|
Ds. J.M.D. de Heer, predikant van de GG te Middelburg, sprak naar aanleiding van de gelijkenis over het zuurdesem uit Mattheüs 13 en vergeleek het zuurdesem met de bekering. Ds. J.M.D. de Heer, wiens leer we al eerder hebben getoetst aan Gods Woord (zie: ARTIKELEN/LEZINGEN - 'DE ARMEN VAN GEEST'), strooit ook deze keer de refojeugd zand in de ogen. De Heer vergeleek het zuurdeeg met de bekering en de werking van de Heilige Geest en vereenzelvigde de overtuiging van zonde met de wedergeboorte. Volgens De Heer begint de Heilige Geest met de overtuiging van zonde bij de inplanting in Christus, dus na de wedergeboorte, om vervolgens zo'n levendgemaakte ziel tot Christus uit te drijven, omdat zo'n ziel Christus dan nog niet kent. We citeren ds. De Heer fragmentarisch: "Zodra de Geest in het hart werkt, ontstaat er onrust. Waar de Heilige Geest leven wekt, daar is besef hoezeer we een goedertieren God op het hart getrapt hebben. Met dit bewerken van zondebesef heeft de Heilige Geest één doel: een zondaar bij Christus brengen." (Zie volledige RD-artikel: Klik hier).
Commentaar Hetgeen ds. J.M.D. de Heer op de JBGG-conferentie beweert is een valse leer en hij bedriegt de Ger. Gem. jongeren ermee voor de eeuwigheid. Ook in de gelijkenis van het zuurdesem vindt de overtuiging van zonden plaats vóór de wedergeboorte, dus voordat de 'inbrenging van het zuurdesem' plaatsvindt, terwijl ds. De Heer beweert dat de overtuiging van zonden begint na het inbrengen van het zuurdesem, dus na de wedergeboorte, zonder dat er sprake is van een dadelijke geloofsvereniging met Christus. Dat is een valse leer en het is in strijd met de heilsleer van Gods Woord. In de gelijkenis van het zuurdesem wordt namelijk heel wat anders geleerd. In de gelijkenis zegt Christus dat het zuurdesem door de vrouw wordt ingebracht in drie maten meel. Het woord 'meel' is vertaald uit het Griekse grondwoord 'aleuron'. Aleuron is fijngemalen (tarwe)meel. Dat fijngemalen meel ziet op de werking van de Wet, de bediening des doods, ofwel de overtuiging van zonden, zoals beschreven staat in Johannes 16:8: "En Die gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde, en van gerechtigheid, en van oordeel." Deze overtuiging van zonden betreft de uitverkorenen die nog niet wedergeboren zijn, want er staat in vers 19: "Van zonden omdat zij niet in Mij geloven." De onwedergeboren uitverkorenen zijn net als heel de wereld in staat van ongeloof, onder de Wet en met heel de wereld voor God verdoemelijk. Alvorens de uitverkorenen wedergeboren worden, worden zij als het ware fijngemalen door de Wet, aan hun verloren staat ontdekt en wel zodanig dat zij door de Wet aan de Wet sterven, als overtuigde doden in hun graf liggen, om dan door de inplanting van het Goddelijke Evangeliezuurdesem te worden wedergeboren en gerechtvaardigd te worden voor God. "Doden zullen horen (=geloven) de stem van de Zoon van God (waardoor zij gerechtvaardigd zijn voor God) en die ze gehoord hebben, zullen leven" (Joh. 5:25). De Ger. Gem.-leer à la De Heer is zoals reeds in andere artikelen op grond van Gods Woord is bewezen, in flagrante strijd met de leer van de HEER' en zo laat men er duizenden met een ingebeelde hemel ter helle reizen... "Evenwel het vaste fondament Gods staat, hebbende dit zegel: De Heere kent degenen, die de Zijnen zijn", Tim. 2:19a.
GPPB.
|
|