HUNTINGTON SINNER'SAVED
STRIJDER TEGEN HET ARMINIANISME  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
Ds. William Huntington SS (sinner saved) was een vermaard strijder tegen het arminianisme en richtte dikwijls zijn pijlen op de Arminianen. Hij zegt: "De Arminiaan wil een medewerker van Christus zijn in het werk van de rechtvaardigmaking en hij wil ook een medewerker van de Heilige Geest zijn in het werk der heiligmaking."

Klik hier
Op een webpublicatie van de "Whitefield Stichting" lazen we een artikel van de hand van dhr. Geoff Thomas waarin hij een zeker pleidooi voert voor de arminiaan, John Wesley, en ds. W. Huntington beschuldigt van het feit dat hij Wesley heeft belasterd. Toe maar! Straks is de paus gereformeerd en Luther een revolutionair!

Hier volgt een citaat uit het artikel van de Wesley-fan, Geoff Thomas:


"Wat is er slecht omgegaan met de opkomst van het Wesleyanisme! Vele christelijke toeschouwers kreunden als het volgende salvo afgevuurd werd. Het is zo'n belangrijk punt, de soevereiniteit van God in het zalig maken. Wij zullen elke goede gelegenheid gebruiken om het aan de kerk voor te leggen, en elke christen vragen om te overwegen wat de Bijbel leert. Maar over dit geschil werd slecht gedebatteerd in de 18de eeuw. Wesley's benadering van het geschil was pijnlijk vanwege cynisme, vertekening, overdrijving en spot. Wat een schade werd er aangericht door Wesley's onmatig aanhangen van het anticalvinisme. Maar op zijn beurt werd hij ook belasterd, met name door William Huntington S.S. (sinner saved - gezaligde zondaar), wiens ambtelijke loopbaan gekenmerkt werd door een 'strijd tot de dood' tegen het Arminianisme. Zijn volgelingen verachtten de Arminianen en spraken erg ruw over hen. In het bijzonder naar John Wesley verwezen zij met grote bitterheid. Voor hen was hij de apostel van de dwaling. Ze waren zelfs bereid hem 'een kind van de duivel' te noemen."

Commentaar
Volgens de heer Geoff Thomas heeft ds. W. Huntington Wesley belasterd (=vals beschuldigd). Waaruit die lastering bestaat, wordt niet vermeld in het gewraakte artikel. Hoewel Huntington een getrouw en vermaard strijder was tegen het arminianisme, had hij niet de strijd tegen vlees en bloed. Huntington heeft Wesley welzeker bestreden, echter niet vanwege zijn persoon, maar om de leer van Christus te verdedigen tegenover het zielsmisleidende arminianisme! Daartoe zijn alle ware knechten van God geroepen!
Ik vraag me af waar de "Whitefield Stichting" mee bezig is om ds. W. Huntington dit soort valse 'Geoff Thomas-aantijgingen' in de schoenen te schuiven! Hoe kan het bestaan dat de 'Whitefield Stichting' in verschillende artikelen een pleidooi voert voor de theologie van de arminiaanse John Wesley? De 'Whitefield Stichting' brengt hiermee de leer van Christus in diskrediet, maakt zich schuldig aan valse beschuldigingen, maar ook wordt de goede naam van George Whitefield, die terecht afstand genomen heeft van Wesley, door het slijk gehaald! Wesley was wel degelijk een dwaalleraar!

