heeft men nu echt niet in de gaten dat door deze zielsmisleidende open-schuld-leer de godheid van Christus aangetast wordt? Natuurlijk is het waar; van nature staat de mens bij de eerste Persoon van het goddelijke Wezen in de schuld en niet bij Christus als zodanig. God is Schepper, Wetgever en Rechter. Zolang wij niet wedergeboren zijn, is God voor ons een verterend Vuur en een eeuwige Gloed bij Wie niemand wonen kan, of we het geloven of niet. Vreselijk is het om te vallen in handen van de levende God. Als we overtuigd worden van onze ellendestaat, zullen we niet eerst met Christus te doen krijgen, maar met onze Schepper tegen Wie we gezondigd hebben en dat is de eerste Persoon, namelijk God de Vader. God doet van Zijn recht geen afstand en de Wet openbaart het vonnis des doods aan de zondaar die in het gericht Gods wordt betrokken. Er blijft voor die zondaar geen andere weg over dan de eeuwige ondergang. Daarvan is de zondaar zodanig overtuigd door de wettische overtuiging van de Heilige Geest, dat hij dat erkent, zodat hij krijgt in te leven dat hij daadwerkelijk verloren is. Als Christus echter tussenbeide treedt met Zijn Bloed, namelijk tussen een rechtvaardig God en een helwaardig zondaar, wordt de ziel door Christus vrijgekocht en de zondaar wordt dan de gerechtigheid van Christus toegerekend. Hiermee is hij rechtvaardig voor God en zijn hem de zonden vergeven. In deze rechtshandeling (rechtvaardigmaking) kan God de Vader de zondaar vrijspreken, maar krachtens Zijn godheid is ook de Zoon daartoe gerechtigd en bekwaam en kan ook Hij de zondaar vrijspreken van schuld en straf. "Doch opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde, de zonden te vergeven (toen zeide Hij tot den geraakte): Sta op, neem uw bed op, en ga heen naar uw huis", Matth. 9:6. "Want gelijk de Vader het leven heeft in Zichzelven, alzo heeft Hij ook de Zoon gegeven het leven te hebben in Zichzelven en heeft Hem macht gegeven ook gericht te houden, omdat Hij des mensen Zoon is", Joh. 5:26-27. Dit moest eerst gezegd worden, want als de godheid van Christus van een mindere autoriteit zou zijn, als de godheid van de Vader, zijn ook onze tekstwoorden ijdel en ijdel is dan ook ons geloof. Christus zou dan niet de macht hebben de doden op te wekken en ook de zonden niet kunnen vergeven. Bij monde van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest getuigt de Schrift van het tegendeel en de bevinding der (bijbel)heiligen bevestigen dat feit. De godheid van Christus staat in direct verband met de roeping van het Evangelie, want de roeping geschiedt door de Zone Gods (Joh. 5:25). We zullen ook zien dat de krachtdadige roeping, de wedergeboorte, het geloof en de rechtvaardigmaking samenvallen. "En die Hij te voren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt", Rom. 8:30.
Voordat we de krachtdadige roeping zullen verklaren, zullen we eerst de antithese ervan vaststellen, want dan komt de ware roeping al direct in een helder bijbels licht te staan. Bijbelse separatie is meer dan noodzakelijk in onze dagen, want in de doorsnee gereformeerde kringen zijn er bijna meer ónbekeerde avondmaalgangers dan dat er onbekeerde kerkgangers zijn. Vooral in de Ger. Bonds-kringen houdt men vooral van een drempelloos Evangelie, waar rijp en groen wordt bijgerekend zonder de rechte zondekennis. In sommige rechts-orthódoxe kringen zien we weer een ander uiterste. Daar heeft men de ruif van het Evangelieaanbod zodanig hoog hangen, dat het over de hoofden der mensen heengaat. Het aanbod van genade komt meestal niet verder dan "dat het nog eens een keertje gebeuren mocht." Maar niemand gelooft feitelijk dat het een keertje gebeuren kán, want het Woord Gods is niet gebonden. Anderen komen niet verder dan 'de bekommerde kerk'-stand. Daarmee worden 'tobbende zielen' bedoeld, die via een smokkelweg op weg zijn naar Christus, maar ondertussen wel zalig gesproken worden, terwijl zij nog onder de Wet zijn en hun schuld nog open staat. Het gevolg van zo'n prediking is dat er velen zich armzalig gaan gedragen en een wettische ootmoed aan de dag leggen, terwijl ze ondertussen wel staat maken op genade, maar van een rijke Christus hoor je niet. Dat kan ook niet, want Christus kennen zij niet. Dat geven zij nog toe ook, maar ze zijn wel wedergeboren, volgens zeggen. De pijl ligt wel verder -zo heet het dan- maar áls je onverhoopt Christus wel leert kennen, ligt de pijl nóg verder en dat schijnt zo door te gaan, totdat je eindelijk door hebt waar je schuld gebleven is. BESPOTTELIJK! Sommigen zeggen: "Het is de taal der bevinding." Dat zou kunnen, maar ze vergeten erbij te zeggen dat het een 'smokkelbevinding' is die in de Bijbel niet is terug te vinden en ook niet bij de bevinding der heiligen. Er is geen geestelijk leven voor de rechtvaardigmaking en dus ook geen wedergeboorte zonder Christuskennis, want Christus is het Leven. Dominee's die geestelijk leven voor de rechjtvaardigmaking leren weten niet wat zij leren, noch wat zij bevestigen en hebben geen besef van de leer en de bevinding der Reformatie, de rechtvaardiging van de goddeloze, die vooral uiteengezet wordt in de Romeinen- en de Galatenbrief. Alle soorten bevindingen die aan de kennis van Christus voorafgaan behoren niet tot de wedergeboorte. Ds. A. Moerkerken meent dat zijn kerkverband in de traditie van de Reformatie en Nadere Reformate staat, maar die mening zouden de reformatoren zeker niet voor hun rekening nemen, behalve dr. Comrie misschien. Ds. Comrie in ieder geval niet! Ds. A. Moerkerken schreef destijds openlijk in DE SAAMBINDER zich niet te schamen(!) voor de afscheidingstraditie van zijn kerkverband waarin de 'open-schuld-leer' en de 'toeleidende-weg-leer' volledig zijn gekerstend. Zijn collega, ds. C. Hogchem, juicht deze leer ook toe en zegt dat deze dingen onder ons altijd volkomen zekerheid hebben gehad. Arm portie! Het is dan ook niet verwonderlijk als men de zekerheid van 'het niet hebben' voor 'het bezit' houdt! Niemand moet mij in de schoenen schuiven dat ik een lukrake aanval op de Gereformeerde Gemeente doe, of dominees veracht, want deze leer wordt in de afscheidingskringen gewoon geleerd, hoewel ik er toch vele vrienden in heb. Ds. Moerkerken schijnt er geen besef van te hebben dat het recht van Afscheiding niet bestaat. Nederland is een verbondsnatie en elke Nederlander behoort tot de kerk der vaderen, ofwel de Kerk van de Reformatie. De Kerk der Reformatie was niet een nieuwe gestichte kerk, maar uit God geboren. Dat kan van de huidige kerken absoluut niet gezegd worden. De Afscheiding plus de HHK is door mensenwerk totstand gekomen en van de PKN is de duivel architect. De leer van de rechtvaardiging van de goddeloze wordt niet alleen in de Afscheiding, maar ook in de volle breedte van de bestaande kerken gemist. De Afscheiding hoeft zich wat dat betreft niet speciaal aangesproken te voelen. Gods Woord is echter niet gebonden. Het leven in Christus laat zich immers niet door een kerkdeur van een bepaalde kleur tegenhouden, maar door de z.g. 'open-schuld-leer' zijn er velen van Gods WARE volk betoverd (Gal. 3), die bij bevinding weten dat hun schuld vergeven is. Dat fenomeen doet pijn, ja, het gaat soms als een zwaard door mijn ziel. Als de waarheid van het Evangelie ons niet liever is dan leeruitspraken van 'mannen van naam' die de toets van Gods Woord evenwel niet kunnen doorstaan, missen we de ware liefde uit God en Zijn Getuigenis! Ik heb me altijd afgevraagd waarom bepaalde kerkverbanden willens en wetens hun eigen 'identiteit' wensen te behouden, terwijl hun wedergeboorteleer in strijd is met de bijbelse leer van de rechtvaardiging van de goddeloze. Is hier niet reeds sprake van een kracht der dwaling? Ik ben het met ds. C.A. van Dieren eens dat we beter vóór elkaar kunnen zuchten dan tégen elkaar, maar toen ik hem met zijn dogmatisch breiwerkje in de krant (RD) zag zitten, dacht ik: waar is de praktijk? Het is overigens heel verstandig van ds. Van Dieren dat hij zich niet aan de bevinding waagt in zijn onlangs verschenen 'LEERBOEK' over de geloofsleer, want dogmatiek en bevinding zijn in de Gereformeerde Gemeente dikwijls met elkaar in strijd, omdat zij niet de rechtvaardiging van de goddeloze, maar de rechtvaardiging van de wedergeborene leren. Daar ben ik behoorlijk 'kortademig' van geworden! Ik zeg het met liefde en geschonden liefde doet pijn! Hoewel ds. Van Dieren verfrissende hoofdstukken over de geloofsleer geschreven heeft, vermengt hij Wet en Evangelie [Leerboek, pag. 194]. Volgens ds. Van Dieren brengt de Wet de zondaar als een verlorene tot Christus. Die (evangelische) eigenschap heeft de Wet echter niet! De Wet is er om te doden, zoals de bloedwreker op de dood van de zondaar aast die tot de Vrijstad is vluchtende. De zondaar komt alleen tot Christus door de trekkende liefde des Vaders (Joh. 6:44). Wie het kent, die weet het! De Wet is en blijft de bediening des doods. De Wet is een lijkbezorger, een grafdelver en een drijver, meer niet. Ten aanzien van het geloof had ds. Van Dieren eerlijkheidshalve(!) het onderscheid tussen de zogenaamde 'habitus en de actus des geloofs' van dr. A. Comrie letterlijk(!) moeten vermelden, want de 'embryofilosofie' van dr. Comrie behoort juist specifiek tot de identiteit van de Ger. Gem. Of wil ds. Van Dieren zich van deze identiteit distantiëren? Ik betwijfel dat sterk, gezien hij een fervente voorvechter is van de ds. G.H. Kersten-leer. Ds. Van Dieren wijst in het RD-interview op enkele oudvaders van naam die soms andere opvattingen hadden over bepaalde zaken, maar -zo zegt hij- "dat ontneemt ons toch niet de hoogachting die wij voor hen hebben. Laten we toch niet te gauw menen de zuiverste leer in pacht te hebben." Helemaal mee eens, want van het triomfantalisme à la de pretentie "het alleen te weten" moet ik niets hebben. Ik geef echter niets om de CAvD-'bescheidenheid' die ten koste gaat van de waarheid van het Evangelie. De Heilige Geest getuigt dat de leer én de bevinding van de rechtvaardiging van de goddeloze hét begin is van het wáre leven in Christus en derhalve het begin is van de wedergeboorte. "Doden zullen horen...", en goddelozen worden gerechtvaardigd om niet. We komen er nog op terug, zo de Heere het geeft. We zijn nog niet klaar met ds. van Dieren. In zijn 'LEERBOEK' over de geloofsleer, leert ds. Van Dieren een rechtvaardiging vóór het geloof als zijnde de voorwerpelijke kant van de rechtvaardiging door het geloof, maar hij bewijst dat niet uit de Schrift. Daar ís ook geen bijbelse grond voor. Dat er geen rechtvaardiging voor het geloof bestaat, heeft echter niets te maken met de remonstrantse visie op het geloof, terwijl ds. Van Dieren meent van wel (Leerboek, pag. 185). De ziel die door God gerechtvaardigd wordt, wordt niet de rechtvaardiging, maar de gerechtigheid van Christus toegerekend! Ds. Van Dieren vereenzelvigt de borgstelling van eeuwigheid en/of de reeds aangebrachte verzoening, met de rechtvaardiging voor het geloof, die echter niet bestaat. Christus is opgestaan om (tót) onze rechtvaardigmaking, maar de rechtvaardiging zélf is een (rechts)handeling die alleen in de tijd kan plaatsvinden tussen God en de ziel. De gerechtigheid van Christus vindt niet plaats, dat is een verworven feit en dat feit wordt de uitverkoren zondaar toegerekend in de tijd, waardoor hij door en voor God gerechtvaardigd is. Een feit kan toegerekend worden, maar niet een handeling, die moet plaatsvinden. Het feit van de aangebrachte verzoening door Christus is de grond der zaligheid, niet de rechtvaardiging in de tijd. Daaruit volgt dat de onbekeerde uitverkorenen -net als iedereen van nature- liggen onder de toorn Gods. Als Van Dieren had gezegd dat in de aangebrachte verzoening door Christus de rechtvaardiging van de uitverkorenen is gegarandeerd, dan reik ik hem de hand, maar met een rechtvaardiging voor het geloof, begeeft hij zich op glad ijs. Gods Woord leert één rechtvaardigmaking, namelijk de rechtvaardigmaking door het geloof. Ds. Van Dieren twijfelt ook aan het feit of de theologische ontwikkelingen de laatste vijftig jaar wel gewijzigd zijn. Daar hebben we al het één en ander over gezegd en de genoemde ontwikkelingen hebben niet stil gestaan. Met name ds. G.H. Kersten heeft de palen der vaderen flink verzet met zijn uiteenrukking van de wedergeboorte en de rechtvaardigmaking, met de 'open-schuld-leer' als gevolg. Men wil dat gewoon niet erkennen, maar is dat niet de reinste veinzerij? Paulus wederstond Petrus in zijn aangezicht vanwege zijn veinzing met de Joden in Antiochië, en Petrus viel voor de waarheid, maar nu blijft men veinzen, met alle sektarische gevolgen en kerkelijke verdeeldheid vandien. Ik verketter geen personen, want op zijn best gesproken ben ik ook maar een beginneling en dat hoop ik te blijven, maar de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze én de Schriftuurlijke bevinding daarvan, is me liever geworden dan alle menselijke leerstellingen bij elkaar. De enige ware Toetssteen is Gods Woord en laat elk kerkverband haar eigen 'leer-identiteit' prijsgeven om Jezus' wil. De levende Kerk is één in Christus, maar in onzer dagen zijn de leden zo verdeeld als de beenderen aan het graf. Als Christus en Zijn leer onze persoonlijke Identiteit niet is, zullen we ons voor de Rechterstoel van Christus niet wettig kunnen legitimeren. De onderlinge leerverschillen -alleen al in de rechterflank van de gereformeerde gelederen- zijn van dien aard, dat een hernieuwde Reformatie broodnodig is. Niet door bedweters die zich beroemen op de gave en ondertussen alles van een ander stelen en met andermans kalf in een eigen gebreid jasje toneel spelen. Dat soort wolven in schaapsklederen vallen overigens vanzelf een keer door de mand.
Zolang men de genoemde echter dwalingen koestert en die zelfs voor reformatorisch verslijt, wordt het begrip 'bevindelijk-gereformeerd' meer en meer in diskrediet gebracht en zullen degenen die hier de oorzaak van zijn -vroeg of laat- de rekening gepresenteerd krijgen. Er is wel degelijk sprake van een fundamentele dwaling. De bakens zijn wel degelijk verzet. Enerzijds worden er zielen door een onbijbelse 'toeleidende-weg leer' ingezegend, terwijl ze (nog) geen geloofskennis aan Christus hebben en anderzijds wordt Gods ware volk door de 'open-schuld-leer' onder de Wet geblazen, zodat ze hun aandeel in Christus doorlopend betwijfelen. Ik had een tante (M). Zij juicht reeds voor de troon. Zij was in haar jeugd tot bekering gekomen. Ze was lid van de Ger. Gem. en is onder een 'open-schuld-leer' gebakerd. Ongeveer drie jaar voor haar sterven is ze in de schuld gekomen, vanwege het feit dat zij steeds beweerde nog een open schuld te hebben, terwijl ze kennis had aan de vergeving der zonden en daarvan weleens getuigen mocht. Toch zei ze vaak dat haar schuld nog open stond... 't Was haar altijd zo geleerd, maar toen ze de ongerijmdheid van die leer had leren kennen, weet u wat ze toen beleed? "Ik heb God altijd voor verdacht gehouden door mijn ongeloof!" Denk niet, lezers, dat ik onzin verkoop, want ik ben er zelf getuige van geweest en ik wist ook hoe ze gebakerd was. Toen we haar bij de Heere vandaan wezen op haar ongeloof, heeft de Heere haar diep in de schuld gebracht. Wat van doorslaggevende waarde is dat God er Zelf de Bewerker van was en er Zelf Getuige van is geweest. De eeuwigheid zal het openbaren! Tijdens de rouwdienst werd echter vanaf de preekstoel gezegd dat tante M. drie jaar voor haar sterven de Vader had leren kennen. Het feit dat ze God als haar Vader al meer dan haar halve leven kende, werd wijselijk verzwegen, laat staan dat de dienstdoende predikant durfde te zeggen dat tante M. omtrent haar 'open schuld' in de schuld gekomen was vanwege haar ongeloof. Dat feit kon ook niet openbaar gemaakt worden, want dan zou de 'open-schuld-leer' in diskrediet gekomen zijn en de Ger. Gem. haar kop verliezen... Ja, zo wordt er nu gegoocheld met God en goddelijke zaken. O, mensen, de eeuwigheid zal wat openbaren! Die 'open-schuld-leer' staat feitelijk op één lijn met het judaïsme, want de Joden leren ook dat alleen God de zonde kan vergeven, maar Christus wordt daarvan uitgesloten, dus blijft de schuld open staan. Zo leert Rome ook, zij het in een wat andere zin: wedergeboorte is genade, jawel, maar als je er niet genoeg goede werken bijvoegt, maak je geen kans op een plaats in de hemel. Hoeveel werken dat moeten zijn, is zelfs voor de paus nog een vraag. Volgens Rome kan je dus nooit zeker zijn van je zaligheid, want je schuld kan altijd nog openstaan. Onlangs hoorde ik vanaf een gereformeerde(!) kansel dat God ook een verterend Vuur is voor Zijn volk als zij de Wet overtreden. U ziet, de paus kan in zijn handen wrijven, want de schrik van het Vagevuur zit blijkbaar ook in 'gereformeerd bloed'. Hoewel de Wet ten dode nooit zijn bediening verliest voor het vlees, mogen Gods kinderen met Paulus zeggen: "Wij dan WETENDE (verleden tijd) de schrik des Heeren, bewegen mensen tot het geloof"; niet door een hefboom van de vrije wil, maar door de Heilige Geest.
