HEILS(ON)ZEKERHEID
HEILS(ON)ZEKERHEID VAN HET ARMINIAANSE GERAAMTE (1)        
Plaats in winkelmandjeMandje
Het artikel "Heilszekerheid" van de hand van dhr. J. Kamphuis, dat via de SRA-nieuwsbrief (dec. 2007) is gepubliceerd, heb ik tussen de regels door van commentaar voorzien, aangezien het betreffende artikel helaas niet verder komt dan de heils(on)zekerheid van het arminiaanse geraamte, waarin talloze hedendaagse belijders verstrikt zitten en gevangen zijn onder de dekmantel van de christelijke vrijheid. Deze aflevering betreft dus geen samenspraak, maar een SRA-artikel die tussen de regels door van commentaar is voorzien. - GPPB.

Heilszekerheid
"Niet zonder reden staat deze bijdrage geheel in het teken van de volgende oproep: 'Kom direct!' Het komen tot Christus maar voor een kwartier uurs uit te stellen, is bij uitstek gevaarlijk; want als gij binnen die tijd kwam te sterven, zo waart gij voor eeuwig verloren (R. Erskine). Het is met een zekere schroom dat ik onderstaande schrijf. Toch doe ik het. Daarbij schrijf ik ook aan mezelf", aldus JK in de periodieke SRA-nieuwsbrief.


GPPB.: Wat vriend JK, mij wel bekend, via de SRA-nieuwsbrief leert, is ten spijt van de aangehaalde oudvader-citaten, een arminiaans geraamte, gestoeld op de vrije wil des mensen, waarbij hij tevens bepaalde bijbelteksten biblicistisch verstaat en zo een arminiaans/pelagiaanse visie ventileert. Ik ben werkelijk verbaasd, maar ook weer niet. Gods Woord heeft het reeds voorzegd, en ik heb vriend JK al eerder ernstig gewaarschuwd, dat in de plagen die God een valse kerk zendt, ook diegenen (bekeerd of onbekeerd) zullen delen die lid zijn van een valse (PKN)kerk (o.a. Openb. 18:4). In de visie van vriend JK komt wel duidelijk openbaar met welke plagen hij betoverd is, namelijk met de aloude plagen van het arminianisme en pelagianisme. Bovendien spreekt hij zich diverse keren fundamenteel tegen. Helaas moeten we weer ten velde trekken, maar het Woord is het altijd meer dan waard om verdedigd te worden met het Woord, al betrof het ook een engel uit de hemel (Gal. 1:8-9), die een ander evangelie leert dan God in Zijn Woord heeft geopenbaard.

JK.: Laten we eerst dit vaststellen: het ligt niet in de macht en de wil van de mens om Christus aan te nemen als zijn Borg en Zaligmaker (artikel 14 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis en hoofdstukken 3 en 4 van de Dordtse Leerregels met tekstverwijzingen). Deze wetenschap kan mensen in lijdelijkheid doen vervallen.

GPPB.: Dus u trekt de NGB en de DL in twijfel? Je stelt deze op zijn minst discutabel. De NGB en de DL zijn dus onvolledig geweest? Bedenk echter wel dat het goede gebruik van de Belijdenisgeschriften NOOIT het misbruik ervan uitsluit. Dat geldt zeker niet in mindere mate voor Gods Woord, maar het misbruik van de waarheid en de bijbelse leer, zoals vervat in de Belijdenisgeschriften kan niemand toeschrijven aan een gebrek in het Woord, nee, dat ligt aan en in de verdorven mens zelf. Bovendien IS het mensdom in valse lijdelijkheid (fatalisme) vervallen als gevolg van de zondeval en kan hij zelfs geen goede gedachte van God meer bedenken. Maar er bestaat ook een heilige lijdelijkheid, daarvan is ook de theologie van dr. H.F. Kohlbrugge doortrokken, wiens woorden je bijna 'lachwekkend' verkeerd verstaat. We komen er nog wel op terug.

JK.: En dat is nu net waar de Schrift zo indringend en welgemeend tegen waarschuwt. 'En die WIL, neme het water des levens om niet' (Openb. 22:17), maar 'gijlieden hebt niet GEWILD' (Matth. 23:37).

GPPB.: Er is juist niemand die WIL, maar dat feit ontneemt God het recht niet om ondanks de onwil van de mens te schrijven: "En die wil, neme..." En hetgeen er in Matth. 23:37 staat geschreven (...gijlieden hebt niet gewild...) heeft betrekking op ieder mens. Gods volk MOET zalig worden, niet omdat zij willen, maar omdat God het wil. De onwil wordt de verworpenen wel aangeschreven tot hun eeuwige ondergang, maar Gods volk wordt niet zalig omdat zij wél gewild heeft om zalig te worden, absoluut niet! Dat is puur arminianisme. Dat God Zich een gewillig volk overhoudt op de dag Zijner heirkracht betekent niet dat Gods Woord de rechtvaardiging van de gewillige zondaar leert, integendeel! God is een God Die de goddeloze rechtvaardigt en vijanden met Zichzelf verzoend door de dood Zijns Zoons. Ook uw biblicistische verklaringen van sommige bijbelteksten, waaraan u zich doorlopend schuldig maakt, leidt onherroepelijk tot de grootste ketterijen.

JK.: Veel Nederlandse christenen hebben dit ervan gemaakt: wij zouden wel gewild hebben, maar U, U, U hebt niet gewild'. Deze christenen zijn pienter.

GPPB.: "Wij willen wel, maar God niet." Dat die mensen er zijn, bewijst het bestaan van de SRA en stichting JIJDAAR wel, maar de kwalificatie van 'pienterheid' zou ik deze bewegingen absoluut niet geven. Het zijn veeleer verleiders die met het zaad dat in ondiepe plaatsen valt nogal wat vruchten op de plank denken te verzamelen om een kunstmatige opwekking te forceren. De vruchten van de door de SRA hooggeroemde ds. E. Maritz uit Zuid Afrika is daarvan een sprekend bewijs. Ik ben in de plaatsen geweest waar hij predikant geweest is en waar hij diverse opwekkingen claimde. De Maritz-gemeenten waren echter zo wereldgelijkvormig als het maar wezen kan en met de schoolvakanties zijn zelfs de NG-kerken ook met vakantie. Bespottelijk!

JK.: Allerlei theologische snufjes en foefjes worden de wereld in geholpen, zoals een verdraaiing van de Bijbelse leer van de onwederstandelijkheid van de Heilige Geest. Maar wat zegt diaken Stephanus hiervan? 'Gij hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, gij wederstaat altijd den Heiligen Geest' (Hand. 7:51)! Met al dat geredeneer kan men een opwekking weerstaan. Want God keert Zich dan tegen hen: 'want God wederstaat de hovaardigen, maar den nederigen geeft Hij genade' (2 Petr. 5:5).

GPPB.: Welke verdraaing precies? Ik zal je wel uit de brand helpen. Gods Woord leert de onwederstandelijke genadeleer (Irresistable grace). De Heilige Geest is absoluut onwederstandelijk in het zaligen van zondaren. De zaligmakende werking kan niet tegengehouden en wederstaan worden, in tegenstelling tot wat de arminianen leren en ook wat ds. Maritz leert, hetgeen de SRA-beweging gretig overneemt. De zaligmakende werking van de Heilige Geest wederstaan is ten enenmale onmogelijk, anders zou de zaligheid een misschientje zijn en de mens sterker zijn dan de Heilige Geest. Al Gods volk wordt ONWEDERSTANDELIJK als een goddeloze met God verzoend, niet als een gewillige, maar als een vijand door Gods Geest overwonnen en zaliggemaakt (verklaard). Het Sanhedrin wederstond het GETUIGENIS van de Heilige Geest, namelijk de lere Christi, in hun geweten en met hun daden, maar de Geest bearbeidde hen nimmer zaligmakend. Een opwekking door Gods Geest gewerkt en door Christus in het leven geroepen, kan NIEMAND tegenstaan, in de zin van tegenhouden. Daartoe is zelfs de duivel niet bij machte. Uw redenering, JK, is een verloochening van Christus, Die ALLE macht heeft in hemel en op aarde (Matth. 28:19). Als Hij een opwekking gebiedt, dan is die er, want Hij spreekt en het is er; Hij gebiedt en het staat er (Ps. 33:9)

JK.: Toch zegt men in tranen en met een brok in de keel: 'Ik zou o zo graag tot bekering komen, maar ik moet afwachten of God dat ook wil en of Hij dat door Zijn Geest in mij wil werken'. Zou men dieper kijken, dan zou men zien dat men zelf niet wil. Want zouden deze woorden dan niet meer gelden: 'God, onze Zaligmaker Welke wil, dat alle mensen zalig worden en tot kennis der waarheid komen' (1 Tim. 2:3 en 4)? Het afschuiven van verantwoordelijkheid, zelfs op de Heere God, hebben we van Adam meegekregen. Die schoof de verantwoordelijkheid voor zijn zonde af op Eva en op de Schepper van Eva...

GPPB.: Inderdaad, men wil zelf niet, u en ik ook niet! Denk niet dat u en ik van nature boven de redenering staan die u hierboven opsomt. Gelukkig sluit u uzelf erbij in, ja, door de toerekening van Adams val zijn wij allerhande ellende, ja, de verdoemenis onderworpen. Uw biblicistische verstaan van 1 Tim. 2:3-4 is echter ver buiten de bijbelse waarheid. Ik kan er uitvoerig over uitweiden, maar ik geef slechts door wat de Kanttekening van de SV bij deze teksten schrijft geheel op Gods Woord gegrond: "Dit woord 'alle' wordt hier ook gebruikt voor 'allerlei', gelijk blijkt uit 1 Tim. 2:2, waarvan 1 Tim. 2:4 een reden geeft; alsook uit het woord wil, want zo God wil dat alle mensen zalig worden, zo zullen ook allen zalig worden, dewijl God doet al wat Hij wil, Ps. 115:3; Rom. 9:19; Ef. 1:11. En dit wordt ook bewezen uit hetgeen de apostel daarbij voegt, dat God wil dat zij allen tot de kennis der waarheid komen, daar de Schrift getuigt, dat dit is een voorrecht van Gods volk. Zie Ps. 147:19,20; Matth. 11:25; Joh. 6:45; Ef. 2:12, enz. Dat iemand zou willen zeggen, dat God zulks wil, indien de mensen ook willen; dat is de zaligheid ten dele aan Gods wil, ten dele aan des mensen wil hangen, hetwelk strijdt met hetgeen de apostel leert, Rom. 9:16,23, en Rom. 10:20, en Rom. 11:35,36; en doorgaans elders."

JK.: Kohlbrugge zegt in 'De eenvoudige Heidelberger': Gij zegt: ja morgen of overmorgen zal ik mij bekeren, en: als ik eens bekeerd ben, zal ik dit of dat doen. Maar, indien het dan werkelijk in uw macht ligt, u te bekeren, waarom stelt gij het dan uit tot morgen?

GPPB.: Gij verstaat Kohlbrugge in het geheel niet. Kohlbrugge beweert namelijk niet DAT het in de macht van de mens ligt om zich te bekeren, maar hij gaat op de arminiaanse redenering van (bepaalde) hoorders in, namelijk dat zij zich voornemen om zich morgen of overmorgen te bekeren en dan neemt Kohlbrugge een stok uit hun eigen woud, door te zeggen: "Welnu, als gij denkt dat het in uw macht ligt om u morgen of overmorgen te bekeren (wat puur arminiaanse inbeelding is), waarom stelt gij het dan uit tot morgen?" Kohlbrugge vangt dit soort mensen MET hun eigen woorden en slaat alle grond uit hun redenering weg. Hij laat de PLICHT van bekering krachtens het recht Gods evenwel volledig staan, maar t.a.v. bekering en geloof laat Kohlbrugge ook de door hem onderschreven 'heilige lijdelijkheid' volledig staan als bijbels overwicht voor het subtiele remonstrantisme van het Reveil in zijn dagen dat van de plicht een deugd maakt(e) om als een rijke jongeling goed voor de dag te komen. Er is echter niets nieuws onder de zon.

JK.: En Erskine in 'Werken, deel 3': Daar zijn velen, die deze grote plicht van te geloven, van de ene dag tot de andere verschuiven, onder voorwendsel dat zij geen kracht hebben om te geloven; maar deze tegenwerping strijdt tegen alle plichten, zowel als tegen de plicht des geloofs.

GPPB.: Weet u wat Erskine hier NIET zegt? Dat de mens de macht en de wil heeft zich te bekeren, maar hij zegt WEL, dat God krachtens Zijn recht de eis van bekering van elk mens vordert naar de eis der Wet, punt uit. Bekering in het kader van het recht Gods blijft altijd staan als een Goddelijke eis, die Hij nimmer herroepen zal. Dat leert de Heidelbergse Catechismus ook: "Vr.9.: "Doet dan God den mens niet onrecht, dat Hij in Zijn Wet van hem eist wat hij niet doen kan?" Antw.: "Neen Hij, want God heeft den mens alzo geschapen, dat hij dat kon doen, maar de mens heeft zichzelven en al zijn nakomelingen, door het ingeven des duivels en door moedwillige ongehoorzaamheid, van deze gaven beroofd", (en wat er verder volgt in de volgende zondagsafdelingen). Waar blijft u met de eis van de Wet? Die eis los je niet op met een plichtreligie/geloof. De Wet eist geen geloof, maar een volmaakte gehoorzaamheid door de werken. Die claim ligt op al degenen die onder de Wet zijn en wie dat niet erkent, in de aanvaarding van zijn welverdiende straf (dat is geen voorwaardelijk werk tot de zaligheid waaraan de zondaar moet voldoen, maar de geestelijke bediening der ingekomen Wet - Rom. 9:7), die stelen Jezus in een verbeelde aanneming, maar hebben Hem niet geschonken gekregen uit vrije soevereine genade door de vrije rechtvaardigverklaring als een soevereine daad Gods in Christus door het geloof.

JK.: In Hebr. 12:25 zegt Paulus: 'Ziet toe, dat gij Dien, Die spreekt, niet verwerpt; want indien dezen niet zijn ontvloden, die dengene verwierpen, welke op aarde Goddelijke antwoorden gaf, veelmeer zullen wij niet ontvlieden, zo wij ons van Dien afkeren, Die van de hemelen is'.

GPPB.: Het eerste wat wij moeten opmerken is dat Paulus in Hebr. 12:25 geen afval der heiligen leert, want die is er niet. Het tweede is, dat Paulus zich in Hebr. 12 richt tot degenen die reeds tot de kennis der waarheid gekomen zijn en hen alle mogelijke recht ontzegt om in ongeloof de levende God te verwerpen, waarbij hij doelt op de zonde tegen de Heilige Geest. Dat die gevallen van definitieve afval er waren, is al eerder gebleken in de apostolische dreiging in Hebr. 6:4-5, met name onder de wettische Joden, die de zonde tegen de Heilige Geest bedreven. In het O.T. was het Mozes die Goddelijke antwoorden gaf (en daar doelt Paulus ook op in de tekst), maar toen Korach, Dathan en Abiram tegen Mozes opstonden, voeren zij levend ter helle. Veelmeer zullen wij niet ontvlieden, zo wij ons van Dien afkeren (afvallig worden en de lere Christi lasteren), Die van de hemelen is, namelijk Jezus Christus en Dien gekruisigd. Inderdaad een ernstige waarschuwing, maar het gaat hier om het daadwerkelijk afvallen van de ontvangen kennis der waarheid, zoals o.a. Kuitert de waarheid Gods heeft afgezworen, NADAT hij reeds lang tot de kennis der waarheid gekomen was. Degenen die zo afvallen, kunnen dus definitief niet meer zalig worden. "Ziet toe...."

J.K.: En in Joh. 5:40 lezen we dit: 'Gij WILT tot Mij niet komen opdat gij het leven moogt hebben'. We MOETEN in Hem geloven! Waarom? Omdat in Mark. 1:15 staat: 'Bekeert u en gelooft het Evangelie'. Brakel zegt: Het is niet in onze keuze ('keur') om wel of niet te geloven, maar we MOETEN in Hem geloven! Zo gij niet komt en in Christus gelooft, zo doet gij de allergruwelijkste zonde, die begaan kan worden, buiten de zonde in de Heilige Geest, en uitdrukkelijke lastering Gods. Want gij acht de waarachtige God als een leugenaar. (...). Denk het eens in hoe onverdraagelijk het voor Christus is om van een zondaar versmaad te worden en dan wanneer Hij in vriendelijkheid komt om te helpen.

GPPB.: Christus richt Zich in Joh. 5:40 tot de Farizeeën die OPZETTELIJK in de zonde van ongeloof volhardden, terwijl zij overtuigd waren in hun geweten dat Christus de lang verwachte Messias en de van God Gezondene was. Zeker, MOETEN we krachtens de eis Gods in Christus geloven, maar ik ben niet tot het geloof gekomen omdat het MOEST, maar als een onverdiende gave Gods in de hel van mijn ongelovige en godevijandige bestaan. Mijn onderschrijvingen van Gods Woord plus alle godgeleerde boeken ter de wereld die leren dat ongeloof de grootste zonde is, hebben mij van mijn ongeloof niet verlost. Nee, dáárvan heeft de Voleinder des Geloofs mij verlost toen de opgestane Levensvorst Zich aan mijn verloren ziel openbaarde, hebbende de sleutels der hel en des doods en mij uit de klauwen en de macht des duivels verlost heeft. Voor die tijd kende ik Christus niet, hoeveel ik ook over Hem gehoord had in de prediking des Woords. Met de eis van bekering en geloof, ben ik totaal verloren gegaan, want die eis was en is volkomen rechtvaardig, maar ik was het niet, integendeel. Dus bleef er maar één weg over: de eeuwige straf en de drievoudige dood. Ik kon toen nooit meer zalig worden. Absoluut niet, het was voor eeuwig een afgesneden zaak. Ik heb de beesten gelukkig geprezen want die hadden geen onsterfelijke ziel te verliezen. Alle mensen konden nog ruim zalig worden, maar ik niet meer. En toen het eeuwige wonder, vallende in het vrije van Gods welbehagen, viel ik in de armen van Christus, Die Zijn eeuwige armen onder mijn hel had doorgeschoven voordat ik erin viel, ja, reeds toen ik nog krachteloos was en in de zonde mijn vermaak had, was Christus al voor mij (piet goddeloos) gestorven (Rom. 5:6).

JK.: Owen: Wij worden uitdrukkelijk belast om te geloven, en wel onder de grootste beloften en de zwaarste straf. Dit gebod maakt het geloof formeel tot een plicht. Het geloof is een genade, voor zover dat in ons gewrocht wordt door de Heilige Geest, en zoals die in het hart geplant is, is het de wortel van alle gehoorzaamheid en plichten: maar voorzover het geboden wordt, is het een plicht.

GPPB.: Tot hoever citeert u Owen? Ik heb de onderbreking zelf maar gemaakt, aangezien de noodzakelijke aanhalingstekens ontbreken. Hetgeen dr. Owen zegt is volkomen waar, maar het geloof maakt de beloften niet; de belofte(n) in de toepassing, namelijk de beloften die in Christus Jezus ja en amen zijn, maken het geloof. Christus SPREEKT Zijn volk zalig en geeft het geloof er gratis bij. Ja, dat is ruim zalig worden, want als Hij spreekt, dan is de zaak geschiedt. Ik hoef het geloof niet eerst op te hoesten om zalig gesproken te worden, nee, Christus was en blijft de Eerste, zowel t.a.v. de bekering, als t.a.v. de gemeenschap, want Zijn Naam is Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst. "Ach, dat ik Zijn Naam eens spellen kon. Dat ik eens een keertje geloven kon", zegt de godzalige Rutherford. Ja, zo is het.

JK.: Misschien ten overvloede: de plicht om Christus aan te nemen moet niet worden opgevat, alsof iedereen verplicht is te geloven dat Christus voor hem gestorven is en zijn Zaligmaker is. Dat is het geloof niet (volgens mij wordt dit vaak gedacht)!


GPPB.: Kijk, wat je nu leert is een vreselijke ketterij. Het WARE geloof, zelfs het zwakste ware geloof, is verenigd met Christus als zijnde mijn persoonlijke Zaligmaker, Die voor mij (piet goddeloos) te Zijner tijd gestorven is. Ik de Zijne en Hij de mijne, ja, dat was mijn éérste Troost en mijn énige Troost, beiden in leven en sterven, zoals verwoord in Zondag 1 vraag en antwoord 1 van de Heidelbergse Catechismus. Die enige Troost was het allereerste waarmee de Heilige Geest zaligmakend in mijn leven gekomen is, namelijk: "Want Christus, als wij nog krachteloos waren, is te Zijner tijd voor DE goddelozen gestorven", Rom. 5:6. Niet alle goddelozen, maar DE goddelozen. Als het ware geloof niet omvat wat er in Rom. 5:6 geschreven staat, dan bedriegt men zich voor de eeuwigheid met een schijngeloof. Gods Woord staat er vol van, zowel van 'schijn' als van 'zijn'.

JK.: Het geloof is niet de verzekering. De verzekering is een gevolg van het geloof.

GGPB.: Dat maakt de duivel je wijs en dat is juist EXACT wat Pelagius leerde. Zo zie je, uit de ene ketterij komen vele andere ketterijen voort. Als het geloof niet de verzekering van zaligheid inhoudt, dan is het een duivels geloof. De duivelen geloven ook, doch zij sidderen voor God, omdat God zeker is en het ware geloof ook, hetgeen zij geheel missen. Ds. Van der Groe heeft het prachtig verwoord: "Een waar gelovige zonder enige (ver)zekerheid van zijn zaligheid, is bij mij niet anders dan een gedrochtelijk hersenschim, ofwel een gelovige zonder geloof."

JK.: Geloof omvat verlegenheid met de situatie waarin men is geraakt door de val in het paradijs... Geloof omvat begeerte naar verzoening, vrede, heiligheid en heerlijkheid...

GPPB.: Wat de eerste zin betreft, ja, zo verlegen is de duivel ook, maar hij siddert. Wat de tweede zin betreft, dat is geen geloof, maar een begeerte buiten Christus, dus een werk der Wet. Ellendekennis (geloof in de absoluutheid van Gods Wet) gaat aan de wedergeboorte en het zaligmakende geloof vooraf. "Verlegen zijn met de situatie waarin men is geraakt door de val", daarmee waren de rijke jongeling en de dwaze maagden ook bezet. Genoemde "gelovigen" waren komende tot Christus, maar zij misten het ware geloof en zijn voor eeuwig verloren gegaan. Het ware geloof is verzekerd van het aandeel in Christus, hoe bestreden de gelovige ook moge zijn (Rom. 8:38), hoewel er trap en mate is in de zekerheid. Dat varieert van enige verzekerdheid naar de mate van de volheid van Christus en de volle verzekerdheid des geloofs. Evenwel, het (minste) ware geloof begint met de kennis van Christus -als zijnde mijn persoonlijke Borg en Zaligmaker- en is verenigd met Hem in de vergeving der zonden van verleden, heden en toekomst.

JK.: Geloof is het aannemen van Hem, die Zichzelf onophoudelijk aanbiedt en iedereen naar Zich toe roept en uitnodigt met een BELOFTE! Deze houdt in, dat een ieder die tot Hem KOMT niet zal worden uitgeworpen... Geloof is het laten rusten van een ziel in Hem als de almachtige, waarachtige en getrouwe Zaligmaker... Als iemand dat doet, dan volgt de verzekering per definitie. Ik citeer Brakel: Die onder de bediening leeft, is verplicht om in Christus te geloven, maar niet om te geloven, en zich verzekerd te houden dat Christus voor hem gestorven is; want dan zou iemand leugen kunnen geloven, daar toch het geloof niet dan waarheid als waarheid hebben kan.

GPPB.: De roeping van het Evangelie bestaat uit een uitwendige roeping die tot iedere hoorder des Woords komt, en een zaligmakende inwendige roeping, waarmee de uitverkorenen geroepen worden tot geloof in Christus. De pelagianen vatten alles samen in een punt des geloofs, maar weten niets van de gronden des geloofs. Eerst is er de schenking van de vergeving der zonden en dan volgt aanneming des geloofs in orde, doch geschieden evenwel tegelijkertijd, maar wel in genoemde orde. "Een mens kan geen ding aannemen, zo het hem uit den hemel niet gegeven zij", Joh. 3:27. De orde is dus 1. schenking en 2. aanneming. Christus schenkt (openbaart) Zichzelf aan de zondaar, alvorens de zondaar Hem door het geloof aanneemt. Dat "aannemen" betekent geloven dat de gerechtigheid van Christus louter door toerekening geschonken is. De rechtvaardigverklaring gaat aan het geloof in orde vooraf. Het geloof is niet eerst, want anders kan Christus niet de Eerste zijn, niet de Alpha zijn, niet het Begin zijn en als Hij dat niet is, dan is Hij ook niet de Laatste, niet de Omega en niet het Einde. Christus belooft (rechtvaardigt) niet op voorwaarde van geloof, nee, Hij spreekt en dan is het er, namelijk de gerechtigheid, de heiligheid, vergeving der zonden en ook het geloof. Brakel is tot de dwaling vervallen om de zekerheid des geloofs pelagiaans te degraderen tot het welwezen des geloofs, maar dat vindt geen enkele grond in de Bijbel. De zekerheid des geloofs behoort voluit tot het wezen des geloofs. Het geloof is zeker, heeft de zekerheid in zich, is een waarachtig kenmerk van het ware geloof, ook van het mosterdzaadgeloof in Christus. Het citaat van Brakel zou ik overigens nog maar eens checken op juistheid. En áls Brakel zich zo heeft uitgedrukt, dan geeft hij een definitie van wat het zaligmakende geloof NIET is, zoals de pelagianen en de semi-palagianen reeds hebben geleerd tot veler verderf.

JK.: Misschien hebben we bovenstaande (JK-citaat) voor een ander gelezen.

GPPB.: Wellicht voor de goedgelovige massa , maar niet voor mij. Bovendien kom ik niet verder dan geheel vleselijk te zijn, verkocht onder de zonde. Ja, maar dan toch van Christus GEGREPEN. U kunt het zelf grijpen, aannemen en geloven, maar er is geen duivel jaloers op zulk een vermeende en grijpende godsdienst zoals u voorstelt. Integendeel, hij siddert, want hij weet dat toen hij de macht in de hemel wilde grijpen, dat de hel en het eeuwige verderf zijn eeuwig deel is en reeds is. Ik vrees voor u dat ik enigszins tevergeefs aan u gearbeid heb.

JK.: Het zijn woorden voor hen die onverschillig zijn of in lijdelijkheid zijn vervallen. Als ik m'n mailinglist langsloop, tref ik, dacht ik, geen onverschilligen of lijdelijken aan (?). Toch vormt bovenstaande een noodzakelijke inleiding op het volgende.

GPPB.: Dan heb je mij zeker over het hoofd gezien, want ik behoor tot de heilig lijdelijken die aan zijn bekering gestorven is, en die Christus als zijn enige Bekering heeft overgehouden, tot mijn Wijsheid bij God, mijn Rechtvaardigheid en mijn Heiligmaking, ja, tot mijn volkomen Verlossing (1 Kor. 1:30).

JK.: Er is een groep mensen, waarvan mogelijk u deel uitmaakt. Ik heb het dan over mensen die ernstig denken over de eeuwige dingen. Ze zijn verre van oppervlakkig. Toch blijft jaar in, jaar uit hun zielenhouding dezelfde. Als je met ze praat, merk je dat ze ernaar snakken om genade van de Heere te ontvangen. Ze lezen rechtzinnige boeken, struinen talloze kerkdiensten af (soms drie keer op een zondag en 2 keer in de week), bezoeken samenkomsten waar men begaan is met de nood van kerk en volk. Doordeweeks vragen ze ondanks alle weerstand stilte om te bidden voor hun eten, geen onvertogen woord komt uit hun mond, ze zullen hun leidinggevende of werknemers nooit een rad voor de ogen draaien. Het lijken modelgelovigen. En in zekere zin zijn ze dat ook...En toch, er wringt iets. Want hebben deze 'bekommerden' Christus al nodig gehad?

GPPB.: Er zijn zoveel geloofsbelijders die zeggen Christus nodig te hebben en toch voor eeuwig verloren zijn gegaan, omdat zij de inwoning van de Heilige Geest ten enenmale misten. Wat u suggereert in de laatste zin, maakt de grond der zaligheid niet uit.

JK.: Ik wil nu A. van Bummelen in 'Het toevluchtnemend geloof' citeren. Dat doe ik met grote terughoudendheid, omdat ik mensen ken bij wie het water tot aan de lippen is gestegen.

GPPB.: Dat laatste is dagelijks mijn deel, maar onder verantwoording en op kosten van Christus.

JK.: Toch geloof ik in de waarheid van zijn woorden: Als iemand zegt: ik zou graag bekeerd zijn, ik zou graag in Jezus geloven, is dat alleen maar schromelijke hoogmoed. Die mens is een vijand van God, van Christus en van vrije genade. De genade zien wij veel te weinig als vrijspraak Gods. (...).

GPPB.: Hebben mensen die het geloven kunnen en het aan kunnen nemen nog vrijspraak nodig??? Arme zaligheid! Gods ware volk wordt vrijgesproken en kunnen niet anders dan de geschonken vrijspraak aannemen door het geloof. Het is onmogelijk om de vrijspraak Gods te weigeren. Die dat wel kunnen, zijn nog NOOIT vrijgesproken. Schenking en aanneming geschiedt niet op een fifty-fifty basis. Dat zielsbedrog laten we aan de SRA over, waar publiekelijk geleerd wordt dat God de eerste stap doet (in de belofte) en de mens moet dan reageren en de tweede stap zetten. Een coöperatieleer naar het model van het arminiaanse geraamte.

JK.: Hier komt het mensentype op, dat aan de buitenkant ernstige gedachten koestert over de eeuwige dingen, maar dat naar de binnenkant nooit eens omgevallen is met zichzelf. Trefzeker zijn de woorden van ds. H. Hofman (hoewel hij de standen in het geestelijk leven leerde): Want waar gaat het om? Gaat het om: Mocht de Heere eens overkomen? Neen, God is overgekomen. Maar nu moeten wij eens overkomen naar de kant van God (in: De liefde van Christus dringt ons).

GPPB.: Hetgeen ds. H. Hofman bedoelt, is niet wat gij erin legt, vriend. Hofman bedoelt dat een mens aan Gods zijde moet komen, OP GENADE OF ONGENADE, zoals koningin Esther naar de koning ging. "En alzo zal ik tot den koning ingaan, hetwelk niet naar de wet is. Wanneer ik dan omkome, zo kom ik om", Est. 4:16b. Ja, dat is de gang van de Kerke Gods.

JK.: H. Binning zegt in 'Des Zondaars Heiligdom': De nood van onze zonde en onreinheid is juist nodig om tot de fontein te gaan. (...). De nood is een grote reden, en deze reden is een genoegzame grond.

GPPB.: Ja, als de Wet ingekomen is, want "zonder de Wet, -schrijft Paulus- zo leefde ik eertijds (zoals ieder mens van nature); maar als het gebod gekomen is, zo is de zonde weder levend geworden (waar hoor je dat nog?), doch ik ben gestorven", Rom. 7:9. Aan dat laatste is het huidige christendom ten enenmale vreemd, de enkeling uitgezonderd! Zolang de Wet niet doodt, komt er niemand tot Christus. En toen ik gedood was door de Wet, toen hoefde dat ook niet meer, want toen is Christus tot mij gekomen en heeft tot mij (dood lijk) gezegd: "Ik leef en gij zult leven", ja, en toen huppelde ik van zielevreugd. Ruimer zalig worden kan niet!

JK.: Erskine in 'De zekerheid van het geloof': Het hoogmoedige en wettische hart kan er echter niet toe komen Christus en het eeuwige leven voor niets aan te nemen.

GPPB.: Dus niemand, want er is niemand die naar God vraagt, ook niet tot 1 toe. Gaan dan alle mensen zonder enige uitzondering verloren? JA, alleen degenen die verloren gaan aan deze zijde van het graf worden behouden, want Christus is gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren was. Daarvan getuigt ook de vader van de verloren zoon: "Want deze mijn zoon was dood, en is weder levend geworden; en hij was verloren, en is gevonden!" Luk. 15:24. Mijn biografie hoef ik derhalve zelf niet te verzinnen, want die stond al in de Bijbel nog voordat ik ter wereld kwam, namelijk in de gelijkenis van de verloren zoon.

JK.: Kohlbrugge in 'Twaalf twaalftallen leerredenen, deel 7/8': De tegenwerping 'ik kan niet, ik heb niets, ik ben niets' is de zwaarste zonde.

GPPB.: Kohlbrugge bedoelt: ALS TEGENWERPING IN ONGELOOF ZONDER CHRISTUS!! U misbruikt Kohlbrugge's woorden, want "ik kan niet en ik heb niets, ik ben niets" is een waarachtig geloofskenmerk, maar dan in Christus. In Christus hoef ik ook niets te zijn (en ik wil het ook niet meer), want Hij is het voor mij in ALLES. En buiten Christus heb ik niets dan dood en verderf, ook NA ontvangen genade in de inleving des harten.

JK.: Ds. Heemskerk in 'En om uw gunst en waarheid saam': U zegt als u deze uitnodiging hoort, zoals deze steeds weer tot u komt (nl. van de bruiloft des Lams): 'Ik ben dat niet waardig. Dat is een onmogelijke zaak'. Dat is waar. U bent het niet waardig. Wij zijn het niet waardig, maar God is het waardig.

GPPB.: God is het ook meer dan waardig dat de rechten Gods worden verdedigd op het erf der kerk. Ds. Heemskerk heeft echter als een valse Naboth met de PKN-Achab onderhandelt en zelfs de erve der vaderen, het eerstgeboorte-NHK-kerkrecht aan de PKN verkocht om een handvol loze beloften. Mooie woorden, "God is het waardig", maar als de praktijk er volledig mee in strijd is, wat heb je dan aan zulke vrome praat?

(wordt vervolgd op het volgende blok)

HEILS(ON)ZEKERHEID VAN HET ARMINIAANSE GERAAMTE (2)        
Plaats in winkelmandjeMandje
JK.: Spurgeon is u wellicht bekend. In 'Rondom de enge poort' schrijft hij: Als er nu angst was om niet te geloven, dan was er een reden toe, maar bang zijn op God te vertrouwen is op zijn best een ongerijmdheid. De Bijbel maakt ook geen melding van een 'proberen' te geloven, maar het is: gelooft in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden.

GPPB.: Ja, dat laatste geschiedde bij de stokbewaarder met het zwaard op zijn keel. En dat zwaard is een type van de bediening der Wet die bij al die zogenaamde goedgelovige mensen gemist wordt. Ik ken er heel weinigen die het wraakzwaard Gods krachtens Genesis 2:17 geëigend hebben, een welgevallen hebben gekregen in de straffe hunner ongerechtigheid (Lev. 26:41-43) en door recht verlost zijn door het geloof in de vierschaar Gods en der consciëntie. En de verlegen gemaakte en van verre staande zondaar, wordt in onze dagen bepakt en bezakt door de gehypnotiseerde sinterklaasgodsdienst met gestolen beloften en aangepraat geloof, waarvan Simon de Tovenaar nog van terugschrikken zou.

JK.: Men kan het te aanmatigend vinden om toe te gaan in de volle zekerheid van het geloof. Deze 'nederige' mens zegt: 'Ik durf de gave van God niet aan te raken of Zijn verbond aan te grijpen'. Erskine zegt hierop: Dit is echt een aangrijpende vertoning van nederigheid. Maar, vrienden, het is niets anders dan de duivel van het ongeloof, gehuld in de mantel van Samu?l (1 Sam. 28:14). Het is een opkomen voor de zaak van het ongeloof en een weigeren om te gehoorzamen aan het uitdrukkelijke gebod van God, onder het voorwendsel dat u niet geschikt genoeg bent om te geloven en dat u die en dan weer eens die hoedanigheid mist om te geloven. Wat is dat anders dan een neiging van de oude Adam, iets dat herinnert aan het verbond der werken (in: 'De zekerheid van het geloof). Even verder: Men zegt: wij zijn helwaardige zondaars, onze zonden zijn zo groot, dat wij niet durven denken om tot Christus te gaan. Dit heeft een schone schijn van nederigheid en zelfverloochening, daar het nochtans niet anders is dan een duivel van trotsheid, zich veranderende in een engel des lichts.

GPPB.: Nou onderschrijf je wat je eerder ontkent. "Het geloof is niet verzekering... ", schrijf je aan het begin, en nu ineens toegaan in de volle verzekerdheid des geloofs??? Zulke grote stappen maakte Goliath ook, hoewel in een andere zin, maar hij kwam ras ten val....
Ook Ebenezer Erskine ruk je uit de context, want Ebenezer richt hier zich tot mensen die onder het VOORWENDSEL van ongeschiktheid voor Christus hun ongeloof rechtvaardigen, zoals Kaïn deed. Kaïn vond zijn zonden namelijk groter dan de kracht van Christus' bloed. Kaïn had echter niet de minste last van de MACHT van het ongeloof. Gods ware volk krijgt de ondragelijke last van de macht der zonden en van het ongeloof in te leven, zoals Paulus ervan getuigt in Romeinen 7:9: "Als het gebod -waardoor de kennis der zonde is- gekomen is, zo is de zonde wederlevend geworden..." Paulus kon dat niet tegenhouden, het was zo. De Wet komt niet met een a.u.b. binnen. De Wet dient zich ongevraagd aan en legt de zondaar in het stof des doods. En dan? O ja, "Christus aannemen", schreeuwt men van de (SRA)daken. Wat een nameloos arm en zielsbedrieglijk evangelie is dat! Paulus had niets aan te nemen dan zijn dood- en doemvonnis: "....doch ik ben gestorven." Daar lag hij als dood op weg naar Damaskus en blinddood werd hij naar de Straat der Rechte geleid, want Sion wordt door recht verlost en de wederkerigen door gerechtigheid.

JK.: Vertrouwen (ander woord voor geloof) is geen twijfelachtige kansberekening!

GPPB.: Alweer niet waar. Als vertrouwen een ander woord voor geloof is, dan is kennis (van Christus) en toestemmen van de lere Christi geheel overbodig. Het geloof bestaat niet alleen uit een waarachtig vertrouwen in Christus, maar uit de drieslag: kennis, toestemmen en vertrouwen. Er zijn zoveel belijders die 'goedgelovig vertrouwen' dat hun zonden vergeven zijn, zonder dat God ervan afweet. Zelfs voordat een mens zich aan Christus toevertrouwt op genade of ongenade, ligt hij als een ter dood veroordeelde in het stof voor God vanwege het vonnis der Wet. In die stonde van het gericht is God in Christus werkelijk de Enige Die vrij kan spreken en dat ook doet in het leven der Zijnen, zoals we zien bij de moordenaar aan het kruis. Die man heeft Christus niet eerst aangenomen, nee, het geschiedde geheel andersom. Christus was de Eerste die het verlossende woord sprak, niet zijn geloof. En dat "Heden zult gij met Mij...", van Christus, dat was zijn vrijspraak en Christus de God zijner zaligheid. Het geloof is inderdaad geen twijfelachtige kansberekening, maar ook geen vertrouwen zonder de kennis der vrijspraak in Christus.

JK.: Het is een steunen op de beloften van God, Die zegt dat Hij niet zal uitwerpen een ieder, die in Christus tot Hem om genade en vergeving vraagt. Wat een rijk, maar bovenal VRIJ Evangelie. Helaas wordt dit niet overal gedeeld...

GPPB.: Niet overal gedeeld? Nee, ook niet door mij, want dit is het Evangelie van Christus helemaal niet. Die in Christus zijn HEBBEN vergeving der zonden. Wat gij hierboven zegt is puur rooms. Bovendien zegt Christus niet hetgeen gij zegt dat Hij zegt. Christus zegt: "Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen", Joh. 6:37. Christus ontfermt Zich alleen over de gegevenen des Vaders. En die worden niet gevráágd te komen, nee, die ZULLEN komen. Dat staat er! Hoe? Door aannemen zonder de schenking? Door te geloven als antwoord op Gods belofte? Naar de hel met die valse religie! Ze komen aan door 't Goddelijk licht geleid, want Christus Zelf getuigt: "Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, Die Mij gezonden heeft hem trekke", Joh. 6:44a. En dan volgt ook de opwekking ten leven, geestelijk aan deze zijde van het graf en lichamelijk op de jongste dag. "En Ik zal hem opwekken ten uiterste dagen" (Joh. 6:44b), want doden zullen horen, de stem van de Zoon van God, en die ze gehoord hebben zullen leven (Joh. 5:25).

JK.: Op verschillende plaatsen in de christelijke kerk is het Evangelie in een WET veranderd (en laten we niet meteen naar andere kerkverbanden wijzen). 't Lijkt soms de Roomse kerk wel. In de Roomse Kerk moeten er veel goede werken zijn, in de Protestantse allerlei ervaringen en bevindingen, voordat men het Evangelie van Gods genade echt mag geloven en zichzelf toe-eigenen mag. De vrijmoedigheid om te geloven wordt dan als vrucht van een reeks goede werken of echte bevindingen door de priesters van de kerk of door de keurmeesters van het geestelijke leven aan de gelovige toegekend. Gevolg: men verliest vastheid, het leven verloopt vreugdeloos op de wiegelende golven der bevinding (Bavinck).

GPPB.: In ieder geval ook bij de SRA. Ja, zegt dat wel. Het lijkt de Roomse kerk wel. Geloven is een werk geworden, een coöperatieverband waarin God bekering en geloof eist en (volgens zeggen belooft Hij er ook nog wat bij) en de mens acht zichzelf in staat om op het bevel Gods in te gaan en te geloven, om zichzelf vervolgens rijk te rekenen met de belofte, die echter nooit werd toegepast door de bediening des Geestes. Een reeks van bevindingen wordt nergens voorgeschreven, maar wat de Heilige Geest doet volgens Johannes 16:8, daar stapt men in onze dagen met zeven mijlslaarzen overheen, maar God gaat nimmer over de schuld heen. Als iemand zegt te geloven, moet hij ook de TOETSSTEEN van het ware geloof, zoals verwoord in Galaten 2:19. "Ik ben door de Wet der Wet gestorven, opdat ik Gode leven zou", kunnen doorstaan. Maar dan valt het gros belijders al af als een blad. En straks zullen al die mensen die het Evangelie zichzelf hebben toegeëigend de deur gesloten vinden, omdat dat soort belijders de gegevenen des Vaders niet blijken te zijn. Want de gegevenen des Vaders ZULLEN komen door 't goddelijk licht geleid, omdat ze geroepen ZIJN (niet worden) tot de bruiloft des Lams (Openb. 19:9). Gods volk wordt inwendig geroepen, omdat zij geroepen ZIJN en dan komen ze onwederstandelijk tot het geloof in Christus. Dat kunnen ze niet bewerken, noch tegenhouden. God doet het ganse werk der zaligheid alleen en geheel. De zaligheid is er reeds, niet voor het grijpen, maar geldt alleen voor degenen die gegrepen zijn en wiens namen van onder eeuwige armen verzegeld zijn en geschreven staan in het Boek des Levens des Lams.

JK.: C. den Boer schrijft in 'Om 't eeuwig welbehagen': Voor vandaag kunnen ze er dan misschien zeker van zijn, maar of het morgen of volgend jaar nog zo zal zijn, wie zal dat zeggen? Elke dag is er immers weer de mogelijkheid van afval!

GPPB.: Ja, aan GB-spotboeven hebben we geen gebrek in onze dagen. Het tegendeel van die laatste zin zal evenwel het eeuwige wonder uitmaken voor de geroepen heiligen. En in de tijd leven ze dikwijls in afgesneden te zijn uit het land der levenden, uitgestoten van voor Gods ogen, gelijk een Jona in de diepte der zee; al den dag doodbrakende gelijk een Heman; verschrikt en opgejaagd als een gesprenkelde vogel gelijk David toen hij vluchtende was voor het aangezicht van die helse Saul. Dat ondervinden alleen degenen die verzekerd zijn van hun aandeel in Christus door het geloof, want daar komt de duivel op af. De aanneem- en de geloof-maar godsdienst heeft daar niet de minste last van, want die laat de duivel wel met rust. Die gaan juichend met een ingebeelde hemel ter helle als God het niet tijdig verhoedt. Maar Gods ellendige en arme volk, gaan door de hel naar de hemel, door kwaad en goed gerucht, door eer en oneer, door lijden tot heerlijkheid in Christus. Halleluja, ja, kom Heere Jezus, kom haastelijk!

JK.: De Schrift streelt de 'bekommerden' niet, onze zuivere oudvaders doen dat evenmin.

GPPB.: Bekommerden buiten Christus niet, nee, maar de bekommerden in Christus (Psalm 38:19) worden door Christus het eerst verzorgd en getroost, dragende die in Zijn schoot (Jes. 40:11).

JK.: (Onverschillige, lijdelijke of) bekommerde, voor u citeer ik van Brummelen in 'Het toevluchtnemend geloof': Verlies nimmer uit het oog, dat het geloof uit het gehoor is en het gehoor door het Woord van God. Waar het Evangelie zo niet gekend wordt, kan van geloof geen sprake zijn. Het geloof is een vertrouwen van het hart, geboren uit de prediking van het Woord en heeft tot uitkomst de zekerheid, dat God niet alleen gewillig is om Zich in Christus met mij te verzoenen, maar mij ook beveelt om mij tot Christus te begeven. Hij belooft mij dan vergeving van zonde en het eeuwige leven te zullen geven. Dit geloof drijft de ziel allereerst naar Christus de Middelaar. Hij werkt zich uit in een aanroepen van Zijn naam, in een aannemen van Hem en in een toebetrouwen van zichzelf aan Hem, waarbij men zich aan Hem kwijt raakt. Dat vluchten tot Christus is dus niet een ijdel pogen om Hem te bewegen ons aan te nemen. Nee, juist omdat de mens gelooft aan Zijn Woord: die tot Mij komt zal ik geenszins uitwerpen, gaat hij tot Hem. Daarom blijft hij ook niet bij Christus staan, maar gaat hij van Hem tot de Vader, zich verlatende op diens beloften, waarbij Hij vergiffenis en leven toezegt aan allen, die tot Christus hun toevlucht nemen. Wie deze weg niet bewandelt, achte het niet vreemd dat zijn gebed niet verhoord wordt.

GPPB.: Degenen die zaligmakend geloven zijn reeds tot Christus gekomen, omdat Christus tot hen gekomen is in het gewaad van Zijn Woord met de kracht des Heiligen Geestes, in de vergeving van hun zonden. Van Brummelen leert een soort vagevuur, een tussentoestand, tussen het geloof en de vergeving der zonden. Dat doet Rome ook. Gods kinderen geloven niet om vervolgens vergeving van hun zonden te verkrijgen, maar HEBBEN vergeving der zonden gekregen en daarom geloven zij. Zij hebben een vrije toegang gekregen tot de Vader, namelijk om door Christus tot God te gaan. Brummelkamp leert dat Christus een gepasseerd station is wanneer men "van Hem tot de Vader gaat." Dat leert de Schrift nergens. Gods volk gaat DOOR Hem tot de Vader. Het is alles in en door Christus. Christus getuigt er Zelf van in Johannes 14:6: "Jezus zeide tot hem: Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot den Vader, dan door Mij." En Paulus leert in Hebr. 7:25: "Waarom Hij ook volkomenlijk kan zalig maken degenen, die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden." Dus toch toekomende tijd? Wat de volkomenheid der zaligheid in de eeuwige heerlijkheid betreft, ja, maar niet ten aanzien van de zaligheid in Christus aan deze zijde van het graf, want die wordt aan deze zijde van het graf gekend in het geloof door de Heilige Geest. "Dezelve Geest getuigt met onze geest dat we kinderen Gods zijn", Rom. 8:16. U ziet alweer dat in Hebr.7:25 niet staat: "die van Hem tot God gaan", nee, ze gaan DOOR Hem tot God. Dat betekent dat Christus de bewegende Oorzaak is dat Gods volk tot God gaat. De Hogepriester in het O.T. droeg op de borstlap de keurstenen der twaalf stammen Israëls het heilige der heilige in. Zo doet Christus ook met de Zijnen. Hij draagt ze op Zijn hart tot God, want Hij heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede gezet in den hemel in Christus Jezus (Ef. 2:6). Wie deze Weg niet bewandelt, moet het niet vreemd achten dat zijn gebeden niet verhoord worden. Bij Brummelkamp moet je nog een weg (met een kleine letter) afleggen om tot de zaligheid te geraken, maar die religie is afkomstig uit het Vaticaan.

JK.: Stop toch alstublieft met dat wroeten in uzelf. 't Is niks en 't wordt niks, tenzij u op dit moment uw toevlucht neemt tot Hem. De consequenties zijn overweldigend. U wordt een kind van het licht (Luk. 16:8), een nieuwe schepping (2 Kor. 5:17), een medeburger in het Koninkrijk (Ef. 2:19), een huisgenoot van God (Ef. 2:10), mede gekruisigd met Hem (Gal. 2:20), mede opgewekt met Hem (Kol. 2:12), samengegroeid met Hem (Rom. 6:7), een koninklijke priester (1 Petr. 2:9), een levende steen in Gods huis (1 Petr. 2:5), navolger van God (Ef. 5:1), schaap van de goede Herder (Joh. 10:14), vriend van Jezus (Joh. 15:15), een rank aan de Wijnstok (Joh. 15:1-5), Gods natuur deelachtig (2 Petr. 2:4), enzovoorts, enzovoorts. (De nadruk moet uiteraard niet liggen op wat u geworden bent, maar we kunnen ons wel meer en meer verwonderen over de genadekracht van het bloed van het Lam).

GPPB.: Ja, stop toch met die geloofsdrijverij vanuit de mens. Het Evangelie is niet van beneden naar boven, maar van Boven naar beneden, mijn vriend. Je doet niets anders dan drijven van beneden naar boven. Wroet trouwens nog maar even door, hoor, dan zult u nog meer gruwelen vinden, veel meer dan u voor mogelijk zult houden. En als u dan niet meer wroeten kunt, omdat u niets dan de dood en de hel hebt overgehouden, dan bent u niet geschikt voor Christus, maar dan is Christus geschikt voor u. Dat is even ruim zalig worden, want als doden en hellewichten nog zalig kunnen worden, wie wordt dan eigenlijk uitgesloten? Allen die door Hem tot God gaan. Ja, dan moet je wel op het hart van de grote Hogepriester liggen, en dat lig je of dat lig je niet. Dat feit komt heus niet tot stand door te stoppen met wroeten in jezelf. Welnu, als het dan zo gesteld is, als het dan toch geheel verloren is, over en uit, waarom dan niet op genade of ongenade tot die Koning gegaan, waarom dan niet tot God geschreeuwd: "Gij Zone Davids, ontfermt U mijner!" 'Dat is pure hoogmoed', zegt de schrijver van de SRA-nieuwsbrief en bevestigt dat met citaten, maar laat u zich door deze wettische geesten niet van de wijs brengen, geliefde medereizigers naar de eeuwigheid, maar roept des te luider tot Hem: "Gij Zone Davids, ontfermt U mijner." Voordat een mens zo gaat schreeuwen, is al zijn hoop vergaan, is hij afgesneden uit het land der levenden, gans melaats zijnde van de hoofdschedel tot de voetzool toe. Reddeloos verloren, daar alle hoop hem gans komt te ontvallen en niemand meer zorgt voor zijn ziel. En het verloren schaap kon niet eens meer blaten, maar waarom werd dat schaap gered? Omdat hij de toevlucht tot de Goede Herder nam? Dat lees ik nergens. De Goede Herder kwam tot Zijn schaap en trapte het voor zich uit..., met het bevel van bekering en geloof...MIS! Dat doen de wettische drijvers al of niet onder de dekmantel van het Evangelie. Christus neemt Zijn verloren schapen evenwel op Zijn schouder en draagt hen naar Huis, naar het Vaderhuis met de vele woningen. Hoe dichter ik nader bij het Huis van mijn Vader, hoe meer dat ik hijg, naar het einde van de krijg. Nog een verdrukking van tien dagen...., dan zal de drijver ophouden, daar zal geen nacht meer zijn, daar is het Lam, de Vader en de Heilige Geest met al de heiligen. Daar zal God zijn Alles en in allen. Amen.

JK.: De opwekkende woorden van ds. J. van Dijk uit Ridderkerk op 5 november 2006 (Grote Kerk van Genemuiden) over Psalm 32:6a troffen me destijds en opnieuw diep. Juist omdat je zonden hebt, moet je naar God gaan. Die vergeeft je zonden. Er zit geen fractie van een seconde tussen het belijden van je zonden en de vergeving van zonden (1 Joh. 1:9).

GPPB.: We hebben niet alleen zonde, we zijn zonde. O, dus omdat we zonden hebben moeten we tot God gaan? Dan ben je te LAAT. Omdat we één klomp zonde zijn en van ons geen enkele verwachting meer te verwachten valt, is God tot ons gekomen in de zending van Zijn Zoon. Hij is de Zijnen een eeuwigheid voor geweest. "Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe", Joh. 3:16. Ja, dan moet je dus enkel wereld zijn, om de eeuwige liefde Gods in Christus te geloven en te smaken. God vergeeft de zonden? Ja, maar hoe? DOOR RECHT, niet vanwege een simpele schuldbelijdenis. Dat laatste is pure algemene verzoening en volbloed pelagiaans. Dat is een sinterklaasgeloof à la Karl Barth! In 1 Johannes 1:9 leert de apostel Johannes geen algemene verzoening. Dat leert Gods Woord nergens. Even de zonden belijden en klaar is kees. Nee, vriend, dezulken die het zo doen en leren zijn van hun drek niet gewassen. Hoor dan die psalmist eens kermen: "'k Beken mijn schuld, die U tot straf bewoog. Uw doen is rein Uw vonnis gans rechtvaardig." Nota bene een kind van God. Welnu, als dit aan de takken van het Groene Hout geschiedt, wat zal er dan geschieden aan het dorre hout? Even schuld belijden en dan hiep, piep, hoera? Vergeet het maar! Zo doet de Heere het niet. Christus komt niet in beweging vanwege de belijdende massa. Echt niet. Hij bidt alleen voor de Zijnen die Hem van de Vader gegeven zijn. Dat zijn niet alle zondebelijders in het algemeen, dat leert Johannes niet. De apostel Johannes richt zich hier niet tot de onbekeerden, maar tot de kinderkens in Christus. Lees de context maar na. Gods volk HEEFT vergeving der zonden en daarom worden zij steeds weer vergeven. Niet zoals Rome het opvat en uitdraagt, maar op grond van de toegerekende gerechtigheid van Christus, op grond waardoor Gods kinderen gerechtvaardigd zijn, ineens en voor altijd. En omdat Gods volk zonde is en blijft, ja, geheel vleselijk is en verkocht onder de zonden, hebben zij ook de dagelijkse bekering van node, omdat zij maar niet vorderen in heiligmaking. En waaruit bestaat dat dan de dagelijkse bekering? Uit een doorgaande vernieuwing van de VERGEVING DER ZONDEN, op grond van de gerechtigheid van Christus. Johannes leert dan ook dat God getrouw en rechtvaardig is dat Hij de zonden vergeeft bij Zijn volk en kinderen, ook in het leven der HEILIGMAKING. En Petrus naar buiten gaande weende bitterlijk. Waarom? Vanwege een vernieuwing van de vergeving der zonden voor een AFVALLIGE! Nooit ingeleeft?

JK.: In de gelijkenis van de verloren zoon, zien we dat toen de jongen thuiskwam zijn vader zijn smerige zoon in de armen sloot. Die zoon hoefde zich niet eerst te wassen of een proeftijd te doorstaan! Weet je wat er tussen het belijden van de zonden zit en de vergeving van de zonden? Het offer van de Heere Jezus Christus. Het kruis staat ertussen!

GPPB.: Het kruis staat tussen de misdadigers niet alleen als betaling voor de zonden, maar in plaats van Zijn volk. Het kruis staat derhalve niet tussen belijdenis en vergiffenis, welnee man, hoe kom je erbij? Als dat zo was is de belijdenis der zonden verdienstelijk en vergiffenis het werkloon op de belijdenis. Belijdenis van zonden is geen wisselgeld voor de vergeving der zonden. De belijdenis van zonden is ook geen instap tot de vergeving der zonden. Het lijkt Rome wel zoals gij schrijft. Ga naar de biecht, belijdt je zonden en klaar is kees. Nee, de weg naar Golgotha gaat door het rechthuis van Pilatus, ofwel het gericht van God. De Wet eist het vonnis des doods van iedere zondaar en Christus heeft dat vonnis aanvaard in mijn plaats. De overgang van de dood in het leven is een gerichtshandeling van rechtspraak en vrijspraak, anders beeld je jezelf maar wat in. Zelfs de zwakste gelovigen in Christus weten hiervan iets te vertellen: "k Was uitgeteerd, maar Hij zag op mij neder..."
Belijdenis van zonden, ja, maar dat gaat wel altijd gepaard met GEWILLIGE STRAFAANVAARDING. Beleed de moordenaar aan het kruis zijn zonden en verkreeg hij toen direct vergiffenis? Waar staat dat? De moordenaar aan het kruis beleed niet alleen zijn zonden, nee, zelfs niet in de eerste plaats. Hij aanvaardt in de eerste plaats zijn welverdiende straf. "En wij toch rechtvaardiglijk; want wij ontvangen straf, waardig hetgeen wij gedaan hebben..." Wat een belijdenis! En dan is het klaar? Nee, dan gaat hij Christus vrijverklaren: "...maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan." En dan? Dan gaat hij verlossing van de straf afsmeken.... Helemaal niet. De moordenaar wilde van zijn kruis niet meer af; hij vraagt slechts aan Christus Hem te gedenken als HIJ in Zijn Koninkrijk zou gekomen zijn. De moordenaar heeft er geen gedachte op dat hij in dat Koninkrijk komen zal, integendeel, maar als Christus hem daar zou gedenken, terwijl hij in de hel zou verzinken, dat was hem genoeg. Dan zou de hel zijn hemel zijn, als Christus hem maar in Zijn gedachtenis hield. De moordenaar is niet alleen zondaar voor God geworden, die vromelijk zijn zonden beleed, welnee, hij werd SCHULDENAAR, strafwaardig en helwaardig! Ja, en toen viel genade vrij.... "En Jezus zeide tot hem: Voorwaar, zeg Ik u: Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn", Luk. 23:43.
Staat het kruis ertussen? Ja, tussen de misdadigers waarvan er eentje zijn vonnis aanvaardt en de ander voor eeuwig afreist naar de plaats waar wening is en knersing der tanden. DAAR staat het kruis tussen. Het kruis staat EENZIJDIG tussen hemel en aarde. Niet tussen belijdenis en vergiffenis, maar tussen een wraakdoend God en een ter hellevarende zondaar, nee, tussen een wraakdoend God en Christus in mijn plaats. Daar staat het kruis, tussen hemel en aarde, tussen de hemel en de hel, tussen God en God. Christus heeft de pers alleen getreden en niemand van de volken was met Hem (Jes. 66:3). Ook geen belijdende zondaar, nee, dat is de slachtoffer-religie van vandaag. God maakt geen slachtoffers, maar schuldenaars die maar 1 recht hebben: de welverdiende straf. Ze gaan niet alleen hun zonden belijden, nee, ze gaan God eerst vrijverklaren: "Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig!" God maakt Zijn volk ONVOORWAARDELIJK op genade of ongenade en daarom roemen ze alleen in vrije genade, omdat ze onvoorwaardelijk gevallen zijn in het vrije van Zijn welbehagen. Daar kan een zondaar niet komen van uit zichzelf en dat wil hij ook niet. Niemand wil zalig worden op de manier zoals God het doet, ook Gods volk niet. God wil en zij zullen. Dat is de zaligheid van Sion.

JK.: Onze vuile was is door het bloed van Christus heen gehaald. En dan is alles schoon. Wat zal dan de vrucht in je leven zijn? De zonden zullen je dan bitter worden en de liefde van God zoet. We moeten de zonden dus niet wegstoppen. Nee, we moeten ze belijden. Dat is de weg. Kan dat? Ja, dat kan. De tekst spreekt ervan en zegt: 'in vindenstijd'. Je kunt je dus best morgen bekeren, maar je weet niet of je er morgen nog wel bent. Daarom, bekeer je nu, op dit moment! Wat moet je dan zo per direct doen? Je zonden belijden. Je krijgt dan direct vergeving.

GPPB.: God wast geen broeken en hemden; Hij wast verloren zondaren in het bloed des Lams. Zonden belijden zonder gewillige strafaanvaarding is van geen enkele betekenis. Zelfs de gewillige strafaanvaarding is op geen enkele wijze een instap tot de vergeving der zonden. Nee, het is een vrucht van de trekkende liefde des Vaders, waardoor een verloren ziel onder de Wet een betrekking op Christus krijgt als de Zaligmaker der wereld. Die trekkende liefde -die de hypocrieten missen- leidt wel tot de wedergeboorte, maar het is de wedergeboorte zelf niet. Trekkende liefde is nog geen uitgestorte liefde door de Heilige Geest in het hart. Die liefde wordt in het hart uitgestort door de opwekking des Zoons, middels Zijn levendmakende stem: "Heden zult gij met Mij...." "Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven."
"Belijdenis en direct (automatisch) vergeving" behoort wellicht tot de pelagiaanse rekensom van de SRA, maar is niet de lere Christi.

JK.: Hoe gaat de deur toch voor je dicht? Als je je zonden in de doofpot gaat stoppen. Maar God heeft geen doofpot in de tempel staan. Stop je wel je zonden in de doofpot dan kun je 100 jaar worden zonder bekering. Daarvoor wil God ons bewaren. Daarom wil God je eerlijk maken door Zijn wet. Die leert zeggen dat jij verantwoordelijk bent voor al je zonden. Wie heeft dat al geleerd? (...)

GPPB.: Hoe de deur voor je dichtgaat? Die hebben wij allang in het slot gegooid door onze diepe val in Adam. U loopt voor de zoveelste keer achter de feiten aan, vriend JK, maar het is weer mis. Toen Adam zijn zonden in de doofpot stopte, door zich met bladeren van eigengerechtigheid te bedekken voor het aangezicht van God, is toen pas de deur dichtgegaan? Nee, dat geschiedde toen Adam en Eva van de verboden vrucht gegeten hadden. Adam gaf zijn vrouw de schuld en daarmee God de schuld en Eva gaf de slang, de duivel, de schuld. Ja, en toen heeft de Heere hen bekleed met vellen der gerechtigheid, want van Adam 1 was er geen enkele verwachting meer te verwachten. Toen heeft Adam het mogen leren: "De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem en door Zijn striemen is ons genezing geworden." Adam en Eva zijn in de moederbelofte in Christus gerechtvaardigd, dus niet vanwege hun geloof, maar vanwege het spreken Gods in de moederbelofte in Christus. De moederbelofte is niet een voorwerpelijke belofte die om geloof vraagt. Welnee, de moederbelofte in de toepassing heeft Adam en Eva tot het geloof in Christus gebracht. Zo gaat het nog.

JK.: Zie in dat boetedoening niet als een domper op je leven ligt. Het geeft juist bevrijding. Wat zal wel een domper worden op je leven? Je zonden. Belijd je deze niet, dan wacht straks de grote domper in de hel. Dan zegt God: 'waarom heb je je vuile was nog niet schoon?'. Dan zal geen argument u baten. Rechts naast God zullen dan Abraham, David en mensen uit Genemuiden staan. We zijn dan verwonderd en vragen: 'waren zij dan beter?' 'Nee', zal God dan zeggen, 'maar zij hebben de vuile was in hun aardse leven bij Mij gebracht'. Houd je je vuile was bij je, dan zul je smart op smart hebben te vrezen. En zelfs al heb je genade van God ontvangen, blijf dan toch steeds weer de vuile was bij de Heere brengen. Bij Hem Die het kan witwassen! Roept Hem aan. Dat zal dan uitstralen in je omgeving. Leg getuigenis af van je geloof en van de hoop die in je is!

GPPB.: Een zondaar heeft alleen dan geestelijke bevrijding zodra God hem vrijspreekt van schuld en straf. Slachtoffers die wel hun zonden belijden worden echter nooit zalig gesproken. Dan heeft de Wet zijn werk nog niet (volkomen) gedaan, want de HEERE doodt (door de bediening der Wet) en maakt levend (door de bediening van het Evangelie); Hij doet ter helle nederdalen en doet weder opkomen (1 Sam. 2:6). Daaraan hoeft de zondaar niet als voorwaarde voor de zaligheid te voldoen, nee, dat doet de HEERE, namelijk doden en levend maken. Dat leert Gods Woord. Dat heeft Hanna geleerd en dat leren al Gods kinderen. En die het niet leren, vallen met een ingebeelde hemel met een schrik in de hel. Het doen van belijdenis der zonden gebruikt gij als een hefboom, om God tot vergeven te bewegen. Het is een verloren schaakspel, want op het goddelijke schaakbord ziet de Koning scherp naar de pionnen of zij wel gekleed zijn in het bruiloftskleed, het kleed van de gerechtigheid van Christus. Daar komt geen belijdenis van zonden aan te pas die als een oude lap op dat nieuwe kleed genaaid kan worden. Dat soort aan elkaar genaaide klederen behoort tot het wegwerpelijk nonnenkleed van de moderne godsdienst.

(wordt vervolgd op het volgende blok)

HEILS(ON)ZEKERHEID VAN HET ARMINIAANSE GERAAMTE (3)        
Plaats in winkelmandjeMandje
JK.: Onlangs zetten de volgende woorden van Calvijn me aan het denken: God verwacht van ons niet dat we Hem 'zoeken', maar nodigt ons eenvoudig uit tot Hem te komen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het eerste gedeelte van de zin wel tien keer heb overgelezen.

GPPB.: Dat laatste helpt je niet zoveel. God eist wel, maar Hij verwacht helemaal niet dat wij tot Hem komen. Daar heeft God op gerekend. Hij komt, nee, Hij IS gekomen, om... te zoeken en zalig te maken dat verloren was. Als de Heere Jezus zegt: "Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijn en Ik zal u rust geven", komt Hij daarmee tot de zondaars die de Vader verordineerd heeft tot het eeuwige leven, en dan ZULLEN ze komen, omdat Christus de daad van de toepassing door Zijn Geest bij Zijn Woord voegt. U proclameert een lijdelijke Jezus en een actieve zondaar. Houd ermee op, want er is niets van God bij. God doet het en Hij alleen. "Want onze Koning is van Isrels God gegéven!"

JK.: Want hoe vaak heb ik niet uitspraken gehoord in de trant van: 'Bid en vraag er maar om als je thuis komt', 'begin er vandaag mee', 'bid of God je wil bekeren', 'vraag de Heere maar om een nieuw hart'... En hoe vaak heb ik het zelf niet gezegd tegen 'mijn' zondagsschoolkinderen: 'vraag de Heere maar of hij jou verlangend wil maken om Hem te dienen'! Hoeveel preken zijn er niet mee doordrenkt? 'O, wat een gunnende preek was het weer; hij (de predikant) zou het je zo wel willen geven'. Het zal u wellicht niet onherkenbaar in de oren klinken. Maar hoe bijbels denken we dan? Zou de achterliggende gedachte niet deze zijn: we kunnen niet geloven, maar we kunnen wel bidden?

GPPB.: Nu lijkt het alsof je de spijker op de kop slaat, want er zit veel waars in, maar je spreekt jezelf wel vierkant tegen. De laatste zin zou je namelijk ook als volgt kunnen invullen: 'Zou de achterliggende gedachte niet deze zijn: we kunnen heel veel niet, maar wel onze zonden belijden!' Dat is namelijk wat jij leert.

JK.: In 'De zekerheid van het geloof' zegt Erskine: Een gebed zonder gebruikmaking van Christus wordt nooit verhoord. Heldere taal. Hieruit vloeit voort dat een mens alleen zijn hart kan uitstorten voor God, wanneer Hij in de hemelse Vader gelooft. Spurgeon in 'Het gebed': U kunt geen verdediging voeren aan het gerechtshof wanneer u ruzie met uw Advocaat hebt. Als uw gebed niet wordt overgenomen door de grote Middelaar die het gebed voor de Rechter brengt, dan kan uw hart deze heilige oefening niet volbrengen. Met eerbied: maken velen geen Christus van hun bidden en zoeken (of meer dan dat) en schuiven daardoor de levende Christus aan de kant?

GPPB.: Dat velen een christus van hun bidden maken, is waar, maar jij maakt een christus van de belijdenis der zonden, want dat resulteert -zeg je- in de vergeving der zonden. Dat is nog veel erger en een volbloed pelagiaanse redenering. Je ligt dus vooralsnog op dezelfde hoop als degenen die jij beschuldigt, want met je pelagiaanse visie schuif je eveneens de Christus der Schriften aan de kant. "Daarom zijt gij niet te verontschuldigen, o mens, wie gij zijt, die anderen oordeelt; want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelven; want gij, die anderen oordeelt, doet dezelfde dingen", Rom. 2:1. Oordeelt een rechtvaardig oordeel! (Joh. 7:24).

JK.: Voor alle duidelijkheid: we weten dat God ons geen geloof hoeft te geven op het gebruik van de middelen. Dat is Hij aan ons op geen enkele manier verplicht. Daarvoor is te veel gebeurd... Wel gebruikt Hij de middelen, omdat deze door Hem Zelf zijn ingesteld. God roept ons op de middelen te gebruiken. Ik geloof dat God in deze weg gevonden wil worden. Erskine zegt het zo prachtig in 'Werken, deel 3': De middelen en inzettingen van God zijn de gouden pijpen en kruiken waardoor de olie van genade loopt. Deze wetenschap blijft staan. Toch gaat het me daar niet om. Ik vraag me, hopelijk samen met u, af of de duivel geen beleid voert dat zich hierop richt: het de mensen druk bezig doen zijn met bepaalde plichten ten koste van andere plichten, zoals het geloof. Flavel in 'The method of grace': the external duties of religion, as hearing, praying, fasting, against the great internal duties of repenting and believing.

GPPB.: O, dus God is toch de Soevereine. Dat wordt echter eerder ontkend dan bevestigd in je verhaal. Ja, de duivel is altijd bezig de mensen van Christus af te houden. Dat is hoorbaar en tastbaar in onze dagen, vooral in de kerken. Christus staat echter in voor Zijn kudde en er zal van degenen die Hij gekocht heeft met Zijn bloed geen klauw achterblijven. Je kunt echter druk 'bezig zijn met de plicht des geloofs', maar dat is niet zaligmakend. Bovendien is 'repenting' een vrucht van de genade in Christus en niet een voorwaarde vooraf.

JK.: In 'A plea for the Godly, and Other Sermons' zegt Watson scherp: Without Christ, they will damn us. For want of Christ, millions go loaded to hell with ordinances. In mijn ogen is satan inderdaad met zo'n beleid bezig. Hij geniet ervan wanneer mensen afwachtend gebruik maken van de middelen. Vooral wanneer deze houding in een degelijk, vroom jasje wordt gegoten. Vooral wanneer mensen liggen te smeken en te kronkelen voor Gods genadetroon (publiekelijk of in de binnenkamer) zonder de hartelijke klop van Christus op de deur van het hart met een 'Kom binnen, Heiland' te beantwoorden

GPPB.: Wat Watson zegt is maar al te waar, maar mensen die zodanig liggen te 'kronkelen' voor Gods genadetroon, zoals jij je veronderstelt ken ik niet en die zijn er ook niet. Er heeft er maar Een gekronkeld voor God, namelijk in bloed, zweet en tranen en dat was Christus in Gethsemané. Bovendien staat Christus niet als een bedelaar op de deur van het hart te kloppen totdat een mens een keer geneigd is om open te doen. Wat een belachelijke voorstelling van zaken. Christus komt niet van buitenaf, maar van binnenuit. Toen ik de Heere Jezus voor het eerst welkom heette in de beestenstal van mijn hart, was Hij reeds daarin geboren. Openbaring 3:20, "Zie ik sta aan de deur en Ik klop...", enz. heeft namelijk geen betrekking op de onbekeerden, maar op de Bruidskerk van Christus om Avondmaal met Hem te houden, zoals we ook in het Hooglied van Salomo kunnen lezen. De Kanttekeningen schrijven drie kanttekeningen bij Openbaring 3:20:

53) Ik sta aan de deur.
Deze plaats schijnt genomen uit het Hooglied van Salomo, Hoogl. 5:2, waar dergelijk kloppen van den Bruidegom Christus aan de deur van Zijn slaperige Bruid beschreven wordt; en daardoor wordt verstaan het geestelijk aanmanen van Christus, aan de deur van ons geweten, door Zijn Woord en Geest, om ons uit onze zonden en slaperigheid op te wekken, en Zijn vermaning bij ons plaats te doen hebben.

54) indien iemand mijne stem
Dit wordt niet gesteld in den vrijen wil des mensen, maar deze vermaning is een middel waardoor Christus de deur van onze harten opent, dewijl hij hier spreekt tot leden van Zijn gemeente, waarvan velen reeds den Geest van Christus deelachtig waren, welke gave door zulke vermaningen meer en meer verwekt wordt, gelijk Paulus tot Timotheüs spreekt, 2 Tim. 1:6,7; want niemand komt tot Christus dan die het van den Vader gehoord en geleerd heeft, dien de Vader trekt en dien het van den Vader gegeven is, Joh. 6:44,45,65. Zodat niemand voor Christus' vermaningen zijn hart open doet, dan dien God zelf het hart eerst opent om op Zijn Woord acht te nemen, gelijk David bidt, Ps. 119:18, en van Lydia betuigd wordt, Hand. 16:14, en van alle gelovigen, Filipp. 2:13.

55) Avondmaal houden,
Dat is, Mij met hem door Mijn Geest meer en meer te verenigen, en Mijn genade en gunst tot zijn troost en versterking hem meer en meer doen gevoelen; Joh. 14:21,23, en hiernamaals hem de eeuwige vreugde doen genieten, die ook bij het aanzitten aan een rijke tafel wordt vergeleken; Matth. 8:11, en Luk. 14:15.

JK.: (Boston in 'Nog is er plaats': Christus zal alleen (!) binnenkomen als Hij toestemming van de zondaar krijgt. Hij zal de deur niet openbreken. Zij moeten voor Hem opendoen, want Hij zal Zich niet bij hen opdringen). Ook Marshall is scherp in 'Verhandeling over de ware Evangelische heiligmaking': Er is nog een ander soort van lieden, die tot verderf hunner zielen, het grote werk des geloofs uitstellen, door te blijven rusten in afwachting van enige uitwendige middelen van genade en zaligheid, in plaats van Christus door het geloof te willen ontvangen, ofschoon zij van de waarheid van het Evangelie overtuigd zijn. Dit noemen zij een wachten op God aan de deur der genade en zaligheid bij en onder het gebruik der van Hem ingestelde middelen en terwijl men onder de druiping van het heiligdom nederzit.

GPPB.: Met alle respect voor Boston, maar wat hij hier beweert hetgeen jij schrijft dat hij beweert, is arminianisme van de eerste orde. Boston leert hier de rechtvaardiging van de gewillige zondaar. Gods Woord leert dat vijanden met God verzoend worden. Nee, Christus breekt de deur niet open; Hij komt namelijk door gesloten deuren, ook ten aanzien van de wedergeboorte, waarin een ziel geheel lijdelijk is. Wat hebt u aan uw geboorte gedaan? Niets, en ook aan de wedergeboorte kan men geen nagelschrap bijdragen. Als dat wel zo zou zijn, dan zou het geloof uit de werken der Wet zijn, en niet meer uit de rechtvaardigheid des geloofs. Als je denkt dat Christus als een bedelaar te werk gaat in het zaligen van zondaren, dan ken je de Christus der Schriften niet! Christus is geen bedelaar, maar Bevelhebber in de toepassing. Hij spreekt -als Machthebbende- en het is er. Hij gebiedt en het staat er. "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De ure komt, en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven", Joh. 5:25. Wat ds. Marshall schrijft is heel wat anders. Hij stelt het volhardend ongeloof aan de kaak van diegenen die jaar in jaar uit in dodelijk fatalisme onder de middelen der genade de genadetijd misbruiken door heel rechtzinnig te zeggen 'dat God het doen moet', maar ondertussen in dodelijke gerustheid voortleven. Daartegen moet scherp gewaarschuwd worden, maar absoluut niet op de arminiaans/heggeriaanse toer zoals jij pleegt te doen. Dat is niets anders dan dwaling met dwaling bestrijden en dat eindigt in de gracht (Luk. 6:39).

JK.: In Jak. 1:22 staat: En zijt daders des Woords, en niet alleen hoorders, uzelven met valse overlegging bedriegende. En een stukje terug lezen we in Luk. 14:17: Komt, want alle dingen zijn nu gereed. In dat woord 'Komt' ligt een krachtig bevel! Daar wijd ik niet over uit; dat heb ik vorige week al gedaan. Wat ik aan wil geven is dit: komen sluit wachten uit!

GPPB.: Jakobus 1:22 behelst niet een oproep om naast het geloof nog een zak vol werkdadigheid aan te moeten dragen, nee, het ware geloof IS de daad des Woords. Bovendien leert de Heidelberger op grond van Gods Woord in Zondag 24, vraag 64: "Maar maakt deze leer niet zorgeloze en goddeloze mensen? Antw.: Neen zij, want het is onmogelijk, dat, zo wie Christus door een waarachtig geloof ingeplant is, niet zou voortbrengen vruchten der dankbaarheid."
Het bevel waarover u rept ten aanzien van de nodiging tot het Heilig Avondmaal, is geen bevel om van de tafel des Heeren een bekeringstafel te maken, want die oproep geldt alleen voor Gods ware volk, die reeds tot het geloof in Christus gekomen zijn. Het Avondmaal is derhalve geen bekeringstafel, maar dient tot versterking van het ware geloof, dat er dus zijn moet. Bovendien doet Christus geen beroep op de vrije wil des mensen, want die zogenaamde vrije wil bestaat niet, ook bij Gods volk niet. De onbekeerden hebben geen vrije wil, maar een geknechte wil om te willen wat de duivel wil. En Gods volk heeft ook geen vrije wil, maar een vernieuwde wil om te willen wat God wil. Ten aanzien van: "Komt, want alle dingen zijn gereed", geldt ook hier voluit: "Hij spreekt en het is er; Hij gebiedt en het staat er." Dacht je nu werkelijk dat Gods volk de keuze gelaten wordt om te komen of te blijven zitten bij dit bevel? Als je dat denkt, ken je de kracht van het Woord niet door de Heilige Geest in het hart gewerkt.
Verder beweer je: "Komen sluit wachten uit." Ook weer zo'n klaasvanderzwaageriaanse ketterij, die je in het Woord niet tegenkomt. Er is een wachten des geloofs (Micha 7:7 - Luk. 12:36). Nee, als je nu had gezegd: "Wachten sluit komen niet uit", dan had je recht gesproken.

JK.: Wachten? Welk wachten? Bijvoorbeeld het wachten op bijzondere ontdekkingen van schuld, die vooraf zouden moeten gaan aan de kennis van de Verlosser. Door te wachten op bijzondere openbaringen, de bekende 'lichtflits uit de hemel'.

GPPB.: Je maakt van de bijbelse leer der zaligheid een karikatuur. De orde is nog steeds ellende, verlossing en dankbaarheid. Vindt er een bepaalde mate van ellendekennis plaats die voorafgaat aan de verlossing die in Christus Jezus is door het geloof? JA, namelijk hoe groot onze zonde en ellende zij. Dus niet hoe men met zo weinig mogelijk ellendekennis Christus aannemen kan. Wie bepaalt die mate? De Heilige Geest door de bediening der Wet, in de overtuiging van zonde, gerechtigheid en oordeel en wel zodanig dat de oude mens wordt gedood door de Wet in geestelijke zin. En dat zet Paulus in Romeinen 7 door de inspiratie des Geestes en vanuit de geloofservaring in zijn eigen leven helder uiteen. Christus huwt geen hoer, maar een reine maagd, die gestorven is aan de eerste man, de oude mens onder de Wet. Er is dus niet alleen een ontdekkende, maar ook een dodende bediening der Wet, die aan de kennis van de Verlosser voorafgaat, anders is Romeinen 7 en Galaten 2:19 een verzonnen fabel. En als je deze bijbelse ellendekennis als zijnde een "bijzondere openbaring" en/of als een voorwaardelijke bevinding terzijde schuift, dat doe je dan tot je eigen verderf en die van vele anderen. "De HEERE doodt en maakt levend." Dat is dus geen voorwaarde waaraan de mens moet voldoen om de zaligheid te verkrijgen, nee, de Héére doodt en maakt levend. Als je dit blijft ontkennen, scheiden onze wegen voorgoed en wel op grond van Titus 3:10: "Verwerp een kettersen mens na de eerste en tweede vermaning."
Ook de opmerking van "de bekende lichtflits", is misselijkmakende schizofrenie, want mensen die beweren een lichtflits te hebben gezien en dat voor de openbaring van Christus houden, ben ik nog nooit tegengekomen. Je maakt dit soort opmerkingen en karikaturen om de bijbelse geloofsbevinding belachelijk te maken? Maar dan ben je te bestraffen in aller tegenwoordigheid en dan heb je ook geen voet meer om op te staan.

JK.: Wij hebben openbaringen te over van Gods liefde tot onze zielen. We mogen LEVEN door en uit de vrije beloften van leven en zaligheid in en door Christus!! En zo mag (moet zelfs) onze houding niet een afwachtende, maar een verwachtende zijn.

GPPB.: We MOGEN leven? We moeten verwachtende zijn? Wat een nameloos arm evangelie is dat. Alsof de mens in staat is het besluit te nemen om dat te gaan mogen doen. Christus heeft niet tot mij gezegd: "Je mag leven, welnee man. Hij zeide tot mij: "Ik leef en gij zult leven." Ik leef omdat Hij leeft en anders nergens om. Christus spreekt nooit mogelijkerwijs, maar gebiedenderwijs en toepassenderwijs. Als Hij spreekt is de zaak geschied. Jij leert een wettische opvolging van hetgeen Christus gebiedt. God doet wat en de mens doet wat. Het is semi-pelagianisme van de bovenste plank. God spreekt en dan moet de mens in beweging komen en reageren. Ja, dat is wel het gebod, maar "het gebod, dat ten leven was, hetzelve is mij ten dood bevonden", Rom. 7:10. Daar schijn jij toch geen kennis aan te hebben, vriend, want anders zou jij dit soort doe-het-zelf religie niet leren. JIJ bent dus degene die van het Evangelie een nieuwe wet maakt. Gods Woord leert ons wel heel wat anders. Wat? Ten eerste, dat zalig worden een onmogelijke zaak is (Matth. 19:24-26 - 1 Pet. 4:18). Het kan niet en als het toch gebeurt, is het wel zo'n eeuwig Godswonder voor de ziel in kwestie, dat hij het vanwege het wonder en de blijdschap het dikwijls niet goed geloven kan. "En toen zij het van blijdschap nog niet geloofden, en zich verwonderden, zeide Hij tot hen: Hebt gij hier iets om te eten? En zij gaven Hem een stuk van een gebraden vis, en van honigraten. En Hij nam het, en at het voor hun ogen. En Hij zeide tot hen: Dit zijn de woorden, die Ik tot u sprak, als Ik nog met u was, namelijk dat het alles moest vervuld worden, wat van Mij geschreven is in de Wet van Mozes, en de Profeten, en Psalmen. Toen opende Hij hun verstand, opdat zij de Schriften verstonden", Luk. 24:41-45.
In de tweede plaats, is God een God Die Zich in Christus in de ziel openbaart door Woord en Geest! Lees John Bunyan maar eens over het gesprek tussen Christen en Onkunde. Onkunde moest NIETS hebben van een geopenbaarde Christus, en verwierp daarmee zijn eigen zaligheid. Jouw verhaal heeft zeer veel affiniteit met het gedachtengoed van Onkunde. Je zou er goed aan doen de samenspreking tussen Christen en Hoop met meneer Onkunde eens tien maal over te lezen, te kauwen en te herkauwen gelijk de reine dieren des velds plegen te doen. Wie weet, het mocht nog eens ten goede met je keren.

JK.: Een predikant wees me op Jes. 30:18: En daarom zal de Heere wachten, opdat Hij u genadig zij, en daarom zal Hij verhoogd worden, opdat Hij Zich over ulieden ontferme, want de Heere is een God des gerichts; welgelukzalig zijn die allen, die Hem verwachten. De lezer schreef over deze tekst: Gód wacht, opdat wij het gaan verwachten. Dat is heel wat anders, dan dat de zondaar wacht.. totdat God hem genadig zal zijn...

GPPB.: Waarop wacht de Heere? Tot je geworden bent die je al bent, namelijk een vijand van God en Christus, die maar een recht heeft: de drievoudige dood. Want de Heere is een God des gerichts. Dat staat er! Dat gaat aan het geloofsverwachten vooraf. Degenen die de Heere verwachten, zijn in het gericht reeds zalig gesproken. En omdat de mens daarvan een bittere vijand is, wacht de Heere -FIGUURLIJKERWIJS gesproken- totdat de zondaar als geheel verloren openbaar komt en dat erkent in de aanvaarding van zijn welverdiende vonnis, dat reeds lang geleden voor de val door God is uitgesproken in Genesis 2:17. Weet u wat er aan u schort, waarde vriend? Hetgeen Jesaja al voorzegd heeft in Jesaja 57:10: "Gij zijt vermoeid door uw grote reis, maar gij zegt niet: Het is buiten hoop; gij hebt het leven uwer hand gevonden, daarom wordt gij niet ziek."

JK.: Christus klopt op onze deur. Wanneer wij daaraan geen gehoor geven, achten wij Zijn bloed onrein. Mogen we dan wel verwachten dat de Heere naar onze gebeden zal luisteren? Nee! We moeten eerst komen!

GPPB.: Onze deur? Wie is 'onze'? Christus klopt op de deur van het hart der Zijnen en de Bruid van het Hooglied gaf daaraan geen gehoor....... En toen? Is zij toen verloren gegaan? Heeft zij Christus' Bloed onrein geacht? Waar staat dat? Bovendien klopt Christus niet middels de roeping van het Evangelie met een beroep op de zogenaamde vrije wil op de deur van het hart der Zijnen. Die ketterij heb ik reeds ontmaskerd met het Woord des Heeren. De onbekeerden zijn evenwel ten volle verantwoordelijk voor hun verdoemelijke staat voor God en voor hun boze daden, maar dat betekent niet dat zij het vermogen hebben om gehoor te geven aan de roeping van het Evangelie. Gods volk heeft dat vermogen ook niet. ZIJN kracht wordt in zwakheid volbracht. ZIJN GENADE DOET HET. De mens staat er ten enenmale buiten. Ook na ontvangen genade blijft Gods kind geheel afhankelijk van de invloeden van de Heilige Geest. Christus zegt niet voor niets: "Zonder Mij, kunt gij NIETS doen." Dus ook niet bekeren, noch komen, laat staan geloven. Dat is ook de ervaring in het leven des geloofs. God wacht niet totdat de mens komt. Hij verwacht het ook niet, nee, en daarom heeft God Zijn Zoon naar de aarde gezonden. "Dewijl Hij zag, dat er niemand was, zo ontzette Hij Zich, omdat er geen voorbidder was; daarom bracht Hem Zijn arm heil aan, en Zijn gerechtigheid ondersteunde Hem", Jes. 59:16.

JK.: Stel voor dat de verloren zoon bij de voerbak van de zwijnen was blijven zitten en gezegd had: 'Ik zal hier bidden'. Zou dat dan nut hebben? Of als hij daar was gaan huilen? Nee! Bidden en huilen zou wel passen nadat hij tot de vader gekomen was, maar niet in de plaats van het komen.

GPPB.: Wat een ketterse voorstelling van zaken. Die verloren zoon (GPPB) had heel de mogelijkheid niet om bij de voerbak van de zwijnen te blijven zitten, want hij werd ONWEDERSTANDELIJK getrokken door de liefde des Vaders. Bovendien heeft hij bij die zwijnentrog ontzettend gehuild vanwege zijn zonden (Joël 2:12), alvorens naar zijn vader terug te keren. Gods Woord leert in het kader van het komen tot Christus in tegenstelling tot hetgeen u leert wel heel wat anders, namelijk: "Zij zullen komen met geween, en met smekingen zal Ik hen voeren; Ik zal hen leiden aan de waterbeken, in een rechte weg, waarin zij zich niet zullen stoten; want Ik ben Israël tot een Vader, en Efraim is Mijn eerstgeborene", Jer. 31:9.

Jk.: Spurgeon in 'Kom tot Mij!': Het onderwijs van de Heilige Geest vertrouwen ze niet, maar een ingebeelde stem wel. (...).

GPPB.: Je moet Spurgeon niet laten buikspreken in je eigen straatje en zijn woorden in een verkeerde zin verdraaien. Wilt gij dus beweren dat God niet tot de ziel spreekt in de toepassing des harten door de krachtige bediening van Woord en Geest? Dat wil dus zeggen dat als de psalmist in de benauwdheid des harten uitroept: "Zeg tot mijn ziel: Ik ben uw Heil", Ps. 35:3, hij een beroep deed op een ingebeelde stem. Al Gods kinderen kennen het inwendige getuigenis van de Heilige Geest, waardoor zij verzekerd zijn en bevestigd worden van hun aandeel in Christus. Als je dat kwalificeert als 'een ingebeelde stem', neig je naar de zonde tegen de Heilige Geest. "Ziet toe....!"
Gods Woord en de bevinding der heiligen leren CONTRA wat jij leert en waarvoor je Spurgeon ook nog eens misbruikt. God spreekt gewis tot elk die voor Hem leeft, namelijk door het Woord en in de Heilige Geest met kracht. "Want ons Evangelie is onder u niet alleen in woorden geweest, maar ook in kracht, en in den Heiligen Geest, en in vele verzekerdheid; gelijk gij weet, hoedanigen wij onder u geweest zijn om uwentwil", 1 Thess. 1:5.

JK.: Er liggen mensen die verlangen tot ze in beweging gezet zullen worden. Ze lijken te denken dat mensen zomaar bij hun oren gepakt of met touwen naar de hemel toe opgehesen worden. WACHTEN, WACHTEN, WACHTEN! Het lijkt zo nederig, zo onderdanig, zo onderwerpend, zo geduldig... Terwijl de bloedende wonden van de Zaligmaker ons worden getoond. Daar ligt de zaligheid in! Maar als mensen die zaligheid niet willen aannemen, dan houdt het op. We hebben verder niets te bieden. Met Spurgeon druk ik me niet terughoudend uit (en dat willen we ook niet) door te zeggen dat het wachten bij het badwater van de genademiddelen een antichristelijk Evangelie is.

GPPB.: Er is veel fatalistische godsdienst, maar ik misgun hen geen ingebeelde zegen. Waar maak je je druk om? Strijdt gij om in te gaan! Je hebt helaas een god zo groot als een luciferdoosje als je de volgende bewering staande houdt. Je beweert: "Als mensen de zaligheid niet willen aannemen, dan houdt het op."
Dat zou betekenen dat alle heiligen nu in de hel liggen, want God was niet bij machte om hen zalig te maken en hun ongeloof te breken. Dat zeg je in feite. Er is trouwens geen mens die het aanneemt zonder de krachtige wederbarende werking van de Heilige Geest. Jij maakt God afhankelijk van de vrije (on)wil des mensen. Ik wist niet dat je zo'n uitgesproken arminiaan was. Je sleept er anderen ook nog mee het verderf in. Ik wil je nochtans ernstig waarschuwen en met deze verderfelijke leer in de schuld voor God en de mensen te komen en er radicaal mee te breken. BEKEERT U!!
Spurgeon heeft soms arminiaanse uitspraken gedaan waarmee hij overigens goede bedoelingen had. Maar het middel van arminiaanse uitspraken is altijd echter erger dan de kwaal. Zielen worden ermee de bloemhoven ingejaagd, God maakt er geen gebruik van en Gods Woord verwerpt het. Spurgeon, hoewel hij mij na aan het hart ligt, sloeg in zijn ijver de plank nogal eens mis, hoewel hij waarachtig door God bekeerd was en voor velen is gebruikt. Ik zal u echter wat anders vertellen. Wachten bij het badwater van de genademiddelen, is geestelijk gezien heel niet mogelijk. De mens is dood in zonde en misdaden en mist ten enenmale de wil en de macht om te wachten op genade. Het wachten op den Heere is een geloofsdaad, want er is geen mens van nature die op Zijn genade wacht, anders zouden er massa's belijders voor Jezus in de rij staan, hetgeen helaas niet het geval is. God houdt de eer aan Zijn kant en Hij verwacht niets van de mens, dan alleen zonden en dood, ook NA ontvangen genade. Daarom zegt Hij ook tegen Paulus: "Mijn genade is u genoeg", ondanks die slaande duivel. Ik mag het weten uit mijn eigen leven. Van nature is er ook geen mens die verwachtende is omtrent het heil des Heeren. 'Wachten en verwachten' kan alleen in Christus en dan verwacht Gods volk niet de vergeving der zonden, want die heeft zij, maar zij staat wel steeds naar de vernieuwde vergeving en naar de gemeenschap met God en Christus. Bovendien handelt God op Zijn tijd en niet op onze tijd. Christus is te ZIJNER tijd voor de goddelozen gestorven, niet op hun tijd, want dan had het voor eeuwig te laat geweest. Wachten op de Heere is dus alleen mogelijk als wij Hem reeds hebben ontmoet en Hem kennen door het geloof. Waar moet een dode zondaar op wachten die Christus niet kent? Dat is geen wachten, maar de slaap des doods slapen.

JK.: We lezen nergens: 'Geloof, maar nu nog niet'. Of: 'wacht op een kracht of aansporing om te kunnen geloven'. Nee! De beloften zijn NU waar, de zegeningen van de zaligheid liggen NU voor u klaar. Deze kunt u aannemen. Waar wachten we nog op?

GPPB.: De beloften die in Christus ja en amen zijn, blijven zonder de krachtdadige toepassing des Heiligen Geestes non-effectief. Aanneming zonder voorafgaande toepassing is ernstig zielsbedrog. Zonder de toepassing zullen ze onze verdoemenis juist verzwaren.
"Waar wacht je nog op?" Ja, zo worden er velen door de duivel verleid, namelijk buiten de zaligmakende toepassing des Heiligen Geestes om. Het gros doe-het-zelf belijders in onze dagen, die nog niet eens in de schaduw kunnen staan van de dwaze maagden, kunnen Jezus aannemen en verwerpen, net hoe het hen gelegen komt. Het is een religie uit de hel. Jazeker, de zonde van ongeloof zal gestraft worden met de zwaarste straf, let wel, bij de verworpenen! Gods volk, dat voor de wedergeboorte ook boordevol ongeloof zit, wordt in de tijd gerechtvaardigd door de toegerekende gerechtigheid van Christus en dan houden ze God voor waarachtig door het geloof. Van wachten is heel geen sprake. Waar wacht je nog op? De mens van nature wacht niet, echt niet, hij gaat met een sneltreinvaart richting de eeuwige rampzaligheid. Er is absoluut geen grijs gebied en/of wachtkamer voor de enge poort. Gods uitverkoren volk wacht ook niet totdat ze gered worden, want dat geschiedt geheel onverwachts, als ze het nooit meer verwachten. Zalig worden is altijd nog een onbegrijpelijk Godswonder. Jij maakt er een rekensom van. Daar wordt geen man Gods jaloers op.

JK.: Wat verdrietig om te moeten zien dat er predikanten (uit soms onverwachte hoek) zijn die de beloften van Christus onder de voeten van hun kudde vandaan schoppen. Men komt op drijfzand. Het begint alles te schudden en te beven.

GPPB.: WARTAAL! Het is in der eeuwigheid niet mogelijk dat de beloften van Christus de kudde van Christus ontnomen wordt. Hetgeen God ooit tot de ziel beloofd en gesproken heeft, blijft vast en onverbroken. God is geen God van ja en nee, maar van ja en amen! Ja, Gods kinderen vrezen soms duizend doden en worden dikwijls gekweld met duizend zorgen, maar dan spreekt de Goede Herder hen weer moed in en verzekert hen opnieuw van het eeuwige leven: "Vreest niet, gij klein kuddeken, want het is uws Vaders welbehagen, ulieden het Koninkrijk te geven", Luk. 12:32.

JK.: Ambtsdragers weigeren deel te nemen aan de Heilige Tafel;

GPPB.: Die zijn dus niet van God geroepen en ook niet bekeerd. Het is gemeengoed in onze dagen, want van het leger ambtsdragers die wel aangaan is het gros zo onbekeerd en ongeleerd als het maar wezen kan.

JK.: gemeenteleden verlustigen zich in alles, behalve de stralende Christus; het wordt donker, aardedonker... De hoop verdwijnt. Vreugde wordt een vloek.

GPPB.: Nu heb je het over de onbekeerden. Hun leven wordt niet donker; het is nog nooit licht geweest. Maar beste man, vlees wordt nooit bekeerd, heeft geen vreugde, geen verwachting, NOOIT GEHAD, want het vlees onderwerpt zich der Wet Gods niet en het kan ook niet. Ook het vlees van Gods volk -dat geheel vleselijk is- niet. Bij Gods ware volk zal de blijdschap in Christus evenwel nooit worden weggenomen, ook niet al zullen de dagen der duisternis velen zijn. In de grootste smarten, blijven onze harten, in de Heer' gerust... God zorgt dus tienduizenden keren beter voor Zijn volk als jij je voorstelt.

(wordt vervolgd op het volgende blok)

HEILS(ON)ZEKERHEID VAN HET ARMINIAANSE GERAAMTE (4)        
Plaats in winkelmandjeMandje
JK.: Het kruis draait men op de kop: een vlammend zwaard van een verterende Rechter belemmert hen tot Christus te gaan.

GPPB.: Ja, daar doe je tot hiertoe heel hard aan mee, alleen in een zogenaamd evangelische zin. Voor de zogenaamde hedendaagse opwekkingsbewegingen bestaat er in het geheel geen zwaard der gerechtigheid meer en men misleidt de jeugd met een valse religie en een ingebeelde christus, waarvoor de profeet Jeremia tot tweemaal toe uitdrukkelijk waarschuwt: "En zij genezen de breuk van de dochter Mijns volks op het lichtste, zeggende: Vrede, vrede! doch daar is geen vrede", Jer. 6:14. "En zij genezen de breuk van de dochter Mijns volks op het lichtste, zeggende: Vrede, vrede! doch daar is geen vrede", Jer. 8:11.
En hetgeen de Heere beveelt aan de profeet Ezechiel om de valse profeten en profetessen de wacht aan te zeggen, liegt er ook niet om. En het is volop van toepassing op de oudwijfse religie van de tegenwoordige opwekkingsbewegingen. "Zo zegt de Heere HEERE: Wee die vrouwen, die kussens naaien voor alle okselen der armen, en maken hoofddeksels voor het hoofd van alle statuur, om de zielen te jagen! Zult gij de zielen Mijns volks jagen, en zult gij u de zielen in het leven behouden? En zult gij Mij ontheiligen bij Mijn volk, voor handvollen van gerst, en voor stukken broods, om zielen te doden, die niet zouden sterven, en om zielen in het leven te behouden, die niet zouden leven, door uw liegen tot Mijn volk, dat de leugen hoort? Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik wil aan uw kussens, waarmede gij aldaar de zielen jaagt naar de bloemhoven, en Ik zal ze uit uw armen wegscheuren; en Ik zal die zielen losmaken, de zielen, die gij jaagt naar de bloemhoven. Daartoe zal Ik uw hoofddeksels scheuren, en Mijn volk uit uw hand redden, zodat zij niet meer in uw hand zullen zijn tot een jacht; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. Omdat gijlieden het hart des rechtvaardigen door valsheid hebt bedroefd gemaakt, daar Ik hem geen smart aangedaan heb; en omdat gij de handen des goddelozen gesterkt hebt, opdat hij zich van zijn bozen weg niet afkeren zou, dat Ik hem in het leven behield; daarom zult gij niet meer ijdelheid zien, noch waarzegging gebruiken; maar Ik zal Mijn volk uit uw hand redden, en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben", Ezech. 13:18-23.
Zielen belemmeren om tot Christus te gaan kan inderdaad ook op een geheel wettische wijze, want de Joden reisden stad en land af om een jodengenoot te maken, maar als ze er een hadden, dan maakten zij hem als rechters der Wet, zittende op de stoel van Mozes, tot een kind der hel, omdat hij bij nader onderzoek niet voldeed aan de Wet van Mozes, terwijl zij zelf geheel zonder de Wet leefden zoals Paulus in zijn eertijds. Ik weet niet wat er erger is, of je nu met een evangelisch jasje een gestolen jezus in je handen gedrukt krijgt, of dat je op een wettische wijze door de dode rechtzinnigheid van de zaligheid wordt uitgesloten, zoals Rome die macht zich aangematigd heeft in haar verbeelding. Ik denk het eerste, want in het laatste geval word je uitgeworpen en dan kom je buiten de legerplaats terecht, maar daar is Christus juist te vinden. "Zo laat ons dan tot Hem uitgaan buiten de legerplaats, Zijn smaadheid dragende", Hebr. 12:12.

JK.: Dit zien we om ons heen gebeuren, maar daar hoeven we Godzijdank niet aan mee te doen. We mogen ons volledig verlaten op het Woord van Christus. Daardoor verdwijnt het wachten. En daardoor hoeven we niet bedrogen te sterven... Ik weet dat er lezers zijn die het boek van Angell James 'Wat moet ik doen om zalig te worden?' lezen. Wat schrijft hij het zuiver: Wacht dan niet langer. Geloof, geloof nu. Vertrouw uw ziel onmiddellijk aan de Zaligmaker toe en verheug u in de hoop op uw zaligheid. Het komen tot Christus biedt werkelijk verlossing!

GPPB.: Ik wil je nog weleens ontmoeten op je sterfbedje, waarde vriend. Gods ware volk wordt IN het oordeel verlost en het werkdadig christendom wordt VAN het oordeel verlost. Dat is altijd het fundamentele verschil. Dit blijft echter staan: de kortste weg om te geloven is te geloven. Er is echter geen mens die om die reden gelooft. Het bevel van bekering en geloof blijft altijd recht overeind staan, maar wat ook recht overeind blijft staan, is, dat de mens zonder de krachtdadige wederbarende genade des Heiligen Geestes dood BLIJFT in zonde en misdaden, ten spijt van alle schijngeloof en valse vreugde. God is de Soevereine en werkt alleen krachtens Zijn besluiten van eeuwigheid, hoewel Hij de mens gebonden heeft aan de wil des bevels: "Bekeert u en gelooft het Evangelie!" En wee de mens die op zo'n grote zaligheid geen acht slaat. Geen mens heeft zelfs het recht om onbekeerd te zijn. Die bijbelse waarheden mogen in geen prediking ontbreken, maar het bevel van bekering en geloof maakt de verantwoordelijkheid van de mens niet lichter, maar zwaarder en DUBBEL zwaar als de mens meent dat hij aan het bevel Gods direct gehoor kan geven met een waan- en schijngeloof. De gelijkenis van het zaad is daarin overduidelijk. Een deel van het zaad viel in steenachtige plaatsen en wies terstond op, maar verdorde snel, omdat het geen wortel had in zichzelf. Degenen die uit eigener beweging direct kunnen geloven en aan de oproep daartoe terstond gehoor menen te kunnen geven, zullen de deur voor eeuwig gesloten vinden, omdat zij de ontblotende werking en de inwoning van de Heilige Geest als niets hebben geacht. U doet net of de mens zichzelf niet bedriegen kan. Dat kan en gebeurt evenwel op duizend en één manieren. U wijst -hoewel uiterst verward- de dode fatalistische rechtzinnige dwaling aan, maar u bestrijdt die met een nog gevaarlijker arminiaanse dwaling. Zo wordt het middel erger dan de kwaal. Gods Woord staat vol en bol van de waarschuwingen tegen de valse leraars. "Wacht u voor de valse profeten..." en dat kan op een wettische manier, maar -en niet in het minst- ook op een evangelische manier. Gods ware werk gaat door de crisis van de dood van Christus en dan is Galaten 2:19 geen voorwaarde, maar wel de waarachtige toetssteen van het ware en valse geloof.

JK.: Johannes de Heer in 'Hoe kom ik tot bekeering': Niet jammeren om toch bekeerd te worden of het geloof te ontvangen; dat is ziekelijk mensenwerk. Horen wat God zegt! wat Hij honderdmaal herhaalt: 'Bekeert u!' De oren dus gebruiken om te horen, want het geloof is uit het gehoor. U zult in het hele Nieuwe Testament geen tekst aantreffen die erop wijst dat de bekering van God moet worden afgebeden. De boodschap is: 'Bekeert u en gelooft het Evangelie'.

GPPB.: Ja, en zijn zus, Johanna de Dame, zegt het weer anders in haar laatste memorie: "Hoe word ik afbekeerd", namelijk: "In het graf van Christus!" Goedzo, Johanna, lees broerlief John maar eens flink de les..., misschien wordt hij nog eens een dode hond en een groot beest voor God.
Vriend, JK, dus volgens de godslasterlijke De Heer-redenering was Jeremia ook met ziekelijk mensenwerk bezig, toen hij bad: "Bekeer mij, zo zal ik bekeerd zijn, want Gij zijt de HEERE, mijn God!" Jer. 31:18. En in Klaagliederen 5:21 bidt de profeet voor de bekering van land en volk: "HEERE, bekeer ons tot U, zo zullen wij bekeerd zijn; vernieuw onze dagen als van ouds." Wat onderscheidt de gebeden der heiligen van die van het Nieuwe Testament? IN NIETS. Gods geroepen heiligen maken het gebod tot een gebed. Het gebed behoort nog altijd tot het voornaamste stuk der dankbaarheid. Als Gods ware volk om bekering bidt, bidt zij om Christus, Die als haar enige Bekering van God geschonken is (1 Kor. 1:30). Gods kinderen moeten steeds opnieuw bekeerd worden, in de vergeving van de reeds vergeven zonden. De waarachtige bekering bestaat uit het afgestorven zijn van de oude mens en de opstanding van de nieuwe mens. En al Gods kinderen hebben heel hun leven nodig om steeds opnieuw van het vrome vlees te worden afbekeerd om Christus als hun enige Bekering over te houden. "Zal God dan geen recht doen Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen, hoewel Hij lankmoedig is over hen? Ik zeg u, dat Hij hun haastelijk recht doen zal", Luk. 18:7-8. En waarom zouden de christenen verblijd zijn geweest dat God ook de biddende heidenen (met name Cornelius) de bekering ten leven gegeven had? "En als zij dit hoorden, waren zij tevreden, en verheerlijkten God, zeggende: Zo heeft dan God ook den heidenen de bekering gegeven ten leven!" Hand. 11:18. Bidden om bekering is het begin van de bekering, als het maar met het ware geloof in Christus gemengd is. En bidden om bekering en met opgeheven hand onbekeerd voort te blijven leven, is spotten met God. Toch worden zulk soort spotters soms ook nog daadwerkelijk door God tot God bekeerd, zoals de prodigal son, GPPB. Wie dan zonder zonde is, werpe de eerste steen.

JK.: U zegt: wat doen we dan met de tekst 'Bid en het zal u gegeven worden'? Dan vraag ik: staat hier dan dat we om onze zaligheid moeten bidden? Stel dat dit wel zo zou zijn, dan staat erachter: 'Zo wie bidt, die ontvangt'. Bidden is dus niet vragen! Bidden is ontvangen!

GPPB.: Zulke goddeloze veronderstellingen zijn ingevingen des satans. Hoe komt ge zo betoverd, mijn vriend? Zijt gij dan hetgeen Paulus zegt in onderstaande tekst geheel te boven en overgroeid. "En desgelijks komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp; want wij weten niet, wat wij bidden zullen, gelijk het behoort, maar de Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen", Rom. 8:26. En hebt ge nooit gelezen hetgeen de Heere Jezus zegt over het bidden: "En Hij zeide ook een gelijkenis tot hen, daartoe strekkende, dat men altijd bidden moet, en niet vertragen; zeggende: Er was een zeker rechter in een stad, die God niet vreesde, en geen mens ontzag. En er was een zekere weduwe in dezelfde stad, en zij kwam tot hem, zeggende: Doe mij recht tegen mijn wederpartij. En hij wilde voor een langen tijd niet; maar daarna zeide hij bij zichzelven: Hoewel ik God niet vreze, en geen mens ontzie; nochtans, omdat deze weduwe mij moeielijk valt, zo zal ik haar recht doen, opdat zij niet eindelijk kome, en mij het hoofd breke. En de Heere zeide: Hoort, wat de onrechtvaardige rechter zegt. Zal God dan geen recht doen Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen, hoewel Hij lankmoedig is over hen?" Luk. 18:1-7. En heeft de Heere Jezus al diegenen die Hem achterna schreeuwden met bidden en smeken, "Gij Zone Davids, ontfermt U mijner", aangezegd dat zij om hun lichaam, ziel en zaligheid niet bidden mochten? En is dan de psalmist uit de 116e Psalm "Och Heer' och wierd mijn ziel door U gered", niet smekende aan de troon der genade, om barmhartigheid in Christus te verkrijgen ter bekwamer tijd? Hoe komt u zo zwanger van duivelse ingevingen? Wie heeft u betoverd dat gij de waarheid ongehoorzaam zoudt zijn? Ik heb u de oorzaak reeds aangewezen en een gewaarschuwd man telt voor twee. Van elk geloofsgebed geldt dat God dat gebed verhoort op Zijn tijd en op Zijn wijze. Doch niet elk gebed van Gods volk wordt verhoord, want Gods volk is meestal niet zo geestelijk. En van een gebed bij God vandaan geldt, dat God zelden direct verhoort en even zelden ontvangt de waarlijk biddende ziel direct antwoord op zijn gebed. Paulus moest er drie dagen en drie nachten om bidden, alvorens zijn ziel gered en zijn zonden afgewassen werd, terwijl God van hem zei: "Zie hij bidt." Die wijze van verhoring is geen goddelijke karigheid, maar de Heere houdt de eer aan Zijn kant, opdat de uitkomst des te heerlijker zou zijn. Soms verhoort de Heere onmiddellijk als de nood op 't hoogst gestegen is: "Eer zij roepen zal Ik antwoorden." Dan spreekt de Heere onmiddellijk tot de ziel, echter nooit buiten het Woord om. Maar meestal spreekt Hij door middel van het gepredikte en/of gelezen Woord. Tenslotte: Als bidden geen gelovig vragen/smeken meer zou zijn waarom zou je dan nog bidden? "Wanneer zij dan tot ulieden zeggen zullen: Vraagt waarzeggers en duivelskunstenaars, die daar piepen, en binnensmonds mompelen; zo zegt: Zal niet een volk zijn God vragen? zal men voor de levenden de doden vragen?" Jes. 8:19. Vooral de Psalmen staan bol en vol van het vragen naar den Heere en Zijne sterkte. Houd toch eens op om de bijbelse waarheden te verdraaien, vraagt veeleer om vergeving.

JK.: Lezers, begin toch eens in ontvangst te nemen en te danken! De zaligheid is een genadegift. Die kunnen we ook niet verdienen met bidden.

GPPB.: Je brief is wonderlijk genoeg een aangesloten jammerklacht alsof God in de war is met het zaligen van de Zijnen! Het heeft geen enkele affiniteit met de ware dankbaarheid! En nou anderen ermee om de oren slaan? De laatste zin hoef je Gods volk echt niet te vertellen.

JK.: Maar u kunt het wel in het gebed aannemen. Ik citeer Comrie niet al te snel, maar wat zegt hij mooie dingen in zijn 'Het ABC des geloofs': Hij is duizendmaal gewilliger, niet alleen om anderen maar u in het bijzonder, wie gij ook zijt, te helpen, dan gij zijt om geholpen te worden. Het geloof is maar een licht werk: het bestaat niet in veel plichtsoefeningen, het is maar een toestemmen, een Amen, een gewillig zijn om uit vrije genade gezaligd te worden, om niet.

GPPB.: Aannemen geschiedt door het geloof. En als God het geloof schenkt, dan hoéf ik niet meer te geloven, in de zin van 'moeten', want dan geschiedt de zaak vanzelf. Dan is het geloof nog niet eens een licht werk, want het geloof is geen werk, maar een middel waardoor ons de zaligheid deelachtig wordt. Ik geloof evenwel niet in mijn geloof, maar in Christus door het geloof. In het geloof ligt geen enkele verdienste, nog niet het lichtste veertje.

JK.: Deze bijdrage sluiten we af met Bonar (uit 'Gods weg van vrede): Onze aanspraken moeten niet tot een onwillig, maar een gewillig God gericht worden. Wij moeten niet proberen om door onze gebeden of ernst God te bewegen om ons genadig te zijn, om aldus de zaligheid van een misgunnend en strenge gever af te dwingen. God dringt Zijn zaligheid op ons aan en verklaart ons op dit ogenblik Zijn oneindige gewilligheid om ons te zegenen. Doorgloeit deze WETENSCHAP ook uw luisteren, spreken, schrijven, denken en nalaten?

GPPB.: Uw brief had in één volzin samengevat kunnen worden, namelijk: "En leidt ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze, want van U is het Koninkrijk, en de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid." De rest is helaas wettische ballast in een evangelisch gekleed arminiaans geraamte. "Ziet toe....!"


http://www.derokendevlaswiek.nl