|
Tijdens de winterconferentie van de studerenden van de Gereformeerde Gemeenten (13 Jan. 2006), waarbij zo'n 320 jongeren aanwezig waren, spraken ds. C. Harinck en ds. J. Mijnders over de zekerheid des geloofs. (zie: Klik hier)
Commentaar (1) Hoewel ds. Harinck de zekerheid des geloofs onderschrijft, hield hij de jongeren voor dat Asaf op een zeker moment de zekerheid des geloofs miste. Hiermee leidt Harinck de jongeren op het spoor naar Rome. Te zeggen dat een gelovige de zekerheid des geloofs mist, is hetzelfde te zeggen dat hij het geloof mist. Gods kinderen zijn nooit verstoken van het geloof en nooit verstoken van de zekerheid des geloofs. Daar staat de voorbidding van Christus garant voor: "Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude." Asaf miste de zekerheid des geloofs niet. Op een zeker moment miste hij de beoefening des geloofs en liep in de gestalte van ongeloof. Dat is echter heel wat anders. De zekerheid des geloofs staat of valt niet met de toestand van de gelovige, maar met het geloof zelf. Als gave Gods verliest Gods kind het geloof nooit en ook niet de zekerheid des geloofs. Als Gods kinderen in de hoogste aanvechting weleens ongeloofstaal uitslaan, wil dat niet zeggen dat zij om die wangestalte de zekerheid des geloofs missen. Wat is dit (de leer van Harinck) voor een roomse leer? Christus zegt immers tegen Petrus en al Gods kinderen dat hun geloof nooit zal ophouden en daarmee ook de zekerheid nooit zullen verliezen. Ds. Harinck zegt o.a.: "We moeten zekerheid niet verwarren met kalme rust of afwezigheid van strijd." Nee, zeker niet, maar de zekerheid des geloofs wordt in het kader van het genadeleven niet in mindering gebracht door "een gevoel van Gods toorn over de zonde, verberging van Gods aangezicht, aanvechtingen van de satan, vallen in zonde of door kruis en tegenspoed", zoals Harinck suggereert. Dat is een roomse redenering! De zekerheid des geloofs in Gods beloften die in Christus ja en amen zijn, staat of valt niet met de (on)gestalten van Gods ware volk, maar ligt vast in God, in Christus en in Zijn Woord. Omtrent de leer van de zekerheid des geloofs is in de Nadere Reformatie wel degelijk een teruggang te bespeuren, richting Rome. Vele oudvaders in de Nadere Reformatie zijn op de 'pastorale kenmerkentoer' gegaan en hebben een theologie ontwikkeld van beneden naar boven, terwijl Gods genade uitsluitend van boven naar beneden komt. De zekerheid des geloofs komt nooit tot stand vanuit de mens naar God, maar daalt altijd van de God der genade af in de mens door de Heilige Geest. Pastoraal geknoei in het uitpluizen van kenmerken is altijd een gevaarlijke tendens gebleken, met verstrekkende gevolgen. Het is ook een gebrek aan de geloofsbevinding van Galaten 2:19. We zien er in onze dagen de wrange vruchten van. De leer en de bevinding van de rechtvaardiging van de goddeloze is ermee in discrediet gekomen en t.a.v. de bevinding is deze leer -generaal gesproken- zelfs in het vergeetboek geraakt. Het zijn de enkelingen in onze dagen die er weet van en kennis aan hebben. De zekerheid des geloofs ligt niet in de gelovige, niet in de kenmerken des geloofs, maar in de BELOVER! Paulus getuigt van de zekerheid des geloofs in Hebreeën 11:1, en in het vervolg van dat hoofdstuk betrekt hij al de heiligen in die zekerheid. Paulus maakt nergens melding over de wangestalten en ongeloofstaal van Gods volk. Dat doet namelijk heel niet mee, want God ziet Zijn volk aan als gelovige kinderen in Christus, ook al staan (stonden) ze met hun voeten in de zonden. Al de bijbelheiligen die Paulus opsomt in Hebr. 11, hebben door het geloof gewandeld en hebben niet getwijfeld aan Gods beloften door ongeloof. Als Abraham naar Hagar grijpt om Gods beloften zelf te vervullen, en in Egypte omtrent zijn vrouw Sara een leugen verkondigt, dan zegt Paulus t.a.v. Abraham in Romeinen 4:20: "En hij heeft aan de beloftenis Gods niet getwijfeld door ongeloof; maar is gesterkt geweest in het geloof, gevende God de eer." Dat geldt voor al Gods ware volk! Kunnen Gods kinderen dan altijd maar geloven dat ze ten hemel reizen? Nee, Gods kinderen zijn dikwijls op weg naar de hel, of ze zitten er voor hun waarneming midden in, maar dat is juist de weg ten hemel, want Christus is altijd dieper geweest dan de diepten waarin Zijn volk dikwijls verkeert. Christus is altijd op de bodem van de put van onze verlorenheid te vinden. Of Gods kinderen dat feit wel of niet in de dadelijkheid geloven, doet hun geloof in Christus en de zekerheid des geloofs die zij in de wedergeboorte hebben ontvangen niet teniet. Dit ondervinden zij allemaal: "Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar", Ps. 139:8. Aangezien Christus Zijn ware volk dus NOOIT verlaat en de Heilige Geest altijd in hen blijft wonen, is er geen ogenblik in hun leven dat ze het ware geloof en de zekerheid daarvan missen. Degenen die dat wel leren, leren een halve christus, ofwel een valse christus en een vals geloof. 'Een waar gelovige op zijn slechtst' steekt altijd ver uit boven 'een schijngelovige op zijn best', niet vanwege zijn (wan)gestalten, maar vanwege zijn vernieuwde staat in Christus en vanwege de olie des Geestes dat bij Gods ware volk NOOIT uitgeblust raakt. Als Harinck beweert dat Gods kinderen de zekerheid des geloofs soms missen, dan leert hij ook dat bij de wijze maagden de lampen kunnen uitgaan. Zo leert Gods Woord het niet, ook niet in die gelijkenis. Immers, de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen!
Ds. Harinck 'constateerde' verder dat de Reformatie de zekerheid van het heil beklemtoonde tegenover de rooms-katholieke theologie, die ervan uitging dat een mens bijna niet tot zekerheid kan komen. Weet u, lezer, wat Harinck hier zegt? Dat Rome de zekerheid des geloofs wel geleerd heeft, alleen minimaal. Het komt wel voor, maar "bijna niet". Wat is dit voor een grove misleiding? Rome heeft de zekerheid des geloofs op geen enkele wijze geleerd, integendeel, Rome heeft de zekerheid des geloofs VERVLOEKT op het concilie van Trente en heeft die vervloeking tot op de huidige dag nooit herroepen. Dat kan ook niet, want Rome heeft de onvergeefelijke zonde tegen de Heilige Geest bedreven! Rome zal daarom vernietigd worden en kan nooit meer een ware kerk worden, alle 'harinckiaanse' relativeringen omtrent de paapse onzekerheidsleer en 'heggeriaanse' toenaderingspogingen richting Rome ten spijt.
Tijdens de rondvraag zei ds. J. Mijnders dat het de gewoonste weg van God is dat mensen pas tot zekerheid van het geloof komen als ze eerst hun doodstaat beleefd hebben. "Er moet plaats gemaakt worden voor de beloften die door de onmogelijkheid heen worden vervuld en waarvan de vrucht gezien wordt." Hij vertelde uit zijn eigen leven hoe alles eerst vastliep voor hij de Tweede Persoon leerde kennen." (zie: Klik hier).
Commentaar (2) Broeder Mijnders spreekt ware woorden, en ik respecteer zijn geloof in Christus (werd het maar meer gevonden), maar zijn verwoording van zaken is helaas eveneens misleidend. Hij had die 320 jongeren de heilsleer niet op grond van zijn Ger. Gem.-bevinding, maar op grond van Gods Woord moeten voorhouden en moeten zeggen dat: "het ALTIJD Gods weg is dat mensen tot de zekerheid van het geloof komen op het moment dat ze wedergeboren, gerechtvaardigd worden en in Christus geloven." Mijnders (en heel zijn kerkverband) suggereert 'leven voor de rechtvaardigmaking'. De beleving van de doodstaat gaat echter aan de wedergeboorte vooraf, in de overtuiging van zonde, gerechtigheid en oordeel, waarbij de uitverkoren zondaar uiteindelijk aan de Wet sterft (Gal. 2:19), door het lichaam van Christus (Rom. 7:4). In dat dodelijke tijdsgewricht wordt de zondaar door de Heilige Geest in een punt des tijds levendgemaakt en met God verzoend door het geloof. Buiten de kennis van Christus is er geen zaligmakend geloof en ook de zogenaamde 'toeleidende weg-theologie' is niet zaligmakend. Ger. Gem. predikanten (en ook vele anderen) kunnen niet separeren tussen schijn en zijn, omdat ze de gemene werkingen des Geestes vereenzelvigen met de zaligmakende werkingen des Geestes, of zelfs niet verder komen dan de gemene werkingen des Geestes. Zelfs bij het geloof en de Geestesverlichting van de dwaze maagden kunnen vele 'bevindelijke mondbelijders' nog niet in de schaduw staan. God heeft Zijn kinderen (en alleen die) de Wijsheid Gods geopenbaard tot rechtvaardigheid en tot heiligmaking en de wijsheid der wijzen zal Hij doen vergaan! De dwalingen zijn dus weer eens niet van de lucht. Ach Heere, hoelange....? GPPB.
(Zie: 'INGEZONDEN STUKKEN': 'HARDE GEDACHTEN').
|
|