IN GESPREK MET DHR. ALLEGORIE II
IN GESPREK MET DHR. ALLEGORIE (5)        
Plaats in winkelmandjeMandje
DJK.: Wat betreft de geestelijke uitleg en de allegorie van het boek Ruth, het volgende. Ik heb u geschreven dat God's Woord geestelijk is en geestelijk verstaan moet worden, wat naar het vlees is wordt vleselijk verstaan, en wat naar de Geest is geestelijk.

GPPB.: Uw verstaan van het boek Ruth is in strijd met de heilsleer zoals voornamelijk Paulus die in zijn brieven, met name Romeinen en Galaten geïnspireerd geschreven heeft. Het traject van Ruth en de discipelen is heilshistorie, maar geen heilsleer. De leer van Christus is dan ook geen heilshistorie, maar heilsleer. En dat wordt door de dominee's die u (verkeerd) gebakerd hebben omgedraaid en daarmee wordt de Schrift geweld aangedaan. Dat mag nooit getolereerd worden, ook niet al betreft het knechten van God die het kindschap deelachtig zijn. Ik heb u het conflict tussen Paulus en Petrus ten voorbeeld gesteld en Petrus was een hooggeplaatste apostel. Paulus hanteert de tucht van het Evangelie en bestraft Petrus in aller tegenwoordigheid en noemt niet eens zijn naam erbij (Gal. 2). Petrus mag er voor bukken en hij zegt later in 2 Petrus 3:15-16: "En acht de lankmoedigheid onzes Heeren voor zaligheid; gelijkerwijs ook onze geliefde broeder Paulus, naar de wijsheid, die hem gegeven is, ulieden geschreven heeft; gelijk ook in alle zendbrieven, daarin van deze dingen sprekende; in welke sommige dingen zwaar zijn om te verstaan, die de ongeleerde en onvaste mensen verdraaien, gelijk ook de andere Schriften, tot hun eigen verderf."
En als Petrus met zijn overmoedigheid de borgtochtelijke gang van Christus wil verhinderen, dan krijgt hij uit de Goddelijke mond van Christus aangezegd: "Ga weg achter Mij, satanas! gij zijt Mij een aanstoot, want gij verzint niet de dingen, die Gods zijn, maar die der mensen zijn", Matth. 16:23.
Geliefde vriend, de bestraffing van Christus jegens Petrus' hoogmoed is meer dan van toepassing op de dwaalleer waarin u gebakerd bent en is vanzelf ook van toepassing op degenen die deze schrikkelijke dwaalleer leren, OOK als het uit onkunde aan de hand gehouden wordt.
Het gaat me zozeer aan het hart, dat ik ook deze brief van u tussen uw regels doorloop en dan zal ik trachten aan te tonen dat de dwaalleer waarin u gebakerd bent voortkomt uit nederige hoogmoed. Ook ligt het er driedubbel dik bovenop, geliefde vriend, dat u genoemde predikanten een eerkroon geeft ten koste van de alleen geldende autoriteit van het Woord. Dat is afgoderij, hoewel ik dat wel begrijp, maar absoluut niet kan billijken. Heeft Van der Poel u gezaligd? Heeft Lamain u bekeerd? Overdenk ernstig dat u de eer aan gesneden beelden geeft als u vasthoudt aan de dwaalleer die u door mensen is aangeleerd, al zijn het ook Gods knechten. Zij hebben zeer ernstig gedwaald in de leer. Die oren heeft die hore wat de GEEST tot de gemeente zegt: "Een zoon zal den vader eren, en een knecht zijn heer; ben Ik dan een Vader, waar is Mijn eer? En ben Ik een Heere, waar is Mijn vreze? zegt de HEERE der heirscharen tot u, o priesters, verachters Mijns Naams! Maar gij zegt: Waarmede verachten wij Uw Naam?" Mal. 1:6.

DJK.: En zo geloof ik dat Christus zich verborgen heeft gehouden voor de wijzen en de verstandigen die in het vlees waren, en Zich aan Zijn kinderen geopenbaard heeft, die in de Geest waren.

GPPB.: Ik ben echt geen woordenweger, maar u moet niet uw geloof in de weegschaal leggen, maar zeggen: "Er staat geschreven..." Gods Woord leert het en al begrijpen we het niet, dan aanbidden we het toch, omdat God het gezegd heeft. Gods Woord is niet waar omdat wij het geloven, maar omdat het Gods Woord is.

DJK.: Wanneer ik u dan schrijf over Ruth, dan wist ik ook wel dat Ruth in Moab tot God bekeerd is geworden, en hiervan, beproefd door Naomi aan de grens tussen Moab en Israel, een goed getuigenis mocht geven. Wat ik u echter bedoelde te verhalen/vertellen is het geestelijke beeld en de geestelijke lijnen/onderwijs dat hier in ligt, waarbij Ruth gezien moest worden als de Kerk van Christus, de akker van Boaz als God's Woord, en Boaz als een type van Christus.

GPPB.: Ik heb u juist duidelijk willen maken dat de allegorische invulling die u daaraan geeft, verre van bijbels is. Vanzelf liggen er typen van de Kerk en van Christus in het Boek Ruth verklaard, maar u legt geen typen, nee, u maakt heel de weg van Ruth exemplarisch als zijnde dat de bekeringsweg voor Gods Kerk. Hetzelfde doet u met Boaz, waarin Boaz in al zijn handelen de Christus moet voorstellen. Kijk, dan is het geen typologie meer, maar dan wordt heilshistorie ineens tot heilsleer verheven en dan kom je onherroepelijk in strijd met de bijbelse heilsleer, zoals Paulus die voornamelijk heeft opgetekend. Als ik u vraag om de gang van Ruth zoals door u beschreven te toetsen met de heilsleer zoals die geleerd wordt in de Romeinenbrief en Galatenbrief, dan kan ik u verzekeren dat u het ineens niet meer weet. De allegorische verklaring van het boek Ruth staat geheel op zichzelf, maar de Schrift moet altijd met de Schrift vergeleken worden en mag nooit met elkaar in strijd zijn. Als u dat zou onderschrijven -en welk kind van God zou dat niet gaarne willen doen?- dan zou u met de allegorie totaal vastlopen en het terstond verwerpen. De allegorische verklaring van het boek Ruth ligt heel lekker voor het vrome vlees, want dan gaat de mens zo zoetjes aan op Jezus aan, maar zo werkt de Heere niet. Waarom reageert u altijd vanuit uw eigen wereldje en wat zeggen u dan de onfeilbare Schriftgegevens die ik u heb aangereikt omtrent de bediening der Wet die aan het geloof voorafgaat?? Noemt u dat mijn visie? Is hetgeen Paulus door de inspiratie des Geestes geleerd heeft een visie van GPPB.? Dat zegt u feitelijk in uw verhaal. Als de Schriftgegevens waarmee we uw dwaalleer hebben aangetoond en weerlegd ineens mijn visie moeten heten, gooi dan de Bijbel maar weg. Wat heeft Gods Woord dan nog voor betekenis? Dat u een en ander niet verstaat, kan ik billijken, maar wat bij u te bestraffen is, dat u Gods Woord terzijde schuift en er helemaal niet opingaat. U beroept zich uitsluitend op Van der Poel, Lamain enz. Hebt u nu niet in de gaten, beste broeder, dat u vlees tot uw arm stelt? En daarom zit u nu in de duisternis. Denk er om Jezus' wil eens ernstig over na voor Gods aangezicht.

