|
|
AFSTERVING VAN DE OUDE MENS??
| |
|
|
Geachte heer Burggraaf,
In de ingezonden stukken "Is de Wet een regel des levens?" en ook wel in andere artikelen, laat u blijken dat u het eigenlijk niet eens bent het antwoord op vraag 88 van de Heidelbergse Catechismus, nl. in hoeveel stukken de waarachtige bekering bestaat en dan luidt het antwoord: In twee stukken: in de afsterving van de oude, en in de opstanding van de nieuwe mens. Ik kan u goed volgen als u daartegen bezwaar maakt met de door u aangevoerde bijbelse argumenten en u valt niet zozeer de opstellers van de Catechismus af, want u vindt het antwoord 88 van de H.C. alleen een verkeerde bewoording van de zaak waar het om gaat. U zegt, dat Gods volk de oude mens is gestorven, omdat die oude mens geklonken is aan de Wet als werkverbond. Dat kan ik in de Schrift terugvinden, maar ik mag aannemen dat u vraag en antwoord 89 van de Heidelberger wel onderschrijft?
Hartelijke groeten,
P.d.V.
--------------------------------------------
Geachte heer P de V.
Hartelijk dank voor uw briefje. U hebt het goed verstaan en dat verheugt me zeer, want deze zaak is in de Reformatie blijven liggen en de huidige godgeleerdheid houdt vast aan de afstervingsleer van de oude mens conform het antwoord op vraag 88 van de Heidelbergse Catechismus. Die verwoording in antwoord 88 is misplaatst en duidelijk rooms. Ik heb dat uitgebreid beschreven, namelijk dat de oude mens niet af te sterven is, omdat die oude mens -zoals u ook citeert- staat in het kader van de Wet als verbond der werken. Gods volk heeft geen oude mens meer, maar nog wel het lichaam der zonde, het vlees. Het lichaam der zonde is feitelijk het stoffelijk overschot van de oude mens, dus een ontzield lijk. Als men over afsterving wil spreken, geldt dat dus niet de oude mens, want die IS gedood door de dood van Christus en OOK bevindelijk sterft Gods volk der Wet (Gal. 2;19). Er zijn namelijk ook van die dominees die zich vergrijpen aan de plaatsbekleding van Christus, terwijl zij met zevenmijlslaarzen over de bevindelijke wetsdood zoals -verwoord in Galaten 2:19- heen stappen. Afsterven geldt alleen de zonden (het haten en vlieden ervan), maar ook dat heeft een nadere verklaring nodig. Ik stem wel overeen met vraag en antwoord 89 van de HC, maar NIET zodanig, zoals sommige dominees leren, dat zij door de afsterving der zonden minder vleselijk menen te worden. Dat is Rome ten voeten uit! Als Paulus in Romeinen 7:14 schrijft: "Want wij weten dat de Wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde", dan geldt dat voor de totale Paulus, altijd en overal, ja, tot zijn laatste snik. Dat geldt dus ook voor al Gods volk. Vele rechtzinnige predikanten doen voorkomen alsof Gods volk in het stuk der heiligmaking heiliger kan worden als zij in Christus is. Ook dat is Rome ten voeten uit. En die dwaalleer preekt men dan in het kader van de afstervingsleer, zoals verwoord in het antwoord op vraag 88 van de HC. Maar dat is puur rooms, want Gods volk wordt nooit 50% vleselijk, nog niet eens 99% vleselijk. Ze blijft 100% vleselijk en dus kan zij het lichaam der zonden niet afsterven zolang zij in het vlees verkeren. Dat leert Paulus uitdrukkelijk in Romeinen 7:14 en dat is juist de hoogste stand in het leven der heiligmaking! Al die hooggeestelijke "regel des levens" dominees weten niet wat zij leren, noch wat zij bevestigen. Klakkeloos een roomse uitdrukking overnemen (antw. 88) van de opstellers van de HC, doet geen mens in Gods gunst. Paulus zegt -met mijn woorden gezegd-: "Al betrof het een engel uit de hemel; vervloekt!" (Gal. 1:8-9). Goed, er kan onkunde in het spel zijn, maar niemand kan zich verschuilen achter het begrip onkunde als Gods Woord duidelijke taal spreekt en hierin keer ik me tegen de huidige theologie. Heel die afstervingsleer van de oude mens is een miskenning en een gebrek aan de doorleving van de bevinding zoals Paulus ervan spreekt in Galaten 2:19. De zonden meer en meer haten en vlieden, zoals het antwoord op vraag 89 van de HC ons leert, dat is bijbels, ALS dat maar in het kader geleerd wordt van het gestorven ZIJN aan de zonde. Gods Woord leert in Romeinen 6:2: "Wij die der zonde gestorven zijn (!), hoe zullen wij nog in dezelve leven?" En Romeinen 6:2 ligt ten grondslag aan de dood van Christus. Dat kunnen we lezen in Romeinen 6:10: "Want dat Hij gestorven is, dat is Hij der zonde eenmaal gestorven; en dat Hij leeft, dat leeft Hij Gode." En dan zegt Paulus er direct achteraan in het volgende vers: "Alzo ook gijlieden, houdt het daarvoor, dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levend zijt in Christus Jezus, onzen Heere." Dus door de dood van Christus is de oude mens onder de Wet gestorven en wij in Hem, tenminste, als we Christus toebehoren door een waar zaligmakend geloof. Maar wij zijn niet alleen de oude-mens-dood gestorven, wij zijn ook der zonden gestorven. En om die reden zegt Paulus in Romeinen 7:17: "Ik dan doe datzelve nu niet meer, maar de zonde die in mij woont." En dat geldt alleen en uitsluitend voor Gods ware volk, want die zijn niet meer onder de Wet, maar onder de genade. Hetgeen we ten aanzien van de roomse afstervingsleer van de oude mens op grond van de Schrift leren, wordt tot op de dag van vandaag miskend over de hele breedte van de gereformeerde gezindte. En dat is ook de oorzaak van de kerkelijke verdeeldheid en zelfs de verdeeldheid onder de broeders van hetzelfde kruis, immers, als wij de oude mens (stervend) onder de genade plaatsen, dan strijdt God niet meer voor ons, maar tegen ons, omdat wij de Wet met het Evangelie vermengen en van Mozes een Christus maken. De oude mens is de definitieve dood gestorven door de dood van Christus, hetgeen Paulus bevindelijk(!) verwoordt in Galaten 2:19: "Ik ben door de Wet der Wet gestorven, opdat ik Gode leven zou." En in Romeinen 7:4 leert de Heilige Geest bij monde van Paulus de grond van deze zaak: "Zo dan, mijne broeders, gij zijt ook der Wet gedood door het lichaam van Christus, opdat gij zoudt worden eens Anderen, namelijk Desgenen Die van de doden opgewekt is, opdat wij Gode vruchten dragen zouden." De Wet doodt niet iets, maar een persoon, dat is de oude (werkheilige) mens onder de Wet. In borgtochtelijke zin is dat Christus onder de Wet. Wie het vatte kan, die vatte het. Gods volk is geen oude mens, maar een nieuw schepsel in de opgestane Levensvorst. Gods volk leeft aan deze zijde van het graf nog wel in het lichaam der zonde en des doods. De zonde afsterven, ja, maar we zijn en blijven 100% vleselijk, verkocht onder de zonde tot ons laatste snik, en tegelijk geheel rein en volmaakt heilig in de Volmaakte! Amen.
Gode bevolen en hartelijke groet,
GPPB.
|
|
|
|
|
|