|
|
DE VRIJHEID VAN EEN CHRISTEN (2)
| |
|
|
Er is dus nog een lange weg te gaan, nadat we uit het diensthuis der zonde verlost zijn geworden. Dat leert ons de geschiedenis van het volk der Joden, die verlost werden uit het diensthuis van Egypte. Sommigen dachten dat zij aanstonds in Kanaän zouden aankomen, maar de weg ging dwars door de Rode Zee, dwars door de woestijn, zodat de uitgestelde hoop bij velen het hart krenkte. Dat is geestelijk ook zo. De ziel kan dan klagen: "Zouden Gods beloftenissen immer haar vervulling missen?" In die weg leert de ziel dat Christus de pers alléén getreden heeft en dat er niemand van de volken met Hem was. Dat gelooft een kind van God wel, ook bij de aanvang, maar als we in de beproeving gebracht worden, leren we pas goed de waardij van Christus' borgtochtelijk werk kennen, aanbidden en waarderen. Dat is nodig, want zelfs onze 'godzaligheid' kan niet meedingen in het werk van Christus. Dan wordt onze 'godzaligheid' onze grootste zonde, want er zit nog zoveel zelfbedoeling in. O, zalig, zalig niets te wezen in ons eigen oog voor God. Dan is alles buiten Hem schade en drek. Als we niets zijn in eigen oog, zijn we ook niet meer godzalig in eigen oog, maar goddeloos en dan is Christus het alléén, Christus gehéél, Christus Alles! Christen: Amen! Ik wilde wel dat al Gods volk zo gesteld was als wij nu zijn. Dan zou het met de gemeenschap der heiligen er anders voorstaan. Er kunnen er haast nog geen twee met elkander lopen, omdat men de waarheid niet verdragen kan. Ik kan er wel een boek over schrijven, van al die zogenaamde vrienden die de liefde in hun vaandel voeren, maar afhaken als de waarheid hen te scherp wordt voor hun vrome vlees. Hele kerkgemeenschappen zijn betoverd door ingeslopen valse broeders, die ook velen van Gods volk weer onder het juk der dienstbaarheid brengen, van raak niet en smaak niet en roer niet aan. Weet je wat die ingeslopen valse broeders ook beweren? Dat Paulus de wedergeboorte loochent, omdat hij de Wet áls Wet negeert in het stuk der dankbaarheid. Gods Woord laat echter niets van de werkende mens heel, maar die valse broeders willen, koste wat het kost, vrucht op de plank, zeggende: "Ziet hier is de Christus, als je je best doet; ziet dáár, in goede werken...", maar gelooft ze niét! Een gemeente waarin de Wet als leefregel gepreekt wordt, breekt uit in allerlei (heimelijke) zonden, vooral werkheilige zonden. Dezulken menen dat de Wet de zonde beteugelt en slaan vervolgens aan het werk, om een soort godzaligheid aan de dag te leggen, waar de duivel voor buigt als een knipmes, maar inwendig erom schaterlacht.
Getrouw: Ja, dat laatste is een gruwelijke misvatting, broeder. De Wet beteugelt de zonde niet, maar vermeerdert de zonde, stelt de werkende mens des doods schuldig en voert dat vonnis ook uit, of aan onszelf, of aan een Ander. Als mensen menen 'door genade(!)' de Wet aan hun zijde te krijgen door goede werken te betrachten, is dat een bewijs dat zij onder de heerschappij des duivels staan. God laat die valse broeders vrij hun gang gaan in onze dagen, om de mensen op hun 'geloofsbelijdenis' te beproeven, maar de meeste belijders vallen af als een blad. Het gros gedoopten doet namelijk belijdenis van de waarheid en niet van het geloof. Dezulken zijn een gemakkelijke prooi voor allerlei wind van leer. Het gevolg daarvan is, dat de Geest is gaan wijken en dat de Heere hele gemeenten een kracht der dwaling gezonden heeft, opdat zij de leugenleer boven de waarheid zouden geloven. Als de Wet niet absoluut gepreekt wordt, maar als een opgeheven en waarschuwende vinger, vermenigvuldigen de zonden en de dwaalleer. Een praktisch voorbeeld: In de meeste reformatorische schoolbussen gebeuren er de meest schaamteloze dingen, terwijl in de schoolbussen voor openbare kinderen niets bijzonders gebeurd. De eerste groep wordt beteugeld door de Wet, (dit mag niet, pas er voor op dat je dat niet doet, enz.) met als gevolg dat de zonden uitbreken. De tweede groep heeft geen waarschuwende Wet, met als gevolg dat alles 'normaal' verloopt, want daar waar geen Wet is, is ook geen moedwillige overtreding. In geestelijke zin geldt dat dus ook voor Gods kinderen, want die zijn tot de vrijheid geroepen omdat geen Wet hen meer gebiedt of verbiedt. Iemand die geen Wet heeft, overtreedt ook niet meer en is derhalve vrij. Een kind is vrij, maar een knecht moet werken. Het kind der dienstbare zal daarom niet erven met het kind der vrije. Het kind der vrije is niet zonder evangelisch vermaan, maar op het kind der dienstbare heeft het Evangelie geen vat, omdat hij door de Wet onder de Wet gebonden is. De dienstbare mens doet derhalve altijd graag wat verboden is, het liefst stiekem, omdat de Wet hem gebiedt en verbiedt. Anderen zijn wat bescheidener, maar hebben altijd wel één of ander 'popmuziekje' op de achtergrond. Niet zo hard, natuurlijk, maar dat maakt voor God geen verschil. Je moet er maar acht op geven dat de genormeerde wereld zich beter gedraagt als de gemoraliseerde godsdienst. Als de Wet de mens niet daagt voor Gods rechterstoel, werkt de Wet zonden, heimelijk of openbaar, want de Wet is door het vlees krachteloos gemaakt. Zodra de Wet in haar absoluutheid inkomt, namelijk niet meer met een opgeheven vinger, maar met het absolute vonnis des doods, sterft de mens aan de Wet en het Einde der Wet is Christus, tot rechtvaardigheid, een iegelijk die gelooft. Dat is wel een werk des Geestes, maar er is maar één rechte prediking van de Wet, namelijk als de Wet in haar absoluutheid gepredikt wordt, want dan blijft er geen ruimte meer over voor het vlees en dan wordt de vrijheid in Christus geboren door de Heilige Geest. Omdat de Wet -generaal gesproken- niet meer als (verdoemende) Wet gepreekt wordt, is dat de hoofdreden dat de kerk geseculariseerd is tot haar botten. De wijze Salomo zegt in Spreuken 29:18: "Als er geen profetie is, wordt het volk ontbloot; maar welgelukzalig is hij, die de Wet bewaart." Hoe bewaren wij de Wet? Door het geloof in Christus en alles wat werken wil, wordt door de Wet verdoemd, want God ziet geen zonde door de vingers.
Christen: We leven wat dat betreft in een vreselijke tijd, broeder. De zonde is geen zonde meer en dat komt juist door een prediking waarin de Wet zijn verdoemende kracht ontnomen is. De Wet wordt door velen met 'liefde' gepreekt, namelijk als een oudwijfse leefregel, maar het gevolg daarvan is, dat men de zonde gaat goedpraten en de zonden bij zichzelf en anderen kan verdragen. Hiermee zijn we gekomen tot het misbruik van de christelijke vrijheid. Bovendien, als de Wet niet meer verdoemt, spreekt het Evangelie niet meer vrij.
Getrouw: Amen! By the way, broeder, ik ben wat vermoeid. Laten we even rust nemen op die gindse heuvel, daar. Dan kunnen we zowel de smalle weg als de brede weg overzien. Misschien zal dat onderscheiden uitzicht ons nog wijze lessen leren. (Zo gezegd zo gedaan).
Christen: Zo, hier op deze heuvel kunnen we even rusten, al is ons hier geen kalme reis beloofd, maar ten laatste wel een behouden thuiskomst.
Getrouw: Inderdaad, we staan nog midden in de strijd des levens, waarin wij te strijden hebben tegen een driekoppige vijand, namelijk de wereld, de duivel en ons eigen verdorven vlees. En dan te bedenken dat we geen wapens hebben in deze strijd, dan alleen het gebed.
Christen: Ja, en daartoe moeten we ook nog verwaardigd worden, want bidden kan ik niet, als de Heilige Geest niet voor en in mij bidt met onuitsprekelijke zuchtingen (Rom. 8:26).
Getrouw: Zonder de invloeden van de inwonende Heilige Geest zijn we alleen tot de mesthoop bekwaam. Voor elke geloofsdaad is de invloeing des Geestes nodig. Maar dit blijft staan, dat als een ziel eenmaal de vrijheid in Christus gesmaakt heeft, hij voorgoed bedorven is voor wat het niet is.
Christen: Dat ben ik volkomen met je eens, broeder. Al hebben we niet altijd het geloof in de oefening, dan toch wel in het gemis en het ware Godsgemis is altijd smartelijk. Velen schijnen het te kunnen uithouden in hun gemis en noemen zich een 'kleintje', omdat zij in menig kerkverband als 'bekommerden' zaliggesproken worden. Maar als we echt missend zijn, schreeuwt onze ziel op leven en dood naar God, gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen. Dan schreeuwt mijn ziel: "Geeft mij Jezus of ik sterf, want buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig ziels verderf!" Dat kan nooit lang duren, of er moet wat gebeuren.
Getrouw: Velen noemen dit extreem, omdat zij verklaarde vijanden zijn van de afsnijding. De eeuwigheid zal wat dat betreft heel wat openbaren. Hoe zal het toch komen, broeder, dat velen die zich voor bekeerd uitgeven, het zonder de Godsontmoetingen in Christus kunnen stellen?
Christen: Dan hoef je alleen maar te kijken naar de brede weg waarop het vakantiechristendom feestviert. Er lopen vele kerkgangers op die weg en ze schijnen zich opperbest te vermaken. Anderen bewegen zich wat serieuzer en lopen uiterst rechts van de brede weg. Ze hebben de Wet als hun lijfregel, zijn lid van de zwaarste kerk en denken daarmee een soort godsdienstige status te hebben, waarover God milder oordeelt dan de rest. Immers, ze doen niet mee met de wereld, ze hebben een afschuw van het geseculariseerde christendom en steken zich helemaal in het zwart, tot op hun botten toe. Dat ze ook zakken zwart geld hebben, deert hen niet. Daar kunnen ze goed mee uit de voeten. Voor de rest gedragen ze zich uiterst vroom en niets kan er mee door. Behalve als het over geld gaat, dan is ineens alles geoorloofd. Hun personeel rippen ze af met een bedelaarsloontje en hun kinderen hebben ze aan de tafelpoot vastgebonden, maar op school en in militaire dienst hangen ze de beest uit. Dan is er ook nog de witte-boorden criminaliteit, die onder het mom van de zwaarste godsdienst hun kinderen verincesten op een gruwelijke wijze. O, er huist wat achter die reformatorische geveltjes. Kijk daar die kerkmensen zich eens verdringen voor het gebouw van Pro-Life. Het is een ten hemel schreiend feit om te zien hoeveel kerkmensen daar in de rij staan om een verzekeringspolis af te sluiten. Ik zie er zelfs avondmaalgangers tussen staan.
Getrouw: Ach, het is allemaal een gevolg van de prediking, waarin Wet en Evangelie gemengd worden. De mens wordt op zichzelf geworpen en van Gods genadige voorzienigheid afgetrokken. Je kunt er medelijden mee hebben, broeder, want voor hetzelfde geld stonden wij ook in die rij en hingen we ook de beest uit. Het is alleen Gods genade, dat we de wereld een scheidbrief gegeven hebben, omdat wij met het Lam alleen tevreden zijn en dat Zijn genade ons genoeg is, want wie onderscheidt u? En wat hebt gij, dat gij niet ontvangen hebt? (1 Kor. 4:7). En gelet op ons vlees, wat zijn wij dan anders dan dode honden en grote beesten voor God?
Christen: Het is waar wat je daar zegt, broeder, want wij zijn van nature geen haar beter, maar Gods ware volk kan op een vleselijke arm niet steunen en vrede hebben. By the way: Heb jij ds. Joh. van der Poel nog gekend?
Getrouw: Ja, hij was een zielevriend van mijn vader. Vroeger kwam hij veel bij ons over de vloer als er gezelschap was. Hoezo?
Christen: Wel, ds. Van der Poel was een eigenaardige man. Niet vreemd, maar opmerkelijk. Eens kwam er een verzekeringsagent bij hem aan de deur en trachtte de dominee een levensverzekering aan te smeren. "Wel, kom maar binnen, man", zo nodigde ds. Van der Poel hem uit. Hij bood de man een stoel aan, waarop de man in geuren en kleuren zijn verzekeringspolissen begon aan te prijzen. Toen de man zijn verhaal gedaan had, zei de dominee: "Goed, beste man, doe mij maar een levensverzekering voor duizend jaar." Ja, en daar stond die man in zijn hemd natuurlijk. Ach, velen hangen aan de afgoden van deze tijd. Ook de levende Kerk kan er voor een tijd door betoverd raken, als zij niet gefundeerd is in de leer. Paulus roept de Galatiërs tot de orde en wijst hen op het feit dat ze tot de vrijheid geroepen zijn om erin te staan, terwijl ze hard aan de gang waren om het weer te worden, onder een dekmantel van het vrome vlees. Een betoverd mens zoekt altijd een werkheilige rust en in onafhankelijkheid van God te leven door zich te wenden tot prinsen en verzekeringsbanken, maar de apostel Petrus getuigt: "Dewijl dan deze dingen alle vergaan, hoedanigen behoort gij te zijn in heiligen wandel en godzaligheid! 2 Pet. 3:11.
Getrouw: Ik heb eens een leraar zo treffend horen zeggen: "Op de dag van Christus' wederkomst zal de brandverzekering verbranden en dan is er geen blussen meer aan, mensen!"
Christen: Ja, wij zijn die predikers goed kwijt in onze dagen en we zien het treurige gevolg ervan. Ik ben ervan overtuigd dat God de gevestigde kerk een kracht der dwaling gezonden heeft, vanwege het verlaten van de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze, nog welliefst met opgeheven hand.
Getrouw: De gevolgen daarvan zijn helaas tastbaar, broeder. Het is om te wenen. De meeste kerkmensen lopen aan de rechterkant van de brede weg. Ze wandelen in het licht met een gestolen Jezus en ze denken dat ze er beter aan toe zijn dan de mensen die aan de linkerkant van die weg lopen. Beide groepen gaan echter op de hel aan. Ze schijnen daarvan niet veel besef te hebben. Bovendien heerst er nogal wat kerkelijke activiteit in de berm en de dominees-fabrieken draaien op volle toeren. 't Lijkt allemaal wel geestelijk, maar er is niets van God bij.
Christen: Dat is radicaal gezegd, broeder, maar het is helaas de waarheid. Velen studeren voor dominee omdat ze er zo'n liefde voor hebben. Maar als je naar hun bekering, roeping, bekwaammaking en zending gaat vragen, moeten ze de boeken raadplegen. God zal al die wijsheid der wijzen doen vergaan! Dezulken hebben de kennis alleen in hun hersens. "Hebbende een gedaante van godzaligheid, maar die de kracht derzelve verloochend hebben", 2 Tim. 3:5.
Getrouw: Het is inderdaad allemaal het gevolg van de huidige prediking, broeder. De blinde is de blinde gaan leiden en de getrouwen zijn weinig in den lande. Het geloof schijnt een nieuwe middelaar te zijn, maar de ware ontdekking ontbreekt massaal, omdat de Wet geen Wet meer is, zijn de zonden geen zonden meer. Daaruit volgen de werkhuisactiviteiten, de jeugdclubs stampen de grond uit, kermis in en om de kerk om 'de zending' in stand te houden. En wie weent erover?
Christen: Het zijn de enkelingen, het gruis van Sion. Het is Sion zeggen ze. Niemand vraagt naar haar. "Hun wachters zijn allen blind, zij weten niet; zij allen zijn stomme honden, zij kunnen niet bassen; zij zijn slaperig, zij liggen neder, zij hebben het sluimeren lief", Jes. 56:10.
Getrouw: Gode zij dank hebben we toch één Goede Herder, broeder. Hij stelt Zijn leven voor de schapen en door Zijn striemen is ons genezing geworden. Zonder Zijn bewaring vallen we in elke kuil die er is.
Christen: Ja, om dat wonder uit te wonderen, daar is een eeuwigheid voor nodig.
Getrouw: Kijk daar die arme tobberd eens wankelen op zijn kreupele benen. De man schijnt niet goed vooruit te kunnen.
Christen: Ik ken hem wel. Het is Gijs Compromisloos. Hoewel hij de enge poort is doorgegaan en tot de vrijheid geroepen is, is hij nauwelijks in staat om in de vrijheid te wandelen. Maar de man is eenzaam en heeft weinig vertroosters. Hij was ouderling in de kerk van Springplank, maar daar is hij onlangs uit gestemd. Hij was een dwarsligger, zei men daar. Ouderling Compromisloos kon de waarheid echter niet verzwijgen. Hij stelde de dwaalleer die daar geleerd werd onverschrokken aan de kaak. Ook weigerde hij steevast zijn medewerking te verlenen aan de steeds populair wordende refo-jeugdkampen. Hij noemde dat broedplaatsen van de duivel. Hij zit er niet ver naast. Meisjes mogen roken, zwemmen, een broek aan en alles kan er mee door, ook op zondag. Nee, daar is niks van God bij. Ik schaam me voor de wereld vanwege het feit dat hun leiders zich christenen durven noemen. Zij misbruiken de vrijheid als een oorzaak voor het vlees. Ze beseffen niet Gods verbondswraak in te roepen met die vleselijke godsdienst.
Getrouw: We hebben ons er niet boven te verheffen, broeder. We zijn immers van dezelfde lap gescheurd en we hangen in hetzelfde oordeel.
Christen: Volkomen mee eens, broeder, maar als we de zonden gaan goedpraten en verzwijgen, hebben we onze laatste benauwdheid nog niet gehad. Van de wereld kan ik zulke dingen verdragen, maar als gedoopten de zonde goedpraten en zich zonder enige schaamte werelds(vroom) gedragen, kan ik er moeilijk het zwijgen toe doen. God zal ze van mijn hand eisen, broeder, en ook van de uwe! (Ezech. 3:19-21).
Getrouw: Ach, waren we maar meer getrouw om onze onbekeerde naasten te wijzen op het eeuwige verderf waar zij naar toe reizen. De liefde uit God is immers scherper dan een tweesnijdend scherp zwaard. De liefde uit God is inderdaad allerwegen ingewisseld voor duivelse verdraagzaamheid en godsdienstige vleierij. De tucht ontbreekt en als de tucht ontbreekt, wijkt de Geest. IKABOD: de eer is weggevoerd. God zal echter voor Zijn eigen eer zorgen en Juda's steden herbouwen uit het stof.
Christen: Dat zijn geen woorden eens bezetenen (Joh. 10:21a). We mogen echter niet alles over één kam scheren, broeder. God houdt altijd Zijn zevenduizend, die de knie voor Baäl niet zullen buigen. We moeten niet denken dat we de enigen zijn, want dan gaat het ook stinken.
Getrouw: Bedankt voor je vermaan, broeder. We mogen inderdaad niet het kind met het badwater wegwerpen. Wellicht zitten er nog stille ellendigen en uitverkoren zielen tussen de grote godsdienstige hoop en de Heere kent degenen die de Zijnen zijn.
Christen: Kijk, er komt iemand aan. Me dunkt het is een man. Hij gaat de verkeerde kant op, hij loopt terug, richting de enge poort.
Getrouw: Je hebt het mis, broeder. Het is een vrouw. Ze heeft kort haar en een broekpak aan. Ik ken dat mens uit het kerkblad. Het is mevrouw Vrijgemaakt uit Niemandsland en ze zet zich in voor de zending. Ze deelt anticonceptiemiddelen uit onder de zwarte bevolking om een dam op te werpen tegen de gevreesde aidsziekte. Ze doet echter niets anders dan zichzelf en die arme negers een enkele reis verstrekken, richting eeuwige rampzaligheid. Bovendien is ze een blakende vijand van de afsnijding, maar ze is wel zo bijdehand geweest dat ze haar eer heeft laten afsnijden. O, wat wordt Gods Naam door haar gelasterd...!
Christen: Ja, het is meer dan treurig dat dat mens tuchtloos rondloopt. Ze kan nog niet in de schaduw staan bij de dwaze maagden, want die leven onbesmet van de wereld en zijn uiterlijk van de wijze maagden niet te onderscheiden. Bij die mevrouw Vrijgemaakt zie je het onderscheid al van een afstand. Broekdragen door vrouwen en meisjes noemt men tegenwoordig ondergeschikte dingen. Lukas 16:10 getuigt wel anders. "Die getrouw is in het minste, die is ook in het grote getrouw; en die in het minste onrechtvaardig is, die is ook in het grote onrechtvaardig." Een (christelijke) vrouw zal zich niet kleden met mannenkleding, want een vrouw is receptief geschapen, om te ontvangen. Dat is geen cultuurfenomeen, maar scheppingsorde, net zoals de haardracht dat is. Die deze orde van God schenden zijn schaamteloze sletten. Kerkenraden die dit soort dingen tuchtloos goedpraten en zelfs de sacramenten daarmee ontheiligen, zijn duivelseskaders. De geverfde Izebels hebben in vele gemeenten vrije toegang tot het Heilig Avondmaal. Het oordeel is daarom niet meer afwendbaar. Gods kinderen kunnen wel diep vallen, maar nooit zodanig dat ze de zonden gaan goedpraten, want dan leef je erin. Gods volk kan niet in de zonde leven, daarover is Gods Woord zeer duidelijk en als Gods kind in de zonden valt, wéét hij dat hij in de zonde valt, want hun wedergeboren natuur heeft ook een vernieuwde consciëntie waarin de Heilige Geest tegen de zonde getuigt. Voor degenen die de zonden met opgeheven hand goedpraten, blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden. "Want zo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zo blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden, maar een schrikkelijke verwachting des oordeels, en hitte des vuurs, dat de tegenstanders zal verslinden", Hebr. 10:26-27.
Getrouw: Het lijkt wel alsof alle remmen losgaan in onze dagen, ook in de meest rechtzinnige en afgescheiden kringen. Sommigen zijn nog niet uit de kerk, of ze lopen al in badpak door hun tuin en dat allemaal op de dag des Heeren. Anderen veroorloven zich peperdure vakanties en brengen die in allerlei wulpsheid door, alsof er geen God te ontmoeten is, Die de levenden en de doden zal oordelen. Het gebruik van anticonceptiemiddelen wordt in reformatorische kerken angstvallig doodgezwegen en door sommige 'pastoors' zelfs aanbevolen, zij het op een subtiele wijze. Kinderen en jongeren hebben dikwijls vrije toegang tot het Internet, met alle schadelijke gevolgen van dien. Ook ouderen maken zich bij hopen hieraan schuldig, alle 'reformatorische' filtervoorzieningen ten spijt. Het kwaad zit niet vóór, maar áchter het filter, namelijk in ons hart. Iemand die niet uit louter genade achter die waarheid gebracht is, staat onder de Wet en de Wet verbiedt dezulken elk misbruik van de christelijke vrijheid, omdat zij die ze niet hebben. Gods volk daarentegen kan Internet en T.V. missen als kiespijn. Gods kinderen is het echter niet verboden om een wettig gebruik van de wereld te maken. Zij worden enkel vermáánd de vrijheid, die ze in Christus hebben, niet te gebruiken als een oorzaak voor het vlees en als dat vermaan niet helpt, dan weet God Zijn volk wel te bezoeken. Internetmisbruik is in veel gevallen nog erger dan Televisiebezit. De Reformatorische Maffia vaart er intussen wel bij, maar het allemaal geldklopperij en is dus van God vervloekt. Ik ga met mijn rug tegen de muur staan, ze mogen op me spuwen (Matth. 5:28), maar ik moet het zeggen: Op seksueel gebied doet de kerk niet onder voor de wereld. De meeste meisjes uit de Gereformeerde Gezindte trouwen niet meer als een maagd, omdat vele mannen hen al 'geprobeerd' hebben. Eén en ander is het gevolg dat de Wet niet absoluut gepreekt wordt en de mensen niet voor Gods rechterstoel gedaagd worden in de prediking. De zonden worden niet meer met name genoemd, omdat men zelf een naam te verliezen heeft, laat staan dat Christus wordt voorgesteld wordt voor rampzalige en helwaardige hoeren en tollenaren. O, broeder, waren wij meer getrouw geweest, dan...
Christen: Ja, wat dan? Wat weent gij toch om die 'Sauls-dominees' die God verworpen heeft? De algehele afval in de kerken is ons voorzegd. Dat oordeel is niet meer afwendbaar (Ezech. 14:12-23). SoW zal dat afvalproces alleen maar versnellen, alle mooie handreikingen ten spijt. Velen zijn verblijd om een handreiking van de duivel, maar God bekommert Zich niet om een duivelskerk. Hij zal lachen in haar verderf. De kinderen des Koninkrijks die meegaan, hebben de weg geweten, maar hardnekkig geweigerd om in te gaan. "Bidt niet meer voor dit volk", Jer. 7:16. De Heere zal wat nieuws maken en ze halen uit de heggen en stegen, want Zijn huis moet vol worden.
Getrouw: Zal God dan niet aan Zijn verbond gedenken, gelijk Hij beloofd heeft?
Christen: Jawel, voor de enkelingen, maar de grote oogst is weggelegd voor het late nageslacht. Het volk der Joden is nu eerst aan de beurt.
Getrouw: Laten we daarom volharden in de gebeden om de vrede van Jeruzalem. Ze zullen komen, door 't goddelijk licht geleid, om te melden het heil van Zijn gerechtigheid en grote daden. Ik denk hier met name aan het volk der Joden. Voor hen geldt het in het bijzonder, namelijk dat God Zich een volk heeft geformeerd dat Zijn lof zal vertellen.
Christen: 'Getuigen zijn' is voor elk kind van God kenmerkend voor het ware leven en een vrucht van de ware vrijheid in Christus. Het ware gebruik van de vrijheid is echter niet aan ons, maar wordt bewerkt door de Geest Die in ons is. Christus heeft ons medegezet in de hemel, dus zijn we hier maar vreemdelingen en bijwoners op aarde. De ware vrijheid is een leven door Zijn Geest, een leven naar de Geest en een leven dat gekenmerkt wordt door veel verdrukkingen. Zo moet Gods volk ingaan in het Koninkrijk der hemelen, want ze komen allemaal uit de grote verdrukking.
Getrouw: Als je het van Gods kant mag bezien door het geloof, broeder, dan gaat er niets verkeerd. Maar wee degenen die het verkeerde goedpraten en vrede roepen en geen gevaar. "Wee den gerusten te Sion, en den zekeren op den berg van Samaria!" Amos 6:1.
Christen: Hoe maak je nu recht gebruik van de christelijke vrijheid?
Getrouw: Door alle dagen te sterven, gedurig op het Lam te zien door het geloof, het kruis op te nemen, je wandel in de hemel te hebben, in Hem te blijven, in en door Zijn liefde te wandelen en in Zijn waarheid te blijven.
Christen: Dat is gauw gezegd, broeder, maar het komt wel op de bevinding aan. Immers, de dagen der duisternis, zullen die niet vele zijn?
Getrouw: Jawel, maar je hebt toch geen behoefte om te roemen in je ongestalte?
Christen: Niet in mijn ongestalte, maar wel in mijn zwakheden, want omdat Gods genade mij genoeg is, zo zal ik dan veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij wone. Daarom heb ik een welbehagen in zwakheden, in smaadheden, in noden, in vervolgingen, in benauwdheden, om Christus' wil; want als ik zwak ben, dan ben ik machtig. (2 Kor. 12:9b-10).
Getrouw: De christelijke vrijheid gaat altijd gepaard met onze zwakheid, want we zijn er anders niet mee vertrouwd. Als we zwak zijn, zijn we machtig in God en als we sterk zijn in eigen oog, zijn we er dichtbij om in de zonde te vallen. Soms laat God de teugel weleens wat vieren, opdat wij (bij vernieuwing) erachter zouden komen hoe verrot wij in elkaar zitten, en in de tweede plaats om te weten aan welk touw we vastzitten.
Christen: Maar wat te doen als je onder een prediking verkeert, waarin Wet en Evangelie gemengd worden?
Getrouw: Paulus zegt: "Verwerp een ketterse mens na de eerste en tweede vermaning", Tit. 3:10. Dat geldt ook de dwaalleraars als zij zich niet laten gezeggen. "En zo wie u niet zullen ontvangen, noch u horen, vertrekkende van daar, schudt het stof af, dat onder aan uw voeten is, hun tot een getuigenis. Voorwaar zeg Ik u: Het zal Sodom en Gomorra verdragelijker zijn in den dag des oordeels dan dezelve stad", Mark. 6:11.
Christen: Dat is duidelijke taal. De vrijheid van een christen is dus niet wat velen eronder verstaan, namelijk om iedereen in zijn waarde te laten, 'de kool en de geit' te sparen, geschenken aannemen en het recht buigen om de lieve vrede wil. Die dat doen zijn verdoemde huichelaars, zoals de zonen van Samuël dat waren. Sommige predikers zijn artiesten gelijk. Op de ene plaats preken zij wat zij op de andere plaats loochenen. Het is maar net wie zij voor zich hebben. Ik ben erachter gekomen dat ambtelijke bediening en persoonlijke bediening twee totaal onderscheiden zaken zijn en soms twee totaal gescheiden zaken. Bileam profeteerde door de Heilige Geest, maar stond zelf persoonlijk buiten het heil. Daar moet je dus voor oppassen. Vertel niet aan iedereen je hartsgeheimen, want dat kan je zuur opbreken. De godsdienst slaat je er vroeg of laat mee om je oren. Dat is wel tot hun eigen verderf, maar Gods Naam wordt dan ook gelasterd en we mogen nooit de oorzaak daarvan zijn.
Getrouw: Dan mag onze gedurige bede wel zijn: "Zet Heer' een wacht voor mijne lippen, behoedt de deuren van mijn mond, opdat ik mij tot gene stond, iets onbedachtzaams laat ontglippen."
Christen: Zeg dat wel, waarde broeder. We spreken dikwijls waar we moeten zwijgen en we zwijgen dikwijls waar we moeten spreken, door die vervloekte mensenvrees. In de ware liefde is echter geen vrees. Het leven des geloofs is door de liefde werkende. De ware liefde is onnozel in het kwade, onnozel in het overtreden van de Wet Gods. Iemand die de Wet voorschrijft als leefregel voor de gelovigen, wandelt dus niet in de liefde, want die regel doet niets anders dan de werkheiligheid bevorderen. Henoch wandelde met Gód! Die man wist van geen Wet in tafelen geschreven. De geschreven Wet is er maar bij gegeven, om de overtreding te vermenigvuldigen, opdat genade genáde zou zijn voor degenen die als een goddeloze met God verzoend worden. De wetgeving op de berg Sinaï leert dus ook de rechtvaardiging van de goddeloze, want onderaan de berg werd een Lam geslacht. Als je echter aan de hand van je hemelse Vader mag lopen, heb je een onfeilbare Gids en heb je geen Wet nodig om je leven te regelen. Die door de Geest Gods geleid worden, zijn kinderen Gods, maar die door de Wet geregeld willen worden, zijn kinderen der dienstbaarheid, ook al staat het geloof en de liefde in hun vaandel.
Getrouw: Er zijn er zeer weinigen die dat verstaan, broeder. Immers, de verborgenheid der godzaligheid is groot. De godsdienstige mens wil er daarom een begripsleer van maken, maar de leer der godzaligheid is geen begripsleer, het is geloofsleer. Die leer is niet moeilijk, noch ingewikkeld, maar juist eenvoudig voor het geloof, zodat een wedergeboren kind het kan verstaan. Immers, zowel de kleinen als de groten in de genade zullen allen van God geleerd zijn.
Christen: Juist omdat de eenvoud weg is en de theologie over de Bijbel is gaan heersen, heerst er zo'n nameloze verwarring op het kerkelijk erf. Bovendien krijgen de mensen dikwijls alleen de mooie kant van de medaille te zien, zowel in de prediking, als in de zendingskrantjes. Soms komt mijn maag een weinig omhoog, als ik lees hoe sommige zendelingen romantiseren over hetgeen zij doen, en hoe goed ze het wel doen, maar van Gods grote daden lees je niets. Vanzelfsprekend hebben ze veel vrucht, maar van de waarachtige bekering lees je nooit een letter.
(wordt vervolgd op volgende blok)
|
|
|
|
|
|