HEILIG AVONDMAAL
KAN EEN KIND VAN GOD ALTIJD AANGAAN?        
Plaats in winkelmandjeMandje
Goedenavond,
Zoals u wellicht had verwacht, zit ik toch nog met wat vragen. Als ik uw artikel over 'vierderlei hoorders' goed op mij in laat werken, bestaat er geen misverstand of iemand een kind van God is of niet. Een kind van God kan niet blijven zitten als de nodiging tot de tafel klinkt. Betekent dit dat wanneer men de vrijmoedigheid niet krijgt om aan te gaan men dan geen kind van God is? Oftewel gaat een kind van God na zijn/haar bekering altijd aan het avondmaal? Ik las in een ander artikel dat u het woord 'bekommert' leest als ongelovig. Als men immers bekeerd is hoeft men niet meer te twijfelen of men welkom is aan de Tafel des Heeren. Begrijp ik het dan goed als ik zeg dat een kind van God nooit zal zeggen dat hij/zij twijfelt of God hem/haar wel genadig wil zijn. God heeft immers in het hart van de bekeerde zondaar gewerkt dat er ook voor hem/haar genade is. Dus uitspraken als: 'Ik hoop maar dat God mij genadig wil zijn' zou je kunnen weerspreken dat een kind van God wéét dat God hem genadig wil zijn. De opmerking: 'We hopen er maar het beste van' is geen bijbels geloof, want het geloof is niet een losse hoop maar een vaste grond... 'In de hoop van het eeuwige leven', zegt iets over de zekere hoop. Een kind van God mag weten dat hij/zij eeuwig leven heeft. God zegt dit immers in Zijn Woord. Er zijn heel veel misverstanden over bepaalde onderwerpen, die voor mij erg verwarrend zijn. Sommige mensen zijn altijd zeker van het geloof, maar bij de toe-eigening houdt het dan op, want ja dat kan een mens niet van zichzelf zeggen, zegt men. Maar naast alle aanvechtingen e.d. die Paulus heeft gehad waarbij hij moest zeggen dat hij de voornaamste der zondaren was, twijfelde hij niet aan Gods belofte, noch aan zijn eeuwige bestemming. Begrijp ik dat goed? Een kind van God heeft daarom nog steeds allerlei zonden en lijden die hij/zij mee moet dragen, echter de belofte die God in zijn hart gewerkt heeft die staat vast, omdat het Gods belofte is. Dit zijn zomaar wat dingen die mij bezighielden, wie weet schieten er nog meer te binnen :-)
Ik heb overigens het boekje KOMT! WANT ALLE DINGEN ZIJN GEREED besteld wellicht dat dit ook verder helpt. Ik hoop overigens niet dat ik u tot last ben. Bij voorbaat dank voor het antwoord,

mvg, NN.
___________________________________


Beste NN,
1. Als een kind van God geen vrijmoedigheid heeft om aan te gaan, dan betekent dat niet dat hij dan ineens geen kind des Heeren meer is. Er is geen afval der heiligen. Geen vrijmoedigheid hebben, legitimeert echter geen afblijven van des Heeren tafel. Als er (onbeweende) zonden tussen liggen, zoals ik je al eerder schreef, dan schrijf ik dat in het kader van het kindschap Gods. Voor onbekeerden bestaat er geen toegang tot het HA, op geen enkele manier zelfs. Dezulken eten en drinken zichzelf een oordeel, niet onderscheidende het lichaam van Christus. Als Gods kind niet altijd aan het HA gaat, is dat een afwijking en zeker niet normerend. Normerend is dat de toegang voor Gods kinderen altijd open is tot het HA, om de dood des Heeren te gedenken.

2. Onbeweende zonden kunnen echter een oorzaak zijn dat de toegang tot het HA niet geopend wordt bij God vandaan. Ook kunnen er in de gemeente bannen liggen die men niet uit de weg ruimt, en vanwege dat feit onthoudt God Zijn aanwezigheid aan het HA. Gods volk wordt dat gewaar en kan dan niet aangaan. Het laatste geval heerst in onze dagen en er is schier geen gemeente waarin van genoemde bannen geen sprake is. Men weigert de tucht te hanteren en in veel gevallen is de kerkenraad zelf censurabel.
Zeker, Gods ware volk is aan vele twijfelingen en aanvechtingen onderhevig, zo zelfs dat zij hun aandeel in Christus verdacht houden. Maar ook dat is niet normerend om af te blijven. Juist dan moet Gods kind aangaan, tot versterking van het geloof. Bovendien krijgt de zonde van twijfel en ongeloof nergens in Gods Woord het voordeel van de twijfel. Er is echter geen kind van God die nooit eens twijfelt en in ongeloof terneer zit. Gods werk in Christus staat gedurig bloot aan de aanvallen en verzoekingen van de duivel. Daar is de Bijbel duidelijk in. Ook de bijbelheiligen twijfelden soms aan Gods trouw en Vaderlijke zorg. Abraham de vader aller gelovigen twijfelt in ongeloof aan 's Heeren trouw als hij in Egypte verkeert en zijn vrouw zijn zuster noemt. En zo zijn er tal van voorbeelden op te noemen uit het leven van de bijbelheiligen, waaruit blijkt dat het ongeloof bij hen de overhand heeft. Om die reden bidt Christus voor de Zijnen dat hun geloof niet ophoude. De hoop in de drieslag geloof - hoop - liefde, is inderdaad geen misschientje en betekent iets heel anders dan het werkwoord 'hopen' in hedendaags taalgebruik. Gods kind is verzekerd van zijn/haar aandeel in Christus, maar alleen door het geloof. Als het ongeloof de overhand heeft, is Gods kind een baar der zee gelijk. Vlees wordt nooit bekeerd, ook het vlees van Gods volk niet.
Inderdaad. Gods kinderen twijfelen nooit aan Gods beloften, die zij van God ontvangen hebben in de toepassing des harten. Maar alleen door het geloof. Het ongeloof houdt alles van God verdacht, ook in het leven der genade.
Nee, beste NN, je bent mij zeker niet tot last. Ik hoop(!) dat je vastgezet mag worden op de enige Rots der behoudenis door een weg van recht. En dat door de Heilige Geest. Want dan getuigt die Geest met jou geest, dat je een kind van God bent. Dat noemen de opstellers van de HC terecht de enige troost beiden in leven en sterven.

Hartelijke groet, GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl