GELOOFSBELIJDENIS AFLEGGEN
BELIJDENIS DES GELOOFS AFLEGGEN        
Plaats in winkelmandjeMandje
Geachte heer Burggraaf,

Mijn dochter heeft belijdeniscatechisatie afgerond en nu moet zij met Pasen belijdenis des geloofs afleggen. Tenminste, dat is te doen gebruikelijk in onze kerken. Mijin dochter is er echter "niet klaar voor", maar de kerkenraad (Ger. Gem.) zegt dat de belijdeniscatechisanten belijdenis van de waarheid afleggen. Tijdens een huisbezoek liet mijn man blijken het niet met de gang van zaken eens te zijn, en dat een uitwendige belijdenis van de waarheid onbijbels is. De wijkouderling werd kwaad op mijn man, en verweet hem hoe hij zich durfde te verzetten tegen de kerkorde. Wij kregen ook te verstaan dat als onze dochter weigerde om belijdenis te doen, dat ook onze belijdenis ongeldig zou worden verklaard.
Wij hebben op uw website een aantal artikelen gelezen over belijdenis doen, en we zijn daardoor in onze overtuiging bevestigd geworden, dat onze dochter geen uitwendige belijdenis kan doen van de waarheid, maar als zij het doet, dat het belijdenis van het ware geloof moet zijn, waarbij vanzelf de gereformeerde leer moet worden onderschreven, maar niet louter en alleen dat laatste.

Zou u ons een advies kunnen geven, hoe nu verder te handelen?

Hartelijke groet,

Mevr. D. v.d.H.

----------------------------------------

Geachte mevrouw Van der H.,

Uitwendig belijdenis doen van de waarheid heeft inderdaad geen enkele zin. Immers, zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Uw moet echter wel bedenken dat 'onbekeerd zijn', geen geldige optie is, om het doen van geloofsbelijdenis uit te stellen. Dat uitstel vindt in Gods Woord geen grond. Gods Woord spreekt van het HEDEN en niet van morgen als het gaat over de waarachtige bekering en het geloof in Christus. Maar een (gedwongen) uitwendige belijdenis van de waarheid is louter pauselijke ongerechtigheid. Anderzijds, om onbekeerd belijdenis des geloofs af te leggen, is niets anders dan Gods verbondswraak inroepen; het is God verzoeken, want de beantwoording van de vragen, kan alleen maar door het geloof geschieden. Filippus zei tot de kamerling: "Indien gij van ganser harte gelooft, zo is het geoorloofd", namelijk om te dopen, omdat die kamerling als een heiden tot geloof gekomen was en ook het teken van het verbond diende te ontvangen. Het antwoord dat de kamerling gaf, betrof zijn persoonlijk geloof in Christus en zo alleen mag men geloofsbelijdenis afleggen.
Die kerkregel van de Ger. Gem. is pure ongeloofstaal en het is ook zielsmisleidend. Geloofsbelijdenis afleggen geeft een kerkelijk recht tot het H.A., maar dat kan alleen als men belijdenis aflegt van het ware geloof. De kerkenraad moet terdege onderzoek doen onder degenen die belijdenis des geloofs wensen af te leggen, of zij ook getuigenis kunnen afleggen van hun persoonlijk geloof, van de vergeving der zonden en van de kennis in Christus. Daar moet iets van gekend worden en Gods Woord leert bij monde van de apostel Petrus dat elke gelovige rekenschap moet kunnen afleggen van de hoop die in hem/haar is (1 Pet. 3:15). Alleen het beantwoorden van belijdenisvragen omtrent de leer is volstrekt te kort om belijdenis des geloofs af te kunnen leggen, er moet ook rekenschap (getuigenis) afgelegd worden van persoonlijk geloof, volgens 1 Petrus 3:15: "Maar heiligt God, den Heere, in uw harten; en zijt altijd bereid tot verantwoording aan een iegelijk, die u rekenschap afeist van de hoop, die in u is, met zachtmoedigheid en vreze."

We zullen in het kort aantonen hoe de "gereformeerde" vaderen van dit bijbelse gegeven -omtrent belijdenis des geloofs- zijn afgeweken en ook afgeweken zijn van de zekerheid des geloofs.

Onderstaande vragen zijn in de Gereformeerde kerken aanbevolen en in overeenstemming hetgeen door Calvijn, à Lasco, het convent van Wezel is geleerd, en door de synode van Dordrecht (1618-1619) zijn aanvaard en die in de onderscheiden plaatselijke kerken in gebruik zijn.

1e. Verklaart gij de leer van onze kerk voorzover gij haar geleerd, gehoord en beleden hebt, te houden voor de ware en zaligmakende leer, overeenkomende met de Heilige Schrift?

2e. Belooft gij, door de genade Gods, in de belijdenis van de zaligmakende leer volstandig te zullen blijven, en in haar te zullen leven en sterven?

3e. Belooft gij, overeenkomstig deze leer, trouw, eerlijk en onberispelijk steeds uw leven te zullen inrichten, en uw belijdenis met goede werken te zullen versieren?

4e. Belooft gij u aan de vermaning, terechtwijzing en kerkelijke tucht te willen onderwerpen en onderworpen te zullen zijn, indien het gebeurde (wat God verhoede) dat gij u in leer of leven kwaamt te misgaan?

Wat aan deze vragen ontbreekt, is, dat men om de verdienste van Christus' wil gelooft dat al hun zonden vergeven zijn, zoals in het Avondmaalsformulier uitdrukkelijk wel gesteld wordt: "Ten andere onderzoeke een iegelijk zijn hart of hij ook deze gewisse belofte Gods gelooft, dat hem al zijn zonden, alleen om het lijden en sterven van Jezus Christus, vergeven zijn, en de volkomen gerechtigheid van Christus hem als zijn eigene toegerekend en geschonken is, ja, zo volkomen, alsof hij zelf in eigen persoon voor al zijn zonden betaald, en alle gerechtigheid volbracht had."

De Generale synode van de Gereformeerde kerken, te Utrecht vergaderd (1923, Art. 136), sprak uit, dat het gewenst was, dat de toelating tot het Heilig Avondmaal in alle kerken op dezelfde wijze geschiedde en dat dezelfde belijdenisvragen in alle kerken werden gebruikt. Zij aanvaardde daartoe een concept Formulier voor de openbare belijdenis des geloofs, en besloot, het volgende Formulier aan te bevelen aan de kerken:

Geliefden in onze Heere Jezus Christus!
Gij zijt hier verschenen om voor God en Zijn heilige gemeente belijdenis te doen van uw geloof, teneinde alzo toegang te erlangen tot des Heeren Heilig Avondmaal. Wil(t) daartoe ongeveinsd antwoorden op de navolgende vragen:

Ten eerste. Verklaart gij, dat gij de leer, die in het Oude en Nieuwe Testament en in de artikelen des Christelijken geloofs begrepen is, en in de Christelijke Kerk alhier geleerd wordt, houdt voor de waarachtige en volkomen leer der zaligheid; en belooft gij, in de belijdenis daarvan door Gods genade standvastig te zullen blijven in leven en sterven?

Ten tweede. Gelooft gij Gods Verbondsgelofte, u in uw doop betekend en verzegeld, en belijdt gij, thans de toegang tot het Heilig Avondmaal vragend, dat gij u vanwege uw zonden mishaagt en voor God verootmoedigt, en uw leven buiten uzelf in Jezus Christus, de enige Zaligmaker, zoekt?

Ten derde. Betuigt gij, dat het uw hartelijke begeerte is, God de Heere lief te hebben en te dienen naar Zijn Woord, de wereld te verzaken, uw oude natuur te doden en in een godzalig leven te wandelen?

Ten vierde. Belooft gij u te zullen onderwerpen aan de kerkelijke vermaning en tucht, indien het mocht gebeuren (wat God genadig verhoede), dat gij in leer of leven u kwaamt te misgaan?

N.N. Wat is daarop uw antwoord?

Antw.: Ja (indien er meerdere personen zijn, door ieder hoofd voor hoofd te geven).

Opnieuw: wat aan deze vragen ontbreekt, is, dat men om de verdienste van Christus' wil gelooft dat al hun zonden vergeven zijn, zoals in het Avondmaalsforrmulier uitdrukkelijk wel gesteld wordt: "Ten andere onderzoeke een iegelijk zijn hart of hij ook deze gewisse belofte Gods gelooft, dat hem al zijn zonden, alleen om het lijden en sterven van Jezus Christus, vergeven zijn, en de volkomen gerechtigheid van Christus hem als zijn eigene toegerekend en geschonken is, ja, zo volkomen, alsof hij zelf in eigen persoon voor al zijn zonden betaald, en alle gerechtigheid volbracht had."

De synode van Utrecht in de 17e eeuw heeft op voorstel van 'de Commissie van voorbereiding' gesteld, dat allen die vaak bekommerd van hart zijn of zij wel het eigendom van Christus zijn, maar wel durven verklaren dat zij leed dragen over hun zonde en dat Christus hun dierbaar en onmisbaar is, in oprechtheid voor God belijdenis des geloofs mogen afleggen.

U ziet, de "gereformeerde" vaderen zijn al afgeweken van hetgeen Gods Woord leert in 1 Petrus 3:15, en hebben de zekerheid des geloofs tot het welwezen des geloofs gedegradeerd.

De afgevaardigden van Friesland wilden destijds in de belijdenisvragen uitgedrukt zien de belijdenis van het verzekerde geloof, en stelden voor, een van de vragen als volgt aan de belijdenislidmaten te stellen: "Belijdt gij, dat gij u vanwege uw zonden mishaagt en u daarover voor God verootmoedigt, dat gij nochtans vertrouwt de vergeving van uw zonden in het bloed van Jezus Christus, de enige Zaligmaker, te hebben".
Doch de synode heeft ONTERECHT geoordeeld, dat: "Velen, die oprecht de Heere vrezen, doch de vrijmoedigheid en de zekerheid des geloofs
missen" (dat is niet bijbels - GPPB.), en daarom de sterking van hun geloof in 't bijzonder nodig hebben, op deze vraag aldus geformuleerd niet bevestigend zouden kunnen antwoorden. Daarom wilde de synode datgene, wat nodig is te belijden voor de toegang tot het avondmaal, op een tere wijze uitdrukken opdat de schuchtere zielen niet zouden worden afgeschrikt. (Schuchtere zielen niet enige zekerheid hebben door het geloof in Christus, zijn het geen gelovigen. De zwakgelovigen daarentegen hebben ook zekerheid, dat zegt Christus Zelf "...de kleinen die in Mij geloven..." - GPPB.)

U ziet, de "gereformeerde" synode is duidelijk afgeweken van de bijbelse zekerheid des geloofs.

Hopenlijk kunt u op grond van het geschrevene beoordelen wat in uw geval van node is. Het lijdt in ieder geval geen twijfel dat de Ger. Gem. kerkregel t.a.v. belijdenis doen puur onbijbels en censurabel is.

Gode bevolen,

GPPB.

PS. Met gebruikmaking van: www.kerkrecht.nl


http://www.derokendevlaswiek.nl