IN GESPREK MET DHR. ALLEGORIE
IN GESPREK MET DHR. ALLEGORIE (1)        
Plaats in winkelmandjeMandje
Dit ingezonden stuk begint bij: "PERKINS CONTRA REFORMATIE" en staat in het kader van Galaten 2:11-21.

DJK.: Om dan ook maar meteen met de deur in huis te vallen; Ik heb u enkele dingen toegezonden van Perkins en Huntington. U zou ook eens moeten lezen wat Theodorus à Brakel schrijft over de opwas in Christus - eerst kinderen - dan jongelingen - dan vaders. Daar ik deze godvrezende vaders wijzer acht als mezelf, en in een tijd leefde waar de Heere meer licht in Zijn Woord gaf als heden ten dage.

GPPB.: Ik reageer maar tussen uw regels door, om onnodige aanhalingen uit uw verhaal te voorkomen. Ook moet u niet denken dat ik aanstonds op uw schrijven reageer, want de beantwoording aan de veelheid van ingezonden stukken vergt doorgaans een dagtaak, terwijl dat meestal gebeurt in de kleine uurtjes bij gebrek aan tijd.
In de eerste plaats moet ik u zeggen dat u niet gereageerd heeft op mijn eerste reactie omtrent de door u genoemde geschriften van Perkins en Huntington, terwijl u nu opnieuw een andere oudvader naar voren schuift. Dat is op zijn minst onbeleefd, maar u bent niet de enige die volgens dit soort tactiek te werk gaat. Ik heb inmiddels een heel archief van ingezonden stukken aan dit onderwerp gewijd, waarvan de inhoud van het ingezondene echter volledig in strijd is met de leer van Christus, zoals die geopenbaard is van Genesis 1 t/m Openbaring 22. Ook heb ik omtrent de toepassing van de kennis van Christus en vooral het begin ervan tal van boeken en artikelen gewijd. Uw vragen en opmerkingen kunt u dan ook ruimschoots beantwoord vinden in de veelheid van de website-artikelen die aan deze zaak gewijd zijn. U vraagt namelijk naar de bekende weg die al zoveel aan de orde van behandeling is geweest, zodat ik me eigenlijk afvraag of u niet een vreemdeling te Jeruzalem bent. Als u mijn geschriften goed gelezen had, dan had u nooit de suggestie opgeworpen om Th. à Brakel eens te lezen, want dan had u geweten dat de orde omtrent de geestelijke opwas in Christus, namelijk 'kinderen, jongelingen en vaders' volledig door ons geleerd wordt op grond van de Schrift. Echter NIET zoals u -en eigenlijk heel de Afscheiding- het verstaat, namelijk dat kinderen in de genade Christus (nog) niet zouden kennen. Het is zonder meer een zielsbedrieglijke leer, waaraan de dwaalleer van Rome ten grondslag ligt. Bovendien is Christus gisteren en heden Dezelfde, zodat de oudvaderlijke tijd -die u kwa geestelijkheid boven onze tijd verheft- niet anders is dan onze tijd en na de zondeval ook niet anders is geweest en na ons niet anders zijn zal. God is niet veranderd en Zijn Woord ook niet, hoewel er in onze dagen zeer weinigen zijn die de bijbelse leer des heils Schriftuurlijk-bevindelijk verstaan voor eigen hart en leven en die ook aan anderen weten uit te leggen. Maar met dat handjevol Gideonieten is God niet in verlegenheid gebracht, welnee. Het is volledig in overeenstemming met Zijn raad die eeuwig bestaan zal en door de hand van Christus gelukkiglijk voortgaat tot de voleinding der wereld. Christus zal tot de voleinding der wereld Zijn discipelen hebben die Zijn Woord recht snijden naar de volle raad Gods. En al zijn er in onze dagen maar enkelen die de volle raad Gods verkondigen, dat doet niets ter zake; God is immers (al)machtig om te verlossen door velen of door weinigen. Uw opzien tot het licht van onze oudvaders is enkel duisternis in vergelijking met het Licht der Wereld, de Zonne der Gerechtigheid, van Wie ik geleerd heb hetgeen ik van Hem ontvangen heb. "Want ik heb ook hetzelve niet van een mens ontvangen, noch geleerd, maar door de openbaring van Jezus Christus", Gal. 1:12. Dat geldt niet alleen Paulus, maar de voltallige algemeen heilige christelijke Kerk van alle tijden en plaatsen.

DJK.: Al geldt het voor ons allen,.......dat wij maar ten dele kennen en weten (1 Kor.13 : 9) - ik denk dat dit de verklaring is waarom er zoveel verwarring en verbittering is. Dit begon al onder de apostelen, en is door gegaan tot heden ten dage - ondanks dat het den Heere nooit in de weg heeft gestaan om Zijn Kerk te roepen door de dwaasheid der prediking, te wederbaren, en te zaligen door het borg- en middelaarswerk van Christus met behoud van Zijn Goddelijk recht.

GPPB.: O, dus volgens uw eerste opmerking ligt de oorzaak van de verwarring en verbittering aan de Schrift zelf, namelijk hetgeen geschreven staat in 1 Kor. 13:9. Dat is echter een ketterse Schriftkritische veronderstelling. Volgens uw suggestie moet God dan wel in gebreke gebleven zijn om Zijn Kerk ten dele te doen kennen, hetgeen zelfs voor de onfeilbaarheid van de bijbelschrijvers, de profeten en apostelen, geldt. Gods heilig en onfeilbaar Woord is altijd nog het Begin en het Einde van alle tegenspraak. Bovendien is het Woord Vlees geworden en Christus weet onfeilbaar Zijn Kerk te roepen uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht middels de dwaasheid der prediking en niet alleen 'met behoud' van Zijn Goddelijk recht, dat ook, maar veelmeer tot verheerlijking van dat lieve recht Gods!

DJK.: En omdat ik altijd een beetje bang ben dat we met de oudvaders nooit aan een eind komen, om de reden dat een ieder maar aanhaalt hetgeen hem recht schijnt, wens ik u liever direct te bepalen bij enkele geschiedenissen uit God's Woord, waar ik zelf ook door genade ziels-ondervindelijk kennis aan heb mogen krijgen.

GPPB.: Het boek 'oudvaders' heb ik al enige tijd uit, maar in het Boek der boeken raak ik nooit uitgeleerd. U zegt zielsondervindelijke kennis gekregen te hebben, maar wat ik u vragen wilde: Kent u Christus als de Gegevene des Vaders als uw persoonlijke Plaatsvervanger (Borg) voor God, ja, als uw Profeet, Priester en Koning, geopenbaard en geschonken in de weg van het recht, in de vergeving van al uw zonden? Het geestelijke leven en het ware geloof begint namelijk met de vergeving der zonden, zoals de Heidelbergse Catechismus o.a. in Zondag 7 ons dat op grond van Gods Woord leert.

DJK.: Ik wil u drie voorbeelden aangeven vanuit de Schrift die u misschien tot een weinig nadenken mogen brengen, tevens bedenkende dat God's Woord geestelijk is en geestelijk gelezen mag/moet worden. En waarbij we twee zaken goed uit elkaar dienen te houden, hoe het ligt aan God's kant en hoe dit beleefd en ondervonden wordt in de ziel aan de kant van de zaligmakend-ontdekte van God geroepen zondaar. En hoe de Heere de heilsfeiten zeer ordelijk in het hart van de Kerk van Christus doet beleven en zielsbevindelijk doet ondervinden.

GPPB.: Het klinkt heel gewichtig hetgeen u hier schrijft, maar de verzonnen fabel van 'de twee kanten' die u suggereert is een uitvinding van de paus himself. Rome leert ook twee kanten, namelijk Gods kant en de kant van de zondaar en dan kan het aan de kant van de zondaar 'vriezen en dooien', maar dat heeft met het ware zaligmakende geloof NIETS te maken. "Hoe het ligt aan Gods kant" ziet namelijk alleen het ware geloof, want het geloof ziet de zaken zoals Gods ze ziet, naar de mate der kennis van Christus. En alles wat er aan "zielsbevinding" ondervonden wordt BUITEN de kennis van Christus is een optelsom waarmee de huichelaars zich rijk rekenen, maar waarmee de nog onwedergeboren uitverkorenen in de fase der ontdekking in de dood uitkomen, vanwege het feit dat alle bevinding BUITEN de zaligmakende kennis in Christus niet zaligmakend is, voor het grootste gedeelte wettisch en vals is en op zijn best genomen nabijkomend werk is. Bovendien bestaan er geen "zaligmakend-ontdekte zondaren, want "...die Hij geroepen heeft, dezen HEEFT (niet worden) Hij ook gerechtvaardigd...(Rom. 8:30), namelijk zowel in de vierschaar Gods als in de vierschaar der consciëntie door het geloof. "Zaligmakende ontdekking" in het kader van het stuk der ellende is alweer een uitvinding van Rome en gretig overgenomen door het halfverloste christendom in onze dagen, dat echter van haar drek niet gewassen is. Gods Woord spreekt nergens van "zaligmakende ontdekking" laat staan dat Gods Woord zou spreken van zaligmakend-ontdekte zondaren in het kader van het stuk der ellende. Uw gesuggereerde onderscheid is helaas wanordelijk en verre van bijbels.

DJK.: Om met het leven van Abraham te beginnen: Wanneer den Heere, Abraham na zijn roeping uit Ur, op den weg naar Kanaan, uit zijn tent roept om hem de sterrenhemel te tonen en hem vraagt of hij het getal der sterren kan tellen, moet Abraham het bekennen dat ze ontelbaar zijn. Waarop den Heere hem gaat beloven dat ook zijn zaad alzo zal zijn, en waar (zie kanttekeningen) ook eenmaal de Messias uit geboren zal worden. 'En Abraham geloofde in den Heere', lezen we dan, en dit geloven in de belofte God's jegens hem en zijn zaad werd hem gerekend tot gerechtigheid. Dit schrijft Abraham niet over zichzelf, maar Mozes in opdracht van den Heere (het boek Genesis). Abraham kon dus niet verloren gaan, omdat hij de beloften God's geloofd had. (Dit is van Gods' kant).

GPPB.: "En Abraham geloofde in den Heere", dat staat er niet, er staat: "Want wat zegt de Schrift? En Abraham geloofde God, en het is hem gerekend tot rechtvaardigheid", Rom. 4:3. Dat zegt Mozes niet, zoals u suggereert, maar Paulus, hetgeen niet louter ziet op Abrahams geloof in de belofte Gods jegens hem en zijn (vleselijk) zaad, maar wezenlijk ziet op Abrahams geloof in HET ZAAD, Christus. Kanttekeningen bij "geloofde God": 'Dat is, de beloften Gods van Hem een Schild en groot Loon te zullen zijn, en van Hem een erfgenaam te geven, en Zijn zaad te vermenigvuldigen, Gen. 15:1,4,5,6, waardoor niet alleen een vleselijk zaad, maar inzonderheid Christus verstaan wordt, de zoon Abrahams, in welken alle geslachten der aarde zouden gezegend worden. Zie hierna Rom. 4:11,12,13, gelijk ook Paulus verklaart Gal. 3:16. Zie ook Joh. 8:56.'
En wilt u beweren dat "Gods kant" Abraham onbekend was? Een grotere ketterij bestaat er eigenlijk niet, want met uw laatste opmerking verwerpt u de enige en unieke zaligmakende leer van de rechtvaardiging van de goddeloze, hetwelk in geen hoek geschiedt (Hand. 26:26; Rom. 4,5,6,7; Gal. 2:19-20; 1 Joh. 3:14, enz.). OMDAT God tot Abraham in Christus van vrede gesproken had (Gen. 12:1-2; 15:1), zegt Abraham vanuit de ware zielsbeleving met de Kerk van alle tijden en plaatsen: "Wij dan [Abraham, Paulus en al Gods ware volk] gerechtvaardigd zijnde door het geloof, hebben vrede bij God, door onze Heere Jezus Christus", Rom. 5:1.

DJK.: Maar nu de vraag aan ons, wat was nu de bevinding en ondervinding van Abraham aangaande de vervulling van die belofte. Abraham ging ondervinden en leren dat deze belofte slechts in vervulling kon gaan door de geboorte van een zoon. Abraham ging in tot Sara, maar zij ontving niet, kwam tenslotte in een weg van eigen vlees terecht bij Hagar die hem Ismael baarde, het beeld van zijn eigen werken. En telkens wordt zijn weg afgekeurd door den Heere, en komt den Heere hem telkens weer opnieuw te zeggen dat zijn zoon uit 'de vrije' en niet uit 'de dienstbare' geboren zou worden. Totdat Abraham ziet dat de moeder in Sara gestorven is, en het naar de mens onmogelijk is dat uit haar nog een zoon geboren zou worden. Waarop hij met zijn eigen werken(Ismael) op de knieën gaat en het den Heere vraagt: " Laat toch Ismaël leven voor Uw Aangezicht!" Waarop den Heere hem weer bestraft en opnieuw de aan hem gedane belofte voor de laatste keer komt te bevestigen. Wat ligt hier toch veel onderwijs in aangaande de bekommerde Kerk van Christus, die geheel ontledigd moeten worden door de werking van de Geest die uitgaat van Christus, wil er plaats komen in het hart voor Christus, die zich dan vervolgens gaat openbaren als de Middelaar Gods en der mensen en als Gods Zoon.

GPPB.: Wel, wel, dus volgens uw redenering heeft Abraham krachtens zijn dienstbare werken en gelijknamige bevinding de belofte Gods in ongeloof verdacht gehouden. Alweer een ketterij van de eerste orde. Gods Woord leert het tegenovergestelde van hetgeen u beweert. Immers, Paulus zegt over Abraham door de inspiratie van de Heilige Geest: "(Gelijk geschreven staat: Ik heb u tot een vader van vele volken gesteld) voor Hem, aan Welken hij geloofd heeft, namelijk God, Die de doden levend maakt, en roept de dingen, die niet zijn, alsof zij waren; welke tegen hoop op hoop geloofd heeft, dat hij zou worden een vader van vele volken; volgens hetgeen gezegd was: 'Alzo zal uw Zaad wezen'. En niet verzwakt zijnde in het geloof, heeft hij zijn eigen lichaam niet aangemerkt, dat alrede verstorven was, alzo hij omtrent honderd jaren oud was, noch ook dat de moeder in Sara verstorven was. En hij heeft aan de beloftenis Gods niet getwijfeld door ongeloof; maar is gesterkt geweest in het geloof, gevende God de eer; en ten volle verzekerd zijnde, dat hetgeen beloofd was, Hij ook machtig was te doen. Daarom is het hem ook tot rechtvaardigheid gerekend", Rom. 4:16-22. En dan leert de Heilige Geest in Hebreeën 11:13 aangaande de oudtestamentische gelovigen, beginnend bij Abraham: "Deze allen zijn in het geloof gestorven, de beloften niet verkregen hebbende, maar hebben Dezelve van verre gezien, en geloofd, en omhelsd, en hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren." Wat spreekt u -meneer DJK- van "de bekommerde Kerk" in welks hart Christus nog niet geopenbaard zou zijn? Die kerk die u voor ogen hebt, is de Kerk van Christus NIET, want Christus zegt ook van de zwakken (kinderen) in het geloof dat zij Hem kennen. "Ik ben de goede Herder; en Ik ken de Mijnen, en worde van de Mijnen gekend", Joh. 10:14. EN WILT U BEWEREN DAT DE ZWAKGELOVIGEN CHRISTUS NIET KENNEN? Ik daag u voor Gods rechterstoel om die ketterij voor Gods aangezicht overeind te houden. Meneer, u begaat een grove zonde die u zelfs duur kan komen te staan. U bent het die de kleinen in Christus ergert door de valse bewering dat zij Christus nog niet kennen, terwijl Christus Zelf meer dan tweemaal in de Schrift bevestigt dat de zwak- en kleingelovigen IN HEM GELOVEN. Onder andere in Mattheüs 18:6: "Maar zo wie een van deze kleinen, die in Mij geloven, ergert, het ware hem nutter, dat een molensteen aan zijn hals gehangen, en dat hij verzonken ware in de diepte der zee." En in Markus 9:42 getuigt de Heilige Geest wederom: "En zo wie een van deze kleinen, die in Mij geloven, ergert, het ware hem beter, dat een molensteen om zijn hals gedaan ware, en dat hij in de zee geworpen ware." En als het gaat over het geheim van zaligworden, dan zegt Christus: "Ik dank U, Vader! Heere des hemels en der aarde; dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard; ja, Vader, want alzo is geweest het welbehagen voor U", Luk. 10:21. En wilt u beweren dat de kinderen in Christus Hem niet kennen?

DJK.: Ik weiger het te geloven dat deze geschiedenis slechts beschreven aangaande de geschiedenis van Israel. Als dit zo is, dan kunnen we de schaduwdienst van de offeranden die beschreven is in Leviticus, Deuteronomium en Numeri - ook wel aan de kant schuiven.

GPPB.: Wat u weigert te geloven, maakt de waarheid Gods niet uit. Gods Woord leert bij monde van de apostel Paulus: "Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is", opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust", 2 Tim. 3:16-17. "OPDAT de MENS GODS...", hoort u? Wat is de mens Gods? Dat is Gods gerechtvaardigde volk! (Zie Kantt.). U ziet dat Gods Woord nuttig is tot weerlegging van de door u geleerde ketterijen die vooral bij het halfverloste christendom in onze dagen in zwang is. En diezelfde Paulus leert in Romeinen 15:4: "Want al wat te voren geschreven is, dat is tot onze lering te voren geschreven, opdat wij, door lijdzaamheid en vertroosting der Schriften, hoop hebben zouden." Dus inderdaad niet alleen voor Israël, maar voor de levende Kerk van alle tijden en plaatsen. En van die Kerk getuigt Jesaja: "De levende, de levende, die zal U loven, gelijk ik heden doe..." De levenden in Christus loven Hem, omdat zij in Hem gerechtvaardigd zijn, Hem kennen en van Hem gekend zijn. Dat geldt ook de kleinen en de zwakken in het geloof. Wat de oudtestamentische schaduwendienst onder de ceremoniële wetgeving betreft, die gold alleen en uitsluitend het volk der Joden en niet de christenen uit de heidenen (Hand. 15). Christus is Middelaar van een zoveel beter verbond en Hij is Hogepriester naar de ordening van Melchizedek, hetgeen geen enkel verband houdt met de levitische priesterlijke bediening onder Mozes als middelaar van het oude verbond. U zet in heel uw verhaal Gods volk weer met een misschientje onder de wet in inzettingen bestaande, maar Gods WARE volk is niet onder de Wet, maar onder de genade en de oude mens is gestorven in de dood van Christus, ook zielsbevindelijk (Gal. 2:19). Vanzelfsprekend is de oudtestamentische schaduwendienst van de offeranden heel de Kerk tot lering geschreven, namelijk tot dit doel: "Opdat gij ten volle kondet begrijpen met al de heiligen, welke de breedte, en lengte, en diepte, en hoogte zij, en bekennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot al de volheid Gods", Ef. 3:18-19. U ziet, er wordt dus niets uit Gods Woord aan de kant geschoven, behalve dan het halfverloste christendom dat zich etiketteert als 'de bekommerde kerk', onverzoend en nog niet gerechtvaardigd en derhalve de naam hebben dat zij leven, maar in werkelijkheid dood zijn, en waarvan Christus straks zal zeggen: "Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij, die de ongerechtigheid werkt!" Matth. 7:23. U ziet, uw twee-kanten theologie eindigt in de hel.

DJK.: Wat moest Abraham het leren dat Izak slechts door het onmogelijke wonder geboren ging worden, en zo kwam hij er zelf geheel buiten te vallen. En krijgt van den Heere tenslotte te horen dat zijn zoon binnen een jaar geboren zou worden.(Advent) Niets uit ons, maar al uit Hem... En dan wordt Izak uit Sara geboren.(Kerst). Daarna moest Abraham zijn eigen werk (Ismaël) weg sturen, de woestijn in met Hagar - die ze hem gebaard had. Izak en Ismael konden elkaar niet verdragen. En zo kan een geboren Christus in het hart van de zondaar, nooit samen gaan met onze eigen verdorven zondige werken. Tenslotte moest Abraham zijn geschonken geboren zoon Izak (beeld van Christus) gaan offeren op het gebergte van Moria (Golgotha). De bevrediging van God's recht, door het Offer gepaard met bloedstorting....

GPPB.: Dus volgens uw redenering is de belofte Abrahams 'Advent', de geboorte van Izak Abrahams 'Kerstfeest', en dan moet de offerande van Izak Abrahams Golgotha/Paasfeest, ofwel zijn rechtvaardigmaking geweest zijn. En dat alles onder het mom dat Izak het beeld van Christus is... De dwaling ten top! Izak is niet het beeld van Christus, maar is een type van de Kerk. Bij Izak ging het zwaard er namelijk niet door. Dat kan alleen en uitsluitend gezegd worden van Christus. "Zwaard! ontwaak tegen Mijn Herder, en tegen den Man, Die Mijn Metgezel is, spreekt de HEERE der heirscharen; sla dien Herder, en de schapen zullen verstrooid worden; maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden", Zach. 13:7. De bevrediging van Gods recht geschiedde dus niet door Abrahams offerande van Izak, maar door de Enige Offerande van Christus, afgebeeld door het geslachte ram dat in de struiken verward zat en op hetzelfde altaar geofferd werd, nadat Izak op Gods bevel vrijuit mocht gaan. Met uw 'stappenplan' zou de moordenaar aan het kruis voor eeuwig verloren zijn gegaan, want die werd ineens voor Gods recht geplaatst en in zijn oordeel verlost en dat geldt al de geroepen heiligen in de orde van ellende (uitlandig, onwedergeboren), verlossing (rechtvaardigmaking) en dankbaarheid (leven uit en door die dankende Hogepriester). Trap en mate in de kennis van Christus leert Gods Woord in de orde van kinderen, jongelingen en vaders in deZELFDE genade. Voor de kinderen in de genade geldt: "Ik schrijf u, kinderkens, want de zonden zijn u vergeven om Zijns Naams wil." Ook voor de kinderen in Christus geldt: "Ik schrijf u, kinderen, want gij hebt den Vader gekend." Voor de jongelingen geldt: "Ik schrijf u, jongelingen, want gij hebt den boze overwonnen." En: "Ik heb u geschreven, jongelingen, want gij zijt sterk, en het Woord Gods blijft in u, en gij hebt den boze overwonnen." En voor de vaders in Christus geldt: "Ik schrijf u, vaders! want gij hebt Hem gekend, Die van den beginne is." En: "Ik heb u geschreven, vaders, want gij hebt Hem gekend, Die van den beginne is." U kunt het allemaal lezen in 1 Joh. 2:12-14. En als men mist wat de kinderen in Christus hebben en zielsbevindelijk weten, namelijk dat hun zonden vergeven ZIJN en in Christus een verzoend God en Vader hebben en kennen (Joh. 17:3), dan mist men alles, dan is men niet wedergeboren, dan is men onder de Wet, onder de toorn Gods en met de ganse wereld voor God verdoemelijk.

DJK.: Ten tweede : De allegorische uitleg van het boek Ruth, waar we weinig van lezen bij de oudvaders, maar wel van lezen bij de kerkvaders die toch het dichtste bij de Bron en belijdenis der apostelen zijn geweest.

GPPB.: Bij Ambrosius en Augustinus is de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze veel meer een achterliggende gedachte, dan de leer waarmee de Kerk staat of valt, zoals Luther dat heeft herontdekt, beleden en geleerd. Uw bewering omtrent de kerkvaders klopt van geen kant.

DJK.: Ook Ruth werd geroepen in de middelijke weg, vanuit Moab naar Bethlehem waar Boaz uiteindelijk in haar hart geboren is geworden, en mocht belijden met de Kerk van Christus, 'Uw volk is mijn volk, en uw God mijn God'. - Waarbij we kunnen zien dat wanneer ze beproefd wordt door een moeder in Israel, er in de Kerk een liefde geboren is tot den Heere en Zijn volk. Boaz is hier nog een ongekend persoon.

GPPB.: Een allegorische exegese van de bijbelse heilshistorie is volledig in strijd met de leer van Christus zoals o.a. Paulus die door de inspiratie des Heiligen Geestes geleerd heeft in zijn brieven, voornamelijk in Romeinen en Galaten. Gods Woord is nooit met elkaar in tegenspraak, maar het boek Ruth is geen heilsleer, maar heilshistorie. Dat is heel wat anders. In het Oude Testament zijn typen aan te wijzen van Christus en van de levende Kerk, maar dat is heel wat anders dan de vergeestelijking van bijv. de gang van Jozef, Ruth en de discipelen, die voornamelijk bij de Afscheiding in zwang is. De tijd heeft wel bewezen dat de kerken door deze dwaalleer tot de nok gevuld zijn met rijke jongelingen en dwaze maagden die van hun drek niet gewassen zijn. Meneer, ik heb het aan levende lijve ondervonden en ik ondervind het nog steeds dat de zogenaamde 'bekommerden' waarvan u spreekt, aan hun vijandschap niet gedood zijn door de dood van Christus en derhalve niets weten van de bevindelijke Wetsdood, waarvan Paulus melding maakt in Galaten 2:19, laat staan dat dezulken ooit door God gerechtvaardigd zijn door de toegerekende gerechtigheid van Christus in de hel van hun dode adamsbestaan. Buiten de zielsbevindelijke rechtvaardigmaking door het geloof is er geen leven, want anders zou er leven buiten Christus mogelijk zijn. Van die duivelse leer siddert zelfs de duivel, omdat de duivel nog gelooft dat God Gód is, een verterend Vuur en een eeuwige Gloed bij Wie niemand wonen kan, tenzij men in Christus voor en door God gerechtvaardigd is in de weg van rechtspraak en vrijspraak. Het boek Ruth handelt niet over de bekering van Ruth (dat was zij reeds), maar over haar Joodse naturalisatie. Ruth's naturalisatie is namelijk heilshistorie, want uit het huwelijk van Boaz en Ruth is Obed geboren en uit Obed is Isaï geboren en uit Isaï is David geboren en uit David is Christus geboren en uit Christus is GPPB. geboren (Rom. 5:6). Ruth, de Moabitische, is Jodin geworden in een juridische weg, namelijk van lossing en vrijkoping, waarin wel degelijk lessen verklaard liggen voor het geestelijke leven, maar absoluut niet door een allegorische vergeestelijking die volledig met de paulinische leer in strijd is en dus verwerpelijk is. Dat Ruth God in Christus al kende door het geloof, bewijst haar geloofsbelijdenis wel op de grens van Moab en Israël. "Uw volk is mijn volk, uw God mijn God." De Kanttekenaren schrijven hierbij o.a.: "Hiermede toont zij haar bekering tot den waren God en de gemeenschap Zijner Kerk." U zegt tenslotte: "Boaz is hier nog een ongekend persoon." Kijk, dat is paapse LARIEKOEK! Boaz is Christus niet! U maakt van Boaz een paus, alsof Ruth naast Christus nog een Boaz nodig had voor haar zaligheid. Bespottelijk, goddeloos en zielsbedrieglijk! Ruth's gang op de akker van Boaz heeft met haar bekering NIETS te maken. Haar Joodse naturalisatie was evenwel noodzakelijk, omdat een Joodse man (Boaz) met een heidin (ook niet met een christen-heidin) niet trouwen mocht krachtens de wil des bevels van God.

DJK.: Dan wordt Ruth bij geval geleidt op de akker van Boaz. Waarna ze met armen vol thuis komt, en Naomi vertelt van die vriendelijke landheer, Boaz. En Naomi haar zegt dat hij een bloedvriend van hen is, en hen zou kunnen lossen. Deze woorden zeggen Ruth nog weinig, want ze kan nog van het gegevene van Boaz in leven blijven.

GPPB.: Hetwelk alleen en uitsluitend ziet op het tijdelijke leven van Ruth, want zij leefde in geestelijk opzicht reeds uit de gerechtigheid van een Ander, namelijk die van Christus, zoals ook Boaz van haar getuigt: "De HEERE vergelde u uw daad en uw loon zij volkomen, van den HEERE, den God Israëls, onder Wiens vleugelen gij gekomen zijt om toevlucht te nemen!" Ruth 2:12. U ziet dat Boaz zich niet opwerpt als Ruth's geestelijke losser, want dan wijst hij van zich af op Ruth's geestelijke Losser, de HEERE Zelf.

DJK.: Totdat de tarwe-oogst ten einde is gekomen, en planken leeg raken, en de winter voor de deur staat, en daar onrust in het hart van Ruth komt. En wanneer nu Naomi deze onze onrust bemerkt en haar raad geeft, hecht Ruth wel waarde aan de woorden van haar wijze Godvrezende schoonmoeder. 'Zou ik u geen rust zoeken, mijn dochter, opdat het u welgaat ?' En als Ruth dan deze raad ter harte neemt, en zich aan de voeten van Boaz mag neerleggen, smekende : 'breidt dan uw vleugelen over mij uit, want gij zijt de losser !' (kant. wil me lossen en huwen).

GPPB.: Juist, daar ging het om, namelijk om Ruth's huwelijk met Boaz, maar in geestelijk opzicht was Ruth reeds de Bruid van Christus die onder Zijn vleugelen reeds de toevlucht genomen had door het geloof.

DJK.: Dan gaat Boaz haar prijzen, en haar een belofte doen: "Al wat gij gezegd hebt zal ik u doen." - en hier krijgt Ruth een grond om op te pleiten.

GPPB.: Een belofte uit de mond van de meerdere Boaz is geen pleitgrond maar een rechtsgrond en de betekenende zaak zelf. Gods beloften in Christus zijn daden, want Zijn woorden zijn daden. God spreekt en het is er; Hij gebiedt en het staat er (Ps. 33:9). Christus spreekt alleen maar in de belofte tot Zijn volk op grond van recht. Velen spreken van de belofte Gods die in Christus ja en amen zijn, alsof met de belofte de zaak nog staan of vallen kan, maar dezulken weten totaal niets af van hetgeen God in Christus Zijn Kerk belooft. Met de belofte Gods die in Christus ja en amen zijn wordt Gods volk op de Rots Christus gezet. Als dat gebeurt, komt er een volk van de hel in de Hemel. "Doden zullen horen, de stem van de Zoon van God. En die ze gehoord hebben zullen leven", Joh. 5:25.
Er worden dus geen deugdelijke Ruth's gerechtvaardigd, maar doden en goddelozen. Ruth wordt een deugdelijke vrouw genoemd, omdat haar deugd in Christus gevonden werd (Hosea 14:8) en nergens anders om.

DJK.: Maar daar was nog een nadere losser, dit zag op de wet, dewelke volkomenheid eist (krachtens het werkverbond waar we in geschapen zijn: "Doe dat, en gij zult leven!"

GPPB.: Allemaal inlegkunde en alles van horen zeggen. Met welks kalf heeft u geploegd? En nou eerlijk zijn, want ik kan u haarfijn vertellen van wie u deze exegotische dwaasheid gestolen hebt! De Wet is trouwens geen nadere losser, maar een bloedwreker, wiens recht bevredigd is in de dood van Christus en in Christus voor de gans uitverkoren Kerk.

(Wordt vervolgd op het volgende blok)

IN GESPREK MET DHR. ALLEGORIE (2)        
Plaats in winkelmandjeMandje
DJK.: Boaz was voornemens haar te lossen, hetwelk hij haar ook had toegezegd, maar Ruth kwam nog als een ongeloste heidin thuis met zes maten gerst, van Boaz gekregen. Deze zes maten gerst, zag op het einde van de arbeid van Ruth, vandaar de woorden van Naomi: "Zit stil mijn dochter, want deze man zal niet rusten eer hij deze zaak voleind zal hebben...." Maar er moest nog recht gesproken worden in de poort.... en daar ging Boaz tussentreden als losser, wanneer die nadere losser zijn schoen uittrekt. Ziet dit niet volkomen op het werk wat den Heere in het hart werkt van de zondaar door den Heilige Geest.

GPPB.: Met de belofte Gods in Christus in de toepassing IS de Kerk door recht verlost, gerechtvaardigd en geheiligd in Christus. De beloften Gods in Christus zijn niet te vergelijken met de belofte die Boaz aan Ruth doen om haar door een huwelijk te naturaliseren tot Zijn rechtmatige vrouw. Welnee man, Gods beloften zijn in Christus reeds ten volle vervuld. Eén van de beloften Gods aan Christus luidt: "Eis van Mij, en Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel, en de einden der aarde tot Uw bezitting", Ps. 2:8. Welnu, Christus is Zijn Kerk een eeuwigheid voor geweest, want in de rol des Boeks is van Hem geschreven dat Hij Vaders wil zou doen en volkomen gedaan heeft. Hij is te Zijner tijd voor de goddelozen gestorven, toen zij nog krachteloos waren en in de zonden hun vermaak hadden (Rom. 5:6), maar onwederstandelijk in de tijd worden gerechtvaardigd. Dat geldt ook voor de heidin Ruth. Ruth's geestelijke lossing in en door Christus was derhalve reeds een feit, ook zielsbevindelijk, voordat zij met Boaz in het huwelijk trad. U zegt: "Zes [maten] gerst zag op het einde van de arbeid van Ruth." Mijn vraag: "Wat heeft Ruth dan aan werk verzet? Zij vertelde haar schoonmoeder alleen wat die man haar gedaan had en rept met geen woord over hetgeen zij gedaan had, want dat stond louter en alleen op naam van Gods genadige voorzienige leiding. "Bij geval" viel haar de buit ten deel, niet bij toeval, maar door Gods aanbiddelijke voorzienigheid. Ruth had helemaal niets gedaan en bracht ook NIETS in rekening. Zo is het ook geestelijk, want de buit van het overwonnen land viel zelfs de vrouwen in de hand, schoon niet mee uitgetogen. Bovendien, vóór de Goddelijke rechtspraak en vrijspraak is er geen geestelijk leven, alleen maar dood, graf en hel. God houdt er geen onverzoend bekommerd kerkje op na dat heimelijk aanspraak maakt op het brood der kinderen, zoals u suggereert met uw stripverhaal over Ruth en haar schuld voor God openzet en daarmee de heilsordelijke leer van Christus verdraait in een romantisch droombeeld. Het natuurlijke huwelijk met Boaz was Ruth's rechtvaardigmaking in Christus niet. Degenen die dat leren, leren schizofrene ONZIN. Ja, ik ben er scherp in, maar ik kan en mag niet anders. De rechtzaak in de poort kan wel geestelijk getypeerd worden met de rechtvaardigmaking, maar op geen enkele wijze met het leven van Ruth. In de geschiedenis van Ruth liggen wel geestelijke typen en beelden verklaard, maar absoluut niet op de allegorisch, biblicistische wijze zoals u ten beste geeft.
PS. Waar staat eigenlijk in het Woord geschreven dat de Wet Gods de schoen uitrekt, zoals die nadere losser doet in het geval van Ruth's lossing? Dat was -zegt de Schrift- slechts van ouds een gewoonheid in Israël, bij de lossing en bij de verwisseling, om de ganse zaak te bevestigen, zo trok de man zijn schoen uit en gaf die aan zijn naaste; en dit was tot een getuigenis in Israël (Ruth 4:7). En u gaat die gewoonte vergeestelijken??

DJK.: Ruth moest net als Abraham, komen aan het einde van haar eigen werken. Ik heb Ds. W.C. Lamain hier eens over horen zeggen: "Volk, nooit die dag der kleine dingen verachten, de dagen van die kleine geschonken paarlen, want ge zoudt de Geest ermee bedroeven, en uzelf ermee in het donker brengen. Maar ik hoop wel dat de Heere het u wil leren, dat ge met die kleine paarlen, geboren in uw hart vanuit een liefde tot den Heere - net als bij Ruth, nimmer uw schuld voor God zal kunnen betalen!"
(Denk aan de gelijkenis van de koopman van schone paarlen, en de gelijkenis van de schat in de akker!)

GPPB.: Abraham en Ruth zijn met hun geloof aan het einde van hun werken gekomen, want uit de werken der Wet zal geen vlees gerechtvaardigd worden voor God. "Die NIET werkt, maar gelooft in Hem, Die de goddeloze rechtvaardigt..." Welnu, daaraan had Abraham en Ruth reeds vanaf het prilste begin van de wedergeboorte zielsbevindelijke kennis, daarvan geeft niet Mozes, maar de Heilige Geest bij monde van Paulus getuigenis in Hebr. 11. Hetgeen Lamain gezegd heeft is een puur wettische uitdrukking onder de Wet, die de bijbelse heilsleer geweld aandoet. Man, al was het ook tien keer Lamain, wat heeft dat te zeggen? Wat leert de Schrift? Dat telt! Trouwens, u was met al die oud- en nieuwvaders toch aan een eind gekomen? En nou dat oude afgezaagde eind weer oppakken? Uw verstaan van genoemde gelijkenissen is puur wettisch. De zin en mening van de Heilige Geest staat HAAKS op uw verstaan van de orde des heils in genoemde gelijkenissen. Ik heb er ooit eens in mogen blikken bij God vandaan. U kunt erover lezen via de link: http://www.derokendevlaswiek.nl/ARCHIEF_2004zn2007ARTIKELEN_EN_LEZINGEN_zi2zjDE_SCHAT_IN_DE_AKKER.html

DJK.: Ten laatste, het leven van de 11 discipelen van Christus.... Ook zij waren zaligmakend door Christus geroepen en gewederbaard, en hoe vaak had Christus het hun niet gezegd: "Gijlieden zijt rein vanwege het Woord dat ik tot u gesproken heb" - een woord van toezeggingen, vertroostingen en Goddelijke beloften. En ook de discipelen hebben deze woorden van Christus tot heil hunner ziel mogen geloven. Wat later bleek uit de woorden van Petrus, die vaak de mond der discipelen was : "Tot wie zouden wij anders heengaan, Gij hebt de woorden des eeuwigen levens...." Zij hebben net als Abraham mogen geloven in de beloften des Heeren gesproken door Christus tot hun arme zielen, en konden met dit ware zaligmakende geloof in de belofte, net als Abraham, nooit meer verloren gaan. Want zei Christus zelf, dat zei rein waren vanwege het Woord wat Hij tot hun sprak, uitgenomen Judas. En wanneer Christus Zijn discipelen vraagt, wie de mensen zeggen dat Hij is, dan belijdt Petrus het weer ten laatste, die vaak vertolkte hetgeen leefde in het hart van de dicipelen, 'Gij zijt de Christus de Zoon des levende Gods !' waarop Christus hem zaligspreekt, zeggende: "Zalig zijt gij Petrus, want vlees en bloed hebben u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader die in de Hemelen is....." Hieruit kunnen we leren, dat de Kerk van Christus, Christus lief heeft voor zover Hij hun van de Vader is geopenbaard geworden. Hier spreekt de H.C. van : "Voor zover zij dit met een gelovig hart mogen aannemen...."

GPPB.: Wat u hierboven de discipelen van Christus toeschrijft, brengt u in mindering in het leven van Ruth. Maar het is nochtans een verzonnen fabel. Gods volk heeft Christus niet lief VOORZOVER Hij hen van de Vader is geopenbaard, maar OMDAT Hij hen eerst heeft liefgehad (1 Joh. 4:19). De Heidelbergse Catechismus spreekt in Vraag en Antwoord 60 niet over het liefhebben van Christus, maar over de rechtvaardigmaking des zondaars door de toegerekende gerechtigheid van Christus, waarmee het geestelijke leven (zielsbevindelijk) begint. Ook staat er in de HC vr. en antw. 60 niet hetgeen u beweert, maar: "in zoverre ik zulke weldaad met een gelovig hart aanneem." De benamingen: "voorzover" en "inzoverre" duiden echter op een rechtvaardigmaking ten dele. Dat is totaal verkeerd vertaald, want in de originele Duitse versie waarin de Heidelberger is geschreven, staat geschreven: "ALS ik zulke weldaad met een gelovig hart aanneem." U ziet dat uw schrijven nogal wat fundamentele correcties en weerleggingen oproepen.

DJK.: Dit leert ons ook dat de rechtspasserende daad van Golgotha nooit voorwaardelijk geleerd mag worden, maar wel als een nadere weldaad. Dit ligt duidelijk verklaart in het leven van de dicipelen.

GPPB.: Een ketterij van de eerste orde. U leert dus het volbrachte werk van Christus in de toepassing als een nadere weldaad, dus als een extra. Erger kan het eigenlijk niet geleerd worden. De rechtspasserende daad een nadere weldaad? Man, daar begint het mee, en ik mag het zielsbevindelijk weten. De discipelen zijn onder het recht Gods verloren gegaan onder de donderprediking van Johannes de Doper en mochten in een punt des tijds zaligmakend op het Lam Gods zien Dat de zonde der wereld wegneemt en weggenomen heeft voor de Zijnen. Waar is trouwens de "kerstfase" aan te wijzen bij de moordenaar aan het kruis, die op Golgotha zijn vonnis aanvaardde en vrijgesproken werd door Christus? De man had geen enkele kans om het stappenplan te lopen van het halfverloste christendom in onze dagen. Het ware geloof denkt niet in tijdvakken, want waar was Abraham en de rest van de oudtestamentische bijbelheiligen toen Christus op Golgotha gekruisigd werd en desondanks door het geloof gerechtvaardigd zijn voor en door God? U redeneert in het kader van scholastieke onzin, een strik waarin zelfs vele oudvaders gevallen zijn...

DJK.: Christus was hen tot daar, geopenbaard als de Middelaar God's en der mensen en als de Zone Gods gekomen in het vlees. Maar zij kenden Hem nog niet in Zijn Borgwerk en waren hier zelfs een vijand van, want ze zijn allen van Hem gevlucht, en Petrus nam Hem zelfs bij de arm, wanneer Christus hen gaat zeggen dat Hij veel moest gaan lijden en tenslotte moest gaan sterven, zeggende: "Heere, wees U genadig, dit zal U geenszins geschieden....!"

GPPB.: Het blijft bij u regenen van de dwalingen. Christus zegt ALS BORG tot Petrus (en de ganse Kerk) nog voordat Hij op Golgotha de geest geeft: "Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet ophoude." En dat is Hij nog bezig te doen aan 's Vaders rechterhand voor al de Zijnen. En u wilt beweren dat de discipelen Christus niet in Zijn Borgwerk kenden? Wat heeft Petrus dan geleerd toen hij na het verloochenen van Zijn Meester naar buiten ging om bitterlijk te wenen over zoveel Goeds tegenover zoveel kwaads? Kende Petrus Christus niet in Zijn Borgtochtelijke, Profetische, Hogepriesterlijke en Koninklijke voorbede? Dat te beweren is de duivel in de kaart spelen en Gods volk wederom in dienstbaarheid brengen.

DJK.: En toch waren ze rein bij God, zoals Christus hen zei, maar voor eigen waarneming nog niet gerechtvaardigd door de kruisverdienste van Christus..... hoe kan dat? U maakt van dit punt, "het half-verloste christendom", ik heb u duidelijk aangetoond waarom u dit niet mag doen. Denk ook aan de gelijkenis van de tollenaar, in het bewenen en belijden van zijn zonde lag al een vrijspraak, en toch was deze man voor eigen waarneming net als de discipelen vóór de beleving van Golgotha, een vluchter naar de Vrijstad Christus.

GPPB.: U noemt de discipelen rein in de fase voor Golgotha en Ruth zet u neer als u een bekommerde Kerk met een openstaande schuld voor het huwelijk met Boaz. De tegenstrijdigheid ten top. Waar staat dat eigenlijk, dat de discipelen voor hun eigen waarneming "nog niet gerechtvaardigd waren" ????? U zult het niet kunnen aanwijzen, want hetgeen u beweert is niet de zin en mening des Heiligen Geestes, maar een vleselijk verzinsel, met welk doel? Ook wat u over de gelijkenis van de tollenaar beweert druist lijnrecht in tegen de feitelijke Schriftgegevens en de leer van Christus. In de betreffende gelijkenis wordt zelfs van Golgotha met geen woord gerept. En dan toch gerechtvaardigd naar Huis. Ja, als God spreekt, dan is het er en dat spreken Gods geschiedt niet in een hoek. Daar ben je bij, namelijk als brandhout voor de hel. God redt de Zijnen als een vuurbrand uit het vuur. Als u er kennis van heeft, heeft u ook aan een zijde draadje boven de hel gehangen en daar hing u niet NA de levendmaking, maar ERVOOR. En dat komt de zondaar te weet door de toepassing van Johannes 16:8: "En Die [de Heilige Geest] gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde, en van gerechtigheid, en van oordeel." OMDAT ZIJ (nog) NIET IN HEM GELOVEN. Dat leert de Schrift en zo wordt het ook beleefd. Overtuiging is echter nog geen overbuiging. De Wetsdood gaat aan het zaligmakende geloof vooraf, want het einde der Wet is Christus, tot rechtvaardigheid, een iegelijk die gelooft. DAT leert de Schrift. Dat ondervinden ook de kleinen die in Hem geloven naar de mate des geloofs!

DJK.: Dit is nu wat ik u in het begin schreef, van God's kant waren zei rein, maar voor hun waarneming waren zij wel eens vertroost geworden door de woorden van de Heiland, maar deze rechtspasserende daad moest nog persoonlijk ondervindelijk uitgewerkt en toegepast worden in hun arme harten. En daarom zei Christus het hen: 'Na dezen zult gij het verstaan, en waarom het hun tot nut was waarom Hij van hen heenging, om die Trooster te zenden die deze zaken aan hun harten zou leren en verzegelen, met Pinksteren.

GPPB.: U misbruikt de overgang van het Oude en Nieuwe Testament zoals de discipelen die hebben meegemaakt, tot een exemplarische weg der bekering, waarvoor de heilige Schrift geen enkele grond geeft. Het geloof ziet geen halve, maar op een volkomen Zaligmaker, terwijl de gelovige door zwakheid in ongeloof vervallen kan, hetgeen we niet alleen in het leven der discipelen zien, maar door elk kind van God bevestigd zal worden. Abrahams werken der dienstbaarheid brengt God niet in mindering op zijn geloof, noch op zijn rechtvaardigmaking. Het ongeloof en de dode werken liggen voor rekening van Christus, dat leert de Schrift en dat feit wordt door het geloof gemijnd. Het geestelijke leven begint met de vergeving der zonden, met de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof. En met het geloof heeft de gelovige ook de bevinding ervan. Met deze leer staat of valt de Kerk. Dat heeft de Reformatie geleerd en zo heeft Luther het zielsbevindelijk geleerd en al de heiligen. En OOK de lammeren die gij ergert door uw zielsbedrieglijke veronderstelling van zaken, door hen eerst met een valse Ruth te vereenzelvigen en daarna door een stripverhaal over de discipelen.

DJK.: En hierom mijnheer Buys, mogen wij de lammeren van Christus nooit tot ergernis zijn, door hen voorwaardelijk te zeggen of te preken dat wanneer die rechtpasserende daad nog niet geleerd of beleefd is, zij nog verloren liggen of kunnen gaan. De Bijbel wijst dit duidelijk af!

GPPB.: Meneer Buys? O, heeft u die ook al een brief geschreven. Wel, dan zal die meneer uw ketterijen ook wel met het Woord neergesabeld hebben, gelijk ik heden doe. We hebben u vanuit het Woord overduidelijk bewezen dat u degenen bent die de lammeren in Christus ergert en hen feitelijk de Enige zielsbevindelijke Troost ontzegt, beiden in leven en sterven.

DJK.: Een ziel, waar Christus tot zaligheid in het hart geboren is, en Hem lief heeft mogen krijgen voor zover Hij hem geopenbaard is geworden, kan netzomin als de disciplen, nog verloren gaan.

GPPB.: Ik dacht dat u beweerde dat Ruth, ofwel de bekommerde Kerk de tweede Persoon nog niet kende voor het huwelijk met Boaz? En nu beweert u dat Christus wel geopenbaard is bij een waar Christen. Dan leert u ook de ontzettende dwaalleer dat een geopenbaarde Christus nog geen toegepaste Christus is. Derhalve heeft Paulus zich maar blij gemaakt met niks met wat hij getuigt in Galaten 1:15-16. Die het zo leren, zet Paulus onder een dubbele vervloeking in Galaten 1:8-9.

DJK.: De Heere heeft het gezegd tot Zijn geroepen knechten: "Troost, troost Mijn volk....." En een dienstknecht kan nooit wijzer zijn als Zijn Meester.

GPPB.: U blijkt dan toch wijzer te zijn als mijn Meester, gezien de veelheid aan ketterijen die u aan de hand houdt en voor de waarheid door laat gaan.

DJK.: Een waarlijk geroepen zondaar weet en gevoelt ook wel, net als de vluchter naar de vrijstad, dat Hij pas vrij is wanneer hij in de Vrijstad is.

GPPB.: Goed gezegd, en zo'n vluchtende zondaar weet en gevoelt ook dat hij onwedergeboren is en niet met God verzoend is, maar onder de Wet de de toorn Gods verkeert. Dat kan dus nog alle kanten opvallen. Gods ware volk is BEWUST door het geloof (want het geloof GELOOFT) gered en in de Vrijstad, Christus, met God verzoend, ook de meest zwak gelovige.

DJK.: En dat is nu, wat er standelijk wordt waargenomen in de ziel.

GPPB.: Namelijk dat men er statelijk buiten staat, onwedergeboren, onverzoend en met de hele wereld voor God verdoemelijk. Dat is de stand der staat van de onbekeerden.

DJK.: Ds. Joh. van der Poel zou zeggen: "Mensen, wat heb ik anders dan mijn eigen zielswaarneming!"

GPPB.: Arm portie! Wat heb ik met mijn waarneming te maken, als God van betere dingen getuigt? Ja, dat is de taal des geloofs. Ongeloof (ook bij Gods kinderen) krijgt geen enkele pluim noch waardij in de Schrift toegemeten.

DJK.: Als dit besef en deze nood tot vrijmaking en verzoening er niet is, dan heeft een mens maar te vrezen dat het een nabijkomend werk is geweest.

GPPB.: De dwaze maagden liepen in het besef en de nood die u zaligmakend noemt, want hun lampen waren uitgegaan, maar zijn toch voor eeuwig verloren gegaan. U leert een VALSE leer, want Gods volk loopt niet meer in die wettische nood om verlost te worden; daaruit ZIJN zij verlost en worden derhalve uit al hun noden die erop volgen verlost, totdat zij de laatste adem uitblazen om dan eeuwig in God te gaan ademen.

DJK.: Een nabijkomend werk, baart slechts verrotte eigen vruchten en wordt hiervan nimmer ontledigt, en baart nimmer Christus noch een liefde tot Hem, noch een opwas in Hem.

GPPB.: Daar mag u wel bang voor zijn, ja.

DJK.: En daarom moet u vragen aan de Heere, of u ook die gave en genegenheid mag krijgen, deze zaken onderscheiden liefelijk en troostrijk te preken, hen te zeggen hoe die zaak nu van Gods kant ligt, en hoe dit nu onderscheiden geleerd en afgeleefd wordt in het hart van de zondaar. Vriendelijke groet en God's onmisbare zegen toegewenst over het komende jaar, D.J.K.

GPPB.: Ik heb van de Heere ontvangen, hetgeen ik ook aan u overgegeven heb, namelijk dat het een zeer lieflijk en troostrijk Evangelie is dat God de goddeloze rechtvaardigt en dat een brandhout voor de hel GPPB. in de hel van zijn bestaan uit louter genade is zalig gesproken en derhalve getuigt dat hij het zelf uit Zijne mond gehoord heeft en gedurig mag vernemen door het inwendig getuigenis des Heiligen Geestes, maar naar de waarneming van zijn eigen hart nooit verder komen kan als een goddeloze, geheel vleselijk en verkocht onder de zonden, niet verder komen kan als een zuigeling in Christus, evenwel in Zijn handpalmen is gegraveerd en door de Vader geliefd wordt en die Enige Troost de meest zwakgelovige preekt als zijnde zijn/haar deel in eeuwigheid met al de heiligen. Er is geen leven buiten de kennis van Christus en de DAADWERKELIJKE vergeving der zonden. Dat is de ware geloofsbevinding van al de geroepen heiligen en de rest is steigerhout. In Jezus Naam, amen.

(wordt vervolgd op volgende blok)

IN GESPREK MET DHR. ALLEGORIE (3)        
Plaats in winkelmandjeMandje
GPPB.: Voor de tweede keer gaat u, heer DJK, niet in op mijn schrijven, maar u ergert zich aan de Waarheid van het geschrevene en reageert erop met algemene en valse beschuldigingen. U bent blijkbaar zeer benauwd om CONCREET in te gaan op hetgeen ik u vanuit Gods Woord heb aangezegd. God is mijn Getuige dat ik niet de strijd heb tegen vlees en bloed (nooit gehad), maar God heeft mij ook niet geroepen een HEERSENDE dwaalleer als een zachte heelmeester te laten doorrotten gelijk de kanker, want de Heere zit niet om stinkende wonden verlegen en daarmee bent u ook niet gebaat. Als u, -die eerst beweerde met oudvaders het einde niet te kunnen halen- nu opnieuw oudvaders in het veld sleept om uw dwalingen te kerstenen, dan kan een kind wel verstaan dat uw intentie niet meer serieus te nemen is. Ook schrijf ik u in tegenwoordigheid Gods dat ik helemaal niet verbitterd heb geschreven en dat is me ook wezenlijk vreemd. Dat u zich ergert aan mijn schrijven, dat kan ik me voorstellen, want de mens ergert zich dood aan de scherpte van het Woord, maar dan moet u zich beklagen bij de hoogste Autoriteit van dat Woord, waarvan geschreven is dat die scherper is dan enig tweesnijdend zwaard (Hebr. 4:12). En dat de ware liefde zeer gezeggelijk is als de Waarheid van het Evangelie in het geding is, dat ergert u evenzeer. Uw dwalingen -die in de tijd van de Nadere Reformatie al de kop opstaken, zijn van dien aard dat zij met wortel en tak moeten worden uitgehouwen en dat degenen die zulke ketterijen leren te bestraffen zijn (Gal. 2:11). En nu neemt u mij HOOGST kwalijk dat ik slechts gedaan heb, hetgeen ik schuldig ben te doen. Nu haalt u er weer een stel oudvaders bij en u schroomt niet om allerlei lasterlijke dingen in mijn schoenen te schuiven, namelijk dat ik op mijn website mij ook op oudvaders beroep, terwijl ik 99% van de artikelen zelf geschreven heb en daarvoor geen oudvader heb nodig gehad, want hetgeen ik schrijf, is aan de voeten van Christus geleerd door Woord en Geest en is in grote nood en dood geboren en kan alleen maar verstaan worden in dezelfde nood. God doet ermee wat Hem behaagt. Hij gebruikt het geschrevene naar Zijn belofte om verloren zielen in de vrijheid van Christus te zetten en ik mag er zelf ook van mee-eten, immers, wie appelen vaart zal appelen eten, want er is niets van mij bij. Er is niets mis mee om oudvaders -als zij zuiver zijn- (en dat zijn er echt zoveel niet) eens te citeren, als het maar minimaal gebeurt, want het ploegen met andermans kalf -zoals het gros belijders in onze dagen pleegt te doen- is mij wezenlijk vreemd en het is ook niet Bijbels. Hoe heeft God het ons geleerd? Ik ben geen oudvadergetuige, maar een gevangene van Christus en als wapendrager aangesteld in het leger van de Koning. Als er dan klappen vallen omtrent die vreselijke dwaalleer die ook u doorlopend tracht te kerstenen, moet u de Koning aanklagen en niet Zijn wapendrager. Hij schiet Zijn pijlen in het hart van 's Konings vijanden, niet ik. Gelukkig mens die het mag gebeuren, want vijanden worden met God verzoend door de dood Zijns Zoons. Derhalve is het geschrevene naar Zijn soeverein welbehagen voor sommigen een reuke des levens ten leven, en wellicht voor velen een reuke des doods ten dode. Hij is de Heere en Hij doet wat goed is in Zijn ogen, hoewel ik met Mozes wens dat al het volk des Heeren profeten waren.
Ten spijt van uw lafhartige beschuldigingen, heb ik mijn schrijven juist met veel liefde en vermaak in God geschreven, omdat de Schrift het altijd waard is om verdedigd te worden en de Heere nog veel meer. Christus heeft me persoonlijk tot dit werk geroepen en nu gaat die meneer uit Katwijk de martelaar spelen en de Schriftuurlijke gegevens die ik hem heb aangereikt in de doofpot stoppen en met een verhaal van woorden tracht hij de zaak waar het om gaat te overbluffen, terwijl ik uw soort van dwalingen al zoveel keer heb aangehoord, tot vervelens toe, maar dat heeft mij er nooit van weerhouden de Schrift er tegenover te stellen en tegen dat Goddelijke Woord loopt elke dwaalleraar zich te pletter. U hebt zelf bewezen dat u de waarheid Gods niet verstaat en ook niet kan verdragen, maar u bent wel zo vrij om met andermans kalveren (vleselijke wapens) zich daartegen te verzetten, ZONDER concreet in te gaan op hetgeen ik u geschreven heb vanuit en op grond van Gods Woord en de bevinding der heiligen. Aangezien u exact dezelfde tactiek gebruikt als de Jehova-getuigen, die nooit concreet ingaan op hetgeen de ander zegt, houd ik het na deze mijn brief met u voor gezien, tenzij u schuld belijdt en uw kinderachtige en ongenuanceerde laster terugneemt. De dwaling dat u de ellendekennis inkadert in de wedergeboorte is de baarmoeder van alle dwalingen. Zoals ik u reeds geschreven heb, getuigt o.a. Johannes 16:8 het tegendeel van hetgeen u leert. Bovendien leert u de overtuiging, ofwel de kennis der zonden "door het geloof", maar Gods Woord leert dat de kennis der zonde door de Wet is (Rom. 3:20) en datzelfde onfeilbare Woord Gods leert dat de Wet NIET uit het geloof is (Gal. 3:12). Zo leert de HC het ook, ten spijt van uw vleselijke inlegkunde. In Zondag 1 wordt geleerd wat de Enige Troost inhoudt, en in Zondag 2 t/m 6 wordt geleerd wat er toe nodig is en wat er aan de verlossing in Christus VOORAFGAAT, namelijk de bediening des doods, waarvan Paulus getuigt in Romeinen 7:9: "En zonder de Wet, zo leefde ik eertijds; maar als het gebod gekomen is, zo is de zonde weder levend geworden, doch ik ben gestorven." Die bediening des doods was van dien aard dat Paulus door de Wet aan de Wet stierf (Gal. 2:19), een lijk voor de Wet geworden was, en dat is noodzakelijk, want Christus huwt geen hoer (die het met twee mannen houdt - Rom. 7), maar alleen met een weduwe, ja een reine maagd, die geen wettische kinderen baren kan (Jes. 54:1 - Gal. 4:27) en die aan de eerste man (de oude mens) gestorven is. Christus vindt de Zijnen op het vlakke des velds, vertreden in hun geboortebloed, gedood aan en door de Wet, als een lijk in het graf. Die bediening der Wet, meneer, geschiedt VOOR de wedergeboorte, maar is op geen enkele wijze een instap tot de vergeving der zonden. God maakt de Zijnen helwaardig en snijdt alle hoop en leven die zij buiten de kennis van Christus meenden te hebben, af, alvorens hen VRIJE genade te verlenen in de rechtvaardigmaking des zondaars voor God. Vrije genade wordt alleen en uitsluitend verleend aan ter dood veroordeelden die hun vonnis billijken en een welgevallen gekregen hebben aan de straf hunner ongerechtigheid (Lev. 26:41-43). Dat laatste zal geen sterveling doen, tenzij de Heilige Geest het gebod doet inkomen, en de zondaar de spiegel der Wet voorhoudt, waarvan een dodelijke bediening uitgaat, zodat de zondaar der Wet sterft, daar alle hoop hem gans komt te ontvallen en zalig worden voor hem totaal onmogelijk geworden is. Dat gaat aan de wedergeboorte vooraf, want DODEN zullen horen, de stem van de Zoon van God... (Joh. 5:25).
Om het Einde der Wet, Christus, te leren kennen, zullen we aan de Wet gestorven moeten zijn. Dat is geen voorwaarde voor de zaligheid, maar de feitelijke bediening der Wet, die ongevraagd inkomt, zoals Paulus ervan getuigt in Rom. 7:9. God vraagt geen toestemming aan een zondaar als Hij hem bekeren wil, maar doet dat soeverein en op de wijze zoals Hij in Zijn Woord geopenbaard heeft en dat tot de voleinding der wereld zal doen. Als u aan Galaten 2:19 geen kennis heeft, moet u niet zo hoog van de toren blazen, en met geijkte termen zoals: "rechtspasserende daad" smijten, terwijl u niet eens weet wat u leert, noch wat u bevestigt. Doet dan ook zo gewichtig niet, ZEKER niet door met andermans kalveren te ploegen en met hun uitwerpselen anderen te besmeuren. De Heere heeft tot mij gezegd: "De lieden die met uw twisten, zullen vergaan", Jes. 41:11, hoewel ik niemands dodelijke dag begeerd heb. Begin dus aan uw schuldige plicht, om bijbels en concreet in te gaan op hetgeen ik u reeds middels twee brieven geschreven heb in het kader waarvan Paulus getuigt in 1 Korinthe 2:2: "Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u, dan Jezus Christus, en Dien gekruisigd." Mag u allemaal in twijfel trekken, maar dat heeft u reeds ook met Gods Woord met uw vleselijke inlegkunde gedaan. Dit moest eerst gezegd worden. Nu zullen we opnieuw tussen uw regels door aantonen dat u gevaarlijk dwaalt en uw eigen ziel en die van anderen beschadigt.

