VRIJHEID VAN EEN CHRISTEN
DE VRIJHEID VAN EEN CHRISTEN (1)        
Plaats in winkelmandjeMandje
In deze verhandeling gaat het over 'de vrijheid van een christen'. De ware gelovigen zijn tot de vrijheid in Christus geroepen, maar niet om die vrijheid te gebruiken tot een oorzaak voor het vlees. Dit onderwerp is een gevoelig onderwerp, want als het over de christelijke vrijheid gaat, komt ook het misbruik ervan aan de orde. In die zin zie ik er tegenop. De christelijke vrijheid is een geloofsvrijheid en nooit in tegenspraak met het Woord. We kunnen echter niet vrijblijvend over de christelijke vrijheid spreken, want het is een persoonlijke vrijheid die om de toepassing vraagt en de toepassing vraagt om bevestiging in het leven des geloofs. In de tweede plaats kunnen we niet over de ware vrijheid spreken als we het misbruik ervan onaangeroerd laten. In de derde plaats is deze vrijheid altijd een bestreden vrijheid, zowel wat er allemaal van buiten op Gods kinderen af kan komen, als waarmee zij van binnenuit aangevallen kunnen worden. Dat feit wordt ons duidelijk en op verschillende plaatsen in Gods Woord geopenbaard. De tekst van onze overdenking kunt u vinden in Gods heilig en onfeilbaar Woord, namelijk in Galaten 5:13, welke luidt:

"Want gij zijt tot vrijheid geroepen, broeders, alleenlijk gebruikt de vrijheid niet tot een oorzaak voor het vlees; maar dient elkander door de liefde", Gal. 5:13.

Bij de overdenking van dit onderwerp zouden wij u met de hulp des Heeren willen bepalen bij drie hoofdgedachten:

1. Tot vrijheid geroepen
2. Het rechte gebruik van de vrijheid
3. De vruchten van de vrijheid


Als het over vrijheid gaat, spitst iedereen de oren, of hij nu een heiden of een christen is, van welke rang of stand, van welk ras of land; vrijheid daar streeft men naar, daar leeft men voor, en als het moet vecht men er om.
Sinds ik in Canada woon, heb ik mij een beetje verdiept in de Noord-Amerikaanse geschiedenis. Als u er kennis van zou nemen hoeveel bloed er op het Noord-Amerikaanse continent gevloeid heeft omwille van de vrijheid, zouden de haren u ten berge rijzen. Amerika wordt wel het land van de vrijheid genoemd, maar als de slagvelden konden spreken zouden zij getuigen van de bloedige tragedies die zich in 'het land van de vrijheid' hebben afgespeeld. Als gevolg van een intern conflict over de slavenhandel heeft de 'Civil War' (1861-1865) in vier jaar meer slachtoffers gekost dan de Eerste en Tweede Wereldoorlog bij elkaar. Vooral de 'Native Americans' (de indianen), hebben het moeten ontgelden. Alle wereldcontinenten hebben hun slagvelden wel gehad en nog horen we van oorlogen en geruchten van oorlogen. Het is ons voorzegd dat al deze dingen de naderende voetstappen van Christus inluiden!
Vrijheid van leven en geweten is in het verleden kostbaar gebleken en het gewicht daarvan zal ook in de toekomst zijn sporen blijven drukken. Elk volk vecht immers om het recht van bestaan en wat zal een mens niet geven voor zijn leven? De geschiedenis van de staat Israël is hiervan een sprekend bewijs. Als er één volk recht van bestaan heeft, is dat het volk der Joden wel. Het zijn immers de beminden om der vaderen wil. Door het wonder der goddelijke voorzienigheid is de staat Israël in 1948 een feit geworden. Hoewel ze nu nog onder een deksel van wettische dienstbaarheid verkeren, zal God -overeenkomstig en op grond van Zijn Eigen Getuigenis- het volk der Joden een keer in de christelijke vrijheid zetten (Rom. 11). De christelijke vrijheid is een geestelijke vrijheid en is ver verheven boven de natuurlijke vrijheid. Je kunt in de gevangenis zitten en toch in de christelijke vrijheid wandelen, zoals Paulus en Silas dat mochten beoefenen (Hand. 16:25), want zij zongen Gode Psalmen in de nacht.

Vele landen, waaronder ook Nederland, hebben in het verleden tijden gekend van bloedige christenvervolging, waarbij het bloed der martelaren het zaad der Kerk is gebleken. Ook kinderen Gods grepen soms naar de wapenen omwille van hun geloofsvrijheid. Christenen zijn soms geroepen om in tijden van vervolging hun geloofsvrijheid letterlijk met het zwaard te verdedigen. Dat kost altijd vlees en bloed. Voorbeelden van een gewapende geloofsstrijd vinden we terug in de Schotse geschiedenis, in de geschiedenis van de Waldenzen en ook in de Hollandse geschiedenis. De vrijheid van de ware godsdienst is verbonden aan het kruis van Christus. De vervolging duurt voort, zij het op een andere, meer geraffineerde wijze. "En ook allen, die godzaliglijk willen leven in Christus Jezus, die zullen vervolgd worden", 2 Tim. 3:12. Naar het getuigenis der Schrift houdt het staan in de christelijke vrijheid dus ook in dat vervolging om Christus' wil -in welke vorm dan ook- niet uit zal blijven. De christelijke vrijheid is een vrijheid die de wereld niet verstaat en voor het naamchristendom is het een bron van ergernis, omdat die vrijheid haaks staat op de neonomiaanse en arminiaanse invulling die zij eraan geven. Gods volk kan met het Woord niet werken en zij leeft niet bij brood alleen, maar bij alle Woord dat door Gods mond uitgaat (Matth. 4:4). Dat blijft niet zonder vrucht, maar doet wandelen in de vrijheid, met welke Christus Zijn Kerk vrijgemaakt heeft. Zijn woorden zijn niet alleen levendmakend, maar ook vruchtbaarmakend, alleen versta ik onder de christelijke vrijheid wel wat anders dan hetgeen de generale kerkopinie eronder verstaat. We hopen u dat met de hulp des Heeren nader te verklaren.