De z.g. roomse 'open-schuld-leer' van ds. G.H. Kersten is in het recente verleden reeds meermalen uit het Woord weerlegd. Men weigert echter te bukken voor het gezag van de Schrift, maar vroeg of laat wreekt dat kwaad zichzelf. Dr. H.F. Kohlbrugge had wat dat betreft een profetische blik op de Afscheiding. We zien zijn profetie in onze dagen reeds in vervulling gaan. Een huis dat tegen zichzelf verdeeld is, zal niet bestaan. Dat geldt dus niet alleen ten aanzien van de PKN, maar voor alle huidige kerkverbanden. Vele predikers en belijders gunnen Christus de eer niet die Hem toekomt, namelijk als God, Die, net als de Vader de zonden vergeeft, en daarom eren zij ook de Vader niet. "Dit volk genaakt Mij met hun mond, en eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich verre van Mij", Matth. 15:8. Het waren namelijk niet alleen de toenmalige Joden die Christus haatten (Joh. 5:16-18), want elk godsdienstig mens die niet aan de Wet gestorven is, haat Christus met een dodelijke haat, ook al belijdt hij Christus met de mond, ook al is hij avondmaalganger, dominee, ouderling, en/of synodepreases, ook al schermt hij met de liefde, het zal niet baten. Omdat het ware leven in Christus spaarzamenlijk is in onze dagen, is men in vele krken en organisaties zelf leven gaan maken, want men wil hoe dan ook vruchten op de plank zien. Om die reden hebben er velen het verbond wat ruimer gemaakt door de kinderen des verbonds te vereenzelvigen met de erfgenamen van de belofte, maar dat is er ver naast (Rom. 4:14). Vele rechtzinnige belijders in onze dagen zijn kinderen van hun tijd en daarom komen velen niet verder dan een ethisch evangelie: "Stelen is zonde en bidden is goed." Als je je goed gedraagt, niet steelt en veel bidt ga je door voor een christen, maar wee degenen die de wedergeboorte en de rechtvaardigmaking stellen bij het Einde van de Wet, want dan breekt de hel los... Ja, Luther en Calvijn mochten het nog zeggen, maar wee degenen die zich nu radicaal uitdrukken, dan klinkt het: "Weg met deze, kruis hem, kruis hem!" Ik kan die tegenkanting overigens goed begrijpen, want om aan het einde van de Wet te komen moet de oude mens de dood in en daar vecht de mens tegen. Van nature wil een (godsdienstig) mens wel naar de hemel, maar hij wil niet sterven om te leven. Ik heb het wel vaker gezegd dat er in onze dagen zeer weinigen door de Wet aan de Wet gestorven zijn. Die zich erop beroemen aan de Wet gestorven te zijn, zijn het echter niet, maar die niets anders wensen te weten dan Christus Jezus en Dien gekruisigd door de Heilige Geest, die zijn het. Tegen zulke getuigen Christi richt de duivel zijn pijlen, maar vroomvleselijke belijders die zich op de gave beroemen, laat de duivel met rust, want die heeft hij al. Daarentegen, degenen die Christus wel kennen als het Einde der Wet, worden door de huidige 'godgeleerdheid' gezien als de laatste resten van het 'hypercalvinisme'.
Zowel het 'juichende' als het 'bevindelijke' christendom heeft de Wet hoog in haar vaandel staan, maar vraag niet óf men en hoé men aan het einde van de Wet gekomen is, want dan staat de wagen stil. Ze doen de Wet, gaan aan het Avondmaal en onderschrijven de Drie Formulieren van Enigheid (doch verraden Art. 36 NGB), maar dat de zaligheid alleen gekend kan worden als men aan de Wet gestorven is, wordt door de huidige 'bevindelijkheid' als zijnde 'extreem' van de hand gewezen. Maar die de Wet ten dode niet kennen, kennen ook het Leven niet. Om zichzelf te handhaven hebben sommigen een (toeleidende) weg voor de Weg bedacht en daar voelen velen zich wel bij, want de kerk staat garant voor hun 'levendmaking', echter zonder Christuskennis. Dat mag wel niet zo blijven -zegt men haastig- maar óndertussen! Anderen in onze dagen, die een bijzondere activiteit aan de dag leggen om toch vooral het geloof in Christus te onderschrijven, zitten doorgaans in dezelfde roomse vaargeul die men na de Afscheiding in 1834 gegraven heeft, namelijk tussen de brede en smalle weg in. Om niet uit de boot te vallen schrijven ze hun doen en laten aan Christus en Zijn genade toe, maar ondertussen komen ze niet verder dan een strijd tussen vroom vlees en kwaad vlees. Hun rekensom ziet er als volgt uit: "vroom vlees x vrije wil = genade." Gods Woord leert echter at die in het vlees zijn God niet kunnen behagen. Geliefde lezer, dit is geen karikatuur, maar de werkelijkheid, hoewel er ook nog oprechten zijn die het toegeven. Uit de 'bevindelijke' flank van de gereformeerde gezindte zijn er die de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze (theoretisch) wel onderschrijven, maar als je vragen gaat stellen naar de overzetting van het rijk der duisternis in het Koninkrijk van het Licht, komen de meesten niet verder dan een verandering van een slecht mens in een vroom mens die ontzettend intensief met de godsdienst bezig is. Onder deze voorstelling behoren vooral de supporters van een eenzijdige aanbod-van-genade-leer, want daarin kan de mens wat mee participeren, de genade aannemen, het geloof praktiseren, goede werken betrachten, enz. Maar om als een gáns verloren zondaar openbaar te komen, die alleen de hel voor ogen ziet en die niet anders kan dan het recht Gods billijken en alleen zalig wordt in zijn hellevaart, daar is men een volslagen vijand van. Ze willen een wat 'liefelijkere' voorstelling van zaken, waarbij de zichzelf handhavende mens zo zoetjes aan op Jezus aangaat. Dezulken willen volstrekt van geen voorwaarden weten, maar ondertussen stellen zij wel allerlei voorwaarden aan de Heilige Geest, zodat zij de overtuiging van zonde, gerechtigheid en oordeel, klakkeloos terzijde schuiven en zonder dat alles in staat denken te zijn om tot Christus te kunnen gaan. Ondertussen blijft het zo goed als leeg op de markt van vrije genade, want daar zie je alleen af en toe enige hoeren en tollenaren, die het gros belijders zullen voorgaan in het Koninkrijk der hemelen. Voorvechters van een aangepaste aanbod-van-genade-leer (dus een leer zonder de verdoemende bediening der Wet), kunnen Christus nooit preken, zoals Hij Zichzelf openbaart, namelijk als het Einde der Wet, tot rechtvaardigheid, een ieder die gelooft. Mensen die zich niet bewust zijn van de overzetting van de dood in het leven, zijn dus niet door de enge poort gegaan, want daar verliest een verloren zondaar zichzelf in Christus. Mensen die niet door de enge poort gaan om de smalle weg te betreden, zijn dus ook onkundig aan dit versje: "'k Heb alles verloren, maar Jezus verkoren, Wiens eigen ik ben." Mensen die niets van hun overzetting in Christus weten kunnen wel op het aanbod van genade ingegaan zijn, zoals de dwaze maagden, maar ze zijn niet door de enge poort gegaan en dus over de muur geklommen. Dat zeg ik niet. Het zijn Christus' Eigen Woorden: "Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Die niet ingaat door de deur in den stal der schapen, maar van elders inklimt, die is een dief en moordenaar", Joh. 10:1. Bij een aangepast Evangelie-aanbod (dus buiten het recht om) kun je van alles aannemen, het geloof in Christus onderstrepen, de goede belijdenis belijden, maar je kunt er honderd jaar mee worden, zonder dat je het ooit van God hoeft te verliezen. Dat is dus ook je reinste zielsbedrog en de dood in de pot. Misschien begrijpt u -lezer- nu een beetje dat het kuddeke van Gods welbehagen in onze dagen -dat Christus in Lukas 12:32 al klein noemt- bijna uitgestorven is. "En de dochter van Sion is overgebleven als een hutje in den wijngaard, als een nachthutje in den komkommerhof, als een belegerde stad", Jes. 1:8. Zeg nu niet dat dit de realiteit niet is, lezer, want dan weet u nergens van. Of behoort u tot het geslacht dat rein in zijn ogen is, maar van zijn drek niet gewassen is? (Spr. 30:12). Volgens de Bijbel is het dus niet mogelijk om zonder kennis aan de vergeving der zonden een kind van God te zijn. Predikanten die dit wel leren staan onder het oordeel van Spreuken 30:12. Of dat nu toeleidende-weg predikers zijn (dus die een wedergeboorte leren zonder Christuskennis), of dat het aanbod-van-genade predikers zijn die de verdoemende bediening van de Wet achterwege laten, dat maakt geen verschil. Beide leringen liggen met het arminianisme en het pelagianisme op één hoop. Na deze noodzakelijke voorafspraak zullen we ons tot de tekst van onze overdenking richten, met de bede of de Heere ons richten wil, want zonder Zijn leiding staan onze richtingaanwijzers richting eeuwige ondergang.
(wordt vervolgd op volgende blok)
|
|
|
|
|
|