JUSTUS VERMEER (H.C.)

GIJ ZULT GEEN VALSE GETUIGENIS SPREKEN TEGEN UW NAASTE        
Plaats in winkelmandjeMandje
JUSTUS VERMEER OVER HET NEGENDE GEBOD


Hieronder kunt u van de hand van Justus Vermeer een antwoord op de vraag lezen of we van ieders staat voor God het beste moeten hopen. De barthiaanse dominee H.J. Hegger noemt iedereen die hem naar de mond praat, zijn "lieve broeder/zuster in Christus", inclusief de paus (Antichrist). Op grond van Gods Woord verwerpt Justus Vermeer deze vleselijke veronderstelling als een zonde tegen het negende gebod! Ook handelt Justus Vermeer hier over het rechtvaardig oordelen op grond van de Schrift, een zaak die velen in onze dagen onder de dekmantel van 'de liefde' in discrediet brengen en veroordelen.

Justus Vermeer uit zijn Catechismusverklaring, vraag 112, over het 9e gebod:

Citaat 1:
"Het is geen lichtelijk en onverhoord oordelen of verdoemen, wanneer iemand, die men niet kent en die geen blijken geeft van de gemeenschap aan Christus, houdt voor een mens zonder God. Vrienden, de gehele wereld is van nature zo. Daarom is hier de vraag: Wanneer ik iemand niet ken en wanneer zulk een geen bewijs van zijn vereniging met Christus geeft, welk oordeel over hem is dan het meest bijbels? Dat die mens met de gehele wereld tot de grote hoop behoort? Of dat hij behoort tot het kleine kuddeke (Lukas 12:32), waaraan de Vader naar Zijn welbehagen het Koninkrijk geeft? Ik denk dat hij tegen de Bijbel in handelt, die zegt: "Ik moet zo lang het goede van de staat mijns naasten denken, tot het tegendeel mij openbaar komt." Hij oordeelt veiliger en meer naar de Bijbel, die, vervuld met innig medelijden en liefde tot het behoud van zijn naaste, zó lang het ongeluk van zijn naaste vreest, tot het werk Gods in hem openbaar komt. Hierin openbaart zich de liefde tot de ziel van de naaste, want zonder enige grond maar het beste te denken en te spreken, is niet anders dan een vermoorden van de ziel. Paulus zegt ons (Rom. 3:19 en Ef. 2:3), dat wij allen van nature kinderen des toorns zijn, en dat de ganse wereld voor God verdoemelijk ligt." (Pag. 529-530 - deel 2).

Citaat 2:

"Het is ook deze zonde [tegen het negende gebod] wanneer men mensen, die burgerlijk beschaafd en eerlijk in handel en wandel zijn, ja uitwendig godsdienstig, voor oprecht voor God en voor verenigd met Christus houdt. En dit alleen omdat zij veel bevattingen hebben van de woorden der waarheid, ja zelfs enig werk van conscientieovertuiging, of uit vrees voor straf. O, dit is lichtvaardig oordelen, ja het is een helpen verdoemen!" (Pag. 531 - deel 2).

Citaat 3:
Het is geen achterklap of laster wanneer men tegen iemands dwaalleringen opkomt. Wanneer men deze misvattingen noemt en de pen daartegen opneemt. En ook niet wanneer men de zonden van klein en groot met vrijmoedigheid bestraft. Dit deden de profeten, en God heeft het aan Zijn knechten bevolen. (Pag. 527 - deel 2).

Heel nuttig is het om alle catechismuspreken van Justus Vermeer te lezen over de plaats van de Wet in het stuk der dankbaarheid, waarin duidelijk tot uiting komt dat de Wet de bediening des doods is voor het vlees (ook voor het vlees van Gods volk) en dat Gods volk de Wet niet teniet doet, maar bevestigt door het geloof en dat de Wet met één woord is vervuld, namelijk: de liefde. "De liefde doet den naaste geen kwaad. Zo is dan de liefde de vervulling der Wet", Rom. 13:10.
Vele biblicisten en neonomianen die de Wet als hun lijfregel beschouwen, durven het aan om het ware werk des Geestes als antinomianisme te bestempelen en te verwerpen, waarbij zij niet schromen om met boekenplanken vol oudvadercitaten en uit het verband gerukte bijbelteksten het gelijk aan hun kant proberen te krijgen! Simon de Tovenaar zou het dezulken niet kunnen verbeteren. God vergeve het hen, want zij weten niet wat zij doen!

De levende Kerk heeft niet twee, maar één Voorwerp des geloofs, namelijk God in Christus door de Heilige Geest. Het is dus niet de Wet én Christus, maar de Wet in Christus. Dit geldt alleen de ware gelovigen, want die en die alleen zijn niet onder de Wet, maar onder de genade. Gods kinderen zijn één Geest met Christus en in Hem wandelen zij overeenkomstig het Woord. Het leven der genade is een leven naar de Geest, want die van Christus zijn, hebben het vlees gekruist met de bewegingen en begeerlijkheden (Gal. 5:24). De onbekeerden -zolang zij onder de Wet verkeren en zich niet bekeren- zijn evenwel gebonden aan de absolute eis der Wet, namelijk om die te doen op straffe des drievoudigen doods.

Lees meer over de functie van de Wet in de boeken:

"MIJN GENADE IS U GENOEG"

"OPDAT IK GODE LEVEN ZOU"

"HET WATER DES LEVENS"


GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl