DE ECHTE KOHLBRUGGE
DE WET IS GEESTELIJK, MAAR IK BEN VLESELIJK,        
Plaats in winkelmandjeMandje
De preek over Romeinen 7:14 van Kohlbrugge is opnieuw uitgegeven, omdat Kohlbrugge zelden wordt rechtgedaan. Zelfs sommige ‘Kohlbrugge-kenners' maken zich hieraan schuldig. Zij schilderen Kohlbrugge zodanig 'evangelisch' af, alsof hij in de schoenen van Karl Barth staat. Barth dacht volstrekt vanuit het Evangelie en benaderde de werkelijkheid exclusief vanuit dit standpunt! De gevolgen daarvan waren enorm groot, in de protestantse kerken, in de theologie en vooral óók op staatkundig gebied. In kerkelijke kringen oogstte zijn prediking veel bijval. Barths leer streelde het gemoed van veel mensen: "God is sowieso genadig, want het Evangelie verliest zijn geldingskracht nooit, wat men ook doet." Ook leerde Barth dat je vanuit de dankbaarheid pas je zonde leert kennen. Velen ervoeren Barths prediking als een bevrijding van de last van de Wet. Dit fenomeen herhaalt zich ook in onze dagen, met name op de z.g. 'jongerenavonden'. Kohlbrugge was echter een bijbels theoloog, een laatgeboren reformator, en zeker niet de mindere van Luther en Calvijn! Zijn leer staat haaks op de leer van Karl Barth en die van de neocalvinisten. Geve de Heere dat middels deze preek over Romeinen 7:14 veler ogen geopend mogen worden voor de leer van vrije genade, die Kohlbrugge op een haast onnavolgbare wijze vertolkt, maar die uitsluitend door vleselijken -zoals Paulus zichzelf kende- kan worden verstaan.

De theologie van dr. H.F. Kohlbrugge is een zuivere vertolking van de leer van de Reformatie en is ten aanzien van de leer der heiligmaking bijbels uniek te noemen. De preek van Kohlbrugge over Romeinen 7:14 is beroemd geworden o.a. vanwege het feit dat de tegenstanders voor de publiciteit gezorgd hebben. Met name Isaac da Costa heeft zich er fel tegen verzet en Kohlbrugge antinomianisme verweten. Ds. W. Pieters heeft destijds in het blad 'Om Sions Wil' ondergetekende hetzelfde verweten hetgeen Da Costa Kohlbrugge verweet. Er is echter niets nieuws onder de zon. Door alle tijden heen is de leer van de plaatsbekleding van Christus verdacht gemaakt en dat was reeds de ervaring van de grote apostel Paulus. Paulus ondervond de meeste tegenstand van de rechtzinnige Joden, omdat zij meenden dat Paulus de Wet teniet deed. Vele biblicisten in onze dagen proberen met oudvader-citaten en 'conclusiegeloof' de leer van de plaatsbekleding dood te zwijgen, terwijl deze leer de grondslag uitmaakt van de leer der zaligheid. Praktische heiligmaking doet niet mee in het rechtvaardig zijn voor God. Er komt niets van de mens in aanmerking.
Kohlbrugge zegt: "Bij alle hartstochten, waarvan men (Gods volk - GPPB) zo gaarne bevrijd zou zijn en toch niet bevrijd wordt, werkt de Geest steeds zó, dat Hij heendrijft naar Christus zoals Hij aan het kruis hangt en zoals onze oude mens in Hem gekruisigd is." Vervolgens zegt Kohlbrugge: "De gehele heiligmaking des Geestes bestaat daarin, dat Hij den Heere Christus voor het oog der ziel verheerlijkt in al hetgeen waartoe Hij ons van den Vader gemaakt en gegeven is." Uit: De Tabernakel en zijn gereedschappen, pag. 346-347.
Deze bijbelse leer is daarom nooit de oorzaak van het feit dat er zoveel misbruik van gemaakt wordt, maar ze houdt stand in eeuwigheid. Petrus maakt reeds melding van het feit dat ongeleerde en onvaste mensen de waarheid verdraaien tot hun eigen verderf. Zelfs 'de vrienden van Kohlbrugge' in onze dagen misbruiken Kohlbrugge maar al te vaak, omdat zij alleen de 'evangelische Kohlbrugge' wensen te consumeren, maar de bevinding van Kohlbrugge veelal blijken te missen. Zelfs sommige 'Kohlbrugge-kenners' maken karikaturen van Kohlbrugge door o.a. te beweren dat Kohlbrugge de bevinding van weinig betekenis achtte. "Bij Kohlbrugge is het alles Christus", zo zegt men. Dezulken doen Kohlbrugge geen recht en drijven hem in de richting van Karl Barth, die leerde dat God sowieso genadig is. Het gaat Kohlbrugge echter altijd om de heilsnoodzakelijke bevinding van het sterven aan de Wet. De toepassing van het heil gaat ook bij Kohlbrugge onvoorwaardelijk door de crisis van de dood van Christus en is er alleen voor verloren zondaren. Vanwege het feit dat Kohlbrugge -net als Paulus- radicaal aan de Wet gestorven was en daarom de onmetelijke ruimte in Christus zo radicaal proclameert, wordt hij om die reden dikwijls eenzijdig misbruikt, uit zijn verband geciteerd en zelfs antinomianisme verweten. Als we niet aan de Wet gestorven zijn, verstaan we noch Paulus noch Kohlbrugge. Daar helpt geen studeren aan. Als we niet aan de Wet gestorven zijn, kennen we ook het Einde van de Wet, Christus, niet en zijn derhalve ook niet gerechtvaardigd. Degenen die bij Kohlbrugge zweren of zelfs op hem afgestudeerd zijn, doch zijn bevinding -ten aanzien van het gestorven zijn aan de Wet- missen, leven nog voor eigen rekening en weten niets. Ook degenen die Kohlbrugge 'niet mee kunnen maken' en Da Costa bijvallen met zijn kritiek op Kohlbrugge, weten niet wat zij leren, noch wat zij bevestigen. Deze preek van Kohlbrugge is een van de zuiverste verklaringen hetgeen Paulus door de inspiratie van de Heilige Geest heeft geschreven ten aanzien van de geestelijkheid van de Wet. Deze preek is in brochurevorm bij onze uitgeverij opnieuw uitgegeven. (Te bestellen via de brochure pagina van deze site). Ik zou zeggen: Tolle Lege! Geve de Heere de toepassing van het geschrevene en een hernieuwde Reformatie, opdat er weer eer in ons land wone.

G.P.P. Burggraaf

HET HERVORMD LIDMAATSCHAP WILLEKEURIG BELET        
Plaats in winkelmandjeMandje
Hoewel dr. H.F. Kohlbrugge een groot theoloog was en de Heere vreesde, is hem het Hervormd lidmaatschap willekeurig geweigerd. Dit vanwege het feit dat men vreesde dat Kohlbrugge de kerkelijke (valse) rust zou verstoren. Er ontstond een uitgebreide correspondentie over die weigering en om de waarheid het licht te doen zien, heeft Kohlbrugge deze correspondentie-brieven gebundeld en in boekvorm uitgegeven, onder de titel: "Het lidmaatschap bij de Hervormde Gemeente hier te lande mij willekeurig belet." Hieruit blijkt duidelijk dat Kohlbrugge in de voetstappen van Christus gegaan is. Het is reeds voorzegd: 'Een dienstknecht is niet meerder dan zijn heer'. Mede als gevolg van die weigering heeft God de kerk der vaderen in de handen van de PKN-antichrist overgegeven. Wat God geplant heeft, heeft Hij uitgerukt, alle kerkelijke herstelverbanden ten spijt. De kerkelijke gelederen schreeuwen wel om, of getuigen zelfs van eenheid, maar de ware eenheid in God wordt zo zelden meer gevonden. Sommigen lopen liever naar de aardse rechter om hun kerkelijke gelijk te halen dan om met Job alleen de hemelse Rechter om genade te bidden. We kunnen wat dat betreft beter bij Job en Kohlbrugge in de leer gaan, dan acht te slaan op al die georganiseerde eenheid, waarin er geen plaats is voor het levende Kind. Zodra je lid van een kerk wordt roept men je vromelijk toe dat je toch maar een zegen voor de kerk zou mogen zijn, maar zodra je openlijk van Christus en het recht des Vaders gaat getuigen en de waarheid van het Evangelie gaat verdedigen, waarvan men zo jammerlijk is afgeweken, word je eerst op een subtiele wijze genegeerd, dan krijg je (anonieme) lasterbrieven, daarna word je openlijk verworpen en als een oproermaker en/of beroerder gebrandmerkt. Dat 'nieuws' verspreidt men van mond tot mond en als het moet via de media! Zo is het ook Kohlbrugge vergaan, omdat hij geen dienaar der mensen was, maar Gode, en zo wordt al Gods ware(!) volk het lijden en de dood van Christus gelijkvormig. Bij onze geliefde vriend John Warburton lezen we dezelfde dingen. Warburton was er achtergekomen dat de meeste dominees in zijn dagen de zaak zelf misten. Als gevolg van zijn getuigenis tegen de vleselijke godsdienst, schreeuwde men van de daken: "O, ijselijk! hebt gij gehoord wat John Warburton van onze waarde leraar zegt? Hij zegt dat God hem nooit heeft gezonden om te prediken en dat bijna alle leraars die in onze kerk preken, blind en doof zijn." "O", riep een van de 'vroomsten' uit, "ik wilde dat hij uit het land was." Deze dingen zijn ook in onze dagen nog springlevend en het schijnt dat heel de rechtzinnige beweging met deze vijandelijke troepen een verbond heeft gesloten, op een paar buiten de legerplaats gevonden vreemdelingen na.

Het onderstaande verhaal heeft Kohlbrugge opgenomen in zijn reeds genoemde boek en is geschreven in het jaar 1830, waarin hij op allegorische wijze schrijft wat hem wedervaren is omtrent zijn Hervormd lidmaatschap. Wij geven deze gelijkenis letterlijk weer op een paar grammaticale spellingscorrecties na.


DR. H.F. KOHLBRUGGE

ALLEGORIE
(iets dat een andere beduiding heeft)

Een jong priester had in zijn stad allen die hem horen wilden, gewaarschuwd voor een verderfelijke zamenzwering tegen hun goede Vorst en een op hand zijnde revolutie; terwijl de Vorst afwezig was, grepen hem de Overlieden, bonden hem en eisten dat hij die waarschuwing voor logenachtig zoude verklaren, zo niet, zij zouden hem voor altoos uit de stad bannen. Hij bleef standvastig weigeren. Zij, menende dat zij het bij de Vorst wel goed zouden kunnen maken, wierpen hem de stad uit, lieten vervolgens de klokken luiden en lazen de verzamelde gemeente voor, dat hij, die hen gewaarschuwd had, zelf een oproer onder de goede burgerij wilde verwekken. De jongeling gaat zijns wegs, omnia secum portans, (meenemende wat hij had, zijn goed recht onder de arm en een bundeltje goedkeurende brieven van zijn Vorst tussen de borst) en dwaalt lang in de woestijn rond; eindelijk ziet hij in de verte op een rost een groot gebouw, dat nog vele tekenen had van de aloude luister. Reeds in de verte kwam hem een oud opschrift in het frontesspice in het oog: "Niemand van wat staet ofte qualiteit hij zy behoort hem op hem zelven te houden, om op zyn eygen persoon te staan; het is (zyn) ampt (als) geloovige zich te voegen tot d... vergaderinge."
Derwaarts, dacht hij, en aan de voet van de rots legt hij zijn goed recht neder, om in het klimmen niet bezwaard te zijn. Hij klautert op en klopt aan. De deur gaat open en een achtbaar dienaar van het Huis heet hem welkom, doch laat hem op de drempel. De oude man spreekt met de andere dienaars, die rustig over de vlakte en van de hoogte keken, hij komt terug en zegt den jongeling: hij liet hem gaarne binnen, maar de andere dienaars wilden van de overlieden der stad, vanwaar hij gekomen was, een geschrift hebben waaruit bleek dat hij een rustig en stil bewoner van het Huis zou zijn.
De deur ging weer dicht. Hij klopte weder aan. "Eilieve, dienaars des Huizes! Laat ik u verhalen wat er in de stad gebeurd is, vergunt mij u de goedkeurende brieven van mijn Vorst te laten zien."
Het baatte niet. Men laat hem twee gure dagen en lange nachten buiten staan. Eindelijk roept men hem. Hij slaat de ogen starende op en ziet de dienaars van het Huis op de tinne van het gebouw. "Wat wilt gij?" roept hij. Tegelijk werpt men hem van boven af een koperen beitel en hamer toe: "Sla daarmede op de rots en graaf zo onderdoor, dan kunt gij er in", roept men. Hij slaat en de beitel breekt. "De beitel is gegoten koper", roept hij hen toe. "Wat is het toch dat gij mij niet door de deur wilt laten! Hoe kan mijn zwakke hand een rost verbreken?"
Middelerwijl ziet de jongeling naar beneden en rovers nemen zijn goed weg dat hij aan de voet van de rots gelaten had! Hij weent. Men werpe hem weder een gegoten koperen beitel toe en terwijl hij die opraapt, rolt men een steen van de tinne af. Hij zucht: "Wanneer zult gij opendoen?" De steen antwoordt hem, rolt tegen hem aan, sleept hem halverwege de rots mede en gonst hem als het ware in het oor: "Nooit, nooit!"
Wat zal de Heer des Huizes met die dienaars doen, als Hij zal gekomen zijn?

Uit: "Het lidmaatschap bij de Hervormde Gemeente hier te lande mij willekeurig belet."
Echte bescheiden van dr. H.F. Kohlbrugge


http://www.derokendevlaswiek.nl