DJK.: Een ziel, waar Christus tot zaligheid in het hart geboren is, en Hem lief heeft mogen krijgen voor zovér Hij hem door de Geest geopenbaard is geworden, kan netzomin als de disciplen, nog verloren gaan.

GPPB.: "Voor zover" staat niet in het woordenboek des geloofs. Het is of-of, of niet, of wel. Gods kinderen kennen Christus naar de mate des geloofs. Dat laatste is heel wat anders dan 'voor zover'. Christus openbaart Zich altijd als VOLKOMEN Zaligmaker, zowel aan de sterk- als aan de zwakgelovigen en zij putten naar de mate van hun geloof hun enige troost uit de volheid van Christus.

DJK.: Daarnaast wens ik nimmer een ziel op te bouwen vanuit de kenmerken. Ik heb u gezegd dat wanneer het een waar werk is in het hart van de zondaar - de zondaar het met Ruth gaat leren, dat hij van het gegevene van die Meerdere Boaz niet langer in leven kan blijven, om vervolgens met de koopman van schone paarlen, alle verkregen paarlen in te ruilen voor die éne grote Parel van grote waarde.

GPPB.: In uw verhaal over Ruth doet u echter niets anders dan Ruth te vervalsen en bekommerden op te bouwen met ondeugdelijke kenmerken. Als er sprake is van een 'waar werk' in het hart van de zondaar, dan bestaat dat uit de vergeving der zonden door de toegerekende gerechtigheid van Christus en nergens anders uit. U leert EERST de weldaden en dan Christus, maar Gods Woord leert het precies andersom, namelijk eerst Christus en dan al Zijn weldaden, zoals ook de HC ervan getuigt: "Neen zij, maar alleen degenen, die Hem door een waar geloof worden ingelijfd en al Zijn weldaden aannemen." Schone paarlen, dat is schone deugden, loffelijk voor de mensen, maar ondeugdelijk voor God. Christus is het ALLEEN en anders geen. Hij is de Parel van grote waarde. En als we rechtmatige bezitter zijn van die Parel, dan zal al het nodige ons toegeworpen worden (Matth. 6:33). Die koopman werd rechtmatige bezitter van die grote Parel door al het zijne te verkopen, in tegenstelling tot die rijke jongeling die op het bevel van Christus om al het zijne te verkopen en Hem te volgen, bedroefd heenging, omdat hij van zijn wettische pareltjes vol werkheilig kunstlicht geen afstand kon doen.

DJK.: Dus een ziel die met een bewust geboren Christus de Zaligmaker in het hart, wandelt op de weg van Betlehem naar Golgotha, kan nimmermeer verloren gaan, want Hij is die ziel persoonlijk verschenen en geopenbaard tot zaligheid (zij konden zelfs vanaf hun roeping al niet meer verloren gaan), maar hier kan een ziel niets mee, want hij ziet in het begin slechts zijn schuld en verlorenheid voor God).

GPPB.: U raaskalt omtrent de inwendige roeping. God roept de Zijnen krachtdadig uit de duisternis tot Zijn wonderbaar Licht. Christus openbaart Zich aan de ziel door de roeping. En u beweert dat een geroepen zondaar slechts zijn schuld en duisternis ziet. Het is een OUDWIJFSE KETTERIJ wat u leert! U ergert de kleinen die zonder onderscheid in Christus GELOVEN (Matth. 18:6 - Mark. 9:42) en u zegent de huichelaars in. Ook Hebreeën 11:8 leert het tegenovergestelde van hetgeen u leert omtrent de roeping: "Door het geloof is Abraham, geroepen zijnde, gehoorzaam geweest, om uit te gaan naar de plaats, die hij tot een erfdeel ontvangen zou; en hij is uitgegaan, niet wetende, waar hij komen zou." En ik kan u nog wel honderd Schriftplaatsen aanwijzen dat het eerste spreken van Christus in de ziel van een verloren zondaar de vrijspraak en de vergeving der zonden behelzen.

DJK.: "Heden is ú geboren Christus de Zaligmaker..." - hier wordt het heil van Christus hem toegezegd!

GPPB.: Als die Godsspraak middels de engelen in de harten van de herders weerklinkt, dan zien zij geen schuld en verlorenheid meer, maar dan komen zij met haast tot hetgeen geschiedt IS. "En de herders keerden wederom, verheerlijkende en prijzende God over alles, wat zij gehoord en gezien hadden, gelijk tot hen gesproken was", Luk. 2:20.

DJK.: Dit was in het kort de strekking van mijn schrijven, en wat u er verder van maakt laat ik verder voor uw rekening.

GPPB.: En die strekking is wartaal, want het is de leer van Christus niet. "Wat u er verder van maakt..." ?? Wat moet ik van wartaal maken? Er valt niets van te maken, meneer, bovendien bewijst u niets met Gods Woord. Uw verhaal is doorzeefd met uw eigen interpretatie, die u bovendien ontleend heeft aan anderen. Daar valt GPPB. niet voor, nee, aan die mensgecentreerde afgoderij heeft God me gedood. Alles wat niet naar dat Woord is, dat zal geen dageraad hebben.

DJK.: Want dit heb ik namelijk bedoeld door mijn gehele brief heen, maar ben alleen bang dat u er weinig van begrepen hebt.

GPPB.: Wat hebt u bedoeld? Dit: Dat de wedergeboorte begint met de ellendekennis. Het is een goddeloze leer. De wedergeboorte begint met de openbaring van Christus, met de stemme des Zoons van God. U leert de rechtvaardiging van de wedergeborene. Gods Woord leert de rechtvaardiging van de goddeloze. Wie heeft u betoverd?

DJK.: Daarnaast doet uw agressieve vorm van antwoorden aan mij, op mij overkomen als iemand die veel geslagen en getrapt is geworden, en dan maar op een liefdeloze verbitterde manier probeert terug te bijten en te slaan, een ieder die met u van mening verschilt, ongeacht waar u hem raken kan, met dingen die kant noch wal raken. Ik vind dat jammer, en maar weinig getuigen van zachtmoedigheid en verdraagzaamheid!

GPPB.: Nu bewijst u zelf van de geestelijkheid van de Wet niets te hebben ondervonden, laat staan dat u iets weet van hetgeen de Psalmist getuigt in Psalm 141:5: "De rechtvaardige sla mij, het zal weldadigheid zijn; en hij bestraffe mij, het zal olie des hoofds zijn, het zal mijn hoofd niet breken; want nog zal ook mijn gebed voor hen zijn in hun tegenspoeden." Ik ben verre van agressief, hoewel ik bijna doodgeslagen ben in het huis van mijn liefhebbers, maar een dienstknecht is immers niet meerder dan zijn Heer', nietwaar? Het heeft me niet verbitterd, de Heere heeft me in die wegen juist gesterkt en Hij heeft tot mij gezegd: "Mijn genade is u genoeg." En Zijn genade is werkelijk genoeg, al gaat het door eer en oneer, door kwaad gerucht, door goed gerucht, door de hel naar de hemel, door lijden tot Zijn heerlijkheid. En zijn die zaken die ik u vanuit de Schrift heb aangewezen, zaken die kant noch wal raken? Denkt u werkelijk dat de ketterijen die u leert getolereerd mogen worden door valse verdraagzaamheid? Hoort die getrouwe Maarten eens getuigen: "Wanneer het nu de artikelen van het geloof betreft, dan geve God maar geen ootmoed! Want het komt er dan niet op aan, dat men omwille van de liefde of de vrede of de eenheid wil wijken; ook niet omdat anders de kerk verwoest werd of dat men uit liefde tot de keizerlijke majesteit een weinig wijkt. Zo klagen de sekten- en scheurmakers over ons, als ware er bij ons geen ootmoed en liefde. Maar wij antwoorden hen: Verwijder eerst het Woord, de leer en het geloof; want hierin willen wij voor u geen handbreed wijken, al zouden ook de hemel en aarde erdoor uit hun voegen raken." (Citaat van Luther uit preek over de voetenwassing, Joh. 13:1-20).
Bovendien verschil ik met u helemaal niet van mening, want ik houd er geen meningen op na. De leer van Christus is mijn leven en zonder Hem is dood en verderf het mijne. En als u het leven in Christus halveert en Zijn leer verdraait, dan komt u aan mijn Leven en al zou dan de hemel uit zijn voegen raken, dan moet gezegd worden wat gezegd moet worden, al zou heel Katwijk erdoor in de zee verdwijnen. Dat deert me niets. God moet God blijven en Zijn Woord Zijn Woord.

DJK.: Wat u met uw redeneren in uw brief aan mij én op uw site doet is namelijk, het stuk der ellendekennis buiten de kennis tot zaligheid in Christus te plaatsen.

GPPB.: Dus u noemt het 'redeneren' dat ik leer dat uit de Wet de kennis der zonde is, alsof ik dat zelf verzonnen heb? Dat leert het heilig en onfeilbaar Woord Gods en durft u de zin en mening van de Heilige Geest in twijfel te trekken? Durft u het aan om de Heilige Geest in diskrediet te stellen als Hij leert dat de Wet niet uit het geloof is? Durft u het te besteken dat met de kennis der ellende een ziel niet meer verloren kan gaan? Ja, dat durft u! Want u leert het stuk der ellende NA de wedergeboorte, terwijl Gods Woord klaar en duidelijk het tegenovergestelde leert en dat heb ik u al met vele Schriftuurplaatsen bewezen. (Ik spreek hier niet over de doorgaande ontdekking na ontvangen genade, maar over de bediening des doods die aan de wedergeboorte voorafgaat).

DJK.: ZONDAG 1
Vr.1. Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven?
Antw. Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben, Die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomenlijk betaald d en mij uit alle heerschappij des duivels verlost heeft, en alzo bewaart, dat zonder den wil mijns hemelsen Vaders geen haar van mijn hoofd vallen kan, ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heiligen Geest van het eeuwige leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
Vr.2. Hoeveel stukken zijn u nodig te weten, opdat gij in dezen troost zaliglijk leven en sterven moogt?
Antw. Drie stukken. Ten eerste: hoe groot mijn zonden en ellende zijn. Ten andere: hoe ik van al mijn zonden en ellende verlost worde. En ten derde: hoe ik Gode voor zulke verlossing zal dankbaar zijn.
In zondag 1 is samengevat wat in de rest van de overige zondagen verwoord en uitgelegd is geworden. Mijn vraag aan u : Van wie is dan de Kerk in zondag 2 tot zondag 6 ?????

GPPB.: Onnozele vraag! De uitverkorenen zijn al van eeuwigheid het eigendom van Christus. Je bent het eigendom van Christus of je bent het niet. Dat kan je niet worden. En OMDAT ik het eigendom van Christus was (Rom. 5:6), heeft Hij mij GPPB-goddeloze vrij- en zaliggesproken in de tijd. Nee, de Kerk is niet van eeuwigheid gerechtvaardigd, dat geschiedt alleen in de tijd, maar ze zijn wel van eeuwigheid Zijn eigendom (Joh. 17:9 - Rom. 8:29). Hij heeft Zijn bloed gestort voor al de uitverkorenen die reeds gestorven zijn, die reeds in de tijd zijn en die nog geboren moeten worden. In Zondag 2-6 gaat het echter niet over de Kerk van Christus, maar is gericht tot al degenen die nog in onbekeerdheid voortleven. Caspar Olevianus en Zacharius Ursinus zijn heus niet zo onnozel geweest dat zij met de vraagstelling in Zondag 2-6 de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze verdraaid hebben in de leer van de rechtvaardiging van de begerige zondaar, die in de rij staat om zaliggesproken te worden. Zij wisten vanuit hun eigen leven zeer goed dat zulke 'bekommerde zieltjes' niet eens bestaan. De vraagstelling in Zondag 2-6 zou evengoed door de rijke jongeling kunnen opgesteld zijn, maar op de beantwoording der vragen moet zijn vrome mond verstommen en moet hij wel bedroefd heengaan, omdat die man zo gaarne zaliggesproken had willen worden als een begerige zondaar. Christus snijdt al zijn vrome begeerlijkheden af, maar de man valt er niet mee aan Gods kant. U ziet, met de kennis der ellende kan het nog alle kanten opvallen, tenzij de Wet de oude mens onder de Wet doodt en Christus aan zijn ziel wordt geopenbaard in de vergeving zijner zonde. Ja, dan is hij zalige deelnemer van Zondag 7 en 23 en dan zet hij het einde der Wet aan het begin, namelijk in Zondag 1. "Want het einde der Wet is Christus, tot rechtvaardigheid, een iegelijk die gelooft", Rom. 10:4.

DJK.: Volgens uw redeneren nóg niet van Christus, want dat is ze pas in zondag 7 - want dáár wordt pas het zaligmakende geloof geschonken tot de zaligheid!!!

GPPB.: In zondag 2-6 wordt helemaal niet over Gods Kerk gesproken. Hoe komt u bij die onzin? De HC is een leerboek die de stukken die ter zaligheid gekend moeten worden uiteenzet. De opstellers spelen geen poppenkast om Zondag 2-6 een rol te laten spelen door een klein bekommerd zieltje die kwijlt van de begeerte. Doe eens nuchter man, ome Caspar en ome Zacharius hebben een ZAKELIJK leerboek geschreven, waarvan Gods volk alleen de troost gelooft, beleeft en belijdt, hetgeen we in de beantwoording van de vragen verwoord vinden.

DJK.: Maar met welk vermogen kan een zondaar dan zijn zonde en ellende leren kennen, dan alléén door het geloof in Jezus Christus???

GPPB.: WARTAAL! Niet door het geloof, maar "Door de [bediening der] WET is de kennis der zonde", Rom. 3:20. "De Wet is NIET uit het geloof", Gal. 3:12. Dat kan ook niet, want de Wet eist geen geloof, maar de werken en die moeten er zijn en die zijn er in Christus, en dat volmaakte werk van Christus komt op onze naam te staan zodra wij der Wet gedood zijn en in Zijn Naam geloven. Niet het geloof, maar de Wet is de kenbron der zonde. Paulus bevestigt dat al in Romeinen 7:7 door de inspiratie des Geestes en vanuit zijn eigen ondervinding: "Ik kende de zonde niet dan door de Wet; want ook had ik de begeerlijkheid niet geweten zonde te zijn, indien de Wet niet zeide: Gij zult niet begeren." De Wet ontdekt en het Evangelie bedekt. Ik vraag me werkelijk af of u het zelf wel kent. U zegt: "Met welk vermogen kan een zondaar......." Wat vermogen?? Een zondaar heeft geen enkel vermogen om zijn zonden te leren kennen. Ook is het geloof geen hefboom om de zondekennis te verkrijgen. Welnee man. DE WET is de bediening des doods en alleen de Wet in de hand des Geestes heeft het vermogen om de zonde LEVEND te maken. En dat doet de Wet ONGEVRAAGD, want de Wet is GEESTELIJK en wij zijn het NIET (Rom. 7:14).

DJK.: Wat is het dan dat hem doet beven en wenen over zijn bedreven zonden op zijn knietjes voor die alwetende Goddelijke Majesteit, en hem doet schreeuwen om genade en vergeving? - doet hij dit niet alléén beseffen dan door de werking van het geloof in Jezus Christus?

GPPB.: Arme man. Hetgeen u hier opsomt is allemaal vrucht van het werkdadige vrome vlees met een vroom sausje overgoten. Het ware geloof GELOOFT in Christus en in de vergeving der zonden. En een waar gelovige WEET ook dat hij in Christus en in de vergeving van al zijn zonden gelooft. Dat leert ome Zacharinus ook in zijn Schatboek.

DJK.: Wat is het dan wat hem innerlijk af doet vragen, of daar nog een Weg is tot ontkoming (zondag 5), en die begeerte om verlost en verzoend met God te worden? - Is dit niet alléén door het geloof in Jezus Christus, gewerkt door den H. Geest? (Of heeft een dode hier ook last van - het is geestelijk dood of geestelijk levend!!!)

GPPB.: Ja, een Weg ter ontkoming. Ja, dat wil een mens wel als hij wordt die hij is en als een brandhout voor de hel openbaar komt. Hij wil de hel ontlopen en de hemel ingaan. Maar zo doet God het niet, hoor. Nee, aan Gods gerechtigheid (Zijn Wet) moet genoeg geschieden. Of door onszelf, of door een Ander. Het recht der Wet moet EERST verheerlijkt worden. HC. Vr.9. "Doet dan God den mens niet onrecht, dat Hij in Zijn wet van hem eist wat hij niet doen kan?
Antw. Neen Hij, want God heeft den mens alzo geschapen, dat hij dat kon doen, maar de mens heeft zichzelven en al zijn nakomelingen, door het ingeven des duivels en door moedwillige ongehoorzaamheid, van deze gaven beroofd." En dan gaan Caspar en Zacharias ZAKELIJK vertellen (niet zaligmakend, want dat recht komt alleen de Heilige Geest toe), hoe de vork in de Goddelijke steel zit. U denkt dat een dode zondaar iemand is die de last der zonde niet kan gevoelen. U bent helemaal mis. Bij Judas was de zondelast zo ondragelijk, dat hij het uitschreeuwde: "Ik heb verraden onschuldig Bloed", zodat dat hij zich verhing. Ik heb wel gelezen dat koningen en vorsten -die de levende Kerk vervolgd hadden- vlak voor hun dood het uitschreeuwden vanwege de zondelast en voor eeuwig verloren zijn gegaan. Gods uitverkorenen ondervinden ook de ondragelijkheid van hun zondelast nog voordat zij de enge poort zijn doorgegaan. In de poort wordt er recht gesproken en is de Kerk verlost van de last en de schuld der zonden. Bunyan tekent dat feit te laat, want de Enge Poort is Christus, en wij preken u Christus en Dien gekruisigd. Degenen die buiten de Deur Christus om over de muur klimmen kunnen wel ontzettend veel bevinding hebben, de last der zonde gevoelen, maar is desondanks een dief en een moordenaar die God wel weet te vinden. U moet onderscheid maken tussen een ontwaakte zondaar en een wedergeboren zondaar. De Wet doet een zondaar in zijn geweten ontwaken, en die bediening doorsteekt het hart. Dat is nog geen wedergeboorte. Waar staat dat? Toen Petrus op de Pinksterdag de Joden de Wet tot verdoemenis preekte -die gij gekruisigd hebt-, werden de Joden verslagen in het hart. In de grondtaal staat dat hun hart werd doorstoken, doorgezaagd. Zij voelden de ondragelijke last van hun zonden. Dat doet de Wet, die ontdekt en doodt. "En als zij dit hoorden, werden zij verslagen in het hart, en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat zullen wij doen mannen broeders?" Ja, die mensen wilden nog wat doen, altijd maar "doen". Maar zalig worden is niets doen, doch geloven in Hem die de goddelozen rechtvaardigt. En dan geeft Petrus hen de genadeslag. "En Petrus zeide tot hen: Bekeert u!" Daar stond een hoopje brandhout voor de hel en krijgt het bevel: "Bekeert u." Nou, er viel niets meer te bekeren, want het was een verloren zaak. Ja, en dan valt genade vrij. "...en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen", Hand. 2:37.

DJK.: Mede omdat u, mijn uitleg van de Schrift veracht, en zelf o.a. de meningen van Th. a Brakel en J.C. Philpot bent toegedaan, aangaande het genadeleven, het volgende :

GPPB.: Dat "volgende" heb ik maar weggewist, omdat het brakelse lariekoek betreft, overigens met de nodige achting voor de persoon van Brakel. U bent zeer goed met het strooien van leugens, want waar zeg ik dat ik de mening van Th. à Brakel en J.C. Philpot ben toegedaan? Ik heb alleen gezegd dat ik de ORDE -zoals Brakel die ook noemt-, namelijk van kinderen, jongelingen en vaders in de genade, onderschrijf. Maar dat betekent niet dat ik Brakels theologie voor mijn rekening neem. En hoewel ik Philpot in een bepaald opzicht wel kan waarderen, plaats ik hem niet in de lijn van de Reformatie, want t.a.v. de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze heeft Philpot nogal wat onzuiver water in de wijn gedaan. Dat had u reeds ook in mijn artikelen kunnen lezen.

DJK.: U schuift dit uitzien naar Christus en deze begeerte om met God in Christus verzoend te zijn blijkbaar allemaal aan de kant, zeggende en redenerende dat daar nog geen leven en geloof in de ziel is of kan zijn, zolang het recht Gods volgens zondag 23 beschreven, nog niet doorleefd is geworden en daar voor de bewuste waarneming van de zondaar die zekerheid der schuldvergeving nog niet is, en de ziel dus nog verloren kan gaan, want ze zijn dan nog maar halfverlost!!!

GPPB.: Ik schuif niets aan de kant, we hebben 'slechts' het Woord aan het Woord gelaten en Gods Woord leert dat er geen geestelijk leven bestaat voor de rechtvaardigmaking door het geloof. U houdt met opgeheven hand vol dat het wel zo is, maar dat is hetzelfde te zeggen dat er leven buiten Christus is. Die spotternij moet straf behandeld worden, gelijk ik heden doe. Er bestaat geen onbewuste schuldvergeving, dat heeft de duivel u wijsgemaakt en als u dat volhoudt bent u niets anders dan een arbeider van de satan, want dezulken buigen niet voor het gezag van de Heilige Schrift. Dat zal u duur komen te staan, want God laat niet met Zich spotten, al is men ook duizend keer bekeerd. Schiet uw pistool op mij leeg, dat laat mij siberisch koud. Ik heb u de waarheid Gods aan te zeggen dat u een totaal ander evangelie leert dan de profeten, de apostelen en Christus leren en dan kan het niet anders dat de vervloeking van Galaten 1:8-9 uw deel is, tenzij u zich bekeert.

DJK.: (hier verschillen wij ten zeerste mee van mening) - en u bent hiermee een ergernis voor de lammeren van Christus!!!

GPPB.: Met uw Schriftkritische mening heb ik niets te maken en dat u zich schuldig maakt de kleinen in Christus te ergeren, heb ik genoegzaam met het Woord bewezen. Degenen die u 'lammeren in Christus' noemt zijn van hun drek niet gewassen.

DJK.: Wordt dit niet alles geleerd door de uitgestorte liefde Gods des Vaders in het hart van de zondaar, gewerkt door het geloof in Jezus Christus d.m.v. de werking van Gods Heilige Geest!!!! Zonder die liefde is daar niets, 1 Kor. 13!!! -

GPPB.: God begint niet met de liefde uit te storten in het hart. Hoe komt u bij deze onzin? Het GELOOF is eerst en het ware geloof is door de liefde werkende, niet de liefde door het geloof. U draait alles om en dat is het eigenlijke werk van de duivel. Daar kan de duivel zelfs een kind van God voor gebruiken(!), maar al was het ook een engel uit de hemel, die hebben we dan ook tegen te staan, al zou de aarde erdoor vergaan.

(wordt vervolgd op het volgende blok)

IN GESPREK MET DHR. ALLEGORIE (4)        
Plaats in winkelmandjeMandje
DJK.: Ik zeg niet dat u die Liefde nooit ondervonden heeft, maar het is deze Liefde die het hart van de zondaar verbreekt en hem doet wenen voor Zijn heilige voeten, en het is ook deze Liefde die de genegenheid en gunning in het hart werkt jegens een ander, en daar bemerk ik in uw verbitterd schrijven zeer weinig van.

GPPB.: Meneer, dat wettische boek van de valse ootmoed heb ik al enige tijd uit en mij is van Godswege geboden -met mijn woorden gezegd- geen zoete lieve gerritje te spelen voor mensen die onder het mom van de liefde de waarheid verkrachten tot hun eigen en veler verderf. De liefde van Christus wordt niet eerst, maar op grond van de rechtvaardigmaking uitgestort in het hart, alsook de inwoning van de Heilige Geest niet eerst, maar op grond van de toegerekende gerechtigheid geschiedt. In Romeinen 5 leert Paulus in ORDE (niet in tijd) eerst de rechtvaardigmaking door het geloof, dan de lijdzaamheid als vrucht van het geloof, dan de bevinding, dan de hoop en als laatste noemt Paulus de liefde die in het hart uitgestort is, door de Heilige Geest die ons gegeven is. Hoort u? "Die ons gegeven is!" Op grond waarvan? Op grond van de vergeving der zonden, want de Heilige Geest kan alleen in ons wonen als wij gerechtvaardigd zijn. Dat geldt ook voor de liefde, want de liefde Gods ligt in het recht verklaard. En als u mijn schrijven verkettert en het etiket 'verbitterd' opplakt, dan verkettert u ook de profeten, de apostelen en ook Christus, die de dwaalleer van het halfverloste christendom met wortel en tak afgesneden hebben met het zwaard van het Woord, waaraan de godsdienst zich scheel ergerde en dat laatste is niet veranderd. En u wilt dat wij die ketterse wildgroei die u ten beste geeft met zachte woordjes en bedekte bedriegerijen (Jes. 30:10) welig laten tieren? Ik bedank er hartelijk voor en ik treed met dezulken gaarne in het strijdperk, om al die wildgroei in de pan te hakken, hopende dat dezulken als door vuur behouden zouden worden. "Eens iegelijks werk zal openbaar worden; want de dag zal het verklaren, dewijl het door vuur ontdekt wordt; en hoedanig eens iegelijks werk is, zal het vuur beproeven. Zo iemands werk blijft, dat hij daarop gebouwd heeft, die zal loon ontvangen. Zo iemands werk zal verbrand worden, die zal schade lijden; maar zelf zal hij behouden worden, doch alzo als door vuur", 1 Kor. 3:13-15.

DJK.: Verder, klopt het dat ik geabonneerd ben geweest op het blad "Verwachting", en met de heer Buys dezelfde discussie heb gevoerd als met u, waarbij ik gemerkt heb dat hij me maar slecht kon weerleggen vanuit de Schriften.

GPPB.: Ik ga geen discussie met u aan, ik getuig slechts op grond van de Waarheid en zeg u die aan. Hoe dhr. Buys reageert, dat ligt voor hem en daar heb ik ook niets mee te maken. Wie heeft mij tot een scheidsrechter over u gesteld?

DJK.: Steeds komt ook hij in zijn blad 'Verwachting', net als u op uw website, met dezelfde mannen en hun Schriftuitleg naar voren, met name Theodorus van Groe - Ds. Paauwe - Ds. Du Marchie van Voorthuysen etc,

GPPB.: "STEEDS komt hij... (dat zou kunnen), NET ALS U...." U bent een bedrieger. Ik heb genoemde predikanten (ook anderen) weleens kort aangehaald en stukjes uit hun schrijven gepubliceerd, maar dat betekent niet dat ik -theologische gezien- hun slaafse volgeling ben, hetwelk de duivel mij evenwel gedurig ten laste legt; een leugen uit de hel waarvan u zich ook bedient.

DJK.: ...mannen waarvan ik geloof dat ze juichen voor de Troon van Christus, maar die ook net als Paulus ten dele wisten, ten dele kenden, en ten dele preekten.

GPPB.: "Waarvan ik geloof?" Wat heb ik met 'uw geloof' te maken? Immers niks, want het is allemaal bedrog. U stelt Paulus namelijk op gelijke voet met genoemde predikanten. Alsof Paulus er ook weleens naast kon zitten ten aanzien van de waarheid Gods. Dat is een duivelse voorstelling van zaken. Paulus kon niet dwalen in de leer, netzomin de andere apostelen dat konden. Zij hebben het Nieuwe Testament feilloos geschreven door de inspiratie des Heiligen Geestes. Als Paulus zegt: "Wij kennen ten dele en wij profeteren ten dele", dat betekent dat God meerder is dan Zijn Woord en dat de volheid van de kennis Gods aan deze zijde van het graf niet in Zijn volle glorie geopenbaard zal worden, maar alleen in de eeuwige heerlijkheid, waarvan Paulus melding maakt in 2 Korinthe 12:2-4: "Ik ken een mens in Christus, voor veertien jaren (of het geschied zij in het lichaam, weet ik niet, of buiten het lichaam, weet ik niet, God weet het), dat de zodanige opgetrokken is geweest tot in den derden hemel; en ik ken een zodanig mens (of het in het lichaam, of buiten het lichaam geschied zij, weet ik niet, God weet het), dat hij opgetrokken is geweest in het paradijs, en gehoord heeft onuitsprekelijke woorden, die het een mens niet geoorloofd is te spreken." Gods Woord is echter niet ten dele, maar volmaakt en het zal stand houden tot in eeuwigheid. Zelfs voor de bijbelschrijvers zijn bepaalde (toekomende) dingen in Gods Woord verzegeld, zoals we dat duidelijk vinden in Daniël 12:6-9: "En hij zeide tot den Man, bekleed met linnen, Die boven op het water der rivier was: Tot hoe lang zal het zijn, dat er een einde van deze wonderen zal wezen? En ik hoorde dien Man, bekleed met linnen, Die boven op het water van de rivier was, en Hij hief Zijn rechterhand en Zijn linkerhand op naar den hemel, en zwoer bij Dien, Die eeuwiglijk leeft, dat na een bestemden tijd, bestemde tijden, en een helft, en als Hij zal voleind hebben te verstrooien de hand des heiligen volks, al deze dingen voleind zullen worden. Dit hoorde ik, doch ik verstond het niet; en ik zeide: Mijn Heere! wat zal het einde zijn van deze dingen? En Hij zeide: Ga henen, Daniël! want deze woorden zijn toegesloten en verzegeld tot den tijd van het einde." Doch wat de heilsleer aangaat, die is niet ten dele geschreven en geopenbaard, maar volmaakt en volledig. Paulus doelt in 1 Kor. 13:9 op geen enkele wijze op de heilsleer, maar op de toekomende (profetische) dingen van het Koninkrijk Gods.

DJK.: Ik acht Th. van der Groe niet wijzer als Th. a Brakel of als Alexander Comrie of als J.C. Philpot of als William Huntington of als Thomas Watson of als vader Smijtegelt....................

GPPB.: Meneer, u spreekt de waarheid niet. Gods Woord leert dat de ene ster verschilt in heerlijkheid van de andere ster. "En er zijn hemelse lichamen, en er zijn aardse lichamen; maar een andere is de heerlijkheid der hemelse, en een andere der aardse. Een andere is de heerlijkheid der zon, en een andere is de heerlijkheid der maan, en een andere is de heerlijkheid der sterren; want de ene ster verschilt in heerlijkheid van de andere ster", 1 Kor. 15:40-41. De ster van bijv. dr. H.F. Kohlbrugge, wiens theologie een van de zuiverste vertolkingen is van de rechtvaardigingsleer en die van de heiligmaking, zoals die vooral in de brieven van Paulus zijn opgetekend, schittert heerlijker dan de sterretjes van de Brakels, die van de Strict-baptisten en ook van de puriteinen. Comrie heeft wat dat betreft een tastbare zonsverduistering teweeggebracht met zijn filosofische embryo-leer, een dwaalleer die tot op de dag van vandaag door de Afscheiding als heilsleer is gekerstend. Ook door u. De Egyptische duisternis van weleer is vergeleken bij deze dwaalleer nog licht- en hoopgevend.

DJK.: Zij hadden het elk hunner in onderscheiden Licht van God geleerd, en de één legt hier het accént meer op en de ander daar meer. Dit heeft o.a. veel te maken met, waar waren zij vandaan gehaald, hoe diep waren zij overtuigd geworden, in welke mate hebben zij Christus tot hun deel mogen verkrijgen, en in welke mate zijn zij beproefd geworden, voor welk kerkvolk stonden zij en met wie gingen zij om in hun directe omgeving ? etc........

GPPB.: Onderscheiden licht is bijbels, maar dat feit creëert geen vrijbrief voor de dwalingen die sommigen van hen geleerd hebben. En zij hebben GEENS van allen Christus tot hun deel verkregen "in welke mate" die gij suggereert. Al Gods volk deelt in de volheid van Christus, in een volkomen Zaligmaker, daarin is geen onderscheiding, behalve in de kennis van Christus, daarin is trap en mate.

DJK.: Hoewel er wezenlijke punten van verschillen waren, met name over het punt waar wij nu over mailen, - moet de zekerheid van schuldvergeving nu toegerekend worden aan het wezen des geloofs, of aan het wélwezen des geloofs (Th. à Brakel en W. à Brakel en Philpot en Huntington en Comrie en Smijtegelt vonden dat zij moest gerekend moest worden aan het wélwezen des geloofs en Van der Groe en Thomas Hooker en nog anderen dachten van niet) -

GPPB.: De zekerheid des geloofs behoort voluit tot het wezen des geloofs, niet omdat bepaalde oudvaders dat hebben geleerd of ontkend (wat gaat mij dat aan?), maar omdat Gods Woord leert dat het geloof zeker is van het kindschap Gods en de vergeving der zonden (Hebr. 11:1 - HC Zondag 7: Wat is een waar geloof? en het antw. daarop). Een geloof ZONDER die zekerheid -hoe klein en zwak die zekerheid ook zijn kan- is een schijn en vals geloof. Al Gods kinderen weten Wien zij geloven en geloofd hebben (2 Tim. 1:12) naar de mate des geloofs en der kennis van Christus (Rom. 12:7) en zij hebben geen kunstelijk verdichte fabelen nagevolgd (2 Pet. 1:16). Zalig worden is geen misschientje, maar eeuwig vast in de drie-enige, onveranderlijke en getrouwe Verbonds-Jehova. De helse bestrijdingen, aanvechtingen, de inklevende zonden, de inleving van Rom. 7:14, waaraan al Gods ware volk kennis heeft, maken het werk Gods in Christus alleen maar vaster in de ziel. Want alle dingen moeten medewerken ten goede, voor degenen die naar Zijn voornemen geroepen zijn. Er bestaat echter ook een valse zekerheid en dat soort van 'gelovigen' is ontbloot van het inwendige getuigenis van de Heilige Geest. AL Gods WARE kinderen hebben deel aan het inwendige getuigenis van de Heilige Geest, ook het allerkleinste schaapje van Christus. En hetgeen Paulus leert in Romeinen 8:14-17 is de doodsteek voor die valse, onbewuste en duivelse onzekerheids-leer die door u bewierookt wordt. "Want zovelen als er door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods. Want gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader! Dezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn. En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus; zo wij anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden", Rom. 8:14-17.
Daar hebt u de kenmerken van het ware geloof, al was het ook zo klein als een mosterdzaadje. Het gaat niet over groot, noch klein, maar over WAAR geloof. En een waar gelovige heeft bevindelijke kennis aan Galaten 2:19 (DE toetssteen van ware en valse genade) een zaak waar u met zevenmijlslaarzen overheen stapt.

DJK.: en toch waren zij broeders van elkaar in Christus en allen oprecht overtuigd van hun eigen mening en waren allen onderwezen door diezelfde Heilige Geest. Te samen waren ze als één boog - als die regenboog die predikte van "Dood en leven - vloek en zegen...... !" Maar als deze boog nader werd bekeken, kon men die boog in verschillende kleuren zien schitteren. U voelt wellicht waar mijn ligging is, en zult me misschien verachten en verketteren - ik hoop dit bij u niet te doen. Ondanks dat, heb ik u wel gezegd dat u op dit punt, naar mijn mening, een ergernis bent voor de lammeren van Christus, en wellicht ben ik voor u op dit punt ook aanstoot, maar laten we elkaar niet verketteren en verbasteren.

GPPB.: Allemaal kunstelijk verdichte fabelen en losse flodders die u in stelling brengt. Augustinus zegt in het laatst van zijn leven dat hij met zijn schrijven enkel stro gebaard heeft, maar Kohlbrugge zegt op zijn sterfbed dat hij geen letter en geen woord van hetgeen hij geschreven en gepreekt had, terugneemt, omdat het alles -zo getuigt hij- in God gedaan is. Meneer, er is maar EEN zin en mening des Heiligen Geestes en gooi de rest van de in zwang zijnde meningen maar in de kliko. Ik houd er geen mening opna, zoals niet een recht geaard en recht gebakerd kind van God doen zal. Weg ermee, naar de hel met al die verrotte meningen en die gelijknamige hedendaagse hermeneutiek. Gods Geest leidt Gods ware volk in ALLE waarheid en daar doet het "ten dele kennen" niets aan toe of af. Ik heb u niet veracht, noch verketterd, maar van uw ketterse dwalingen laten we geen spaan heel, omdat het Woord van God mij dierbaarder is dan al die verrotte meningen, waarmee u helaas ook schermt. Desondanks bent u door de waarheid van het Evangelie hoorbaar en tastbaar op uw vrome tenen getrapt en schuift u ondergetekende allerlei valse drogredenen in de schoenen, zodat u zichzelf openbaar gemaakt hebt met de Wet Gods een loopje te nemen. "Gij zult geen valse getuigenis geven tegen uw naaste."

DJK.: Ik zal u, aangaande dit onderwerp, een anekdote varhalen uit het leven van Ds. Barth die leefde omstreeks 1900. Deze man had twee door God bekeerde vrouwen in zijn gemeente, dewelke echter de zekerheid van de schuldvergeving door het werk van Christus in hun leven, voor hun zielewaarneming, nog misten (voor u bestaat dit niet - maar goed).

GPPB.: Nee, dat bestaat ook niet. Gods kinderen zijn en worden verzekerd door de Heilige Geest van hun aandeel in Christus en ook van de vergeving der zonden, hoe zwak die verzekering ook moge zijn. Elk kind van God is derhalve door recht verlost en met al diegenen die buiten de vrijspraak van de schuldvergeving en zonder de toegerekende mantel der gerechtigheid van Christus de hemel willen aandoen, zullen aan de voeten van de Koning worden doodgeslagen en geworpen worden in het eeuwige vuur.

DJK.: Deze man kwam geregeld bij hen op bezoek, en probeerde hen vanuit het Woord te vertroosten, zoals Huntington dit in zijn tijd ook poogde te doen bij zijn geliefde vriend Jenkins.

GPPB.: Jenkins was niet ontbloot van de zekerheid des geloofs, maar zijn zwakke geloof stond gedurig bloot aan zware en langdurige aanvallen van de vorst der duisternis, en om die reden hield Jenkins zijn aandeel in Christus dikwijls verdacht. U heeft bewezen en u bewijst ook nu weer niet goed te kunnen lezen, laat staan geestelijk te kunnen verstaan. Die algehele betovering, waarvan u ook zwanger bent, maakt nu juist de verwarring en de duivelse verdachtmaking uit in onze dagen, vooral ten aanzien van de leer en de bevinding van de rechtvaardiging van de goddeloze en de daaraan geklonken zekerheid des geloofs. Ik heb er al boeken over vol geschreven, maar u pleistert liever met loze kalk, dan dat u de alleen geldende Autoriteit van de heilsordelijke leer van Christus vervat in de heilige Schrift erkent en ervoor buigt.

DJK.: Op een keer moest ds. Barth voor een tijdje weg, en kregen die beide dames bezoek van een bevestigde vrouw in Christus die er eens flink de meetlat naast ging leggen -iemand zoals mijnheer Burggraaf- waarna er bij die beide dames slechts een woestenij van binnen over bleef.

GPPB.: Uw laaghartige vereenzelviging van mijn persoon met de praktijken van die "bevestigde vrouw", zegt alles van uw intentie en onzuivere oogmerken. Meneer, ben ik u dan een vijand geworden, u de waarheid zeggende? (Gal. 4:16).

DJK.: Toen ds. Barth bij zijn terugkomst die beide dames nog eens bezocht en aanhoorde wat er gebeurd was, is hij naar die bevestigde vrouw toegegaan en het haar gezegd dat wat ze gedaan heeft haar niet uit de hemel zou houden, maar het haar de hemel wel uit haar hart zou houden, vanwege de ergernis die zij voor die beide dames was geweest. En dit is gebeurd, deze vrouw is in donkerheid en duisternis voor haar ziel gestorven. - En hier wil ik u ook maar mee in liefde trachten te vermanen, mijnheer Burggraaf; "Met de mate wij elkander meten, zullen wij door God weder gemeten worden!" Denk hier eens over na.......

GPPB.: 1. Wettisisme is aan de orde van de dag, ook onder Gods volk, en dat brengt een ontzettende donkerheid in de ziel. Ik heb er een apart boekje over geschreven, waarin twee oude geoefende kinderen Gods ook aan het woord komen. Ik zal u echter ook een anekdote uit mijn eigen leven vertellen. Ik had een tante, -zij juicht nu voor de troon- die steeds beweerde dat haar schuld nog open stond, terwijl zij met God verzoend was en dat ook zielsbevindelijk had geleerd. Zij was echter opgegroeid en vergroeid met dezelfde leer waar u ook zwanger van bent. Wij kwamen vaak bij haar, omdat zij zo ongekunseld kon vertellen wie God voor haar was en welke dierbare beloften Hij tot haar ziel gesproken had in de dood van haar bestaan. Toch bleef zij steeds volhouden een open schuld voor God te hebben en dat was haar altijd voorgehouden, op gezelschappen en vanaf de preekstoel. Die open-schuld-leer NA ontvangen genade is tot grote schade van de eenheid der Kerk gebleken en heeft ook de gemeenschap der heiligen grote schade berokkend. Toen wij voor de zoveelste keer mijn tante een bezoekje brachten, kwam ze weer met haar open-schuld op de proppen, maar toen voelde ik dat ik haar bij God vandaan de waarheid moest aanzeggen en de Heere wrocht mede. Dat mens is met heel die verrotte dwaalleer van die aangeprate "open schuld" zodanig in de schuld gekomen, dat zij tot het laatste van haar leven geweend en beleden heeft haar hemelse Vader altijd voor verdacht te hebben gehouden. En toen? Toen kreeg zij heel de vrome kerkgemeenschap tegen en men zei: "Tante M. is het pad bijster geraakt." Ik heb die mensen een brief geschreven en hun lasterlijke praat aan de kaak gesteld en uit de doeken gedaan van hetgeen tante M. op het laatst van haar lange en begenadigde leven heeft mogen leren.
2. De Heere is mij -hoewel ik enkel duisternis ben- echter alle dagen nabij geweest met Zijn genade en Geest sinds ik Hem kennen mag in de kracht van Zijn opstanding. Wat mij aangaat, ik leef dikwijls aan de rand der hel (waar de plant des geloofs overigens het weligst bloeit), maar juist daar laat Christus Zich vinden. Voor de poorten der hel -toen ik er voor mijn waarneming al lang en breed in lag- is Hij mij voor het eerst geopenbaard met de woorden uit Openb. 1:18, en heeft in mijn ziel al zovele maken Matth. 28:20 bevestigd en verzegeld, dat niemand en niets mij zal kunnen scheiden van de liefde van Christus, ondanks mijn ontrouw aan Zijn zaak. Meneer, wat bazelt u? De Heere heeft tot mij gezegd dat Zijn genade mij genoeg is. Ik leef, omdat Hij leeft, want Hij heeft tot mij gezegd: "Ik leef en gij zult leven." En toen ik voor de zoveelste keer vanwege dat inwendige bederf als een erfwachter van de hel verloren ging, toonde de Heere mij Zijn beide handpalmen en ik zag mijn naam in Zijn bloedwonden geschreven staan. En Hij beloofde mij -hetgeen Hij dagelijks daadwerkelijk bewijst met de daad- dat al de muren van tegenstand die ik op mijn schrijven zou ondervinden- voor Hem waren en voor Zijn rekening lagen. Ja, dat ik als Gad die bende, die mij zekerlijk zal aanvallen, tot zijn eeuwig afgrijzen zal aanvallen in zijn einde. Ook heeft Hij mij gezegd dat ik door allen gehaat zou worden en het is mij een wonder dat de Heere weleens een paar van die dode honden stuurt om de wonden van dit grote beest te lekken, zodat gedeelde smart halve smart mag zijn. Daarbenevens mag ik mij verblijden dat Hij de lektuur gebruikt en zegent om verloren zielen in de ruimte te zetten en gevangenen vrijheid te geven. En Hij hangt wel zoveel gewicht aan de klok, een engel des satans die mij met vuisten slaat, zodat ik me nooit kan verheffen. U bedrijft dus gevaarlijk spel, meneertje DJK, en al zou u mij nu overtuigen van een dwaling vanuit en op grond van het Woord, dan zou ik er voor gebogen hebben. Maar nu moet U -vanwege uw laster en valse leringen die ik met Gods Woord weerlegd heb- buigen of barsten van vijandschap. Het is of-of. Of u buigt voor Gods Woord, of u houdt aan uw verzinsels vast en houdt daarmee de waarheid in ongerechtigheid ten onder. Dat doet niemand gratis, daar hangt een prijskaartje aan.
3. Valse verdraagzaamheid is de andere kant van de medaille en dat doet eveneens in de duisternis sterven, zoals we zien in het leven van Eli. Ik betuig voor God dat ik het zwakste schaapje van Zijn kudde altijd liefelijk zal willen vertroosten met de Persoon en het werk van Christus en het met de onvervalste melk des Evangelisch zal voeden, totdat het een volkomen man mag zijn in Christus, hetgeen ik in al mijn geschriften gedaan heb, maar er altijd nog aan moet beginnen. Wat u van mij niet moet verwachten, dat heb ik u al doen blijken middels drie brieven, namelijk om het halfverloste christendom een millimeter grond te geven dat het wel met hen zou gaan. Die valse godsdienst mag ik met innig zielsvermaak in de pan hakken en soms met heilige ironie op hun vrome tenen trappen, gelijk Elia ook deed bij die afgodspriesters op de berg karmel. (Jes. 11:8).

DJK.: Wat betreft de uitleg van het boek Ruth, - was het niet Luther die probeerde op elke bladzijde van het Oude Testament een heenwijzing te vinden naar die meerdere Boaz?

GPPB.: Een heenwijzing naar die MEERDERE Boaz, ja, maar niet naar een allegorische en pauselijke Boaz, zoals u bewierookt.

DJK.: Tenslotte, wil ik u zeggen dat ik een wandelaar ben in duisternis (Jes. 9 vs. 1), en ben op reis van Bethlehem naar Golgotha,

GPPB.: U reist dus naar een plaats die u niet kent. Van horen zeggen? Gods volk reist niet naar Golgotha, maar naar de stad die fundamenten heeft, Wiens Kunstenaar en bouwmeester God is. Ze zijn reeds door de Enge Poort van het kruis gegaan en vervolgen hun reis op de smalle weg des levens.

DJK.: en heb Zijn Middelaarsliefde ondervonden toen Hij me als zwarte zondaar nodigde aan Zijn dis, en ik daar mocht komen schreeuwende van binnen: "Breidt dan uw vleugelen over mij uit, want Gij zijt de Losser" - "Heere wees Gij mijn Borg", en Hij me met grote kracht Zijn liefde jegens mij betoonde: "Neemt eet, dit is Mijn lichaam dat voor u verbroken is. Doe dat, tot Mijn gedachtenis. Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven!" - waarbij mijn hart haast van liefde bezweek en ik zeer moest wenen vanwege Zijn Liefde jegens zulk een doorbrenger als ik was/ben, en ik daar een helwaardige was in mezelf, mijn schuld moest zoeken maar ze niet meer kon vinden vanwege de woorden van die Koning.

GPPB.: Hoe is het dan in de wereld mogelijk dat u zulk een valse godsdienst aan de hand kan houden en uzelf en anderen opnieuw het juk der dienstbaarheid aanmeet, daar gij in de Geest begonnen zijt en nu in het vlees eindigt? "O gij uitzinnige Katwijker, wie heeft u betoverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn; denwelken Jezus Christus voor de ogen te voren geschilderd is geweest, onder u gekruist zijnde? Dit alleen wil ik van u leren: hebt gij den Geest ontvangen uit de werken der wet, of uit de prediking des geloofs? Zijt gij zo uitzinnig? Daar gij met den Geest begonnen zijt, voleindigt gij nu met het vlees? Hebt gij zoveel tevergeefs geleden? Indien maar ook tevergeefs! Die u dan den Geest verleent, en krachten onder u werkt, doet Hij dat uit de werken der wet, of uit de prediking des geloofs? Gelijkerwijs Abraham Gode geloofd heeft, en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend; zo verstaat gij dan, dat degenen, die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn. En de Schrift, te voren ziende, dat God de heidenen uit het geloof zou rechtvaardigen, heeft te voren aan Abraham het Evangelie verkondigd, zeggende: In u zullen al de volken gezegend worden. Zo dan, die uit het geloof zijn, worden gezegend met den gelovigen Abraham. Want zovelen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder den vloek; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen. En dat niemand door de wet gerechtvaardigd wordt voor God, is openbaar; want de rechtvaardige zal uit het geloof leven. Doch de Wet is niet uit het geloof; maar de mens, die deze dingen doet, zal door dezelve leven. Christus heeft ons verlost van den vloek der Wet, een vloek geworden zijnde voor ons; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die aan het hout hangt. Opdat de zegening van Abraham tot de heidenen komen zou in Christus Jezus, en opdat wij de belofte des Geestes verkrijgen zouden door het geloof", Gal. 3:1-14.

DJK.: De vrucht en de reuke die ik hierna gesmaakt en geproeft heb, was, dat ik nog een week lang in die Liefde Christi mocht wandelen - krank zijnde van Zijn liefde, waarbij ik geheel bedorven was voor de wereld en al haar begeerlijkheden, daar was enkel en alleen aanbidding in mijn ziel tot Hem. Als u me nu vraagt, heeft u Christus geschonken gekregen van achter het recht des Vaders vandaan, dan moet ik het u zeggen - dat weet ik niet. Ik heb het weleens gehoord, dat Gods volk verklaard moet worden, maar wat ik wél weet, is dat ik met Ruth een Grond heb gekregen om op te pleiten, en deze Man niet zal rusten al eer Hij deze zaak voor mij voleind zal hebben, aangezien Hij het mezelf persoonlijk heeft beloofd. Wanneer ik deze zaak, hoe u die ook mag noemen, in mijn leven zou ontkennen - dan zouden de stenen gaan spreken, ondanks dat ik er nu de kracht van die gevoelige genade, zo zeer niet meer van ervaar als ik toen mocht proeven en smaken aan Zijn dis.

GPPB.: Als het waar is wat u zegt, dan hebt geen pleitgrond, maar een rechtsgrond. U zit helaas verstrikt in een strik des duivels en u bent zwaar betoverd door een kracht der dwaling en daar weet ik ook van, want ik heb er zelf ook in verstrikt gezeten, hoewel zeer kort. De Heere heeft me er krachtdadig van verlost. Dat u niet zo diepgaand en zakelijk het recht Gods beleefd hebt, doet aan de zaak van uw verlossing niets af. U had zich moeten houden aan Christus Die tot u gezegd heeft: "Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven." Die belofte is geen toekomende tijd, maar eeuwig heden! Wel zal u nog bekeerd moeten worden van uw 'bekeerd zijn' en dat gaat meestal dieper dan toen u voor het eerst geloofd hebt. Christus zegt tot Petrus: "Als gij eens zult bekeerd zijn, zo versterk uw broeders", Luk. 22:32b. Aangezien u met een vreselijke dwaalleer bevangen bent en om die reden met wettische wapens strijdt, staat u nog voor deze zaak. Daarmee bedoel ik echter niet de rechtvaardigmaking, maar een tweede bekering, zoals bijv. Job die heeft beleefd, zoals ook Kolhbrugge die heeft beleefd en ik meen er ook geen vreemdeling van te zijn. Dat wordt niet door al Gods kinderen gekend, want dat geschiedt meestal bij degenen die arbeiden in de leer en daartoe van Godswege geroepen en bekwaamgemaakt zijn om anderen te leren. Dat zeggen dezulken niet van zichzelf, maar ze doen er ook niet zielig over, maar getuigen daar vrijmoedig van, Gode de eer gevende: "Niet dat wij van onszelven bekwaam zijn iets te denken, als uit onszelven; maar onze bekwaamheid is uit God", 2 Kor. 3:5.

DJK.: Ik heb het ds. Joh. van der Poel met Kerstfeest eens horen zeggen : Ze hebben Hem gelegd in een voerbak voor beesten, en Hij kan slechts op Waarde geschat door mensen als Asaf uit Psalm 73 - "Ik ben een groot beest bij U..." - alleen dezulken begeren te eten uit die voerbak: "Neemt, eet, dit is Mijn lichaam........."

GPPB.: Amen! Welkom lieve Heere Jezus in de beestenstal van mijn hart!

DJK.: Alzo heb ik Hem door het geloof mogen aanschouwen.

GPPB.: Welnu, toen sommigen van het volk Israël dat door de slangen gebeten was mocht zien op de verhoogde slang, waren zij terstond genezen. Zo is het u ook vergaan en verklaar dan al die kruipende slangen, dat wild gedierte, die valse profeten in schaapsklederen met hun vleiende tong, die nooit aflaten een ziel van Christus af te trekken de heilige oorlog en houdt uw verrotte vlees voor dood. "Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven." Zijt gij met het Lam tevreden? Ik denk van niet, aangezien u naast het enige Offer van Christus nog zoveel offertjes doet voorafgaan en laat volgen. Van nu af aan weg ermee, want Christus heeft de pers alleen getreden en niemand van de volkeren was met Hem. "En zij zagen niemand anders dan Jezus ALLEEN." Zij zagen niet alleen Jezus, nee, zij zagen Jezus ALLEEN. Hij doet het alleen en heeft het alleen gedaan. Wat? Het ganse werk der zaligheid! En als Middelaar van toepassing spreekt Hij Zijn volk levend, rechtvaardig, heilig en zalig. De discipelen waren op de berg der verheerlijking zichzelf kwijt in Hem, de Schoonste aller mensenkinderen. Eeuwig gelukkig dat Christus voor Petrus gebeden had dat zijn geloof niet zou ophouden, anders had die arme Petrus een eeuwige prooi van de duivel geweest. Maar toen Petrus in de zaal van Kajafas door de plankenvloer van zijn bekering gezakt is, heeft hij Christus als zijn enige Bekering overgehouden. Toen pas was hij in staat om zijn broeders te versterken in het allerheiligst geloof. Dus niet vooruitlopen met dwaalklokken waarvan u de klepel niet weet te hangen. Houdt u aan Christus en dan zal Hij al het werk wel doen als Hij nog een roeping voor u in het verschiet heeft. Mocht dat niet zo zijn (ze worden allemaal geen dominee), wees tevreden met Hem en hoe Hij u leidt. Aan Hem heeft de Kerk meer dan genoeg, maar met minder zijn ze niet tevreden. Dan moet Hij alle eer ontvangen die Hem toekomt en dat gebeurt niet met die vervloekte dwaalleer van het halfverloste christendom, dat zich verlicht met het kunstlicht van de dwaze maagden. "Dezen vermelden van wagens, en die van paarden; maar wij zullen vermelden van den Naam des HEEREN, onzes Gods", Ps. 20:8. Die God is onze zaligheid, wie zou die hoogste Majesteit, dan niet met eerbied prijzen? De Heere zegene u uit Sion. De uwe in die dierbare en nooit genoeg (aan) te prijzen Heere Jezus.


http://www.derokendevlaswiek.nl