1. Tot de vrijheid geroepen
In Galaten 5:1 worden Gods kinderen geroepen om in de vrijheid -met welke Christus ons vrijgemaakt heeft- te staan en niet wederom bevangen te worden met het juk der dienstbaarheid. De vrijheid in Christus is een privilege voor Gods volk. Het is geen extra, want het is een vrijheid waarmee ze door Christus vrijgemaakt zijn! De vrijmaking is de bevrijding van de heerschappij des duivels, zondeschuld en macht. Waarom worden ze dan nog geroepen tot de vrijheid? Om erin te stáán, dus om erin te wandelen en zich als een vrijgelatene te bewegen waarin de Geest Gods volk doet bewegen door het geloof dat door de liefde werkt. De Galatiërs hadden zich laten betoveren door ingeslopen valse broeders die de reïncarnatie van Mozes leerden in een evangelisch jasje. Als gevolg daarvan was men weer aan het werk gegaan om een goedheilig mens te worden, maar als Paulus de situatie in ogenschouw neemt, dondert hij van heilige verontwaardiging: "O gij uitzinnige Galaten, wie heeft u betoverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn; denwelken Jezus Christus voor de ogen te voren geschilderd is geweest, onder u gekruist zijnde?" Gal. 3:1.
Er is geen tekst in de Bijbel die meer van toepassing is voor de Kerke Gods dan deze tekst. We zijn echter de paulussen kwijt en goed ook, alsook degenen die werkelijk in de vrijheid staan. Gods ware volk is zeer dun geworden, daarentegen zijn de valse broeders en leraars zeer overvloedig in getal. "En zij genezen de breuk van de dochter Mijns volks op het lichtste, zeggende: Vrede, vrede! doch daar is geen vrede", Jer. 6:14. Weet u wat ingeslopen valse broeders altijd leren? Gebod en aanbod zonder de toepassing. Het gebod om te doen en het aanbod om het besluit te nemen. Zij preken de Wet een beetje milder en het Evangelie(aanbod) een beetje scherper, de brede weg wat smaller en de smalle weg wat breder. Het is alles plicht en verantwoordelijkheid wat de klok slaat, daarbij hamert men op het geloof om de mensen het geloof af te persen of in te pompen, om hoe dan ook vrucht op de plank te hebben. Daarbij gebruikt men geijkte bijbelteksten om hun woorden kracht bij te zetten, zoals: "Wie heeft onze prediking geloofd?" Jes. 53:1a. Dan hoopt men dat de mensen 'in de schuld komen' en spontaan besluiten om te gaan geloven... 't Gaat echter alles buiten de toepassing om, want ze vergeten erbij te zeggen wat er achter staat, namelijk: "En aan wien is de Arm des HEEREN geopenbaard?" Jes. 53:1b.
Christus is de Arm des Vaders en zonder die Arm ben en blijf ik rampzalig. Geloof en openbaring gaan gelijk op. Wil er van heilstoepassing sprake zijn, kan het ene nooit zonder het andere. De openbaring van de Arm des HEEREN geschiedt door de Heilige Geest en het geloof omhelst de Arm des HEEREN, Christus, omdat Zijn arm de ziel omhelst. De Arm des HEEREN wordt niet geopenbaard aan degenen die geroepen worden, maar alleen aan degenen die tot de vrijheid geroepen zijn. De Arm des HEEREN doet de Kerk niet alleen leven, maar ook bewegen. Christus leidt Zijn Kerk namelijk aan zeer stille wateren. Hij verkwikt haar ziel door van vrede te spreken in Zijn bloed. Hij roept haar tot de vrijheid en Zijn schapen horen Zijn stem en volgen Hem.
In Christus leef ik en beweeg ik en als Hij mij doet bewegen, wat moet ik dan nog doen? Mezelf activeren tot het doen van goede werken? Mezelf versieren met kunstlicht? Als Christus mijn Heil en mijn Troost is, wat moet ik dan nog maken? Mezelf heilig maken? De heiligmaking is een sieraad. Dat is geen extra, want het Sieraad is Christus en als we het Sieraad missen, missen we alles. Christus is mijn Heiligmaking en mijn Sieraad voor God en als Christus ons tot Sieraad is, blinken we weleens een beetje, vanwege Zijn afgedrukte beeld in ons door Zijn Geest. Dan is ons leven Christus, onze taal Christus, onze wandel Christus, ons gewaad Christus, want álles wat aan Hem is, is gans begeerlijk! "Te dien dage zal des HEEREN SPRUIT zijn tot Sieraad en Heerlijkheid, en de vrucht der aarde tot voortreffelijkheid en tot versiering dengenen, die het ontkomen zullen in Israël", Jes. 4:2.
Een christen blinkt, voorzover de Zonne der gerechtigheid hem beschijnt. Hoe meer hij beschenen wordt, hoe zwarter hij wordt. Zo leert de Bruid zichzelf kennen, namelijk zo zwart als de tenten van Kedar. Een christen die in de vrijheid staat, is te herkennen aan zijn blinken en verzinken.
Ik kom echter behoorlijk veel mensen tegen die zich voordoen alsof zij altijd maar blinken. Zo deden de Farizeeërs ook. Christus schildert hen echter als witgepleisterde graven, die van buiten wel schoon schijnen, maar van binnen zijn zij vol dorre doodsbeenderen en alle onreinigheid (Matth. 23:27). Gods volk leert dat met kennisneming voor eigen hart en leven, niet met een sigaar in de mond, maar aan de rand van de hel. En als dan blijkt dat Christus mijn hel tot een Hel geworden is, dan breekt mijn hart in duizend stukken vanwege Zijn hemelhoge goedheid en onveranderlijke verbondstrouw.
Wat moet de Heere toch onnoemelijk veel van Zijn volk verdragen en als ze er zelf achterkomen wat voor stinkend vlees zij in hun kuip hebben, roepen ze met Mefiboseth uit: "Wat is het dat Gij hebt omgezien naar zo'n dode hond die ik ben?" Of met Asaf: "Ik ben een groot en onvernuftig beest en ik weet niets."
Ik weet niet of u mij verstaat, maar weet u wanneer Gods volk het meest blinkt? Als ze een walg aan zichzelf heeft! (Rom. 7:14). Dan zijn ze (nieuwelings) in de vernedering gebracht voor God en dan zijn ze het meest aangenaam. Je kunt alleen maar in de vrijheid wandelen en je wandel met Christus versieren, in de stand waarvan Mefiboseth en Asaf getuigenis geven. Paulus was een groot licht en getuige van Christus, maar die medaille heeft altijd twee kanten. Hij nam zich waar als de grootste der zondaren en de minste van al de apostelen, niet waardig een apostel genaamd te worden (1 Kor. 15:9). God Alles en de mens niets. Degenen die het anders leren en/of bevinden zijn verdoemde huurlingen en vervolgers van het levende Kind.
Een christen blinkt dus door te staan in de vrijheid, want dan vertoont hij het beeld van Christus. Gods volk is geroepen (verkoren) om het beeld van Christus gelijkvormig te worden, omdat ze Zijn beeld gelijkvormig zijn door toerekening. Geroepen zijn tot de vrijheid, wil niet zeggen dat we met plichtplegingen belast worden. 'Geroepen zijn' wil dus zeggen: uitverkoren zijn, er voor bestemd zijn, er voor afgezonderd zijn. In Galaten 5:13 staat namelijk niet dat Gods volk geroepen wordt tot de vrijheid, nee, er staat dat ze geroepen zijn! Dat lezen we ook in Openbaring 19:9: "En hij zeide tot mij: Schrijf, zalig zijn zij, die geroepen zijn tot het avondmaal van de bruiloft des Lams. En hij zeide tot mij: Deze zijn de waarachtige woorden Gods."
Omdat Gods volk geroepen is, kan zij niet afvallen. De roeping Gods is onberouwelijk en blijft ook niet zonder zalige gevolgen. Christus verwekt Zijn volk in de tijd tot leven, vat haar bij de rechterhand en geleidt hen door de Heilige Geest door deze aardse woestijn naar het hemelse Kanaän. Ze zijn uitverkoren, van adel en een heilig volk. "Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht", 1 Pet. 2:9.
Geroepen zijn tot de vrijheid heeft dus ook tot gevolg dat we de deugden gaan verkondigen van Degene die ons uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht. "Dit volk heb Ik Mij geformeerd, zij zullen Mijn lof vertellen", Jes. 43:21. 'k Zal Zijn lof zelfs in de nacht, zingen daar ik Hem verwacht... "Strijd de goede strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven, tot hetwelk gij ook geroepen zijt, en de goede belijdenis beleden hebt voor vele getuigen", 1 Tim. 6:12.
Ach, meestentijds zit ik als een steenuil in de wildernis, met mijn mond op slot, maar als de Geest mijn tong gaat drijven, zingt mijn ziel de lof des Heeren. Dan wandelen we in Zijn wegen, geven de (vrome) wereld een scheidbrief en Jezus een liefdesbrief, ook nieuwelings. "Gelijk ons Zijn Goddelijke kracht alles, wat tot het [eeuwige] leven en de godzaligheid behoort, geschonken heeft, door de kennis Desgenen, Die ons geroepen heeft tot heerlijkheid en deugd", 2 Pet. 1:3.

2. Het rechte gebruik van de vrijheid
Christen en Getrouw zijn pelgrims op de smalle weg des levens en onderweg bespreken zij een belangrijk onderwerp, namelijk die van de christelijke vrijheid. Ook doen zij onderzoek naar het misbruik van die vrijheid en dan komt er nogal wat openbaar...

Christen: Ik ben zeer verblijd, broeder Getrouw, om in uw gezelschap de smalle weg te mogen bewandelen naar de Stad die fundamenten heeft, Wiens Kunstenaar en Bouwmeester God is.

Getrouw: Hetzelfde zou ik u kunnen zeggen, broeder Christen, want twee zijn beter dan één. De Heere zendt Zijn discipelen dikwijls twee aan twee uit. Ik spreek de wens uit om onze wandel met geestelijke gesprekken te versieren, want ledigheid is des duivels oorkussen.

Christen: Het heeft mijn hart om aan uw wens te voldoen, broeder! Moge de gezegende Geest ons ontledigen van onszelf, ons vervullen met Zichzelf en ons inleiden in de heilgeheimen van Zijn dierbaar Getuigenis, tot roem Zijns Naam die heerlijk is. Welk onderwerp heeft u eigenlijk op uw hart?

Getrouw: Het ligt op mijn hart om met u te handelen over de christelijke vrijheid, een onderwerp waarover nogal wat te doen is in onze dagen. Hoewel het een gevoelig onderwerp is, kunnen wij echter niet om het belang ervan heen en wens ik deze zaak met de hulp des Heeren met u te verhandelen, voornamelijk vanuit en op grond van Galaten 5:13: "Want gij zijt tot vrijheid geroepen, broeders, alleenlijk gebruikt de vrijheid niet tot een oorzaak voor het vlees; maar dient elkander door de liefde."

Christen: Mijn hart is er direct voor ingewonnen, broeder, om over dit onderwerp met u te handelen. Het is bepaald geen goedkoop onderwerp. De vrijheid van een christen is namelijk een duur verworven vrijheid, want Christus heeft Zijn leven daarvoor afgelegd en het wederom aangenomen. Jesaja getuigt: "Doch het behaagde den HEERE Hem te verbrijzelen; Hij heeft Hem krank gemaakt; als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien, Hij zal de dagen verlengen; en het welbehagen des HEEREN zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan", Jes. 53:10. Zo zijn we dan duur gekocht (1 Kor. 6:20), met de hoogste prijs van Zijn bloed.

Getrouw: Van ganser harte mee eens, broeder. Wij die destijds door eigen schuld gebonden zaten in de schaduw van de dood, zijn nu vrijgemaakt door de tussenkomst van Christus, waarvan Johannes getuigt: "Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn", Joh. 8:36. Gelijkluidend getuigt ook de apostel Paulus: "De Heere nu is de Geest; en waar de Geest des Heeren is, aldaar is vrijheid", 2 Kor. 3:17.

Christen: O, door deze woorden voel ik me gesterkt om vanuit de vrijheid met u te spreken over dit zo gewichtige onderwerp. We zullen eerst trachten te onderzoeken waaruit die vrijheid bestaat.

Getrouw: In de eerste plaats is het een vrijheid in gebondenheid. Immers, we zijn gevangenen van Christus en we zijn daarom niet onszelf meer, maar Zijn eigendom. Vrijgemaakt van de zonde, zijn wij nu dienstknechten van de gerechtigheid (Rom. 6:18).

Christen: Vrijgemaakt van de zonde houdt heel wat in, broeder. Vrijgemaakt van de zonde betekent namelijk ook dat wij vrijgemaakt zijn van de Wet (Rom. 7:6). De Wet heeft haar zeggenschap op ons verloren in de opstanding van Christus. Wij zijn ontslagen uit het diensthuis der zonde en bevrijd van de werken der dienstbaarheid. Wij zijn der Wet gestorven en staan derhalve niet meer onder haar heerschappij, maar zijn aan de heerschappij van de genade overgegeven.

Getrouw: Ja, eertijds waren wij slaven van Mozes, om zijn bevelen op te volgen op straffe des drievoudigen doods. Maar nu onze eerste man gestorven is, zijn wij ook vrij van de Wet des mans (Rom.7). Degenen die onder de heerschappij van de Wet blijven, zullen heengaan, achterwaarts vallen, verbroken, verstrikt en [eeuwig] gevangen worden (Jes. 28:13).

Christen: Wat een eeuwig wonder, broeder, dat onze oudste Broeder ons in dat oordeel verlost heeft en ons gezet heeft in de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods, die volkomen zal zijn als dit sterfelijke onsterfelijkheid en dit verderfelijke onverderfelijkheid aangedaan zal hebben.

Getrouw: We zullen dat wonder nooit zodanig kunnen beschrijven, zonder er afbreuk aan te doen. Maar nu ter zake, broeder! De vrijheid waarmee wij vrijgemaakt zijn en waartoe we geroepen zijn, bestaat uit gerechtigheid en heiligheid in het beeld Christi. Wij zijn vrijgemaakt door gerechtigheid tot gerechtigheid. In de eerste plaats wandelen wij in gerechtigheid en heiligheid door toerekening. Onze goede consciëntie voor God is gelegen in de handel en wandel van Christus voor ons. "Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing", 1 Kor. 1:30. In de tweede plaats is het de Heilige Geest Die ons in gerechtigheid doet wandelen en ons vervult met vruchten der gerechtigheid, die door Jezus Christus zijn tot heerlijkheid en prijs van God (Filip. 1:11). Om in de vrijheid te staan en te wandelen, is het nodig dat we gedurig door de Geest geleid worden, want wij zijn altijd geneigd tot dwalen, omdat we dwaalgeesten zijn. Wij hebben wat dat betreft maar één weg en dat is van God af. Wij, die tot de vrijheid geroepen zijn, hebben echter niets meer met de Wet van doen om die te moeten doen. Het gebod is achterhaald door de dood van Christus en de verbondsbeloften zijn ons toegezegd en aan ons toegepast. Nooit kan de Wet enige claim meer op ons leggen, omdat wij het eigendom van Christus zijn. Wij zijn leden van Zijn Lichaam en tegen de zodanigen is de Wet niet. Hij ziet geen zonden meer in Zijn Jakob en geen overtreding in Zijn Israël. Ik heb er onlangs nog van gezongen: "De schuld Uws volks hebt G' uit Uw Boek gedaan. Ook ziet Gij geen van hunne zonden aan. Gij vindt in gunst en niet in wraak Uw lust. De hitte van Uw gramschap is geblust..." Het vonnis der Wet is opgeheven en voor het geloof is de Wet er niet meer, want een vervulde Wet zonder strafrecht en vonnis is geen Wet! Welnu, daar waar geen Wet meer is, houdt ook de overtreding op te bestaan, niet voor de onbekeerden, maar alleen voor de gelovigen in Christus. Immers, er staat geschreven: "Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods?" Rom. 8:33.

Christen: Geen Wet en geen schepsel! Hoewel we vleselijk zijn, verkocht onder de zonde, zijn we schuldloos en volmaakt in onze oudste Broeder. Onze oudste Broeder is geen nieuwe Wetgever, maar de Goede Herder, een Leidsman, een Heelmeester en een Pleitbezorger bij de Vader, ja, de Vader Zelf heeft ons lief.

Getrouw: Dat leer je doorgaans aan de rand van de hel. Daar doet Gods volk geheiligde kennis op die ze in Christus hebben. De plant des geloofs groeit het weligst aan de rand van de hel, want daar is de Sleuteldrager van de dood en de hel te vinden, tot eeuwige verwondering van degenen die geregeld inleven een brandhout voor de hel te zijn.


Christen: Zo hoor ik je graarne preken, broeder, want aangezien ik gedurig met bevlekte klederen rondloop en de satan aan mijn rechterhand waarneem, is het alleen Zijn inkomst die mijn heil volmaken kan. O, ik ben doorgaans als een Heman, die alleen de dood kan braken, maar al zou Hij mij doden, zo zal ik nochtans op Hem hopen.

Getrouw: Dan ben je op zijn best gesteld, broeder! In al onze benauwdheid is Hij evenwel benauwd geweest en we zijn nooit dieper dan de Diepte Gods, namelijk Christus. Hij is mijn Diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en kennis Gods.

Christen: Onze vijandschap bestaat hierin dat wij het altijd maar bekijken en vasthouden willen, maar we moesten er genoeg aan hebben dat Hij het voor ons bekijken kan en dat Zijn oog ons in liefde gadeslaat in de toepassing.

Getrouw: Ja, want zonder de toepassing is het Woord krachteloos en de letter doodt. De Geest maakt levend, ook in de stand des levens. De Geest doet leven uit de vervulde Wet, namelijk de Wet des Geestes des levens in Christus Jezus.

Christen: Wat moeten we feitelijk verstaan onder de vervulde Wet?

Getrouw: De vervulde Wet is niets anders dan het Evangelie vervat in de beloften Gods. Het gebod: "Gij zult niet stelen", is een eis voor het vlees dat zich der Wet Gods niet onderwerpt. Van die eis zijn de gelovigen ontheven, hoewel hun vlees zich ook der Wet Gods niet onderwerpt. Hun vlees is echter gedood door de dood van Christus. Het geloof leest de Wet echter niet als een gebod. Het gebod: "Gij zult niet stélen" leest het geloof als een belofte: "Gij zúlt niet stelen." Met andere woorden: "U steelt niet meer door het geloof in Christus." Het is niet meer Mozes die gebiedt en eist, maar Jezus die belooft en toepast. Dan zijn we aan het einde van de Wet gekomen, aan het einde van ons kennen en kunnen. Als we Christus kennen als het Einde der Wet, zijn we der Wet gestorven en tot de vrijheid van het Evangelie geroepen. Hoewel wij nog dagelijks zondigen, is er geen Wet meer die ons kan beschuldigen en verdoemen. "Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest", Rom. 8:1.

Christen: Velen vatten het laatste gedeelte van Romeinen 8:1 zo op, alsof zij, nadat zij tot de zaligmakende kennis in Christus gekomen zijn, zelf de keuze hebben zich godzalig te gedragen en er vlijtig tegenaan te gaan. Zulk gedrag en vlijt komen echter voort uit het menselijke brein en behoren derhalve tot de werken der dienstbaarheid. Maar die in Christus zijn wandelen niet door aanschouwen, maar door het geloof en dat is een leven naar de Geest en een leven in de liefde van Christus. Naar de Geest wandelen is dus geen opdracht, maar een kenmerk, waaraan degenen die in Christus Jezus zijn, te herkennen zijn. "Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid. Tegen de zodanigen is de Wet niet", Gal. 5:22-23.

Getrouw: Geheel mee eens, broeder. Mijn Vrucht is Christus en in Hem ben ik wat ik voor God wezen moet. Toch blijft de Wet één functie behouden, namelijk om ons er gedurig aan te ontdekken dat wij vleselijk zijn, verkocht onder de zonde. Paulus zegt immers: "De Wet is geestelijk (dus heilig en goed), maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde", Rom. 7:14. De Wet is en blijft de bediening des doods, ook voor het (vrome) vlees van Gods kinderen, hoewel de Wet niet meer dodelijk en tegen ons is. Wij staan derhalve niet meer bij de Wet in de schuld, maar bij het Evangelie en dat gaat dieper. Tegen de liefde zondigen is namelijk smartelijker dan de dood. Hoewel wij vrij zijn van de eis en de vloek der Wet, zijn wij geroepen/uitverkoren om Gods geboden te bewaren (als beloften) en onze wandel te versieren met goede werken die er in Christus rijkelijk zijn. "Maar die van Christus zijn, hebben het vlees gekruist met de bewegingen en begeerlijkheden. Indien wij door den Geest leven, zo laat ons ook door den Geest wandelen", Gal. 5:24-25. Er is een leven door de Geest en een wandelen door de Geest. Die twee zijn dus onderscheiden, maar nooit te scheiden. Een leven door de Geest bestaat in de gemeenschap met God. Immers: "Gods verborgen omgang vinden zielen waar Zijn vrees in woont." En dan volgt ook het wandelen door de Geest, in de vrijheid van het Evangelie. "Staat dan in de vrijheid, met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen", Gal. 5:1. Die gunst heeft God Zijn volk bewezen, opdat het altoos Hem zoudt vrezen. Goede werken hoeven wij niet te activeren, ze worden ons rijkelijk in de schoot geworpen, omdat we ingeënt zijn in de Ware Wijnstok. Omdat de Wijnstok leeft, leven ook de ranken en dragen vrucht uit de Levensboom. Daar komt dus geen menselijke activiteit aan te pas. Het geloof is namelijk het tegenovergestelde van werken. Het geloof is werkzáám omtrent de arbeid van Christus en Zijn arbeid is niet onvruchtbaar in het leven van Gods kinderen, want het is de Heilige Geest Die ons leidt en regeert en doet wandelen in Zijn wegen. Zonder Zijn leiding zijn we stuurloos, reddeloos en goddeloos.

Christen: Amen! Vandaar dat de Bruid zo verlegen zit om de trekking van de Bruidegom. Zonder Hem kunnen we niets, maar dan ook niets doen, alleen maar zondigen en het vérzondigen.

Getrouw: Zo is het, broeder. Maar we hebben -Gode zij dank- een getrouwe Zaligmaker, Die, hetgeen Hij begonnen is, ook zal voleinden. Wij leven niet meer voor eigen verantwoordelijkheid, maar op verantwoordelijkheid van Christus. In Hem zijn we vrij van de Wet, vrij van de vloek, vrij van alle dienstbaarheid. Ons is een beter lot bereid en daarom zijn alle dingen ons geoorloofd, maar alle dingen zijn niet oorbaar; alle dingen zijn ons geoorloofd, maar alle dingen stichten niet. (1 Kor. 10:23). We zullen ons echter om geen ding en onder geen beding onder de macht van anderen laten brengen, want daar is Christus ons te dierbaar voor.

Christen: Daaruit bestaat dan ook mijn enige troost, namelijk om voor rekening van mijn getrouwe Zaligmaker te liggen, en ik weet, mijn broeder, dat ook uw troost daar in gelegen is. De Heere weet wat maaksel wij zijn, gedachtig zijnde dat wij stof zijn. We kunnen Hem niet meer tegenvallen, ook al vallen we onszelf elke dag tegen. Toch blijft het staan dat het de zonden zijn die een scheiding maken tussen God en onze ziel, ook in de stand des levens. Dat is altijd weer een bittere ondervinding, want mijn vlees blijft doorzondigen tot mijn laatste snik.

Getrouw: Tot mijn gedurige smart moet ik dat ook ondervinden, broeder. Ik ben mijzelf zo bitter tegengevallen en dat houdt maar niet op, dat in- en uitwendig bederf, bedoel ik. Maar Christus houdt ook niet op om met ons te zijn, al de dagen tot de voleinding der wereld! Hij verwijt ons onze struikelingen niet, want we liggen op Zijn schouders. Hij blijft getrouw en kan Zichzelf niet verloochenen. Dat feit komt de Heere altijd maar weer te bevestigen in de onmogelijkheid van mijn bestaan. Hoewel de Wet voor ons opgeheven is in haar oorspronkelijke, verdoemende functie, zondigen wij echter niet goedkoop en als de Heere om die reden Zijn aangezicht verbergt, o, dat is de hel voor mij! God te missen, ja, dat is de hel voor mij. O, dan wordt het weer een afgesneden zaak, totdat Hij Zijn aangezicht weer in gunst tot mij belieft te wenden. De hel is voor mij geen hel als ik weet dat Christus mijn Deel en mijn Eeuwig goed is, al moest ik ook met Hem naar de hel. Christus is mijn Hemel en als Hij in de hemel niet aanwezig is, wil ik er niet wezen.

Christen: U spreekt naar het hart van Jeruzalem, broeder. De hemel is daar waar Christus is en het heimwee naar Hem is soms zo sterk dat mijn vlees van verlangen dreigt te bezwijken.

Getrouw: Dat is taal naar mijn hart, geliefde broeder. We zullen echter Gods raad moeten uitdienen om de Wet van Christus te vervullen. Dat is geen eisende Wet, maar een liefdeswet, een Wet die in al onze noden voorziet, omdat zij voortkomt uit de eeuwige liefde des Vaders en ons pad kruist door de Voorzienigheid Gods. Wij pakken de Wet der liefde nooit op, tenzij God ons oppakt als een hel, om dan andere 'hellen' van dienst te zijn. Anders zullen we onze naaste in de goot laten sterven en de broeders niet liefhebben met de liefde van Christus. Dan hebben we altijd wel wat voorwendsels om ons er vanaf te maken. Maar God slaat ons hart nauw gade of we in de liefde wandelen. De ware liefde neemt het op voor de ere Gods en handelt in het kader van de Wet van Christus zonder aanziens des persoons, hoewel zij het meeste weldoet aan de huisgenoten des geloofs. "Zo dan, terwijl wij tijd hebben, laat ons goed doen aan allen, maar meest aan de huisgenoten des geloofs", Gal. 6:10.

(wordt vervolgd op volgende blok)

DE VRIJHEID VAN EEN CHRISTEN (2)        
Plaats in winkelmandjeMandje
Er is dus nog een lange weg te gaan, nadat we uit het diensthuis der zonde verlost zijn geworden. Dat leert ons de geschiedenis van het volk der Joden, die verlost werden uit het diensthuis van Egypte. Sommigen dachten dat zij aanstonds in Kanaän zouden aankomen, maar de weg ging dwars door de Rode Zee, dwars door de woestijn, zodat de uitgestelde hoop bij velen het hart krenkte. Dat is geestelijk ook zo. De ziel kan dan klagen: "Zouden Gods beloftenissen immer haar vervulling missen?" In die weg leert de ziel dat Christus de pers alléén getreden heeft en dat er niemand van de volken met Hem was. Dat gelooft een kind van God wel, ook bij de aanvang, maar als we in de beproeving gebracht worden, leren we pas goed de waardij van Christus' borgtochtelijk werk kennen, aanbidden en waarderen. Dat is nodig, want zelfs onze 'godzaligheid' kan niet meedingen in het werk van Christus. Dan wordt onze 'godzaligheid' onze grootste zonde, want er zit nog zoveel zelfbedoeling in. O, zalig, zalig niets te wezen in ons eigen oog voor God. Dan is alles buiten Hem schade en drek. Als we niets zijn in eigen oog, zijn we ook niet meer godzalig in eigen oog, maar goddeloos en dan is Christus het alléén, Christus gehéél, Christus Alles!

Christen: Amen! Ik wilde wel dat al Gods volk zo gesteld was als wij nu zijn. Dan zou het met de gemeenschap der heiligen er anders voorstaan. Er kunnen er haast nog geen twee met elkander lopen, omdat men de waarheid niet verdragen kan. Ik kan er wel een boek over schrijven, van al die zogenaamde vrienden die de liefde in hun vaandel voeren, maar afhaken als de waarheid hen te scherp wordt voor hun vrome vlees. Hele kerkgemeenschappen zijn betoverd door ingeslopen valse broeders, die ook velen van Gods volk weer onder het juk der dienstbaarheid brengen, van raak niet en smaak niet en roer niet aan. Weet je wat die ingeslopen valse broeders ook beweren? Dat Paulus de wedergeboorte loochent, omdat hij de Wet áls Wet negeert in het stuk der dankbaarheid. Gods Woord laat echter niets van de werkende mens heel, maar die valse broeders willen, koste wat het kost, vrucht op de plank, zeggende: "Ziet hier is de Christus, als je je best doet; ziet dáár, in goede werken...", maar gelooft ze niét! Een gemeente waarin de Wet als leefregel gepreekt wordt, breekt uit in allerlei (heimelijke) zonden, vooral werkheilige zonden. Dezulken menen dat de Wet de zonde beteugelt en slaan vervolgens aan het werk, om een soort godzaligheid aan de dag te leggen, waar de duivel voor buigt als een knipmes, maar inwendig erom schaterlacht.

Getrouw: Ja, dat laatste is een gruwelijke misvatting, broeder. De Wet beteugelt de zonde niet, maar vermeerdert de zonde, stelt de werkende mens des doods schuldig en voert dat vonnis ook uit, of aan onszelf, of aan een Ander. Als mensen menen 'door genade(!)' de Wet aan hun zijde te krijgen door goede werken te betrachten, is dat een bewijs dat zij onder de heerschappij des duivels staan. God laat die valse broeders vrij hun gang gaan in onze dagen, om de mensen op hun 'geloofsbelijdenis' te beproeven, maar de meeste belijders vallen af als een blad. Het gros gedoopten doet namelijk belijdenis van de waarheid en niet van het geloof. Dezulken zijn een gemakkelijke prooi voor allerlei wind van leer. Het gevolg daarvan is, dat de Geest is gaan wijken en dat de Heere hele gemeenten een kracht der dwaling gezonden heeft, opdat zij de leugenleer boven de waarheid zouden geloven. Als de Wet niet absoluut gepreekt wordt, maar als een opgeheven en waarschuwende vinger, vermenigvuldigen de zonden en de dwaalleer. Een praktisch voorbeeld: In de meeste reformatorische schoolbussen gebeuren er de meest schaamteloze dingen, terwijl in de schoolbussen voor openbare kinderen niets bijzonders gebeurd. De eerste groep wordt beteugeld door de Wet, (dit mag niet, pas er voor op dat je dat niet doet, enz.) met als gevolg dat de zonden uitbreken. De tweede groep heeft geen waarschuwende Wet, met als gevolg dat alles 'normaal' verloopt, want daar waar geen Wet is, is ook geen moedwillige overtreding. In geestelijke zin geldt dat dus ook voor Gods kinderen, want die zijn tot de vrijheid geroepen omdat geen Wet hen meer gebiedt of verbiedt. Iemand die geen Wet heeft, overtreedt ook niet meer en is derhalve vrij. Een kind is vrij, maar een knecht moet werken. Het kind der dienstbare zal daarom niet erven met het kind der vrije. Het kind der vrije is niet zonder evangelisch vermaan, maar op het kind der dienstbare heeft het Evangelie geen vat, omdat hij door de Wet onder de Wet gebonden is. De dienstbare mens doet derhalve altijd graag wat verboden is, het liefst stiekem, omdat de Wet hem gebiedt en verbiedt. Anderen zijn wat bescheidener, maar hebben altijd wel één of ander 'popmuziekje' op de achtergrond. Niet zo hard, natuurlijk, maar dat maakt voor God geen verschil. Je moet er maar acht op geven dat de genormeerde wereld zich beter gedraagt als de gemoraliseerde godsdienst. Als de Wet de mens niet daagt voor Gods rechterstoel, werkt de Wet zonden, heimelijk of openbaar, want de Wet is door het vlees krachteloos gemaakt. Zodra de Wet in haar absoluutheid inkomt, namelijk niet meer met een opgeheven vinger, maar met het absolute vonnis des doods, sterft de mens aan de Wet en het Einde der Wet is Christus, tot rechtvaardigheid, een iegelijk die gelooft. Dat is wel een werk des Geestes, maar er is maar één rechte prediking van de Wet, namelijk als de Wet in haar absoluutheid gepredikt wordt, want dan blijft er geen ruimte meer over voor het vlees en dan wordt de vrijheid in Christus geboren door de Heilige Geest. Omdat de Wet -generaal gesproken- niet meer als (verdoemende) Wet gepreekt wordt, is dat de hoofdreden dat de kerk geseculariseerd is tot haar botten. De wijze Salomo zegt in Spreuken 29:18: "Als er geen profetie is, wordt het volk ontbloot; maar welgelukzalig is hij, die de Wet bewaart." Hoe bewaren wij de Wet? Door het geloof in Christus en alles wat werken wil, wordt door de Wet verdoemd, want God ziet geen zonde door de vingers.

Christen: We leven wat dat betreft in een vreselijke tijd, broeder. De zonde is geen zonde meer en dat komt juist door een prediking waarin de Wet zijn verdoemende kracht ontnomen is. De Wet wordt door velen met 'liefde' gepreekt, namelijk als een oudwijfse leefregel, maar het gevolg daarvan is, dat men de zonde gaat goedpraten en de zonden bij zichzelf en anderen kan verdragen. Hiermee zijn we gekomen tot het misbruik van de christelijke vrijheid. Bovendien, als de Wet niet meer verdoemt, spreekt het Evangelie niet meer vrij.

Getrouw: Amen! By the way, broeder, ik ben wat vermoeid. Laten we even rust nemen op die gindse heuvel, daar. Dan kunnen we zowel de smalle weg als de brede weg overzien. Misschien zal dat onderscheiden uitzicht ons nog wijze lessen leren. (Zo gezegd zo gedaan).

Christen: Zo, hier op deze heuvel kunnen we even rusten, al is ons hier geen kalme reis beloofd, maar ten laatste wel een behouden thuiskomst.

Getrouw: Inderdaad, we staan nog midden in de strijd des levens, waarin wij te strijden hebben tegen een driekoppige vijand, namelijk de wereld, de duivel en ons eigen verdorven vlees. En dan te bedenken dat we geen wapens hebben in deze strijd, dan alleen het gebed.

Christen: Ja, en daartoe moeten we ook nog verwaardigd worden, want bidden kan ik niet, als de Heilige Geest niet voor en in mij bidt met onuitsprekelijke zuchtingen (Rom. 8:26).

Getrouw: Zonder de invloeden van de inwonende Heilige Geest zijn we alleen tot de mesthoop bekwaam. Voor elke geloofsdaad is de invloeing des Geestes nodig. Maar dit blijft staan, dat als een ziel eenmaal de vrijheid in Christus gesmaakt heeft, hij voorgoed bedorven is voor wat het niet is.

Christen: Dat ben ik volkomen met je eens, broeder. Al hebben we niet altijd het geloof in de oefening, dan toch wel in het gemis en het ware Godsgemis is altijd smartelijk. Velen schijnen het te kunnen uithouden in hun gemis en noemen zich een 'kleintje', omdat zij in menig kerkverband als 'bekommerden' zaliggesproken worden. Maar als we echt missend zijn, schreeuwt onze ziel op leven en dood naar God, gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen. Dan schreeuwt mijn ziel: "Geeft mij Jezus of ik sterf, want buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig ziels verderf!" Dat kan nooit lang duren, of er moet wat gebeuren.

Getrouw: Velen noemen dit extreem, omdat zij verklaarde vijanden zijn van de afsnijding. De eeuwigheid zal wat dat betreft heel wat openbaren. Hoe zal het toch komen, broeder, dat velen die zich voor bekeerd uitgeven, het zonder de Godsontmoetingen in Christus kunnen stellen?

Christen: Dan hoef je alleen maar te kijken naar de brede weg waarop het vakantiechristendom feestviert. Er lopen vele kerkgangers op die weg en ze schijnen zich opperbest te vermaken. Anderen bewegen zich wat serieuzer en lopen uiterst rechts van de brede weg. Ze hebben de Wet als hun lijfregel, zijn lid van de zwaarste kerk en denken daarmee een soort godsdienstige status te hebben, waarover God milder oordeelt dan de rest. Immers, ze doen niet mee met de wereld, ze hebben een afschuw van het geseculariseerde christendom en steken zich helemaal in het zwart, tot op hun botten toe. Dat ze ook zakken zwart geld hebben, deert hen niet. Daar kunnen ze goed mee uit de voeten. Voor de rest gedragen ze zich uiterst vroom en niets kan er mee door. Behalve als het over geld gaat, dan is ineens alles geoorloofd. Hun personeel rippen ze af met een bedelaarsloontje en hun kinderen hebben ze aan de tafelpoot vastgebonden, maar op school en in militaire dienst hangen ze de beest uit. Dan is er ook nog de witte-boorden criminaliteit, die onder het mom van de zwaarste godsdienst hun kinderen verincesten op een gruwelijke wijze. O, er huist wat achter die reformatorische geveltjes. Kijk daar die kerkmensen zich eens verdringen voor het gebouw van Pro-Life. Het is een ten hemel schreiend feit om te zien hoeveel kerkmensen daar in de rij staan om een verzekeringspolis af te sluiten. Ik zie er zelfs avondmaalgangers tussen staan.

Getrouw: Ach, het is allemaal een gevolg van de prediking, waarin Wet en Evangelie gemengd worden. De mens wordt op zichzelf geworpen en van Gods genadige voorzienigheid afgetrokken. Je kunt er medelijden mee hebben, broeder, want voor hetzelfde geld stonden wij ook in die rij en hingen we ook de beest uit. Het is alleen Gods genade, dat we de wereld een scheidbrief gegeven hebben, omdat wij met het Lam alleen tevreden zijn en dat Zijn genade ons genoeg is, want wie onderscheidt u? En wat hebt gij, dat gij niet ontvangen hebt? (1 Kor. 4:7). En gelet op ons vlees, wat zijn wij dan anders dan dode honden en grote beesten voor God?

Christen: Het is waar wat je daar zegt, broeder, want wij zijn van nature geen haar beter, maar Gods ware volk kan op een vleselijke arm niet steunen en vrede hebben. By the way: Heb jij ds. Joh. van der Poel nog gekend?

Getrouw: Ja, hij was een zielevriend van mijn vader. Vroeger kwam hij veel bij ons over de vloer als er gezelschap was. Hoezo?

Christen: Wel, ds. Van der Poel was een eigenaardige man. Niet vreemd, maar opmerkelijk. Eens kwam er een verzekeringsagent bij hem aan de deur en trachtte de dominee een levensverzekering aan te smeren. "Wel, kom maar binnen, man", zo nodigde ds. Van der Poel hem uit. Hij bood de man een stoel aan, waarop de man in geuren en kleuren zijn verzekeringspolissen begon aan te prijzen. Toen de man zijn verhaal gedaan had, zei de dominee: "Goed, beste man, doe mij maar een levensverzekering voor duizend jaar." Ja, en daar stond die man in zijn hemd natuurlijk. Ach, velen hangen aan de afgoden van deze tijd. Ook de levende Kerk kan er voor een tijd door betoverd raken, als zij niet gefundeerd is in de leer. Paulus roept de Galatiërs tot de orde en wijst hen op het feit dat ze tot de vrijheid geroepen zijn om erin te staan, terwijl ze hard aan de gang waren om het weer te worden, onder een dekmantel van het vrome vlees. Een betoverd mens zoekt altijd een werkheilige rust en in onafhankelijkheid van God te leven door zich te wenden tot prinsen en verzekeringsbanken, maar de apostel Petrus getuigt: "Dewijl dan deze dingen alle vergaan, hoedanigen behoort gij te zijn in heiligen wandel en godzaligheid! 2 Pet. 3:11.

Getrouw: Ik heb eens een leraar zo treffend horen zeggen: "Op de dag van Christus' wederkomst zal de brandverzekering verbranden en dan is er geen blussen meer aan, mensen!"

Christen: Ja, wij zijn die predikers goed kwijt in onze dagen en we zien het treurige gevolg ervan. Ik ben ervan overtuigd dat God de gevestigde kerk een kracht der dwaling gezonden heeft, vanwege het verlaten van de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze, nog welliefst met opgeheven hand.

Getrouw: De gevolgen daarvan zijn helaas tastbaar, broeder. Het is om te wenen. De meeste kerkmensen lopen aan de rechterkant van de brede weg. Ze wandelen in het licht met een gestolen Jezus en ze denken dat ze er beter aan toe zijn dan de mensen die aan de linkerkant van die weg lopen. Beide groepen gaan echter op de hel aan. Ze schijnen daarvan niet veel besef te hebben. Bovendien heerst er nogal wat kerkelijke activiteit in de berm en de dominees-fabrieken draaien op volle toeren. 't Lijkt allemaal wel geestelijk, maar er is niets van God bij.

Christen: Dat is radicaal gezegd, broeder, maar het is helaas de waarheid. Velen studeren voor dominee omdat ze er zo'n liefde voor hebben. Maar als je naar hun bekering, roeping, bekwaammaking en zending gaat vragen, moeten ze de boeken raadplegen. God zal al die wijsheid der wijzen doen vergaan! Dezulken hebben de kennis alleen in hun hersens. "Hebbende een gedaante van godzaligheid, maar die de kracht derzelve verloochend hebben", 2 Tim. 3:5.

Getrouw: Het is inderdaad allemaal het gevolg van de huidige prediking, broeder. De blinde is de blinde gaan leiden en de getrouwen zijn weinig in den lande. Het geloof schijnt een nieuwe middelaar te zijn, maar de ware ontdekking ontbreekt massaal, omdat de Wet geen Wet meer is, zijn de zonden geen zonden meer. Daaruit volgen de werkhuisactiviteiten, de jeugdclubs stampen de grond uit, kermis in en om de kerk om 'de zending' in stand te houden. En wie weent erover?

Christen: Het zijn de enkelingen, het gruis van Sion. Het is Sion zeggen ze. Niemand vraagt naar haar. "Hun wachters zijn allen blind, zij weten niet; zij allen zijn stomme honden, zij kunnen niet bassen; zij zijn slaperig, zij liggen neder, zij hebben het sluimeren lief", Jes. 56:10.

Getrouw: Gode zij dank hebben we toch één Goede Herder, broeder. Hij stelt Zijn leven voor de schapen en door Zijn striemen is ons genezing geworden. Zonder Zijn bewaring vallen we in elke kuil die er is.

Christen: Ja, om dat wonder uit te wonderen, daar is een eeuwigheid voor nodig.

Getrouw: Kijk daar die arme tobberd eens wankelen op zijn kreupele benen. De man schijnt niet goed vooruit te kunnen.

Christen: Ik ken hem wel. Het is Gijs Compromisloos. Hoewel hij de enge poort is doorgegaan en tot de vrijheid geroepen is, is hij nauwelijks in staat om in de vrijheid te wandelen. Maar de man is eenzaam en heeft weinig vertroosters. Hij was ouderling in de kerk van Springplank, maar daar is hij onlangs uit gestemd. Hij was een dwarsligger, zei men daar. Ouderling Compromisloos kon de waarheid echter niet verzwijgen. Hij stelde de dwaalleer die daar geleerd werd onverschrokken aan de kaak. Ook weigerde hij steevast zijn medewerking te verlenen aan de steeds populair wordende refo-jeugdkampen. Hij noemde dat broedplaatsen van de duivel. Hij zit er niet ver naast. Meisjes mogen roken, zwemmen, een broek aan en alles kan er mee door, ook op zondag. Nee, daar is niks van God bij. Ik schaam me voor de wereld vanwege het feit dat hun leiders zich christenen durven noemen. Zij misbruiken de vrijheid als een oorzaak voor het vlees. Ze beseffen niet Gods verbondswraak in te roepen met die vleselijke godsdienst.

Getrouw: We hebben ons er niet boven te verheffen, broeder. We zijn immers van dezelfde lap gescheurd en we hangen in hetzelfde oordeel.

Christen: Volkomen mee eens, broeder, maar als we de zonden gaan goedpraten en verzwijgen, hebben we onze laatste benauwdheid nog niet gehad. Van de wereld kan ik zulke dingen verdragen, maar als gedoopten de zonde goedpraten en zich zonder enige schaamte werelds(vroom) gedragen, kan ik er moeilijk het zwijgen toe doen. God zal ze van mijn hand eisen, broeder, en ook van de uwe! (Ezech. 3:19-21).

Getrouw: Ach, waren we maar meer getrouw om onze onbekeerde naasten te wijzen op het eeuwige verderf waar zij naar toe reizen. De liefde uit God is immers scherper dan een tweesnijdend scherp zwaard. De liefde uit God is inderdaad allerwegen ingewisseld voor duivelse verdraagzaamheid en godsdienstige vleierij. De tucht ontbreekt en als de tucht ontbreekt, wijkt de Geest. IKABOD: de eer is weggevoerd. God zal echter voor Zijn eigen eer zorgen en Juda's steden herbouwen uit het stof.

Christen: Dat zijn geen woorden eens bezetenen (Joh. 10:21a). We mogen echter niet alles over één kam scheren, broeder. God houdt altijd Zijn zevenduizend, die de knie voor Baäl niet zullen buigen. We moeten niet denken dat we de enigen zijn, want dan gaat het ook stinken.

Getrouw: Bedankt voor je vermaan, broeder. We mogen inderdaad niet het kind met het badwater wegwerpen. Wellicht zitten er nog stille ellendigen en uitverkoren zielen tussen de grote godsdienstige hoop en de Heere kent degenen die de Zijnen zijn.

Christen: Kijk, er komt iemand aan. Me dunkt het is een man. Hij gaat de verkeerde kant op, hij loopt terug, richting de enge poort.

Getrouw: Je hebt het mis, broeder. Het is een vrouw. Ze heeft kort haar en een broekpak aan. Ik ken dat mens uit het kerkblad. Het is mevrouw Vrijgemaakt uit Niemandsland en ze zet zich in voor de zending. Ze deelt anticonceptiemiddelen uit onder de zwarte bevolking om een dam op te werpen tegen de gevreesde aidsziekte. Ze doet echter niets anders dan zichzelf en die arme negers een enkele reis verstrekken, richting eeuwige rampzaligheid. Bovendien is ze een blakende vijand van de afsnijding, maar ze is wel zo bijdehand geweest dat ze haar eer heeft laten afsnijden. O, wat wordt Gods Naam door haar gelasterd...!

Christen: Ja, het is meer dan treurig dat dat mens tuchtloos rondloopt. Ze kan nog niet in de schaduw staan bij de dwaze maagden, want die leven onbesmet van de wereld en zijn uiterlijk van de wijze maagden niet te onderscheiden. Bij die mevrouw Vrijgemaakt zie je het onderscheid al van een afstand. Broekdragen door vrouwen en meisjes noemt men tegenwoordig ondergeschikte dingen. Lukas 16:10 getuigt wel anders. "Die getrouw is in het minste, die is ook in het grote getrouw; en die in het minste onrechtvaardig is, die is ook in het grote onrechtvaardig." Een (christelijke) vrouw zal zich niet kleden met mannenkleding, want een vrouw is receptief geschapen, om te ontvangen. Dat is geen cultuurfenomeen, maar scheppingsorde, net zoals de haardracht dat is. Die deze orde van God schenden zijn schaamteloze sletten. Kerkenraden die dit soort dingen tuchtloos goedpraten en zelfs de sacramenten daarmee ontheiligen, zijn duivelseskaders. De geverfde Izebels hebben in vele gemeenten vrije toegang tot het Heilig Avondmaal. Het oordeel is daarom niet meer afwendbaar. Gods kinderen kunnen wel diep vallen, maar nooit zodanig dat ze de zonden gaan goedpraten, want dan leef je erin. Gods volk kan niet in de zonde leven, daarover is Gods Woord zeer duidelijk en als Gods kind in de zonden valt, wéét hij dat hij in de zonde valt, want hun wedergeboren natuur heeft ook een vernieuwde consciëntie waarin de Heilige Geest tegen de zonde getuigt. Voor degenen die de zonden met opgeheven hand goedpraten, blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden. "Want zo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zo blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden, maar een schrikkelijke verwachting des oordeels, en hitte des vuurs, dat de tegenstanders zal verslinden", Hebr. 10:26-27.

Getrouw: Het lijkt wel alsof alle remmen losgaan in onze dagen, ook in de meest rechtzinnige en afgescheiden kringen. Sommigen zijn nog niet uit de kerk, of ze lopen al in badpak door hun tuin en dat allemaal op de dag des Heeren. Anderen veroorloven zich peperdure vakanties en brengen die in allerlei wulpsheid door, alsof er geen God te ontmoeten is, Die de levenden en de doden zal oordelen. Het gebruik van anticonceptiemiddelen wordt in reformatorische kerken angstvallig doodgezwegen en door sommige 'pastoors' zelfs aanbevolen, zij het op een subtiele wijze. Kinderen en jongeren hebben dikwijls vrije toegang tot het Internet, met alle schadelijke gevolgen van dien. Ook ouderen maken zich bij hopen hieraan schuldig, alle 'reformatorische' filtervoorzieningen ten spijt. Het kwaad zit niet vóór, maar áchter het filter, namelijk in ons hart. Iemand die niet uit louter genade achter die waarheid gebracht is, staat onder de Wet en de Wet verbiedt dezulken elk misbruik van de christelijke vrijheid, omdat zij die ze niet hebben. Gods volk daarentegen kan Internet en T.V. missen als kiespijn. Gods kinderen is het echter niet verboden om een wettig gebruik van de wereld te maken. Zij worden enkel vermáánd de vrijheid, die ze in Christus hebben, niet te gebruiken als een oorzaak voor het vlees en als dat vermaan niet helpt, dan weet God Zijn volk wel te bezoeken. Internetmisbruik is in veel gevallen nog erger dan Televisiebezit. De Reformatorische Maffia vaart er intussen wel bij, maar het allemaal geldklopperij en is dus van God vervloekt. Ik ga met mijn rug tegen de muur staan, ze mogen op me spuwen (Matth. 5:28), maar ik moet het zeggen: Op seksueel gebied doet de kerk niet onder voor de wereld. De meeste meisjes uit de Gereformeerde Gezindte trouwen niet meer als een maagd, omdat vele mannen hen al 'geprobeerd' hebben. Eén en ander is het gevolg dat de Wet niet absoluut gepreekt wordt en de mensen niet voor Gods rechterstoel gedaagd worden in de prediking. De zonden worden niet meer met name genoemd, omdat men zelf een naam te verliezen heeft, laat staan dat Christus wordt voorgesteld wordt voor rampzalige en helwaardige hoeren en tollenaren. O, broeder, waren wij meer getrouw geweest, dan...

Christen: Ja, wat dan? Wat weent gij toch om die 'Sauls-dominees' die God verworpen heeft? De algehele afval in de kerken is ons voorzegd. Dat oordeel is niet meer afwendbaar (Ezech. 14:12-23). SoW zal dat afvalproces alleen maar versnellen, alle mooie handreikingen ten spijt. Velen zijn verblijd om een handreiking van de duivel, maar God bekommert Zich niet om een duivelskerk. Hij zal lachen in haar verderf. De kinderen des Koninkrijks die meegaan, hebben de weg geweten, maar hardnekkig geweigerd om in te gaan. "Bidt niet meer voor dit volk", Jer. 7:16. De Heere zal wat nieuws maken en ze halen uit de heggen en stegen, want Zijn huis moet vol worden.

Getrouw: Zal God dan niet aan Zijn verbond gedenken, gelijk Hij beloofd heeft?

Christen: Jawel, voor de enkelingen, maar de grote oogst is weggelegd voor het late nageslacht. Het volk der Joden is nu eerst aan de beurt.

Getrouw: Laten we daarom volharden in de gebeden om de vrede van Jeruzalem. Ze zullen komen, door 't goddelijk licht geleid, om te melden het heil van Zijn gerechtigheid en grote daden. Ik denk hier met name aan het volk der Joden. Voor hen geldt het in het bijzonder, namelijk dat God Zich een volk heeft geformeerd dat Zijn lof zal vertellen.

Christen: 'Getuigen zijn' is voor elk kind van God kenmerkend voor het ware leven en een vrucht van de ware vrijheid in Christus. Het ware gebruik van de vrijheid is echter niet aan ons, maar wordt bewerkt door de Geest Die in ons is. Christus heeft ons medegezet in de hemel, dus zijn we hier maar vreemdelingen en bijwoners op aarde. De ware vrijheid is een leven door Zijn Geest, een leven naar de Geest en een leven dat gekenmerkt wordt door veel verdrukkingen. Zo moet Gods volk ingaan in het Koninkrijk der hemelen, want ze komen allemaal uit de grote verdrukking.

