|
|
MAARTEN LUTHER OVER DE KERK IN HET LAATSTE DER DAGEN
| |
|
|
Daniel 7:2: "En van dien tijd af, dat het dagelijks offer weggedaan en er een gruwel der verwoesting geplaatst wordt, zullen zijn duizend tweehonderd en negentig dagen." (Vertaling van Luther)
Ik wil gaarne het dagelijks offer zo uitleggen, dat er onder verstaan wordt het heilig Evangelie, dat tot aan het einde van de wereld samen met het geloof en de kerk blijven moet. Maar het kan evenwel gebeuren, dat de wereld zo epicureïsch zal worden, dat men in de gehele wereld geen openbare predikstoel zal hebben en er alleen sprake zal zijn van epicureïsche gruwelen in de openbare prediking. Het Evangelie zal dan alleen voortgang vinden in de huisgezinnen door de huisvaders en dat zal een tijd zijn als die tussen de woorden van Christus aan het kruis: "Mij dorst " en "Vader in Uwe handen beveel ik Mijnen Geest." Want evenals Christus na de woorden: "Mij dorst" nog een weinig leefde, zo kan ook de kerk na het zwijgen van het Evangelie in het openbaar nog enige tijd blijven. En zoals het dagelijks offer der Joden in de zeventig weken door het Concilie der Apostelen (Hand. 15) wel had afgedaan en toch tot de verwoesting van Jeruzalem bleef, en ook door de apostelen zelf, waar zij wilden, onderhouden werd (doch zonder noodzaak) zoo kan ook het Evangelie wel openlijk op de predikstoel liggen en zwijgen, terwijl het toch door oprechte christenen in de huizen onderhouden wordt. Zulk een ellende zal echter niet lang duren, want zonder openbare prediking kan het geloof niet lang staande blijven, omdat in dezen tijd ook in een jaar de wereld slechter wordt. De laatste dagen zullen buitengewoon goddeloos zijn, zodat ook in de huizen maar weinig geloof zijn zal, waarom hij zegt: "Welgelukzalig is hij die deze dag verbeidt en bereikt." Als wilde Hij zeggen zoals Christus zegt : "Doch de Zoon des mensen, als Hij komt, zal Hij ook geloof vinden op de aarde?" Luk. 18:8. Zo gering moet de kerk nog worden en alles enkel gierigheid, woeker, buik, overdaad en vlees worden, zoals voor de zondvloed.
Uit: Erlanger Ausgaben 41-318
|
|
|
|
|
|