|
|
PINKSTERDAG, DE VIJFTIGSTE DAG (2)
| |
|
|
IJzer scherpt men met ijzer en niet met verrotte en botte laster die alleen maar door de duivel ingegeven is. Tegenwoordig komen er velen met van die kinderachtige strootjes waarmee zij de oorlog denken te winnen. Maar als dezulken een vleugje tegengas krijgen, steken ze gelijk als een beledigde pauw al hun veren op. Heb je weleens ijzer met een stuk hout geslepen? Welnu, als je ijzer in huis meent te hebben, waarom kom je dan met verrot hout aandragen? Houdt die modder voor jezelf, want voor een moddergevecht ben ik niet geroepen. Het Woord van God, daaraan moet ALLES, ook alle bevinding en geloof, getoetst worden. Velen accepteren de toets van Gods Woord niet meer, want dan moet men de kerkleer prijsgeven, maar dat weigert men, omdat dan eigen naamhaan en kerkvaan geen koning meer kunnen kraaien. Och, ik zie op alle kerkwanden het handschrift geschreven: "Mene, mene, tekel upharsin." Begin nu niet gelijk ja te knikken, lezer, want hebt u dat handschrift weleens op alle leden van uw vlees gelezen in het licht van Gods heilige Wet? Want daar begint de zelfkennis, namelijk in het licht van Gods vlekkeloze heiligheid. Daar begint niet de wedergeboorte, maar de wetskennis omtrent de miskraam van de zondeval. En daarin is de Kerk ook één. Ze weten allemaal uit welke nood en dood zij gered zijn geworden en nog dagelijks gered moeten worden. En als je jezelf als een goddeloze en een miskraam van de hel voor Gods aangezicht hebt leren kennen, dan zal je je nooit meer beroemen op je kennis, want in het licht van de toepassing van 1 Korinthe 1:30 kom je niet verder als een ontijdig geborene die blind is en niets weet. Dan heb je misschien wel voor de waarheid gestreden, maar als je achter de waarheid gebracht bent, dan ga je niet voor, maar door de Waarheid strijden. Dan vallen de mensen je wel aan alsof je het allemaal alleen weet, maar dan moet je die mensen naar je Zender verwijzen, om daar hun beklag te doen. Als de Geest je een tong der geleerden geeft of een pen eens vaardigen schrijvers, daartegen is geen duivel opgewassen. Wat niet uit God geboren is, is vlees en vlees loopt zich altijd te pletter tegen het geschreven Woord. Als geroepen getuige van Christus hoef je geen naam en geen stand meer op te houden, want dan ben je een gevangene van Christus. Dat is de beste gevangenschap die je maar wensen kunt, want de Cipier van het gevangenhuis zorgt beter voor Zijn gevangenen dan een koning voor zijn lakeien. In het gevangenhuis van het Evangelie geniet je een vrijheid die de wereld niet kent, want de Bruid van Christus is een vrijwillig gevangene en tevens een aangenomen kind van de Gevangenbewaarder, die niet slaapt noch sluimert. Ja, in dat gevangenhuis Christi heeft men alle dingen gemeen. Daar wordt de rust geschonken, het vette van Zijn huis gesmaakt, een volle beek van wellust maakt hier elk in liefde dronken. De Pinksterlingen waren niet ordinair dronken van de wijn, maar ze waren wel dronken van de liefde. Dat is een geoorloofde dronkenschap, ja, een gewenste dronkenschap, ja, een zeer begeerlijke dronkenschap, want dan verkeer je in het wijnhuis van Christus en in dat wijnhuis is alle bitter zoet. Om in dat wijnhuis te komen, moet eerst de oorzaak van de dood worden weggenomen, namelijk de zonde. Aan de zonde zit de dood verbonden en de mens wil wel de zonde, maar niet de dood. Dat is toch niet eerlijk, geliefden, maar God maakt de zondaar die Hij zaligen wil, eerlijk omtrent het zondeloon. Het loon der zonde is de dood en dat zal God u eerlijk uitbetalen als u onverzoend sterft. Een mens hoeft niet zonder loon te zondigen, nee, dat zal niet gebeuren, de mens krijgt met gepaste munt betaald als hij in zijn zonden sterft. Dan krijgt hij zijn loon, namelijk de drievoudige dood. Zo'n mens kan God dan nooit meer verwijten dat Hij hem zonder loon heeft laten zondigen. Dus aan de zonde hangt de dood en de dood houdt niet van de mens, want de dood ontneemt de mens het leven. Als de dood doodgeschoten kon worden, zou de dood allang niet meer hebben bestaan. De mens wil van de dood niets weten, maar God wil van de zonde niet weten en daarom eist Hij dat de ziel die zondigt, sterven moet. En sterven is God ontmoeten. En wat dan, geliefden, als u onverzoend God zal moeten ontmoeten? Ik ben niet geroepen om u de leer der zaligheid allemaal begrijpelijk uit te leggen, want Gods Woord is geen begripsboek. Het is de wijzen en verstandigen verborgen wat God Zijn kinderen openbaart. Je komt nooit achter het geheim van zalig worden als God het u niet openbaart. Dat is overigens geen excuus om onbekeerd te blijven, want de ziel die zondigt zal sterven. Dat is bepaald geen frans. Je kunt echter honderd keer de Bijbel lezen, maar u zult er geen letter van verstaan als God het u niet openbaart door Zijn lieve Geest.
U zegt: Zou u de zaligheid dan niet iedereen gunnen, schrijver? Wel krachtens de liefde, maar niet krachtens de Waarheid van het Evangelie en ik wens niet barmhartiger te zijn dan God, want dat is ook duivels. De liefde kan dwalen en denkt geen kwaad, maar het geloof handelt door de Waarheid en op grond van de Waarheid. De Waarheid is eerst en dan de liefde. Het geloof is eerst en dan de liefde. Het geloof is door de liefde werkende en de liefde niet door het geloof. Mensen, als je deze orde omdraait, draai je alles om. Dan ben je bezet met of zelfs zwanger van diabolus, een die alles omdraait. En als je de Waarheid verdraait/omdraait is de liefde Gods niet in u. Want die zijn broeder haat, is een leugenaar, en de liefde Gods is niet in hem. Ik kom mensen tegen die zich als broeders voordoen, maar achter je rug hoor je de laster door het land gaan. Dat word ik dikwijls gewaar, dat maakt God me bekend. Dan komt er een last op mijn ziel en dan moet ik dikwijls wenen, omdat ik geen wapens heb tegen deze grote menigte. Dan moet ik echt bij God schuilen, om tegen mijn twisters op te treden en hen op de mond te slaan. Niet omdat ze mij lasteren, maar omdat ze Gods Woord en de lere Christi verachten en verdraaien totdat het recht Gods eruit verdwenen is, totdat de ergernis van het kruis teniet gedaan is. Zulke geesten houden een evangelie over naar de mens, een evangelie voor beginners die het goed bedoelen. Naar de hel met je goede bedoelingen, want je slaat er Christus mee in Zijn aangezicht. Mensen met goede bedoelingen zullen nooit eendrachtelijk bijeen zijn met Gods volk. Die mensen willen namelijk in het midden staan, maar er staat er maar Een in het midden dat is Christus Zelf. En als Christus temidden van Zijn volk verkeert, staat dat volk aan de kant. Dat volk is uitgeteld, afbekeerd en onbekeerd, staat doorgaans ledig op de markt, met doorgeknipte zakken en heeft geen mensenverstand. U zegt: Is dat Gods volk?
Ja, dat is Gods arme en ellendige volk, die op Zijn Naam betrouwen. En als je op de Name Gods betrouwen mag, vertrouw je geen mens meer, ook jezelf niet meer. Dan kun je alleen wandelen met degenen die de dood gestorven en in en met Christus uit de dood en het graf herrezen zijn. Dat zijn mensen die hebben van de Wet geen verstand, want wat voor verstand heeft een lijk van de Wet? Dat zijn mensen die zichzelf niet meer leven, maar Gode. Dat zijn zielen die zichzelf niet beheersen, maar beheerst worden door die Goddelijke Geest Die in al de waarheid leidt. Dan hoef ik niet te verzinnen wat ik schrijven moet, want ik heb geen opsluiting en daar mis ik niets aan, want ik moet het hebben van die indachtmakende Geest. En mensen, als je niet spreekt, schrijft of preekt als een ledig vat, is het allemaal verstandswerk. Daar is God niet in. Dat raakt het hart niet, want kennis maakt opgeblazen. Maar als er een druppeltje Goddelijke Geest in is, dan worden harten verslagen, doorwond en geheeld in en door die grote en enige Medicijnmeester die beslist geen stinkende wonden maakt. En mensen, dat zwaard gaat altijd eerst door mijn eigen ziel, want een zwaard zal door uw ziel gaan, volk van God. God spaart geen vlees, anders zat ik hier niet op Patmos. Maar ik wil toch niet ruilen met de rijkdom van de vleselijke godsdienst. Een steenuil in de wildernis gaat straks met de buit van 't overwonnen land naar huis, schoon niet mee uitgetogen. O, mensen, wat wilt u er meer aan doen dan als dood aan Zijn voeten te liggen? Ja, daarvoor moet je eerst de dood gestorven en Gode levendgemaakt zijn om als dood te liggen aan de voeten van het Lam. Daar lig je niet als een gerechtvaardigd mens, niet als een bekeerd mens, niet als een diep doorgeleid mens, maar als één die vergaat en een man van onreine lippen is. Dan loopt het niet meer over een bekeerd mens, maar over God. Hoe groot hoe vreselijk zijt G' alom! In Uw verheven heiligdom. Aanbiddelijk Opperwezen! Dan hoef je niet meer mee te tellen, wat er is er maar Een Die telt en dat is Christus. Dan hoef je niets meer te weten, want Hij brengt al de Kennis mee, namelijk Zichzelf. Dan hoef je niet meer te kunnen denken, want ik kan slechts zo ver denken als mijn neus lang is. Dus weg met die wijsneus en plat op de grond in het stof. Ja, daar zingt de ziel Gode lof. Daar wordt de theologie geboren, als dood, aan de voeten van het Lam en anders weet je er niets van. Dan roer je maar wat in de brokken en je weet niet wat je leert, noch wat je bevestigt. Alle kennis moet overboord, ander weet je niets van de kennisse Christi. Alle wijsheid moet overboord, anders weet je niets van de Wijsheid bij God. Alle gerechtigheid moet overboord, want er is maar Een gerechtigheid die redt van de dood. Alle heiligheid moet overboord, want Christus is niet alleen mijn borggerechtigheid, maar ook mijn borgheiligheid. Ook alle zondekennis moet overboord, want wat moet ik met zondekennis als Christus mijn Wijsheid is? Verstand van de Wet heb ik niet, want de Wet is geestelijk en ik ben vleselijk. Ja, ik spreek tot degenen die de Wet verstaan en alleen diegenen verstaan de Wet die van de Wet geen verstand hebben, maar aan Christus geklonken en verbonden zijn door het ware geloof. De Wet is Goddelijk en geestelijk en ik ben vleselijk, verkocht onder de zonden. En toen het gebod kwam, heb ik mijn verstand verloren, want de Wet ontnam mij alle steunsels van het vlees, ja, hij beroofde mij van het leven. En daar ligt de ziel dan, op het vlakke des velds, vertreden in zijn geboortebloed. En daar heb je alle dingen gemeen met Christus, Die dood geweest is, doch zie Hij leeft. "Want indien wij met Hem gestorven zijn, zo zullen wij ook met Hem leven", 2 Tim. 2:11. Daar kom je niet achter door Wet en Evangelie dogmatisch te onderscheiden. Zalig worden is geen wiskunde, maar gans onmogelijk en daarom een eeuwig wonder. En dan krijg je verstand, een wedergeboren verstand, een verlicht verstand, een verstand met Goddelijk licht bestraald, verstand van God en Goddelijke zaken. Dan draag je de schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht zij van God en niet uit ons (2 Kor. 4:7). Dan ben je een slachtschaap van Christus die alle dagen sterft. Dan mag men op je spugen, je benauwen, je doodzwijgen, dat helpt geen zier, want Christus heeft gezegd: "Ik zal voor u strijden en gij zult stille zijn." Nou, mensen, kan ik je nu eens niet jaloers maken op die lieve Borg, Die niet iets doet, maar alles gedaan heeft hetgeen tot uw eeuwige vrede dienen moet. Hij wacht om genadig te zijn en als je alles moet/mag loslaten, alles moet/mag prijsgeven, ja, je eigen leven, dan wordt het Leven in onverderfelijkheid geboren bij God vandaan. Dan jaagt de dood geen angst meer aan, want alles, alles is voldaan. Dan neemt geen satan u de zegekroon af.... Wacht even. Gods volk moet menigmaal klagen vanwege de zonden. "De kroon onzes hoofds is afgevallen; o wee nu onzer, dat wij zo gezondigd hebben!" Jer. 5:16. Ja, die kroon moet omgekeerd, omgekeerd en omgekeerd worden, NA ontvangen genade. Dat had je niet gedacht, he? Je had gedacht zo van het diensthuis der zonde het beloofde land in te huppelen. Maar o wee, geen erg in die woestijn gehad, he? O, wat valt dat tegen. En dan menen op die reis van kracht tot kracht steeds voort te kunnen gaan, maar dan heb je nog weinig geleerd, geliefden. En dat moet steeds weer geleerd worden, namelijk eigen krachten te verachten, want dat wordt alleen op Jezus' school geleerd. En als je dacht al aardig gevorderd te zijn en in wijsheid toe te nemen bij God en het volk, o, dan ben je rijp voor een diepe val. Dat zou een wonder zijn, want die nedervalt wordt door God weer opgericht. Maar als je op de klip van hoogmoed vast komt te zitten, dan is er een stormvloed voor nodig om je van de hoogte der Libanon af te krijgen. Anders kun je toch nooit alle dingen gemeen hebben met degenen die in de diepte verkeren van de godverlatenheid? Dan praat je maar wat over de hoofden heen, en dan zul je wel bewonderd worden over zoveel praatkunst en geleerdheid en gunning, maar dan praat je ook over de lijdende Borg heen Die in Zijn hoogste aanvechting Zijn dierbaar bloed zweette en als een worm en geen man over de aarde kroop. En om met Hem alle dingen gemeen te hebben, moet je van de Libanon af, want in het dal van vernedering en de angst der hel, daar groeien de mirten van Gods eeuwige liefde en daar is de Ruiter op het witte paard om Zijn volk te troosten en te versterken. In al hun benauwdheid is Hij benauwd geweest en dat leer je niet in een dag. Dat is altijd weer een verborgenheid. Of dacht je dat God in het verlengde van je ervaring werkt? Mens, zijt gij niet vleselijk? Gods volk steunt niet op ervaring, maar op de beloften Gods die in hun dood ja en amen in Christus zijn en blijven. Ervaring kan wisselen, maar Gods beloften in Christus blijven onveranderlijk, omdat God de Onveranderlijke is en omdat Christus gisteren en heden Dezelfde is. En om die reden, om die oorzaak, waren zij allen eendrachtelijk bijeen, biddende en smekende in de Geest om de Geest. Ja, want als je zo mag bidden, dan bidt de Heilige Geest in je met onuitsprekelijke zuchtingen. Dat bidden kun je niet eens nalaten, want dat gaat de hele dag door. Dat bidden kan alleen door Gods verzoende volk beoefend worden, want de Heilige Geest bidt alleen in je op grond van de vergeving der zonden, toegepast aan je hart.
En als men daar in dat huis zo bezet is met het hemelse, geschiedde er haastelijk uit den hemel een geluid, gelijk als van een geweldigen, gedreven wind, en vervulde het gehele huis, waar zij zaten (Hand. 2:2). De Heilige Geest diende Zich plotseling aan met een geluid als van een wervelwind. Je kunt daar een voorstelling van maken, maar het komt maar op de beleving des geloofs aan. De Heilige Geest valt als het ware van boven naar beneden, niet op de grond, maar op de mensen en vervulde het gehele huis waar zij staan, nee, waar zij zaten. Als God werkt, kun je wel op de bank gaan liggen, want dan doet Hij het werk. God kan niet bewogen worden, Hij is bewogen in Zichzelf. God wil er wel om gevraagd worden, maar toen ze het niet verwachten, viel de Heilige Geest als in een fractie van een seconde op degenen die in het huis zaten. God komt altijd onverwacht en ongedacht. Als je er nog op rekent gebeurt er niets. Je kunt een ziel die in de afgrond van zijn ellende verkeert, ook niet helpen, laat staan iets uitleggen. Aan het einde van de Wet valt er niets meer uit te leggen, want de (wets)dood dient zich onverbiddellijk aan. Je kunt een ziel die werkelijk op het punt staat de laatste adem van de oude mens uit te blazen, niet meer evangeliseren. Daar moet de mens terugtreden, want daar is God alleen aan het werk. Al die helpende handen en die helpende genade is puur verrot vlees. Het zijn ophouders op de weg. Als een ziel het einde van de Wet nadert, is mijn enige wens dat die ziel gauw stikt, geestelijk gezien, want achter de dood ligt het leven. Toen de Moorman zijn eigen doodvonnis las in Jesaja 53, begon Filippus die man niet de dogmatiek uit te leggen, maar verkondigde hem terstond Jezus (Hand. 8:35). Je moet als geroepen getuige van Christus aanvoelen waar en hoe je met een ziel beginnen en handelen moet. Dat geldt ook in zekere zin voor de prediking. Wat wil de Heere dat er gepreekt wordt? Dat moet als het goed is altijd de worsteling wezen van een geroepen knecht des Heeren. Het Woord moet gepredikt worden en de volle raad Gods moet gepredikt worden, maar elke gemeente heeft niet altijd dezelfde prediking van node. Dat zien we duidelijk in de brieven die Johannes op Patmos in opdracht van de verhoogde en verheerlijkte Christus aan de engelen der gemeenten van Klein Azië schrijven moet. Elke gemeente heeft zijn eigen boodschap nodig, maar alle gemeenten moesten wel alle brieven van de andere gemeenten lezen. Het geloof is nooit priveterrein. Als we mensen op grond van Gods Woord aanspreken en als zij dan boos worden omdat ik niet van hun kerk ben, is dat stinkende hoogmoed. Men handelt dan volledig in strijd met het heilsfeit van Pinksteren. En dat is dan ook veelal een bewijs dat de vergeving der zonden massaal gemist wordt, op en onder de kansel. Daar is de generale prediking debet aan. Het is in onze dagen als in de dagen van de Sanhedristen, die uitriepen tegen een eenvoudig gemeentelid die van blind ziende gemaakt was door Christus: "Gij zijt geheel in zonden geboren, en leert gij ons?" En zij wierpen hem uit (Joh. 9:34b). Dat was echter tot eeuwige redding van zijn verloren ziel, want na zijn uitwerping openbaarde Christus Zich zaligmakend aan deze man. Wat dat betreft zijn de westerse kerken massaal tot Rome teruggekeerd. Men wil niet gezegd en geleerd worden buiten de kerkelijke hierarchie om. Ook in onze dagen is er geen plaats voor het levende Kind in de kerkelijke herberg. Dat is wel voorzegd, maar wie gelooft het? Wie ervaart het? Wie mag het kruis vrolijk dragen?
Als van een geweldig gedreven wind. Dat is in geen hoek geschied, want dat was voor allen hoorbaar en tastbaar en ook zichtbaar. "En van hen werden gezien verdeelde tongen als van vuur, en het zat op een iegelijk van hen", vs. 3. De heilsfeiten zijn eigelijk het zichtbare Evangelie en met name Pinksteren. Kerstfeest, Pasen en Pinksteren gingen gepaard met zichtbare tekenen en wonderen. Ik ga daar nu niet verder op in, maar de uitstorting van de Heilige Geest was zichtbaar in de tekenen, namelijk door een geweldig gedreven wind en door de verdeelde tongen als van vuur. Die verdeelde tongen als van vuur zag op de eenheid des Geestes in Zijn verscheidenheid. We moeten terug naar de Handelingen der apostelen, want op de Pinksterdag is de eerste christelijke gemeente uit God geboren. Daar was eendracht in de verscheidenheid en dat wordt in onze dagen allerwege gemist. In onze dagen is de ware eenheid des Geestes zeer verdacht, omdat men zich de vrijheid veroorlooft de verscheidenheid te isoleren van de eenheid en de totaliteit der Heilige Schrift, en omdat men massaal aan de zin en mening des Geestes een eigen invulling geeft. Dat laatste is juist typerend voor de huidige opwekkingsbewegingen. Het zal geen dageraad hebben. God is niet te bewegen door menselijke beweegredenen. God is in Zichzelf bewogen. En als God een opwekking geeft, zal Hij eerst oordeelspredikers afzenden, gelijk Jona. De zonden van christelijk Nederland van weleer zijn opgeklommen voor het aangezicht des Heeren, gelijk God zeide van de stad Ninevé (Jona 1:2). En de opwekkingsbewegingen willen het oordeel wegwuiven met een arminiaans aanbod-van-genade-evangelie dat geheel van de eis en het vonnis der Wet ontbloot is. Nou, dat soort prediking zal het oordeel alleen maar versnellen. Het zijn zachte heelmeesters die stinkende wonden maken. Hun zielsmisleidende leer eet voort als de kanker, maar kan de loop van Gods Woord echter niet verhinderen. De doorwerking van de Heilige Geest is nog steeds een geweldig gedreven wind en niet te stuiten. Tot aan de voleinding der wereld zal de Heilige Geest de uitverkorenen van dood levend maken. Hij stuwt het wereldgebeuren ras naar het einde. Oorlogen, geruchten van oorlogen, aardbevingen, rampen, enz. luiden de wederkomst des Heeren in. Nog is het einde niet. Zijn huis moet vol worden. De volheid der heidenen is nog niet geheel vervuld, want als de volheid der heidenen zal ingegaan zijn, alsdan zal geheel Israël zalig worden (Rom. 11:25-26). En dan zal de aarde nog een keer vol worden van de kennis des Heeren, gelijk de wateren de bodem der zee bedekken (Jes. 11:9). Maar gerechtigheid gaat voor Zijn aangezicht. De maat der zonden moet volgezondigd worden, want het oordeel is vastelijk besloten. Er zal nog een overblijfsel behouden worden naar de verkiezing van Zijn genade, maar het is haast tastbaar dat de kandelaar reeds van haar plaats is geweerd en elders geplant is. God zal Zijn volk evenwel onderhouden in dure tijd en hongersnood. Ook al wordt zij naar de rand van de samenleving gedrongen en in de kerk is Gods ware volk niet welkom meer. Wie het anders beweert, die LIEGT. Er is nooit plaats geweest voor het levende Kind. Ja, als je je mond houdt en jezelf voor de bekeerde man of vrouw uitgeeft, dan zal men je wel kronen en in het voorgestoelte van de kerk doen belanden, maar als je getuige van Christus mag zijn, dan zal de Heilige Geest je ook een tong der geleerde, of een pen eens vaardige schrijvers geven, dezen wel een reuk des doods ten dode; maar genen een reuk des levens ten leven (2 Kor. 2:16). En dan moet je er maar op rekenen dat de kerkmassa zich tegen je keert, zelfs mannen die in aanzien zijn, zullen je niets toebrengen, noch bijstaan, omdat ze het getuigenis en de oprechtheid in Christus haten omwille van eigen positie. Paulus zegt: "En van degenen, die geacht waren, wat te zijn, hoedanigen zij eertijds waren, verschilt mij niet; God neemt den persoon des mensen niet aan; want die geacht waren, hebben mij niets toegebracht", Gal. 2:6. Paulus zegt hier dat degenen die geacht waren in de kerk hem in NIETS bijgestaan hebben in zijn strijd tegen de valse leraars. Ik moet hier toch nog wat meer van zeggen. In onze dagen preken de meest rechtzinnige leraars de getuigen van Christus monddood. Tenminste, dat zou men wensen, om de macht niet te verliezen. In Nehemia's dagen moesten de herbouwers van Jeruzalems muren echter met troffel en zwaard bouwen en strijden. Hoort u? Met troffel en ZWAARD. Tegenwoordig wordt alleen een troffeltje gedoogd, let wel: alleen een papieren troffeltje. Men is bang voor concurrentie en nog benauwder voor de ergernis van het kruis. Je mag van alles belijden, ijdelijk roemen in de leer, maar als je het "die daar doet" (Matth. 7:21) van Christus gehoorzaam bent, maakt men je in de kerk direct monddood. Die geest is een diabolusgeest, want Christus heeft datgene geboden hetgeen de rechtzinnige leraars veroordelen. Men haat het strijden door het Zwaard, hetwelk Gods Woord is. Je moet iedereen in zijn waarde laten. Dat is een leer uit de hel, maar het is algemeen goed in onze dagen. Gad mag men vrij en ongecencureerd aanvallen, omdat Gad in het kader van Gal. 2:14 en 1 Tim. 5:20 getuigt. Dat haat men in onze dagen in de volle breedte van "de gereformeerde gezindte." Het recht Gods struikelt op de straten, maar met de aanval van Gad in het einde is de overwinning in Christus gewaarborgd (Gen. 49:19). Als de Heilige Geest bezit neemt van een mens, verliest die mens zichzelf in God en wordt hij aan Gods zijde geplaatst. Dan is het over en uit met eigen willen en kunnen, dan gaat die mens willen wat God wil. De Heere zal Zich een zeer gewillig volk overhouden op de dag van Zijn heirkracht. Dat volk komt alleen te staan, maar is toch niet alleen. De Vader Zelf heeft de Zijnen lief en ondersteunt hen in het lijden. Als je vervuld bent met de Heilige Geest dan ga je de rechten Gods verkondigen en het heil in Christus. Dat was de vrucht van de uitstorting van de Heilige Geest. Allen die vervuld waren met de Heilige Geest gingen de grote werken Gods verkondigen. Die mensen gingen Christus verkondigen voor verloren zondaren. Die mensen gingen genade door recht verkondigen voor bozen en goddelozen. Dat is echt geen Evangelie naar de mens, want die in het vlees leven, leven in vijandschap tegen God. Geen mens zit op de boodschap van zijn eeuwig heil te wachten. De mens wil willens en wetens verloren gaan. De mens moet ingewonnen en overwonnen worden en dat is uitsluitend het werk van Gods Geest. Vijanden worden met God verzoend, want God is een God Die de goddelozen rechtvaardigt. Dat kan God doen in een enkele slag en de zaak zelf geschiedt ook in een punt des tijds, maar meestal gaat daar een lange weg van ontdekking, ontbloting en verloren gaan aan vooraf. De Pinksterlingen stierven de zwaarddood, maar de meesten van Gods volk sterven de hongerdood. Dat is een smartelijke weg van hopen, bedelen, omkomen en verloren gaan. Zijn er nog van die bedelaars, die alles uit handen genomen zijn? Zijn er nog van die hellevaarders die hun laatste reisje moeten maken? Zijn er nog van die ter dood veroordeelden, die hun vonnis niet meer kunnen afkopen, noch kunnen ontlopen, maar God rechtvaardigen in het oordeel? Zijn er nog van die verloren zielen die schreeuwen en klagen: "Geef mij Jezus of ik sterf, want buiten Jezus is geen leven, maar en eeuwig zielsverderf." En dan, als God doortrekt, geeft die ziel de laatste adem in het werkverbond, de oude mens sterft en op hetzelfde ogenblik spreekt de Zone Gods zo'n dode levend: "Ik leef en gij zult leven." Onrustig is het hart, totdat het rust vindt in God, door onze Heere Jezus Christus. Hij is onze Vrede, onze Zaligheid, onze Koning. Wie is toch Deze, die een verse en levende Bloedweg geopend heeft tot de Vader? Het is Jezus, de Gegevene des Vaders, de Beminde des Vaders, het Afschijnsel van de heerlijkheid des Vaders, het Beeld des Vaders, de geliefde Zoon des Vaders. Geliefden, kent u Hem? Kent Hij u? U zegt: "Ja, ik ken Hem!" Wat ik u vragen mag: HOE hebt u Hem dan leren kennen? Heeft Hij Zich aan u geopenbaard in de dood en het oordeel van uw bestaan? Heeft Hij Zich aan u verklaard toen alle hoop bij u was vergaan? Heeft Hij Zich aan u bekend gemaakt als uw Borg en Zaligmaker? Heeft Hij van vrede in uw hart gesproken en uw zonden vergeven door Zijn bloed? Kan van u in geestelijk opzicht gezegd worden, hetgeen de vader tot zijn verloren zoon sprak: "Want deze mijn zoon was dood en is wederlevend geworden. Hij was verloren en is gevonden!" Kunt u daarvan getuigenis afleggen? Kunt u getuigen dat Jezus leeft voor u en dat Jezus leeft in u? Weet u waar uw schuld gebleven is? Weet u van een verzoend God en Vader in Christus door de weg van het recht? Weet u van de overgang van de dood in het leven door de opwekking des Zoons? Weet u uit welke grote nood en dood u verlost bent geworden in Christus? Kent u het zoete getuigenis van de Heilige Geest Die met uw geest getuigt dat gij een kind van God zijt? Als u op alle vragen 'ja' kunt zeggen in tegenwoordigheid Gods, dan bent u een vriend van de Bruidegom, ja, de Bruid van Christus zelf. Zwakgelovigen! Dat geldt ook voor u! Als u op deze vragen op dit moment niet volmondig 'ja' durft te zeggen, vanwege de helse bestrijdingen, de verharding des harten, het gevoel van verlating, de binnenpraters en de zonden die u zo lichtelijk omringen, dan moet u niet aan Gods genade vertwijfelen, noch in de zonden blijven liggen, maar u aan Christus houden, Die u uit de dood opwekte op Zijn spreken. Uw God zal naar Zijn rijkdom vervullen al uw nooddruft, in heerlijkheid, door Christus Jezus (Filip. 4:19).
"En van hen werden gezien verdeelde tongen als van vuur, en het zat op een iegelijk van hen. En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, en begonnen te spreken met andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken."
Met de uitstorting van de Heilige Geest is de spraakverwarring omtrent de torenbouw van Babel opgeheven, tenminste wat de apostolische tijd betreft. De verdeelde tongen als van vuur was een teken daarvan. De apostelen begonnen in andere talen te spreken. Dat was beslist geen tongentaal zoals de huidige pinksterbeweging die claimt. De apostelen spraken niet in een onverstaanbare tongentaal, maar in vreemde talen, die de aanwezige buitenlanders -ieder in hun eigen taal- verstaan konden. Ik geloof absoluut niet in tongentaal. Gods Woord leert dat nergens. Mensen die wel daarin 'geloven' zijn geestesziek, en die het praktiseren zijn zwanger van de duivel. De spraakverwarring werd met de uitstorting van de Heilige Geest een ogenblik opgeheven, omdat Pinksteren ook de heidenzending inluidt. De zaligheid was wel uit de Joden, maar met de uitstorting van de Heilige Geest moest ook de heidenen het Evangelie verkondigd worden. Let wel, het talloze spraakverschil werd niet opgeheven. Met Pinksteren zijn de diversiteit van de talen niet weggenomen, nee, de spraakverwarring werd een ogenblik opgeheven. De apostelen konden elke buitenlander te woord staan in hun eigen taal. Zij verkondigden de grote werken Gods in allerlei talen. Die Parthers, Meders, Elamieten, de inwoners zijn van Mesopotamië, Judea, Cappadocië, Pontus en Azië, konden elkaar niet verstaan, maar zij hoorden wel de grote werken Gods in hun eigen taal verkondigen. Dat is wat geweest, geliefden. Niemand had een tolk nodig, want de apostelen spraken alle toenmalige wereldtalen. En al die mensen hoorden allemaal dezelfde boodschap, dezelfde leer, hetzelfde geloof, dezelfde doop en dezelfde God. Ze hadden geen "Drie Formulieren van Enigheid", en toch was er geen verwarring, integendeel, ze waren eendrachtelijk, eensgeestes, eensgezind, een van hart en een van gevoel, want waar de Geest des Heeren is, daar is de ware vrijheid in Christus (2 Kor. 3:17). (Wordt vervolgd op volgende blok)
|
|
|
|
|
|