Onze vaderen hebben pal gestaan voor de ere Gods! Gomarus spoog op de grond van heilige verontwaardiging toen een buitenlandse afgevaardigde tijdens de Dordtse Synode zijn sympathie voor Arminius liet blijken. Nee, daar is men veel te vroom voor geworden in onze dagen. Men speelt liever onder één hoedje met de arminiaanse (PKN)godsdienst, omwille van eigen eer en naam. Als Johannes Bogerman nu hervormd synodevoorzitter was geweest, zou hij al die (PKN)pleitbezorgers voor het arminianisme eigenhandig de kerk uitgetrapt hebben, geheel naar het Woord des Heeren (Joh. 2:15). Christus wordt in onze dagen opnieuw gekruist door degenen die zich ergeren aan de ergernis van het kruis en deze teniet willen doen. God is echter geen ledig Toeschouwer. Hij komt, Hij kómt, ja, met het zwaard Zijns monds, om met deze geest van valse verdraagzaamheid af te rekenen, want Zijn oordelen zijn waarachtig! Sommige kinderen Gods kijken er naar uit of de oordelen spoedig mogen komen, maar eerst moet de maat der zonden vol gezondigd worden en dan met name de sodomitische PKN-zonden en de zonde tegen de Heilige Geest. De vijandschap tegen een radicale, afsnijdende, bevrijdende Wet en Evangelie prediking neemt schrikbarende vormen aan. We hebben een godsdienst gekregen, waarmee de vrome mens iets kan. Het is dan de mens die op God aanwerkt, maar als God in uw leven komt, keert Hij uw wereld geheel om en dan verstaat u het niet meer, dan weet u het niet meer, dan kunt u niets meer en dan hoeft het voor u ook niet meer, want de mens wil nu eenmaal niet zalig worden zoals God het doet. Er is echter een volk dat zalig moet worden en als een vijand met God verzoend wordt, door de toegerekende gerechtigheid van Christus.

GPPB.

WILLIAM HUNTINGTON OVER DE WET        
Plaats in winkelmandjeMandje
Huntington:
"Wie niet duidelijk spreekt over het Evangelie, spreekt ook niet duidelijk over de Wet. De beste evangeliedienaar is hij, die de Wet het scherpst predikt. Dat blijkt uit de leer van onze dierbare Verlosser, Die het Evangelie zo duidelijk predikte als niemand dat kon en die de Wet duidelijk uitlegde als niemand ooit deed. Daarom zal hij, die op wettische wijze de Wet aankleeft, zeker het Evangelie verduisteren en zij die doen alsof zij de grootste voorvechters van de Wet zijn, zijn de grootste vijanden van het Evangelie en de vreselijkste bespotters van God. Kijk maar naar de Britse Paus, ik bedoel de leider van de arminianen, die doet alsof hij de grootste voorvechter van de Wet is in heel Groot-Brittannië. Ik denk dat ik al de annalen van de aarde en de hel kan uitdagen om mij zulke vreselijke godslasteringen voor te leggen als hij leerde en openbaar maakte. Noem één bruut kerkmens, Kaïn niet uitgezonderd, die de eeuwige gerechtigheid van de Zoon van God "toegerekende onzin", heeft genoemd, het besluit van God "een vreselijk besluit", en de leer van verkiezing en predestinatie "de wet van de duivel." Ik daag u allemaal uit om mij te tonen, dat er voor de huidige voorvechter van de Wet het levenslicht zag, zulke godslasteringen zijn geuit door enig schepsel, mens of duivel."

Uit: "De Wet bevestigd door het geloof in Christus"

DE REGEL DES LEVENS VOOR EEN GELOVIGE  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje
W. HUNTINGTON SS
Klik hier
"En dit is de wil Desgenen Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk die de Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uiterste dage", Joh. 6:40.


Hieruit blijkt, dat het geloof de regel des levens voor de gelovige is, volgens de wil van God in Christus Jezus, terwijl de letter der Wet de regel des levens is voor de kinderen der dienstbare: de mens die deze dingen doet, zal door dezelve leven. Laat hem volgens deze regel doen en hij zal leven. De Wet is niet de regel van geloven maar van doen. De Wet is niet uit het geloof, maar uit de werken en de mens die dezelve doet, zal door dezelve leven, Gal. 3:12.
Indien "de Zoon te aanschouwen en in Hem te geloven", ons recht geeft op het eeuwige leven, overeenkomstig de wil Gods, dan moet het geloof de regel van dat leven zijn en mij dunkt dat, indien hij die leeft en gelooft nimmer sterven zal, het geloof een veilige regel moet zijn om bij te leven.
Ik heb wel eens gedacht dat, indien de letter der Wet in Exodus 20 een regel des levens voor de gelovige is, hij hevig in de war zou raken wanneer de duivel een bende Arianen, Socinianen of Tabellianen op hem zou loslaten. Hij zou met deze woorden te doen krijgen: 'Ik ben de Heere, uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb. Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben', Ex. 20:2, 3.
Deze regel zou hem in moeilijkheden brengen. Het is door het geloof, dat wij Christus aangrijpen en het is door het geloof, dat wij de toevlucht tot Hem nemen, als de Hoop Die ons voorgesteld is, Hebr. 6:18. Het is door Christus, dat wij in God geloven, 1 Petrus 1:21. En door het geloof verkrijgen wij de belofte des Geestes, Gal. 3:14. Door deze regel komen wij tot een zaligmakende kennis van de Drie-eenheid, want het oog des geloofs is een licht, waardoor wij zien welke de gemeenschap der verborgenheid zij, Ef. 3:9. Zonder de verzekerdheid des verstands, zal er geen ware kennis der verborgenheid Gods (de Heilige Geest) en des Vaders en van Christus zijn, Kol. 2:2. De Tien Geboden zullen nooit een mens in deze verborgenheid inleiden, noch hem terechtbrengen indien hij dwaalt.

Mijnheer, gij zegt mij in uw brief, dat ik in zekere zin de Wet te niet doe, indien ik haar niet voorstel als de regel des levens van de gelovige. Ik heb, dunkt mij, voldoende bewezen, dat het geloof de regel was van Paulus' leven en wandel. En hij vraagt: "Doen wij dan de Wet te niet door het geloof? Dat zij verre; maar wij bevestigen de Wet", Rom. 3:31. Paulus leert ons dat het geloof door de liefde werkende is, want 'de liefde doet de naaste geen kwaad. Zo is dan de liefde de vervulling der Wet', Rom. 13:10. Indien deze leer de vervulling is, dan kan zij haar niet te niet doen.
De preek, welke gij zo goed waart mij te zenden, is zwanger van een hoeveelheid schoolse, onschriftuurlijke logica, weinig beter dan onzin, welke nergens toe dient als om de wereldlijke wijsheid van de schrijver te doen zien en om de verwondering op te wekken van onverlichte mensen. Maar het is voor elk geestelijk mens gemakkelijk te zien, dat hij weinig of niets weet van de dodende letter der Wet en van de geestelijke kracht van het Evangelie. Hij tracht de Wet, als de regel des levens voor de gelovige, aan te dringen "uit de gepastheid der dingen." Maar dat zijn uitdrukkingen, die weinig of niets betekenen, juist zo de schrijver belieft. Hij voldoet mij niet omtrent de dingen die passen. Geve God, dat hij de wereld niet verlaat met deze verwarring in zijn hart! Indien ja, dan is het te vrezen, dat hij ervaren zal, dat de bediening des doods en zijn vleselijk gemoed, elkaar aangrijpende in het stervensuur, niet zo gemakkelijk bij elkaar zullen passen als hij zich inbeeldt.
Paulus had een vermaak in de Wet Gods naar de inwendige mens, Rom. 7:22. Volgens Paulus zijn de Wet Gods en de inwendige mens zaken die bij elkaar passen. Een nieuw hart en een nieuwe geest zijn zaken die goed samengaan. Een gevoel van Gods liefde tot ons en een zuivere liefde tot Hem, brengt een vereniging tot stand die liefelijk past.
"Gelooft", zegt de Zaligmaker, "dat Ik in u ben en gij in Mij." Wanneer een gekruiste Christus en een verbroken hart samenkomen, zijn dat zaken die zo nauwkeurig passen als de rank in de wijnstok, of als het fundament met de bovenbouw.
Wanneer de schrijver van deze preek sterft als een vreemdeling van "de gepastheid van deze dingen"; zoals hij nog schijnt te zijn, het ware hem goed, zo hij nooit geboren was geweest. Mensen die vreemdelingen zijn van een vereniging met Christus door de Geest, weten niets zaligmakend van de geestelijke gepastheid der dingen. Zij mogen wat blinde mensen behagen met het leven dat zij maken over de Wet, maar tot ere Gods brengen zij niet meer vrucht voort, dan een dorre rank die in de wijnstok niet is, Joh. 15:6.

Een van mijn vrienden vroeg eens aan een zeker godgeleerde in Londen, wat hij van de Wet dacht als de regel des levens voor de gelovige. Zijn antwoord was: "De gelovige moet met één oog naar Christus en met het andere naar de Wet zien." Hij bracht echter niet meer bewijs uit het Woord Gods bij dan deze schrijver, die het tracht te bewijzen uit de gepastheid der dingen.
Mijn vriend antwoordde: "Dan moet elke gelovige scheel zien." (Die vriend had ik kunnen zijn - GPPB) In deze zaak is er intussen geen roeping om scheel te zien. Christus zegt: "Zie op Mij en word behouden, alle gij einden der aarde, Ik zal hem in volmaakte vrede bewaren, wiens gemoed op Mij gevestigd is." Paulus vermaant ons om "met lijdzaamheid te lopen de loopbaan, die ons voorgesteld is, ziende op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs Jezus", Hebr. 12:2.
Met het ene oog op de Wet en met het andere oog op Christus te zien, is een afdwalen van de regel die de wijsheid aanwijst: "Laat uwe ogen recht uitzien en uwe oogleden zich recht voor u henen houden. Weegt den gang uws voeten laat al uw wegen wel gevestigd zijn'; Spr. 4:25, 26.
De gedrukte brief welke gij mij gezonden hebt, is naar ik bemerk een wanklank op dezelfde snaar, maar de schrijver zal nooit in staat zijn uit de Schriften de waarheid te bewijzen, dat de Tien Geboden in één letter de regel des levens van de gelovige genaamd worden. Hij komt ons vertellen, dat "het er in opgesloten ligt."

Dit brengt mij een oude vrouw in de gedachte, die lang voor deze letterregel gestreden had. Deze, verdacht wordende dat zij er geen had, werd eens gevraagd rekenschap te geven van de hoop die in haar was, waarop zij antwoordde: "Gij kunt mijn bevinding in dat en dat vers vinden van Jeremia" zinspelende dat zij daarin opgesloten lag. Dit diende tot overtuiging van de ondervrager dat zij geen hoop had, dan die welke op het papier stond. Ik veronderstel, dat alle bevinding van de duivel in vier schriftuurteksten opgesloten ligt. De ene zegt, dat hij vervloekt is boven al het vee; een andere, dat hij gelooft en siddert; een andere, dat hij in de hel geworpen is en weer een ander, dat hij tot het oordeel van de grote dag met eeuwige banden onder de duisternis bewaard wordt. Judas, vers 6.
Maar de duivel heeft nog een bevinding buiten deze, welke nauw op hem aan zal houden en als duizend hellen binnen in hem zijn zal, wanneer elke letter van de schriftuurtekst opgebrand zal zijn. Wanneer de dodende letter de verworpeling verslagen heeft, is zijn werk afgedaan, maar het levende Woord blijft tot in eeuwigheid en zal in der eeuwigheid bestaan in de hemelen.

Dit Woord is in de hand des Geestes en woont in de heiligen van God. De belijder moet Christus, de Hoop der heerlijkheid in hem hebben, zal hij ooit veilig in de hemel aanlanden tot de zalige genieting van God. Mensen die geen hoop hebben, dan in de geschreven letter der Schrift, zullen ervaren dat de vloed des toorns en de laatste grote brand hen in die storm zonder anker zullen laten en ik ben overtuigd, dat de regel des levens van de gelovige ook in het hart gevonden moet worden, zal hij ook met God in de hemel leven.

Indien, volgens de brief van deze heer, de regel van de gelovigen in de Tien Geboden opgesloten ligt, geloof ik, dat hij daar lang zal moeten liggen voor hij hem uit zal vinden. De Heere Jezus aandoen en in Hem wandelen, de oude mens dagelijks uitdoen en de nieuwe mens aandoen, welke geschapen is in ware rechtvaardigheid en heiligheid; Christus te volgen in de wedergeboorte; door de Geest de werkingen des lichaams doden; zichzelf verloochenen en het kruis dagelijks op te nemen; te staan in de vrijheid van het Evangelie en niet wederom bevangen te worden met het juk der dienstbaarheid; niet in het vlees te betrouwen en in Christus Jezus te roemen; zijn eigen leven te haten of de Zaligmaker niet waardig te zijn; door de Geest te wandelen om de begeerlijkheden des vleses niet te volbrengen; te weten dat de Wet de kracht der zonde is en dat zij de bediening des doods en der verdoemenis is, dat zijn dingen die, indien zij in de Tien Geboden liggen opgesloten, tot in alle eeuwigheid daar voor de gelovige verborgen zouden blijven, indien de verborgenheid des geloofs ze niet geopenbaard had, of het Evangelie, dat het leven en de onsterfelijkheid aan het licht gebracht heeft, ook die niet aan het licht bracht. Wanneer Mozes gelezen wordt, ligt een deksel op haar hart, 2 Kor. 3:15. Door de Wet is de kennis der zonde, maar zij openbaart de weg des levens niet. Deze verse en levende weg (Hebr. 10:20) wordt van een andere kant geopenbaard: "Want God, Die gezegd heeft, dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is Degene, Die in onze harten geschenen heeft, om te geven verlichting der kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus'; 2 Kor. 4:6.
Ik vind mijn hart niet genegen om kritiek uit te oefenen over de reden die gij aanwijst, omdat gij niet als anderen met onbeschaamdheid en leugens tot mij gekomen zijt. Gij schijnt even begerig om onderricht te worden als om mij te onderrichten of terecht te zetten. Daarom zal ik, zonder veel van uw brief uiteen te rafelen, trachten duidelijk te maken, dat de gelovige in generlei zin van het woord buiten de Wet staat, noch zonder de Wet is. Want hij is van geen weldaad die uit de Wet voortvloeit, uitgesloten en toch is hij niet onder de Wet, maar onder de genade, Rom. 6:14. Paulus zegt: "Degenen die zonder de Wet zijn, ben ik geworden, als zonder de Wet zijnde (Gode nochtans zijnde niet zonder de Wet, maar voor Christus onder de Wet), opdat ik degenen, die zonder de Wet zijn, winnen zou", 1 Kor. 9:21. Hieruit blijkt dat de gelovige van God niet zonder de Wet is.
Ik heb er lange tijd mijn studie van gemaakt om de Wetten der gelovigen te overwegen. Ik zal trachten ze voor te stellen en in zulk een helder licht te plaatsen als mij maar mogelijk is en zien of zij gerekend moeten worden voor wat men antinomianisme noemt of voor ware godgeleerdheid, want Paulus zegt: "Wij doen de Wet niet te niet door het geloof."

De Wijsheid maakt ons bekend, dat hij die het Woord veracht, zal verdorven worden; maar wie het gebod vreest, die zal vergolden worden en daarop zegt zij, dat de Wet des wijzen een springader des levens is, om af te wijken van de strikken des doods, Spr. 13:13, 14. Eerst zij opgemerkt dat de wijze, door de Wijsheid bedoeld, die altijd tegenover de dwaas gesteld wordt, in de taal van het Nieuwe Testament de gelovige is, die tegenover de ongelovige gesteld wordt. Deze Wet wordt nadrukkelijk genoemd (de leer) of de Wet des wijzen, hetwelk hetzelfde is als de huishouding des geloofs, zijnde hun Wet in het bijzonder en van niemand anders. Deze wordt genaamd een springader des levens.
Een springader of fontein wordt voorzien uit zijn eigen bron en stelt zijn inhoud beschikbaar om de arme en nooddruftige van water te voorzien, als zij het zoeken en het nergens anders te vinden is, wanneer hun tong versmacht van dorst, opdat zij mogen drinken en niet omkomen of van dorst sterven. Zo is deze Wet van de wijzen een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods.
Kan deze Wet van de wijzen de Tien Geboden zijn, waarvan sommigen ons verzekeren dat zij een regel des levens zijn van de gelovigen? Mij dunkt van niet. Paulus zegt ons, dat de letter doodt, 2 Kor. 3:6, dat zij de Wet des doods is, Rom. 8:2, dat de Wet toorn werkt, Rom. 4:15 en dat zij de bediening des doods en der verdoemenis is, 2 Kor. 3:7, 9.

Ook verandert ons geloof in Christus de natuur der Wet niet, noch maakt het haar voor ons wat zij van tevoren niet was. Zij is het juk der dienstbaarheid en nog steeds tot dienstbaarheid barende. Daarom worden wij vermaand in onze vrijheid te staan en niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen te worden, Gal. 5:1. Zij bezit nog steeds haar bindende natuur, zelfs voor de gelovige en zal hem wederom verstrikken indien hij tot haar opziet om hulp. Deze regel des levens (zoals zij door sommigen genoemd wordt), is nog een dodende letter, waarom God verklaart, dat wij vrijgemaakt zijn van de Wet, overmits wij die gestorven zijn, onder welke wij gehouden waren. 'Alzo dat wij zouden dienen in nieuwigheid des geestes, en niet in de oudheid der letter', Rom. 7:6. Is de Wet een letter die doodt en de Wet des doods, dan kan zij geen springader des levens zijn, waardoor de wijze afwijkt van de strikken des doods. Wij weten, dat de zonde een overtreding is van de Wet en dat waar geen Wet is ook geen overtreding is en dat de dood het vonnis der Wet is. Is dit zo, dan zijn de geboden de strikken, die de zondaar in de armen des doods houden. De strik waarin een dief verstrikt wordt, is de Wet en indien hij aan haar barmhartigheid overgelaten wordt, zal zij zo met hem handelen als de spin met de vlieg doet, die in haar net gekomen is. Zij laat haar niet los voor zij haar gedood heeft. Het is een dodende letter, hetgeen elke spinnenwebbenwever ondervinden zal. Op dat weefgetouw kan geen web geweven worden, dat de ziel kan bedekken. Het gebod is zeer wijd.
Al noemen wij de bediening der verdoemenis de regel des levens, dan kunnen wij daarom nog niet veronderstellen dat deze stof zal veranderen, of dat dit een dodende letter zal omzetten in een springader des levens. Want die Wet geeft geen leven, daarom kan het geen deel zijn van deze Wet des wijzen. Indien er een Wet gegeven was, die machtig was levendig te maken, zo zou waarlijk de rechtvaardigheid uit de Wet zijn, Gal. 3:21. Deze Wet des wijzen, welke een springader des levens is om af te wijken van de strikken des doods, wordt door Paulus genaamd de bediening des Geestes, in tegenstelling met de bediening des doods, 2 Kor. 3:11. Salomo's springader des levens is Paulus bediening des Geestes en Salomo's strikken des doods is Paulus' Wet des doods. De Wet des levens van de wijze is hetzelfde als het levende water dat de Zaligmaker geeft, hetwelk in de gelovige is als een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven, Joh. 4:14.

Geloofd zij God tot in eeuwigheid, het is waarlijk een fontein des levens, waardoor de arme, gelovige zondaar voor altoos afwijkt van de strikken des doods. Dit is de taal van de apostel. "Want de Wet des Geestes des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de Wet der zonde en des doods", Rom. 8:2. Of met andere woorden: De Wet des Geestes des levens in Christus heeft mij vrijgemaakt van de Wet der zonde die in mijn leden werkt en van de Wet van Mozes, die de bediening des doods is.

Fragment uit: "A rule and a riddle, or an everlasting task for blind watchman and old woman."
"Een eeuwige taak voor blinde wachters en oude vrouwen, in een brief aan een vriend."


http://www.derokendevlaswiek.nl