Getrouw: Als je het van Gods kant mag bezien door het geloof, broeder, dan gaat er niets verkeerd. Maar wee degenen die het verkeerde goedpraten en vrede roepen en geen gevaar. "Wee den gerusten te Sion, en den zekeren op den berg van Samaria!" Amos 6:1.

Christen: Hoe maak je nu recht gebruik van de christelijke vrijheid?

Getrouw: Door alle dagen te sterven, gedurig op het Lam te zien door het geloof, het kruis op te nemen, je wandel in de hemel te hebben, in Hem te blijven, in en door Zijn liefde te wandelen en in Zijn waarheid te blijven.

Christen: Dat is gauw gezegd, broeder, maar het komt wel op de bevinding aan. Immers, de dagen der duisternis, zullen die niet vele zijn?

Getrouw: Jawel, maar je hebt toch geen behoefte om te roemen in je ongestalte?

Christen: Niet in mijn ongestalte, maar wel in mijn zwakheden, want omdat Gods genade mij genoeg is, zo zal ik dan veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij wone. Daarom heb ik een welbehagen in zwakheden, in smaadheden, in noden, in vervolgingen, in benauwdheden, om Christus' wil; want als ik zwak ben, dan ben ik machtig. (2 Kor. 12:9b-10).

Getrouw: De christelijke vrijheid gaat altijd gepaard met onze zwakheid, want we zijn er anders niet mee vertrouwd. Als we zwak zijn, zijn we machtig in God en als we sterk zijn in eigen oog, zijn we er dichtbij om in de zonde te vallen. Soms laat God de teugel weleens wat vieren, opdat wij (bij vernieuwing) erachter zouden komen hoe verrot wij in elkaar zitten, en in de tweede plaats om te weten aan welk touw we vastzitten.

Christen: Maar wat te doen als je onder een prediking verkeert, waarin Wet en Evangelie gemengd worden?

Getrouw: Paulus zegt: "Verwerp een ketterse mens na de eerste en tweede vermaning", Tit. 3:10. Dat geldt ook de dwaalleraars als zij zich niet laten gezeggen. "En zo wie u niet zullen ontvangen, noch u horen, vertrekkende van daar, schudt het stof af, dat onder aan uw voeten is, hun tot een getuigenis. Voorwaar zeg Ik u: Het zal Sodom en Gomorra verdragelijker zijn in den dag des oordeels dan dezelve stad", Mark. 6:11.

Christen: Dat is duidelijke taal. De vrijheid van een christen is dus niet wat velen eronder verstaan, namelijk om iedereen in zijn waarde te laten, 'de kool en de geit' te sparen, geschenken aannemen en het recht buigen om de lieve vrede wil. Die dat doen zijn verdoemde huichelaars, zoals de zonen van Samuël dat waren. Sommige predikers zijn artiesten gelijk. Op de ene plaats preken zij wat zij op de andere plaats loochenen. Het is maar net wie zij voor zich hebben. Ik ben erachter gekomen dat ambtelijke bediening en persoonlijke bediening twee totaal onderscheiden zaken zijn en soms twee totaal gescheiden zaken. Bileam profeteerde door de Heilige Geest, maar stond zelf persoonlijk buiten het heil. Daar moet je dus voor oppassen. Vertel niet aan iedereen je hartsgeheimen, want dat kan je zuur opbreken. De godsdienst slaat je er vroeg of laat mee om je oren. Dat is wel tot hun eigen verderf, maar Gods Naam wordt dan ook gelasterd en we mogen nooit de oorzaak daarvan zijn.

Getrouw: Dan mag onze gedurige bede wel zijn: "Zet Heer' een wacht voor mijne lippen, behoedt de deuren van mijn mond, opdat ik mij tot gene stond, iets onbedachtzaams laat ontglippen."

Christen: Zeg dat wel, waarde broeder. We spreken dikwijls waar we moeten zwijgen en we zwijgen dikwijls waar we moeten spreken, door die vervloekte mensenvrees. In de ware liefde is echter geen vrees. Het leven des geloofs is door de liefde werkende. De ware liefde is onnozel in het kwade, onnozel in het overtreden van de Wet Gods. Iemand die de Wet voorschrijft als leefregel voor de gelovigen, wandelt dus niet in de liefde, want die regel doet niets anders dan de werkheiligheid bevorderen. Henoch wandelde met Gód! Die man wist van geen Wet in tafelen geschreven. De geschreven Wet is er maar bij gegeven, om de overtreding te vermenigvuldigen, opdat genade genáde zou zijn voor degenen die als een goddeloze met God verzoend worden. De wetgeving op de berg Sinaï leert dus ook de rechtvaardiging van de goddeloze, want onderaan de berg werd een Lam geslacht. Als je echter aan de hand van je hemelse Vader mag lopen, heb je een onfeilbare Gids en heb je geen Wet nodig om je leven te regelen. Die door de Geest Gods geleid worden, zijn kinderen Gods, maar die door de Wet geregeld willen worden, zijn kinderen der dienstbaarheid, ook al staat het geloof en de liefde in hun vaandel.

Getrouw: Er zijn er zeer weinigen die dat verstaan, broeder. Immers, de verborgenheid der godzaligheid is groot. De godsdienstige mens wil er daarom een begripsleer van maken, maar de leer der godzaligheid is geen begripsleer, het is geloofsleer. Die leer is niet moeilijk, noch ingewikkeld, maar juist eenvoudig voor het geloof, zodat een wedergeboren kind het kan verstaan. Immers, zowel de kleinen als de groten in de genade zullen allen van God geleerd zijn.

Christen: Juist omdat de eenvoud weg is en de theologie over de Bijbel is gaan heersen, heerst er zo'n nameloze verwarring op het kerkelijk erf. Bovendien krijgen de mensen dikwijls alleen de mooie kant van de medaille te zien, zowel in de prediking, als in de zendingskrantjes. Soms komt mijn maag een weinig omhoog, als ik lees hoe sommige zendelingen romantiseren over hetgeen zij doen, en hoe goed ze het wel doen, maar van Gods grote daden lees je niets. Vanzelfsprekend hebben ze veel vrucht, maar van de waarachtige bekering lees je nooit een letter.

(wordt vervolgd op volgende blok)

DE VRIJHEID VAN EEN CHRISTEN (3)        
Plaats in winkelmandjeMandje
Getrouw: Ja, en als er één een beetje luxe dreigt te verliezen, moet heel de kerk gelijk voorbede doen, maar als gezinnen uit de thuisgemeenten het hoofd niet boven water kunnen houden, worden dezulken naar de bijstand verwezen, omdat de diaconie haar dure roeping niet vervuld.

Christen: Laten we weer tot ons onderwerp terugkeren, broeder, want het misbruik van de vrijheid sluit het rechte gebruik niet uit. Hoewel de liefde bij velen zal verkouden, doet de ware liefde de naaste geen kwaad, maar draagt elkanders lasten.

Getrouw: Dat is de Wet van Christus en die Wet is een Wet der liefde en werkt een liefdesschuld jegens God en de naaste. Gods ware volk moet er nog aan beginnen, want die worden in hun doen afgebroken, terwijl de dode godsdienst in haar doen gestijfd wordt. "Alzo ook gij, wanneer gij zult gedaan hebben al hetgeen u bevolen is, zo zegt: Wij zijn onnutte dienstknechten; want wij hebben maar gedaan, hetgeen wij schuldig waren te doen", Luk. 17:10. Dan gaan we wenend onze weg, want de liefde kijkt niet op een kruiwagen meer of minder. De liefde denkt geen kwaad, maar de liefde haat wel de rok die van het vlees bevlekt is (Jud. 1:23). De liefde doet elkanders lasten dragen, elkaars zonden bewenen, voor elkaar door het vuur gaan..., om Christus' wil.

Christen: Wat leven we dan in een ontzettende tijd. Een tijd waarin het bevindelijke werk van de Heilige Geest in de ziel meer en meer tegengestaan en gelasterd zal worden. Sommige dominees preken vrijheid, gelijkheid en broederschap, maar als er één tot de ware vrijheid in Christus komt, maken ze hem tot een kind der hel, tweemaal meer dan zijzelf zijn (Matth. 23:15). Degenen die in de vrijheid staan, kunnen namelijk hun mond niet meer houden, want de liefde van Christus dringt hen te getuigen van de hoop die in hen is en zij getuigen ook tegen de zonde, wie het ook zijn en wat het ook is, met insluiting van zichzelf.

Getrouw: Och, sinds Genesis 3 is er nooit plaats geweest voor het geloofsgetuigenis. De kerk gaat wat dat betreft steeds meer op de Dode Zee lijken, waarin geen vis te vangen is, maar waar het gros aan de vervloeking schijnt overgegeven te zijn, omdat ze het bloed van Christus vertreden. "Indien iemand den Heere Jezus Christus niet liefheeft, die zij een vervloeking; Maran-atha!" 1 Kor. 16:22. Ik ga meer en meer geloven dat we het net aan de andere zijde van het schip moeten werpen, namelijk in de vuilnisbakken van de wereld, om dezulken te dwingen om in te gaan. Christus zegt immers dat hoeren en tollenaren ons zullen voorgaan in het Koninkrijk der hemelen.

Christen: Laten we daarom de bazuin aan de mond zetten, want de velden zijn wit om te oogsten. De uitverkorenen zijn er namelijk al, die hoeven wij niet te maken. Veel evangelisatiecommissies zoeken het echter in moderne methoden om zoveel mogelijk mensen te paaien, maar God werkt alleen door de door Hem voorgeschreven middelen. Hij zal ze halen uit de holen en spelonken der aarde op de rechte prediking van Wet en Evangelie. Ik voel me echter dikwijls als de rijke man. We kunnen zo makkelijk Lazarus aan onze poort laten sterven.

Getrouw: Daar weet je alleen iets van als je Lazarus hebt ingeleefd. Lazarus kon wel die rijke man, maar die rijke man kon Lazarus niet. Wij zijn echter niet bewogen met het lot van onze naaste, broeder. Gód is bewogen in Zichzelf en als Hij ons daarvoor gebruikt, en de liefde van Christus ons dringt, komt ons daarvan geen roem toe, want wij dragen de schat in aarden vaten, dus is alle roem uitgesloten. Wie roemt, roeme in de Heere! Aan het rechte gebruik van de vrijheid zit geen einde en daarom blijven we aan deze zijde van het graf maar beginnelingen en kreupelaars, die meer teruguitboeren dan vooruit, tenminste, als de vrucht (de ere Gods) voor de Landman is en we de oogst niet als de rijke dwaas voor onszelf opstrijken.

Christen: Van dat Lazarus-leven weet ik iets van, waarde broeder. Lazarus' padje was met doornen omtuind. Het was hem niet vergund te eten van de lekkernijen van de wereld. Lazarus wandelde evenwel in de vrijheid van het geloof. Het laatste stukje van de reis werd hij door de engelen gedragen tot in de schoot van Abraham, terwijl die rijke man zijn ogen in de hel opsloeg. Zo is het ook de rijke dwaas vergaan.

Getrouw: Lazarus heeft de hel ingeleefd aan deze zijde van het graf, terwijl die rijke man zich in de hemel waande. De hemel is er alleen voor hellelingen en er is heiligheid voor bedorvelingen. Er is alleen zaligheid voor rampzaligen en vrijheid voor verdoemden.

Christen: Ja, preek maar door, broeder! Het is taal naar mijn hart. Och, kon ik mijn naaste eens recht jaloers maken, ook met mijn levenswandel. Ik moet er echter nog aan beginnen, want het is alles onder de maat.

Getrouw: Recht gesproken, broeder. We zijn daarom geroepen om onze naaste in te winnen voor de levenswandel van Christus, want die was tot eer van de Vader en borgtochtelijk voor Zijn Kerk. Bereidt de weg des Hééren en maakt Zijn paden recht! In veler getuigenis klinkt het: "Ik..., ik... en nog eens ik...", maar als we getuigen van Christus zijn, klinkt het: "Gij..., Gij... ja, Gij alléén!" "Gij hebt, o Heer', in 't dodelijkst tijdsgewricht, mijn ziel gered, mijn tranen willen drogen..." "Gij toch, Gij zijt hun Roem, de Kracht van hunne kracht. Uw vrije gunst alléén wordt d' ere toegebracht..." Het is door U, door U alleen, om 't eeuwige welbehagen!

Christen: O, broeder, wat krijg ik ineens een heimwee in mijn ziel. De hemel begint te trekken. Zeg mij waar ik mijn Liefste vinden kan, want ik ben krank van liefde...

Getrouw: Hij staat aan de deur van mijn hart en Hij klopt. Ik word het gewaar! "Doe Mij open mijn vriendin, doe Mij open..."

Christen: Kijk! Er staat een Man te wenken onderaan deze heuvel. Hij zegt wat.

Getrouw: Wat zegt Hij?

Christen: Ik hoorde Hem zeggen: "Geheel zijt gij schoon, Mijn vriendin, en er is geen gebrek aan u", Hoogl. 4:7.

Getrouw: O, dat zijn woorden des eeuwigen levens! Stil, Hij zegt nóg wat..., hoor: "Bij Mij van den Libanon af, o Bruid! kom bij Mij van den Libanon af...", Hoogl. 4:8. "Mijn duive, zijnde in de kloven der steenrotsen, in het verborgene ener steile plaats, toon Mij uw gedaante, doe Mij uw stem horen; want uw stem is zoet, en uw gedaante is liefelijk....", Hoogl. 2:14.

Christen: O, mijn ziel sprong op van vreugde bij het horen van die stem. Kom, we moeten direct van deze heuvel af. O, die stem... Ik begeer die Man te ontmoeten. O, broeder..., het is de Héére! Wie kan er spreken zoals Hij spreekt? Hij gaat ons met Zijn heillicht voor. Hij is onze Weg, onze Waarheid en ons Leven. Hier weidt mijn ziel met een verwonderend oog...

Terwijl beide pelgrims van de berg afkomen, vervolgen zij de Weg, in de voetstappen Christi, en heffen het pelgrimslied uit Psalm 122 aan:

"Ik ben verblijd, wanneer men mij
Godvruchtig opwekt, zie wij staan
Gereed om naar Gods huis te gaan;
Kom ga met ons en doe als wij.
Jeruzalem dat ik bemin,
Wij treden uwe poorten in.
Daar staan, o Godsstad, onze voeten.
Jeruzalem is welgebouwd,
Wel saamgevoegd; wie haar beschouwt,
Zal haar voor 's Bouwheers kunstwerk groeten!"


3. De vruchten van de vrijheid
De vruchten van de christelijke vrijheid zijn vruchten des Geestes. De vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid. Tegen de zodanigen is de Wet niet (Gal. 5:22-23). De ware liefde is echter niet mijn liefde, maar de liefde van Christus. De ware blijdschap is een blijdschap door de Heilige Geest. De ware lankmoedigheid is mild, zelfverloochenend en neerbuigend. De ware goedertierenheid is vergevingsgezind in Christus. De ware goedheid is onnozel in het kwade. Het ware geloof is een vaste grond der dingen die men hoopt en een bewijs der zaken die men niet ziet. De ware zachtmoedigheid is barmhartig in Christus en acht de ander uitnemender dan zichzelf, ja, heeft zelfs de vijanden lief. De ware matigheid is godzalig van aard en neemt de laagste plaats in om Jezus' wil.
Na alles wat genoemd is, wie durft er zijn vinger op te steken en te zeggen dat hij deze dingen volkomen betracht? Gods volk? Nee, zij rekent zichzelf hieraan keer op keer des doods schuldig te zijn, in de aanvaarding van haar vonnis en komt wenend met haar melaatsheid openbaar. God zal Zijn ellendig en arm volk immers voeren met smeking en geween, omdat zij zoveel kwaad tegen zoveel goed bedreven hebben en blijven bedrijven. Dat is dus niet een eenmalig gebeuren, maar een leven door Zijn Geest. Hé..., er steekt toch iemand zijn vinger omhoog...

Farizeeër: "Ja maar, U moest eens weten wat die vrouw allemaal heeft uitgespookt...!"

Christus: "Wie dan zonder zonde is, werpe de eerste steen!"

Hé... er is niemand meer te zien..., ja toch, een zwijgende zondares, op heterdaad betrapt...
O, erfwachter van de hel! Hoort het Evangelie van vrije genade: Zie het Lam Gods, het onbestraffelijke en onbevlekte Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegdraagt! Hij is Het Die u Zijne vriendschap biedt! Ja u, die onverbeterlijke zondaar(es). U, die dacht ook nog wel wat 'godzaligheid' aan de dag te kunnen leggen, maar ermee in de dood bent uitgekomen. Verkoop al uw pareltjes en koop deze Parel van grote waarde. Rust niet voordat Hij u Zelf zalig spreekt. Hij spreekt doden levend en de levende, de levende die zál U loven. Dat is een kostelijke vrucht van de christelijke vrijheid. De vruchten van de vrijheid in Christus openbaren zich vanuit de gemeenschap met Christus, maar ze hángen aan de Boom. Velen pronken met hun vruchten, maar ik heb een appelboer nog nooit horen zeggen: "Kijk eens wat een vruchtbare tak", nee, die zegt: "Kijk eens wat een vruchtbare Boom!"
De Boom is niet de christen, maar Christus(!) en Hij wordt aan Zijn vruchten gekend. Hij zegt immers: "Uw vrucht, Mijn kind, wordt in en aan Mij gevonden!" Zijn vrucht is mijn gehemelte zoet en al het overige smaakt zo bitter als gal. Wie roemt, roeme in de Heere, want alles wat aan Hem is, is gans begeerlijk!
Bent u, lezer(es), een vrucht van Christus en in Hém vruchtbaar? Of denkt u dat u zelf vruchten produceert? De eigenwillige godsdienst zit midden in het productieproces van goede werken, maar Gods ware volk moet het hebben van Zijn vruchten. "Als een appelboom onder de bomen des wouds, zo is mijn Liefste onder de zonen; ik heb groten lust in Zijn schaduw, en zit er onder, en Zijn vrucht is mijn gehemelte zoet", Hoogl. 2:3.

Zo, lezer(es), we zijn weer aan het einde gekomen van deze overdenking. Wat ik u raden mag, zoek het niet in uw vruchten, want dat zijn stinkende vruchten. Het moet buiten hoop met u worden. Daarom hoop ik dat uw krachten spoedig zullen vergaan. Vraag maar naar den Heere en Zijne sterkte, dan zal Hij het werk wel doen, als het Hem belieft.
Kind des Heeren, blijf staan in de vrijheid, met welke Christus u vrijgemaakt heeft en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen. Blijf met het Lam alléén tevreden. Dat is een afstervend leven, omdat we gestorven zijn. De vrijheid van een christen ligt alleen in Christus en dat door het geloof. Christus is mijn Vrucht, mijn Vrede, mijn Vrijheid en ook mijn Wandel. Hij is mijn Christus en ik ben Zijn goddeloze.
Ik weet dat dit bij velen vijandschap oproept, maar ik kan het niet helpen dat ik een voorwerp van Zijn liefde ben. Ik kom niet verder dan een goddeloze te zijn, zwart als de tenten van Kedar, ja, en toch lieflijk in Zijn ogen.
Och, kon ik u eens jaloers maken. Het is toch zo'n lieve Heere Jezus. Wat hebt u tegen deze Christus? Hij is zo dierbaar voor een goddeloze, voor een hopeloze, voor een trouweloze, voor een hulpeloze en voor één die geen geloof meer heeft!

Jezus, Uw verzoenend sterven, blijft het rustpunt van mijn hart... Amen!

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl