|
|
DE WAARDEN VAN GODS WET WETTISCH UITGELEGD
| |
|
De visie van drs. L. Snoek over 'de waarden van Gods Wet' kan in zijn geheel gelezen worden in de Gezindsgids van 25 Nov. 2004. De visie van dhr. Snoek over de waarden van de Tien Geboden berust op een bepaalde manier van denken, zoals hij zelf ook schrijft, maar elke soort van denken over de waarden van Gods Wet brengt de mens geen millimeter dichter bij zijn zaligheid. Snoek's (positieve) manier van denken over de waarde van de Wet is maar een dodende letter en daar is niets van God bij. Immers, de Wet koestert niet één positieve gedachte over de gevallen mens. DEZE WEBPAGE BETREFT EEN ERNSTIGE WAARSCHUWING VOOR AL DE LEDEN VAN DE 'GEREFORMEERDE GEZINDTE' DIE MET HET RECEPT VAN DRS. L. SNOEK MET EEN DENKBEELDIGE HEMEL NAAR DE HEL REIZEN.
|
|
In de Gezindsgids van 25 nov. 2004, doet de reformatorische godsdienstdocent, drs. L. Snoek, een poging om op een positieve manier voor jongeren duidelijk te maken wat het vierde gebod inhoudt. "Hoe doorbreek ik mogelijke negatieve beeldvorming rond de zondag?" zo vraagt drs. Snoek zich af. "Op de zondag geeft de Heere ons de gelegenheid naar lichaam en geest tot rust te komen, om juist daardoor weer beter in staat te zijn ons werk te doen", aldus de heer Snoek.
Commentaar: Hoewel de natuurlijke mens niets anders kan dan de Wet Gods overtreden, zal aan de waarden van Gods Wet wel niemand twijfelen, want de Wet is heilig en goed. De Wet der Tien Geboden is immers een uitdrukking van Gods uitdrukkelijke wil en mag op straffe des drievoudigen doods niet geschonden worden, noch voor geen titel en jota. Dat laatste feit mis ik echter in het artikel van drs. Snoek, en dat is juist het belangrijkste doel van Gods Wet. Uitwendige gehoorzaamheid aan Gods Wet moge stichtelijk zijn, maatschappelijk tot welzijn zijn, maar uitwendige gehoorzaamheid aan Gods Wet is geen instap tot de vergeving der zonden en het leidt ook niet tot de geestelijke kennis van Gods Wet. Drs. Snoek beperkt zich tot het vierde gebod: de sabbatsheiliging. Door het feit dat dhr. Snoek de sabbatdag conformeert met de zondag, legt hij zijn onkunde ten aanzien van de geestelijke betekenis van de Wet wel heel opvallend aan de dag. Dat de 'gereformeerde gezindte' dit soort 'wetteloze' mensen laat opdraven om de jongeren uit te leggen wat de normen en waarden van Gods Wet zijn, geeft wel de schrikbarende toenemende secularisatie in de gereformeerde gezindte te kennen. Gods Wet blijft namelijk altijd onveranderd, ook het vierde gebod. De sabbatdag wordt nooit de zondag en andersom ook niet. Immers, er zal geen titel of jota van de Wet ter aarde vallen, totdat alles geschiedt zal zijn. En het is geschiedt, het is volbracht! Christus heeft de losprijs vanwege de zonde van Zijn volk betaald, de Wet tot zwijgen gebracht en met Zijn volmaakte offerande de geschonden deugden Gods hersteld en de Vader volkomen bevredigd. Bij het volbrachte werk van Christus hoeft dus geen sabbatsheiliging van 's mensenzijde meer bij. Dat zou namelijk een miskenning van het offer van Christus zijn. Dat moest eerst gezegd worden, want drs. Snoek focust in het artikel alleen op uitwendige gehoorzaamheid der Wet en daarbij richt hij zich tot willekeurige jongeren en ouderen. Dhr. Snoek gaat er dus vanuit dat willekeurige jongeren en ouderen de (positieve) bedoeling van Gods Wet kunnen begrijpen. Drs. Snoek erkent wel in het artikel dat alleen degenen die tot God bekeerd zijn de wezenlijke betekenis van de rustdag kennen, maar hij beweert in hetzelfde artikel ook dat willekeurige jongeren en ouderen in staat zijn de verboden om te buigen in geboden. Vervolgens roept de heer Snoek op om met behulp van andere bijbelse gegevens de waarden van de Wet concreet te maken. "Dan worden de dingen die God verbiedt, vanzelf duidelijk. En dan past gehoorzaamheid", aldus de heer Snoek. Als jongeren volgens het recept van drs. Snoek te werk moeten gaan, komen zij helaas niet verder dan het werkhuis, waarin op elke muur geschreven staat: "Want zovelen als er uit de werken der Wet zijn, die zijn onder den vloek; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen", Gal. 3:10. Dhr. Snoek gaat er geheel aan voorbij dat de Wet krachteloos geworden is door het vlees. Nu probeert hij op een voor hem 'positieve' manier het vlees te laten verstaan wat de waarden van de Wet zijn, om zo de negatieve beeldvorming -in dit geval t.a.v. de zondagsheiliging- te doorbreken. Maar het feit dat het vlees zich der Wet Gods nooit onderwerpt, daaraan gaat dhr. Snoek geheel voorbij. De willekeurige mens is -volgens dhr. Snoek- in staat om met de Wet te werken en die concreet in te vullen, maar als de Wet met de mens gaat werken, dan blijft er een verdoemelijk mens over, die maar een recht heeft: de eeuwige rampzaligheid! Met geen woord rept dhr. Snoek over de geestelijke bediening van de Wet: de bediening des doods. Als Paulus leert dat hij in zijn eertijds zonder de Wet leefde (Rom. 7:9), en dat terwijl hij als een onberispelijke farizeeër stipt de Wet hield, dan komt het artikel van drs. Snoek over de Wet wel in een meewaardig licht te staan. Drs. Snoek is met heel zijn Wetsinvulling een antinomiaan die de geestelijke betekenis van de Wet teniet doet, net als Paulus in zijn eertijds. Degenen die aan de Wet een concrete invulling willen geven, leven -volgens het oordeel van Paulus- geheel zonder de Wet, dus wetteloos! Dat is dus een rijke-jongelings-godsdienst ten voeten uit! Dat is geen oordeel van mijn zijde, dat leert de Heilige Geest Zelf, bij monde van Paulus in o.a. Rom. 7:9.
De zondag (de eerste dag der week) is dus niet in de plaats van de sabbatdag gekomen, maar is van een geheel andere orde (zie: ZONDAGSHEILIGING). De bewering van dhr. Snoek dat de Heere ons op de zondag de gelegenheid geeft om tot rust en vrijheid te komen, om juist daardoor beter in staat te zijn ons werk te doen, is puur vleselijk en een misbruik van de christelijke vrijheid waarvan Paulus o.a. getuigt in Galaten 5. De zondagsheiliging staat niet ten dienste en in het kader van ons werk, maar ten dienste en in het kader van Gods werk in Christus. Aan Galaten 3, 4 en 5, gaat Galaten 2:19 vooraf. "Ik ben door de Wet der Wet gestorven, opdat ik Gode leven zou." Zonder het gestorven zijn aan de Wet en het geloof in Christus is er van onderhouding van Gods geboden geen sprake! De zondag (de opstandingsdag van Christus) daarentegen is een dag van afzondering die door de ware gelovigen aan Christus en Zijn dienst geheiligd wordt. Dat is een heilige vanzelfsheid en een waarachtig kenmerk van het ware geloof. De ware (zondag)godsdienst is dus niet een concrete invulling van een stel (positieve) waarden en normen, zoals Snoek beweert, maar een leven door Zijn Geest, waarin Christus verheerlijkt wordt. Hoewel dhr. Snoek zijn visie op de zondagsvrijheid met het begrip 'heiligen' verbindt, zelfs t.a.v. de dienst van God, komt hij niet verder dan gebod op gebod en regel op regel, hoe 'evangelisch' hij het zich ook voorstelt en de jongeren voorhoudt. Goed, de vraag die dhr. Snoek zichzelf stelt is: "Hoe maak ik aan jongeren op een positieve manier duidelijk wat het vierde gebod inhoudt? Hoe doorbreek ik mogelijke negatieve beeldvorming rond de zondag?" Hij geeft zelf het antwoord daarop: "Buig verboden om naar geboden en waarden en maak deze waarden met behulp van andere bijbelse gegevens concreet." Hoe dat in zijn werk moet gaan, schrijft dhr. Snoek er niet bij, want het is nog nooit een mens gelukt om de Wet naar zijn hand te zetten, zonder daarbij de eeuwige verdoemenis te riskeren. Gods volk maakt van Gods geboden gebeden, maar dat is heel wat anders. Gods volk is door de Wet (de bediening des doods) aan alle concrete invullingen van de Wet, gestorven, in de overtuiging van zonde, gerechtigheid en oordeel (Joh. 16:8). Dat is het werk van Gods Geest, alvorens de betreffende zondaar wedergeboren/gerechtvaardigd wordt. Als -volgens Snoek- de dingen die God verbiedt vanzelf duidelijk worden door de verboden om te buigen in geboden, dan moet hij ook vertellen waar dat wettische werk die hij op een 'positieve' manier aan de dag probeert te leggen, eindigt. In de heerlijke toekomst van Gods Koninkrijk? Dat is een grote misvatting/dwaling, want zo'n leven van doen en laten eindigt in de dood en uiteindelijk in de hel! Dat is juist het positieve van de Wet in het licht van Gods majesteit en Gods heiligheid, namelijk om Gods deugden en rechten ten alle tijde te handhaven want onze God is een verterend Vuur. De Wet zal dood en verdoemenis donderen over al die werk-ezel-achtige beuzelaars die de Wet trachten in te vullen volgens het (positieve) recept van dhr. Snoek. Ook haalt dhr. Snoek het zevende gebod erbij en houdt zijn lezers voor dat we niet in de eerste plaats moeten aangeven wat God verbiedt op het gebied van huwelijk en seksualiteit, maar wat Hij wel van ons wil. VRAAG: En..., meneer Snoek..., hoeveel vrouwen hebt u -sinds u van het verbod (in uw verbeelding) een gebod maakte- gehad? HOEVEEL??? Voor we dit commentaar afsluiten willen we nog in alle bescheidenheid een aantal vragen aan dhr. Snoek voorleggen: -Hoe ver bent u gevorderd op de heilloze weg der gehoorzaamheid aan de Wet? -Hebt u ooit het vonnis des doods in uw leden geloofd en gevoeld, of bent u totaal vreemdeling aan de geestelijke betekenis van de Wet? -Hebt u ooit één titel van het sabbatsgebod vervuld in uw leven? Gods volk leeft niet een beetje, maar geheel volmaakt overeenkomstig de Wet, namelijk door het enige Voorwerp des geloofs, Christus! -Verbeeldt u zich zodanig gevorderd te zijn dat u anderen in de Wet meent te kunnen onderwijzen, terwijl u nog nooit met één vinger de Wet ALS Wet (dus zoals God de Wet ziet) aangeroerd hebt? Christus zegt immers in Johannes 7:19: "Heeft Mozes u niet de Wet gegeven? En niemand van u doet de Wet." Of wilt u beweren dat u van deze uitspraak van Christus gevrijwaard bent? Gods volk is met het doen der Wet in de dood uitgekomen, aan het einde van de Wet gekomen... "Want het Einde der wet is Christus, tot rechtvaardigheid een iegelijk, die gelooft", Rom. 10:4. -Welnu, als Christus het Einde van de Wet is, wilt u die Wet -meneer Snoek- dan weer oppakken om die te doen uit dankbaarheid? -En beweert u in het einde van uw artikel dat de Wet door die zogenaamde dankbare leefregel tot volkomen vervulling komt? -Wat heeft het volmaakte offer van Christus u dan eigenlijk nog te zeggen? -Wat heeft 1 Kor. 1:30 u dan te zeggen? "Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing." Niet de Wet, maar Christus en Zijn gerechtigheid, vervat in het Evangelie des kruises, is regel des geloofs (Gal. 6:12-17). -U stapt in uw artikel met zeven mijlslaarsen over het stuk ellende, maar ook over het stuk van de rechtvaardigmaking en daarom vervalt u in een wettische heiligmaking. Niet de Wet, maar de genade en de beloften van Christus regelen het leven van een kind Gods en dat door de toepassende bediening des Heiligen Geestes. Daar komt geen menselijke activiteit aan te pas. Even afgezien van de werken des geloofs, is heiligmaking niet iets doen, want de levende Kerk wordt door lijden geheiligd en zij wenst ook heilig te leven, maar het goede te doen, dat vindt zij niet, en daarom is het zo'n ellendig en arm volk, meneer Snoek, die evenwel op de Naam des Heeren betrouwt (Zef. 3:12). -Nog een laatste vraag aan u: "Hoe is Galaten 2:19 in uw leven werkelijkheid geworden en welke vruchten heeft dat voortgebracht?" Huichelaars hebben goed en kwaad, meneer Snoek, maar Gods volk heeft alleen maar kwaad bij de gedurige inleving en daarom hangen ze voortdurend aan de genadetroon: "Gedenk niet meer aan het kwaad dat wij bedreven", want zij moeten het alleen van Christus en Zijn genade hebben. Gods volk loopt in het pad van Gods geboden door het geloof, omdat de Geest hen leidt, de Geest hen drijft, maar niet door doen! Welnee, man, ze zijn der Wet gestorven en leven Gode door het geloof en sterven alle dagen, om door lijden Zijn beeld gelijkvormig te worden. Zo doe Hij ook aan mij! Amen. GPPB.
|
|
|
|
|
|