DJK.: En als u nu zelf ook het boek van ds. Joh. van der Poel kent, dan weet u ook wel met welke strekking ik dit bedoelde, en vind het daarom jammer dat u dit, ondanks dat u dit een uitleg vindt die indruist tegen de Schrift, in uw antwoord aan mij geheel uit zijn verband trekt, daarmee zeggende dat ik van die landheer "een allegorische en pauselijke Boaz " maak. Twee zaken goed uit elkaar houden, Boaz zelf was een kind des Heeren dewelke gewassen is in het bloed van Christus, maar het type wat hij uitbeeldt in het boek Ruth, is een type van Christus.

GPPB.: Ik ken het boek van Van der Poel over Ruth heel goed, maar ik moet het in zijn geheel verwerpen omdat het de leer van Christus niet is. Juist de strekking deugt niet en berust op pure inlegkunde die vervolgens vergeestelijkt wordt. Ik heb andere (Christocentrische) preken van ds. Van der Poel en ook van Lamain gehoord, die vrij waren van deze dwaling. Maar als zij over de leer preekten dan ging het goed verkeerd. Kijk, als de bevinding als Bijbel genomen wordt, dan houden we een dwaling over. Met uw allegorie past u de Bijbel aan naar de bevinding, maar het moet precies andersom. En alles wat met Gods Woord niet in overeenstemming is, is verwerpelijk, al betrof het ook een hoog "geestelijke" en "hemelse" bevinding. Nabijkomend werk, geachte broeder, kan zo ver gaan dat het op het ware lijkt, maar het toch niet is. Dat kunnen we duidelijk lezen in Hebr. 6:4-6, en ook in de gelijkenis van de wijze en dwaze maagden. Buiten de kennis van Christus en zonder het inwendige getuigenis van de Heilige Geest IS HET GEEN ZALIGMAKEND WERK, wat het ook mag wezen, hoe goed het ook mag klinken en wie het ook leert, al was het een engel uit de hemel (Gal. 1:8-9). Als we de typologie van het Oude Testament recht doen, dan moet deze niet naar de leer van Christus toe verklaard worden, maar VANUIT de lere Christi, zoals vooral Paulus die leer door de inspiratie des Geestes zo uitgebreid heeft opgetekend. En die orde ontbreekt volledig in de zo in zwang zijnde allegorische prediking.

DJK.: Ik heb dit - en het voorbeeld van de discipelen, wat ik u schreef - zo horen uitleggen, door de mannen ds. Joh. van Poel, ds. W.C. Lamain en ds. A. Moerkerken - waarvan u meent dat ze me betoverd hebben (ondanks dat u niet wist wie het waren) - en hier ook wel enige geestelijke trekken zielsbevindelijk van ondervonden, vandaar dat dit boek Ruth me altijd zo aansprak.

GPPB.: Ik heb nog wel achting voor ds. Van der Poel en ds. Lamain, omdat zij de zaken wel zielsbevindelijk kenden en door recht verlost waren, maar ds. Moerkerken weet nergens van en hij is een pure blauwdruk van dr. Comrie, en heeft de filosofische embryoleer van Comrie tot de heils(wan)ordelijke gemeente-theologie van de Ger. Gem. verheven. Laat ik eens op menselijke wijze spreken. Waarom zeggen genoemde predikanten u veel meer als de leer der reformatoren? Is het voor u niet meer dan een legende dat de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze herontdekt is door de Reformatie? De leer der Reformatie wordt juist door de allegorie compleet verraden. Zijn dat dan zaken die u niet aangaan? Dat er een broederband ligt met de broertjes Poel en Lamain, in het kader van de gemeenschap der heiligen, daarin kan ik met u delen, maar het wordt gevaarlijke afgoderij als we hen meer gezag toekennen als het Goddelijke heilige en onfeilbare Woord.

DJK.: Daarnaast heb ik honderden preken beluisterd van ds. Joh. van der Poel en ds. W.C. Lamain, en bemin de geschriften van Philpot, daar dit de mannen zijn geweest waar ik, in de middelijke weg door ben gebakerd, en geestelijk het meeste onderwijs van heb mogen ontvangen.

GPPB.: VERKEERD gebakerd, ja, dat is duidelijk te merken. En weet u wat daarvan de gevolgen zijn, waarde broeder? Dat een kind van 10 jaar nog aan de fles ligt, op zijn best gesproken, of zelfs aan de gifbeker van een mengsel van Wet en Evangelie en dat is niet vruchtbaar, nietwaar? Gods kinderen moeten gespeend worden, anders worden het papkinderen en dat is Gods bedoeling niet (Hebr. 5 en 6). Genoemde predikanten, ook Philpot, hebben de wedergeboorte TE vroeg gesteld en dat is zo vreselijk gevaarlijk en het is ook onvruchtbaar. Ik wil niet zeggen dat Philpot geen kostelijke preken heeft gehouden. Ik lees ze soms zelf tot stichting van mijn ziel, maar wel met een weinig onderscheid.

DJK.: Van God bekeerde mannen, die gerechtvaardigd waren in Christus, die niemand wensten op te bouwen vanuit de kenmerken, maar altijd separerend preekten - de dood in Adam en het leven in Christus - , en niemand rust gaven al eer men zich geborgen mocht weten in het bloed van Christus.

GPPB.: Kijk, dat betwist ik, want vooral Van der Poel was dikwijls zeer handenopleggerig (onder de kansel), terwijl de zaak nog niet in Christus was opgelost. Ik heb "tante Lena" gekend, die Van der Poel weleens bij God vandaan tot de orde moest roepen. Zij was zeer geoefend in de genade met veel onderscheiden kennis. Zij was woonachtig in Gouda, maar Moerkerken durfde bij haar niet te komen. Haar mesje was lieflijk, doch tevens vlijmscherp. Ze was voor velen te eerlijk en ze heeft me dikwijls een hart onder riem gestoken en mij gezegd dat ik erop moest rekenen door de vrome godsdienst gehaat en genegeerd te zullen worden vanwege de radicaliteit van het uitgedragen Woord. Ik heb haar leren kennen als een medestrijdster in het geloof, waartegen menig predikant het moest afleggen. Ik wil het boekje, waarin ik iets van het werk Gods in haar leven geschreven heb, u wel toesturen.

DJK.: Maar ook onderscheiden onvoorwaardelijk preekten van een geboren Christus in het hart van de zondaar en van een geschonken Christus uit de handen des Vaders van achter het Recht des Vaders, waarbij de zondaar afgesneden wordt door Gods Recht en de zondaar voor zijn waarneming verloren gaat met behoud van Gods deugden, en Gods Recht gaat omhelzen en Zijn Recht en deugden liever krijgt als zijn eigen zaligheid, en waarbij dan Christus tussen gaat treden en de schuld van de zondaar gaat mijnen en de Vader vraagt/zegt Hém deze schuld en zonde toe te rekenen. Waarbij de zondaar, door Christus' bloedstorting aan het kruis zijn zonden kwijt raakt, en de Rechter zijn zonde nimmer zal gedenken en zo vér wegwerpt zo ver het oosten is verwijderd van het westen, en met Pasen zijn opgestaan tot een nieuw leven, en met Pinksteren deze zaak verzegeld krijgen door de Heilige Geest.

GPPB.: Een geboren Christus in het hart des zondaars IS een geschonken Christus uit de handen des Vaders vanachter het recht. Daar begint het geestelijke leven, namelijk afgesneden en door recht verlost, hoe onzakelijk gebrekkig dit ook wordt verstaan door een zwak gelovige. Ook moet u ophouden om met andermans kalf te ploegen, want dan gaan de mensen denken dat u het allemaal zo zakelijk hebt beleefd. Van die vertoning moet ik NIETS hebben. Ik erken u als een broeder in Christus, maar als u zelf nog aan de melkfles hangt, probeer dan niet met roggebrood indruk te maken, want daar valt GPPB. niet voor. Als u het zelf van de Heere mag leren in de weg van de opwas in de kennis van Christus, dan zult u er zelf van mogen getuigen, maar niet omdat anderen het zo preken. Anders wordt het een soort geestelijke poppenkast en dat is er al meer dan genoeg te vinden op het kerkelijke refo-erf. We hebben geen gebrek aan rechtzinnigheid zonder wezen, maar wel aan verloren zonen en dochteren, die de Vaderlijke omhelzing kennen.

DJK.: Dit is in het kort de strekking van hun prediking, en ik durf in de verste verte niet te beweren dat dit een dwaalleer is.

GPPB.: Omdat u dat niet durft, bewijst al dat u weinig of niets in de Schrift studeert om het van de Heere Zelf door Zijn lieve Geest te mogen leren.

DJK.: Ik heb het ds. Joh. van der Poel eens horen zeggen over de rechtvaardigmaking, dat Gods volk driemaal gerechtvaardigd wordt/is, éénmaal van eeuwigheid vanwege Gods eeuwige liefde jegens Zijn Kerk (Hoe zal ik ze onder de kinderen zetten - Jeremia), eenmaal in de tijd op de kruisheuvel van Golgotha, en éénmaal in de vierschaar der consciëntie (en deze derde maal leerden zij allen onvoorwaardelijk als een nadere weldaad!)

GPPB.: De dwaalleer ten top. Er bestaat geen rechtvaardigmaking van eeuwigheid, want dat is volledig in strijd met Rom. 3:19. Ook Gods uitverkorenen zijn voordat zij wedergeboren/gerechtvaardigd worden onder de Wet, onder de toorn Gods en met de hele wereld voor God verdoemelijk. De eeuwige liefde Gods, waarmee God Zijn volk heeft liefgehad, geldt eerst Christus en ligt niet verklaard in een zogenaamde rechtvaardiging van eeuwigheid, maar in de zending van Zijn Zoon (Joh. 3:16), waarvan de Vader getuigt: "Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb; HOORT HEM!" Matth. 17:5. Ook is de dood van Christus op Golgotha onze rechtvaardigmaking niet. Dat leert Gods Woord in Romeinen 4:25: "Welke [Christus] overgeleverd is om onze zonden, en opgewekt om onze rechtvaardigmaking. De Vader is verzoend in de Zoon en aan die verzoening krijgt de Kerk deel door de rechtvaardiging des geloofs. En de rechtvaardiging door het geloof is de eerste weldaad uit het genadeverbond, waarvan de verkiezing Oorzaak is en het Offer van Christus de Grond. Als de rechtvaardigmaking door het geloof een 3e weldaad moet heten, dan zou dat betekenen dat de wedergeboorte en de rechtvaardiging door het geloof "een extra" is en dat Gods wijze van zaligmaken een drie-stappen-plan is. Godslasterlijke gedachte! Volgens deze uw redenering is de wedergeboorte niet meer noodzakelijk, want Gods volk is toch al van eeuwigheid gerechtvaardigd aan Gods zijde. God rechtvaardigt Zijn volk "slechts" eenmaal, en dat door het geloof in de vierschaar van het geweten. Christus is opgestaan OM onze rechtvaardigmaking. Hij heeft de verzoening teweeggebracht OP GROND waardoor wij gerechtvaardigd zijn in de tijd. Christus IS onze Vrede (Ef. 2:14), door Welken wij nu de verzoening gekregen hebben (Rom. 5:11). Hoe gaat dat in zijn werk? Dat leert ons Paulus in Rom. 9:28-30 zowel voor Jood als heiden: "Want Hij voleindt een zaak en snijdt ze af in rechtvaardigheid; want de Heere zal een afgesneden zaak doen op de aarde. En gelijk Jesaja te voren gezegd heeft: Indien de Heere Sebaoth ons geen zaad had overgelaten, zo waren wij als Sodom geworden, en Gomorra gelijk gemaakt geweest. Wat zullen wij dan zeggen? Dat de heidenen, die de rechtvaardigheid niet zochten, de rechtvaardigheid verkregen hebben, doch de rechtvaardigheid, die uit het geloof is."

DJK.: Ik heb het ds. Joh. van Poel wel eens horen zeggen, dat wanneer wij voor die vierschaar gedaagd worden, wij dan onze Rechter helderder zullen zien dan dat ik de dominee op de kansel kon zie staan.

GPPB.: Niet met natuurlijke ogen, ook niet door dromen, noch gezichten, maar door de bediening en spiegel der Wet van Gods vlekkeloze heiligheid. Dat is geen visionaire gebeurtenis, die dat leren zijn toverdokters van de satan, nee, dat geschiedt door Woord en Geest en gaat aan de wedergeboorte vooraf, zoals ik u al reeds met het Woord bewezen heb. Van de spiegel der Wet gaat een verdoemende kracht uit, zodat de oude mens sterft, geestelijk wel te verstaan, want de Wet is geestelijk. En dan wordt Galaten 2:19 zielsbevindelijk waar, hoewel dat dikwijls pas later verwoord kan worden door degenen die het kennen.

DJK.: Nu dan, zo redeneerde ik, dan sta ik nog voor die nadere weldaad, want ik had alleen maar Christus zeer liefelijk door het geloof mogen aanschouwen, en nog nimmer mijn Rechter, ondanks mijn helwaardigheid en dat ik daar op dat moment mijn zonden voor God niet meer kon vinden. Maar telkens als daar aan die dis geschilderd werd wat Christus nu gewrocht had voor hoeren en tollenaren in zichzelf, dan brak mijn hart en moest ik zeer bitterlijk wenen, en schreeuwende van binnen: "Heere, wees mij zondaar genadig" (zoals ik u hiervoor al kortelings beschreven heb).

GPPB.: Precies. U bent aan het redeneren geslagen -hetgeen het geloof juist niet doet- omdat u betoverd bent met een visionaire voorstelling van zaken, waaraan broeder Poeltje zich schuldig gemaakt heeft. U was helwaardig, nietwaar? U hebt dus God mogen billijken in Zijn recht, anders kunt u nooit helwaardig geweest zijn. Welnu, dat is de bediening der Wet ten dode, en toen is het Licht der wereld aan u verschenen met de woorden: "Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven." Lieve vriend, daar had u zich aan moeten houden, aan het Woord, want dat "Ik voor u" heeft vlees en bloed u niet geopenbaard, maar uw Vader Die in de hemelen is. En wat getuigt Christus van de Vader? "Die Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien, en hoe zegt gij -broeder DJK- toon ons de Vader?" "Gelooft gij niet, dat Ik in den Vader ben, en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik tot ulieden spreek, spreek Ik van Mijzelven niet, maar de Vader, Die in Mij blijft, Dezelve doet de werken", Joh. 14:10.

DJK.: En durfde ik deze Woorden die met grote kracht tot me werden gesproken, - niet dat ik twijfelde aan de waarheid van die woorden van beloften - maar meer vanwege de grootheid van die zaak, niet tot me te nemen. Ik durfde niet te geloven dat dit ook voor mij was, ondanks dat de vrucht aanbidding in het hart tot Hem was.

GPPB.: Ja, daar weet ik ook wat van en ik denk de discipelen ook, want er staat: "En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij ontroerd, en waarom klimmen zulke overleggingen in uw harten? Ziet Mijn handen en Mijn voeten; want Ik ben het Zelf; tast Mij aan, en ziet; want een geest heeft geen vlees en benen, gelijk gij ziet, dat Ik heb. En als Hij dit zeide, toonde Hij hun de handen en de voeten. EN TOEN ZIJ HET VAN BLIJDSCHAP NOG NIET GELOOFDEN en zich verwonderden, zeide Hij tot hen: Hebt gij hier iets om te eten? En zij gaven Hem een stuk van een gebraden vis, en van honigraten. En Hij nam het, en at het voor hun ogen. En Hij zeide tot hen: Dit zijn de woorden, die Ik tot u sprak, als Ik nog met u was, namelijk dat het alles moest vervuld worden, wat van Mij geschreven is in de Wet van Mozes, en de Profeten, en Psalmen. Toen opende Hij hun verstand, opdat zij de Schriften verstonden", Luk. 24:38-45. Ja, dat is Gods gelovige-ongelovige volk. Ze moeten het hebben van Zijn openbaring. Ja, en toen hebben ze Hem aanbeden en Petrus stond zo half en half achter de gordijnen van blijdschap mee te wenen, vanwege het wonder van Zijn schoonheid, volkomenheid en beminnelijkheid voor zo'n schurftig schaap als hij was.

DJK.: Misschien komt dit ook wel door gepredikte uitdrukkingen, als "zien is geen hebben" - en "een geopenbaarde Christus is nog geen geschonken Christus", en toch mocht ik Hem aan die dis daar "hebben" als mijn Zaligmaker, maar als dan de kracht ervan er weer uit is, dan moet ik het weer missen, en zo leef ik misschien wel teveel op mijn gevoel.

GPPB.: Ja, dat is de oorzaak en dat is een totaal verkeerde bakering. Wat dacht u, toen het volk Israël dat door de slangen gebeten was en op de verhoogde slang gekeken had, blij geweest is met niks? Was dat opzien enkel beschouwing? Waar staat dat? Gods kinderen kijken zich zalig op een van vrede (vrij)sprekende Borg. Kom, vriend, zing eens met me mee: "Die God is onze Zaligheid, wie zou die Hoogste Majesteit, dan niet met eerbied prijzen?"

DJK.: Ik ben op mijn 22e levensjaar gegrepen als een vijand met woorden uit Psalm 116, en heb getracht met vrome en dwaze werken de breuk te helen tussen God en mijn arme ziel, en ben toen voor het eerst in mijn leven tot God gaan roepen om genade en vergeving, en ik meen echt dat daar toen al een liefde in mijn hart tot den Heere en Zijn dienst en Zijn volk is geboren geworden, ondanks dat ik Christus nog niet onderscheidelijk kende.

GPPB.: In deze bovenstaande fase was u niet wedergeboren. Dit soort betrekking tot een onbekende God en een verborgen Christus is nabijkomend werk, waarvan al Gods volk wel wat ondervindt, voordat zij in Christus wedergeboren en met God verzoend worden.

DJK.: Hier heb ik ongeveer 10 lange jaren in gelopen, waarbij er aan het eind van die tijd die woorden van alle kanten tot me kwamen: "Want de beloften Gods, zijn slechts ja en amen in Christus Jezus", waarbij ik mijn heimelijke bekering voor God kwijtraakte en weer een onbekeerde werd in mezelf, en daar een nieuwe nood opgebonden werd, want ik kende Christus nog niet, dus had ik mezelf bedrogen en gestolen het Brood der kinderen, en ging hiermee weer roepen tot den Heere of ik nog bekeerd kon worden zoals Hij al Zijn volk bekeerd heeft.

GPPB.: Dat is het zuivere ontdekkende werk des Geestes en toen was u ook Van der Poel kwijt. Dan moet u ook geen oude koeien meer uit de OGG-sloot halen, want die mensen juichen reeds voor de troon en kunnen ons geen dienst bewijzen. Christus, alleen Christus!

DJK.: Totdat op een keer me deze nood zó werd opgebonden en ik mijn verlorenheid voor God weer zo gevoelde en daar mijn dochtertje na het middageten gaat lezen uit het Woord, en daar deze woorden met kracht tot me kwam: "Hij is gekomen om te zoeken en zaligen dat verloren is."

GPPB.: Kostelijk vriend, ja, hebt gij nooit gelezen: Uit den mond der jonge kinderen en der zuigelingen hebt Gij U lof toebereid?" Matth. 21:16.

DJK.: -waarbij mijn hart werd verbroken vanwege die woorden en ik hartelijk moest wenen, en ik bij vernieuwing den Heere op mijn knietjes ging vragen, "Heere, zou het dan voor zo'n verdorvene als ik ben dan toch nog kunnen, en als daar dan nog Hope voor me was, of Hij me dat dan wilde leren en me wilde leiden en me bovenal wilde leren door Wie en welke Weg dat moest gaan. (hier kreeg ik achteraf bezien, écht zondag 5 in te zien)

GPPB.: Ja, want God doet van Zijn recht, waarover Zondag 5 handelt- geen afstand.

DJK.: Daarna heb ik 5 jaren gehad, dat als daar dan gesproken of gepredikt werd, namelijk over Hem, waartoe Hij gewillig was jegens zwarte zondaren, dan konden ze me wassen in mijn tranen, en gingen de uitgangen van mijn hart uit naar Hem, en was daar de bede vanbinnen: "Geef me Jezus of ik sterf."

GPPB.: Kleine pareltjes, maar u was nog te goed om verloren te gaan, want het was Christus niet en buiten Hem is geen leven, maar... een eeuwig zielsverderf.

DJK.: Totdat na ongeveer vijf jaar op mijn 37e datgene gebeurde aan het Avondmaal waarvan ik u al eerder heb verteld, en ik nog nimmer zo krachtdadig Zijn liefde had ondervonden als voorheen, en ik die woorden kreeg, die ik niet - niet vanwege de waardigheid van die woorden -, maar vanwege de grootheid van die zaak jegens zulk een doorbrenger, durfde te eigenen, omdat ik mezelf nimmer zo vuil en bedorven voor Gods aangezicht had gezien als toen, en toch was de vrucht en die nareuk - de aanbidding in mijn ziel tot Hem en was ik krank van Zijn liefde.

GPPB.: Halleluja! Dat is nu de rechtvaardiging door het geloof in de vierschaar van het geweten en toen hebben de engelen Gode lof gezongen dat er een verloren schaap tot het kleine kuddeke van het welbehagen des Vaders door de Goede Herder was gevonden en op Zijn schouders aan Zijn kudde was toegevoegd.

DJK.: En zo, mijnheer Burggraaf, loop ik te malen en te redeneren, misschien wel in mijn eigengemaakte droesem, wellicht hetzelfde als uw tante van toen. Ik heb een oude vriend, een waar christen met een lamp op zijn rug, die het me ook wel eens zegt, dat als we misschien op een ander kerkelijk erf geboren waren en wellicht anders gebakerd waren geworden, we dan misschien wat blijmoediger door het leven zouden gaan, als dat we nu gaan.

GPPB. Ja, op het erf van Christus, want op dat erf spelen Gods kinderen de fluit en doen ook weleens een rondedansje. En weet u wat de godsdienst dan zegt: "Zij zijn vol zoete wijns!" Ja, ze hebben nog gelijk ook, want dan zijn ze weleens dronken van de liefde. Man, ik zou er wel over willen preken, maar ik moet nog even verder met u.

DJK.: Ondanks dat het waar blijft, dat den Heere zich doet overhouden, een arm en ellendig volk, dewelke hopen en betrouwen op Zijn Naam. Ik hoop dat u nu enigszins mijn ligging en tobben kunt begrijpen, al vraag ik me nog wel eens af, wanneer het wel eens donker en dodig gesteld is van binnen, waar ben ik nu gelegerd en wie ben ik nu voor God?

GPPB.: Amen, vriend. Uw ligging ligt opgesloten in dat bundelke der levenden, maar daar begrijp ik totaal NIETS van, want dat is nu juist het wonder, geliefde broeder. Stel dat we het konden begrijpen hetgeen God bereid heeft voor Zijn volk, dan zou het geen eeuwig genadewonder meer wezen. En omdat het een onbegrijpelijk Godswonder is, zal de eeuwigheid niet te kort zijn om de Heere daarvan de eer te geven, want het is door U, door U alleen, om het eeuwige welbehagen.

DJK.: Maar als ik dan bijv. lees bij John Warburton, van zijn blijdschap en de aanbidding die daar toen was in zijn arme ziel, toen Christus hem tot zaligheid van zijn ziel werd geopenbaard, en hij het niet kon laten van zijn innerlijke vreugde een ieder te vertellen die hij op zijn weg ontmoette, maar daar bijna niemand was die hem begreep - dan denk ik wel eens : dát is mij een broeder in Christus, en van die gang die hij daar maakte, ben ik ook geen vreemdeling.

GPPB.: Ja, die lieve Warburton had het ook zo kostelijk van God geleerd. Zijn boek: "De weldadigheden van een Verbondsgod" is weleens een klein bijbeltje voor mij geweest. O, dat al de heiligen zich eenparig zouden verblijden in de eenheid van de Goddelijke Drie-heid en in Zijn toekomst.

DJK.: Tenslotte, kan ik me alleen niet zo goed voorstellen - hoe - en in welke volgorde - u mijn brieven leest, naar uw eigen zeggen "worden en zijn we allemaal geen dominee" -, en zijn we allemaal niet zo schriftuurlijk onderlegd als een dominee, en kunnen we de zaken allemaal niet zo schriftuurlijk beschrijven en formuleren als een dominee.

GPPB.: Inderdaad, maar al Gods volk wil wel dominee worden als Christus in de ziel verheerlijkt is. U hoeft perse geen bevestigde dominee te worden, want in Handelingen 8:4, lezen wij: "Zij [de bakker, de kruidenier, de slager en de jan met de pet op] dan nu, die verstrooid waren, gingen het land door, en verkondigden het Woord." Je hoeft er geen dominee voor te zijn om getuige van Christus te zijn. De dominee's van tegenwoordig -de goeden uitgezonderd- doen meer aan kerkpolitiek dan aan de verkondiging van de volle raad Gods. Dus daar hoeven we ook niet jaloers op te worden. Iedereen op zijn plaats, daar waar de Heere ons zet. Dat kan ook achter de werkbank, want dan wordt de werkbank een getuigenisbank: "Komt ziet de Mens, Die gezegd heeft, alles wat ik gedaan heb. Is Deze niet de Christus?"

(wordt vervolgd op volgende blok)

IN GESPREK MET DHR. ALLEGORIE (6)        
Plaats in winkelmandjeMandje
DJK.: Het is nimmer mijn opzet geweest om op u over te komen als een theoloog, want dat ben ik niet, maar zoals u nu misschien begrijpt, heb ik u geschreven vanuit m'n eigen beleving, en het schriftuurlijke onderwijs aangaande deze zaken, dat ik heb mogen verkrijgen van de voornoemde leraren, (met name Joh. v/d Poel en W.C. Lamain en Philpot), daarmee de leer én prediking trachten te verdedigen, onder welke ik me begeef en altijd begeven heb, in prediking en de geschriften van de oudvaders, met name Phlipot, de Brakels en Huntington.

GPPB.: Maar in uw beleving is er beslist geen leven voor de rechtvaardigmaking aan te wijzen, zoals genoemde predikanten wel leren, hoewel Huntington daarvan zo niet beschuldigd kan worden, maar als dat nu zo is, geen leven voor de rechtvaardigmaking, ofwel geen leven buiten Christus, maak er dan ook geen leven van, wat enkel werkverbondsbewegingen zijn. Laat die genoemde predikanten maar voor wat ze zijn, dat kunnen we niet meer veranderen, maar voeg u naar de gang van het Woord. Dominee J.H. Koster van Montfoort heeft twee jaar nodig gehad om aan Calvijn te sterven en u bent na zoveel lange jaren nog niet aan genoemde dominees gestorven. Niet dat u ze moet haten, integendeel, maar u zult ze moeten verliezen, want God geeft Zijn eer niet aan gesneden beelden. Jawel, sommigen mogen nog spreken nadat zij gestorven zijn, maar geef daarvan dan God de eer als u er een zegen onder mag ontvangen. Ik heb het al aangehaald, waarvan die Samaritaanse vrouw getuigde, namelijk: "Komt ziet een Mens, Die mij gezegd heeft..." Zij zei niet: "Komt ziet Petrus, die..." Ook niet: "Komt, ziet Johannes..." Nee, de Heere Jezus was haar Banier. En die lieden uit Sichar die op het getuigenis van de vrouw tot bekering kwamen, zeiden: "Wij geloven niet meer om uws zeggens wil; want wij zelven hebben Hem gehoord, en weten, dat Deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld", Joh. 4:42. Dan vallen al die oudvadertjes ineens weg. En zij zagen niemand anders dan Jezus alleen!

DJK.: En als ik dan een brief van iemand krijg, lees ik hem een paar keer in zijn geheel, en probeer dan vervolgens de strekking en de bedoeling ervan te begrijpen. Aan mijn gebrekkig schrijven en formuleren heeft u wellicht herkent dat ik geen dominee ben en zeker geen theoloog, en zou ik me een weinig verdraagzamer proberen op te stellen dan u gedaan hebt jegens mij, tot aan de laatste twee alinea's van mijn laatste mail. Het leek erop of u me probeerde te vangen op mijn woorden, maar de strekking en de bedoeling van het geheel uit het oog verloor, om de volgende redenen: In uw vorig schrijven noemt u mij iemand die gevaarlijk spel speelt, iemand die de tactiek van Jehova-getuigen hanteert, iemand die waarschijnlijk niets van de geestelijkheid der Wet heeft ondervonden, iemand die betoverd is geworden en zich onder een dwaalleer begeeft. U hebt me zelfs 'een bedrieger' genoemd, maar als u dan aan het einde van mijn tweede mail komt m.b.t. het beantwoorden, noemt u mij een waarde broeder en zelfs een geliefde broeder in Christus. Ik hoop dat u kunt begrijpen, dat ik dit niet zo kan rijmen en niet weet wat ik hier zo zeer van moet denken.

GPPB.: Als GODS VOLK weer in de dienstbaarheid verkeerd, hetgeen we ook zien en lezen van de betoverde Galatiërs, dan gebruikt Paulus ook niet van die zoetsappige woorden, niet? "O gij uitzinnige Galaten, wie heeft u betoverd...?" En ik heb u nog niet eens 'uitzinnig' genoemd, hoewel u een uitzinnige dwaling aan de hand houdt en ook de woorden van Paulus naar u toe krijgt. En als ik u vanuit het Woord ettelijke zaken heb toegereikt en u daarop niet concreet ingaat, dan houdt het gesprek op. Zo doen de Jehova-getuigen ook, maar zo mag een kind van God niet doen. U moet niet zo aan genoemde predikanten hangen, maar in biddend opzien het Woord bestuderen. Ik heb evenwel zoveel belangstelling in uw geval, dat ik het zomaar niet opgeef. Maar verlang van mij geen zoetsapperij als de leer van Christus in het geding is. U hebt een tweede bekering nodig om deze dwaalleer vaarwel te zeggen en Christus als uw enige Bekering over te houden (1 Kor. 1:30). De kortste weg om daar te komen is een vernieuwde blik op de verhoogde Christus, Die Zijn genade niet alleen toepast voor het eerst, maar ook bevestigt in het leven der Zijnen bij vernieuwing.

DJK.: Ik wil u mijn manier van schrijven niet opleggen, verre van dat, maar wanneer ik me tenslotte toch verbonden zou voelen met degene die me schrijft, ondanks dat ik me niet verbonden voel met "bepaalde uitdrukkingen" die hij doet of gebruikt, vanwege de zgn. droesem waar uzelf destijds ook in hebt verkeerd en naar eigen zeggen uit verlost bent geworden, zou ik schrijven, wanneer u me bijv. schrijft: -u bent een bedrieger!- ".......ik ben bang dat u zichzelf op dit punt bedriegt, want.........", dat klinkt wat vriendelijk en stoot iets minder af, ondanks dat ik zelf ook een persoon ben die er ook niet voor huiver - man en paard - bij name te noemen, maar misschien toch andere bewoordingen gekozen zou hebben.

GPPB.: Zei Paulus dan tegen de Galatiërs: "Ik ben bang lieve mensen dat u zich bedriegt..." ??? Nee, "O gij uitzinnige Galaten...!" Zei Christus tegen Petrus die de borgtochtelijke gang van zijn Meester ophield: "Lieve man, doe eens een stapje terug? Nee, "Ga achter mij satanas...!" En wat zei Paulus in Antiochië tegen Petrus toen deze veinsde met de Joden"? "Lieve Petrus kom a.u.b. bij die tafel der Joden vandaan, want ik schaam me zo...?" Nee, Paulus zei tot Petrus in aller tegenwoordigheid: "Indien gij, die een Jood zijt, naar heidense wijze leeft, en niet naar Joodse wijze, waarom noodzaakt gij de heidenen naar de Joodse wijze te leven?" Gal. 2:14. Paulus noemt Petrus niet eens bij zijn naam, noemt hem niet zijn broeder, maar zegt in ALLER tegenwoordigheid, "...gij, die een Jood zijt..." Dat klonk echt niet zo aangenaam en liefelijk in Petrus' oren. Maar als de waarheid van het Evangelie in het geding is, terwijl men in de voorzijde leer geleerd is, dan moet Gods recht en Woord geëerd worden. Petrus buigt, niet voor Paulus, maar voor God en Zijn Woord. Kijk, dat buigen voor het Woord dat mis ik toch wel een weinig bij u. Paulus miste dat ook bij de betoverde Galaten en zij hebben Paulus vijandig bejegend om zijn bijbelse scherpte. Daarom zegt Paulus tot hen: "Ben ik dan uw vijand geworden, u de waarheid zeggende?" Gal. 4:16.
Ik had eens een lieve vriend -ome Jan- noemden wij hem, hij juicht voor de troon, die kerkte bij dominee Bogaard uit Sliedrecht. In die tijd was daar nog het gezelschapsleven. Ome Jan die bij ds. Bogaard op catechisatie ging, werd op een dag door Bogaard uitgenodigd om ook op het gezelschap van het oude volk aanwezig te zijn. Ome Jan dacht van zichzelf dat hij ook al aardig bekeerd was en vond het een hele eer om bij het oude, geoefende volk van God te verkeren. Toen het gezelschap was afgelopen, nam ds. Bogaard Jan even apart en zei tot hem: "Jan, ik heb je vanavond eens gadegeslagen, maar toen het oude volk knikte, knikte jij ook. En toen het oude volk hun hoofden schudden, schudde jij ook je hoofd, maar jongen, ik moet jou de wacht aanzeggen, want van hetgeen het volk van God vanavond hier bespoken heeft, daar sta jij totaal buiten!" Maar Jan boog niet, nee, hij liep rood aan van de vijandschap en viel onbedaarlijk tegen Bogaard uit: "Man, jij moet een doodskop op je kerk zetten, want je laat geen kip in 't leven." Bogaard, niet uit evenwicht gebracht door Jan's uitval, antwoordde: "Och, voor mijn liefde sta je mij tegen (Ps. 109:4)."
In dezelfde week werd ome Jan's ziel gered door de weg van het recht. Kijk, zo ging men vroeger met elkaar om als het ging over de waarheid van het Evangelie. Vandaag de dag is men wel heel snel op de tenen getrapt, maar de scherpte van het Woord is niet bedoeld om Gods kinderen te beledigen, nee, maar is bedoeld tot hun eeuwig welzijn, hoewel dat niet in aller dank wordt afgenomen. We hebben maar te staan in dat Goddelijke Woord en aan de zaak van Christus getrouw te zijn als een onnutte dienstknecht, die slechts doet hetgeen hij schuldig is te doen -kon en mocht het eens wezen-, maar ik zal u vertellen, vriend, dat het toch een liefdedienst is en de liefde rekent niet, maar handelt als niets gedaan hebbende, ten spijt van alle uitwendige vijandschap en de tegenstand van het eigen bedorven hart.

DJK.: Maar misschien is de reden hiervan dat u mijn schrijven qua volgorde, per alinea gelezen hebt, en wellicht speelt hier ons karakter en de tact die we hanteren ook wel enigszins een rol in. Laat ik het dan maar zo beschouwen, dat u die verdachtmakingen en lelijke woorden bedoeld heb jegens mijn kromme uitdrukkingen de dwalingen, waarin ik, volgens u, in leef en dwaal - en niet zo zeer bedoeld zijn tegen mij als persoon.

GPPB.: Dat had ik u immers al gezegd, dat ik niet de strijd heb tegen vlees en bloed. Wat voor belang zou ik daarbij hebben?

DJK.: Daarnaast wil ik u oprecht mijn spijt betuigen, als ik u persoonlijk pijn heb gedaan met mijn gebrekkig schrijven en/of formuleringen,

GPPB.: Van harte vergeven, broeder en als ik u iets ten onrechte ten laste gelegd heb, vergeef het mij (Matth. 6:14).

DJK.: ondanks dat ik me niet verbonden voel met de leer/theologie van "géén leven voor de bewuste rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie", maar me wél met de personen die het leren, verbonden voel in het volbrachte werk van Christus.

GPPB.: Dan bent u ook niet verbonden met de leer der Reformatie, laat staan met de leer van Christus/Paulus, enz. Dit kunt u nooit voor God overeind houden. Dat moet echt schuld worden.

DJK.: Ik zie het niet anders, het komt waarschijnlijk door wie ik gebakerd ben en onder welke leer en prediking ik geboren en getogen ben geworden, net als uw tante. Dat wil niet zeggen, dat ik hiermee een allemansvriend wil zijn, maar eerder wél des te meer het verdriet deel over de verdeeldheid op het erf der kerk, en onder Gods ware Kerk.

GPPB.: Dat laatste deel ik van harte met u, maar wees eerlijk, waar komt al die verdeeldheid vandaan? Komt het niet daarvandaan dat we zo nameloos afgeweken zijn van de leer der Reformatie, -de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze- die destijds zo helder geklonken heeft? En hoe worden degenen die aan deze bijbelse leer en de bevinding ervan vast willen houden niet alom verketterd? Wilt u daaraan schuldig staan? Wilt u uw broeders aan het front de kolen uit het vuur laten halen en zelf aan de zijlijn staan toekijken, of in de achterhoede uw poeltjes en philpotjes als knuffelbeertjes vertroetelen? Als we echt leed dragen om de breuk van Jozef, dan gaan we niet zielig doen en met een boekje in een hoekje zitten grienen, maar dan zullen we ons er voor over krijgen om in de geslagen bressen te gaan staan en de bazuin van Wet en Evangelie een helder geluid te geven. Dat redt je niet met Poel en Phil, maar door de Heilige Geest, Die in ons woont. Och, wat wordt de Geest toch zwaar bedroefd in onze dagen. Aan de ene zijde hebben we de fatalistische godsdienst waar de rechtzinnigheid van afdruipt, maar waar het leven ten enenmale wordt gemist. Aan de andere zijde hebben we 'het blije christendom' (uitdrukking van tante Lena) dat voor Jezus kiest, voor Hem in de rij staat, maar van hun drek niet gewassen is.

DJK.: Potappel, een vriend van Joh. van der Poel, heeft het wel eens gezegd: "Als daar een kerk of kerkverband op aarde was, die bij voorduur de breuke (waar Jeremia over schrijft) in het stof lag te bewenen, tussen God en hun ziel - dan werd ik daar lid van."

GPPB.: Ja, de breuk wordt meer als een pot appels in zilveren schalen besproken dan in de binnenkamer beweend, want dan zouden er wonderen gebeuren. De Kerk zit in de eenzaamheid en er kunnen er nog geen twee met elkaar lopen. Maar om een valse (PKN)eenheid zit ik niet verlegen. Dan maar liever in de eenzaamheid als een roerdomp in de woestijn. Ach, de Heere kan rivieren in de wildernis scheppen en een tafel toebereiden in de woestijn (2 Tim. 4:16-17).

DJK.: Hij wist ook niet bij welke aardse puinhoop hij zich aan moest sluiten, ondanks dat hij zich met meest verbonden voelde met enkele predikers uit de OGG. Ik heb te veel achting voor de voornoemde predikers aan wiens voeten ik onderwijs, tesamen met de moorman, heb mogen ontvangen, om te kunnen denken dat het dwaalleraars zijn.

GPPB.: Ja, die oude predikanten hadden nog enig charisma en soms een levende bediening, maar wat er zich heden-ten-dage allemaal aandient, dat kan me niet jaloers maken. Maar als u, beste vriend, als een moorman zijt zalig geworden, dan zult u uw weg met blijdschap reizen, want van die Moorman lezen wij: "En toen zij uit het water waren opgekomen, nam de Geest des Heeren Filippus weg, en de kamerling zag hem niet meer; want hij reisde zijn weg met blijdschap", Hand. 8:39. Hoort u het goed? En de kamerling zag hem niet meer, want hij was met het Lam ALLEEN tevreden. Bovendien heeft de Moorman NIET dat onderwijs gehad als u ontvangen hebt van Poel en Philpot, want toen Filippus zich bij de wagen voegde van deze verloren zondaar, die wel zijn gang in Jesaja 53 verklaard las, maar niet wist wie de profeet hier bedoelde, zo verkondigde Filippus hem terstond Jezus. Nou, dat 'terstond Jezus' wordt in de OGG niet gehoord en ook onder Poel en Philpot niet. Bij die Moorman ging de hel er aan vooraf, maar dat hebben we reeds verklaard in het boekje: "Buiten de legerplaats."

DJK.: Ik heb uw schriftuurlijke weerlegging gelezen en weet niet altijd wat ik hier op moet antwoorden, ik kan de bekering van de zondaar slechts zien aan de hand en in de volgorde van de heilsfeiten uit de Schrift en hoe deze zeer zakelijk geleerd en uiteengezet word in onze Heidelberger Catechismus.

GPPB.: U moet uw eigen inzicht prijs geven. Dat is werken met Gods Woord en er een eigen invulling aan geven. De volgorde van de heilsfeiten volgen elkaar niet op in tijd, maar in orde. Daarom heet het ook heilsorde. Wedergeboorte, rechtvaardigmaking, geloof, heiligmaking is de Kerk in een punt des tijds deelachtig. Zo ziet het geloof het ook, maar aangezien wij mensen alleen in tijdsbestekken kunnen denken, moet om die reden de leer des heils dan het slachtoffer wezen? Paulus sprak veel op een menselijke wijze omwille van de zwakheid des vleses van zijn hoorders, maar Paulus had maar een boodschap: Christus Jezus en Dien gekruisigd. In Hem heeft de Kerk alles, zowel de kleinen als de groten. Er is geen kind van God die voor de zaak staat van de vergeving der zonden, want dat kennen zij zielsbevindelijk zonder enig onderscheid. En degenen die menen dat zij ook nog wel een levend volkje zijn en deze zaak niet kennen, bedriegen zich voor de eeuwigheid. Ook de Heidelberger geeft geen enkele grond buiten de kennis van Christus. Het stuk der verlossing begint met Christus en niet met de ellendekennis die er aan voorafgaat. Dat wordt duidelijk geleerd en ook zo bevonden. Ook het zoeken naar Christus is absoluut te kort voor de eeuwigheid. CHRISTUS zoekt het verlorene, Hij vindt het en spreekt het vrij. Het zoeken naar Christus kenden de dwaze maagden ook, maar zij werden voor eeuwig buitengesloten. Het licht dat zij verspreiden was tijdgeloof, maar die lamp gaat voor eeuwig uit. Gods uitverkorenen voelen in het stuk der ellende dat zij onder de Wet zijn en onder de toorn Gods, en geen leven hebben aan hun ziel. Want het Leven is Christus en dat leven wordt massaal voorgesteld als een werking des Geestes, maar dat is hels bedrog. Het Leven is niet iets, niet louter een werking, maar een Persoon, namelijk Christus. Buiten de kennis van de Persoon van Christus, kan er van uitgestorte liefde in het hart geen sprake zijn. Ik weet wel waar genoemde dwalingen vandaan komen. Velen vereenzelvigen de trekkende liefde des Vaders waarmee Hij een zondaar tot Christus trekt, met de uitgestorte liefde van Christus in het hart van een verzoende zondaar. Trekkende liefde is absoluut niet hetzelfde als inwonende liefde. Iemand kan de werking des Geestes ondervinden, een zoete betrekking naar een onbekende God voelen, maar geheel ontbloot blijven van de Persoon van Christus. Dat wordt duidelijk geleerd o.a. in Hebr. 6:4-5. Ook de gelijkenis van de tien maagden spreekt boekdelen. U moet ook niet denken dat ik de leer van Du Marchie, Paauwe en Van de Groe volledig deel. Ik ga dat nu allemaal niet behandelen, dat kunt u uitgebreid op de website lezen.

DJK.: Geen van de bekeringen van de voonoemde leraren was hetzelfde, zij hadden onderling ook wel eens verschil van inzicht ergens over (bijv. de visie van Philpot over de H. Doop), maar aangaande leer en leven, voelden zij zich toch in de grote lijnen met elkaar verbonden in Christus Jezus.

GPPB.: Allemaal dezelfde bekering, want het is enerlei hart en enerlei gang (Jer. 32:39), behalve de omstandigheden en leidingen kunnen verschillen, alsook de mate des geloofs en het inzicht der Gods- zelf- en Christuskennis. Christus te kennen is noodzakelijk, van Hem gekend te zijn is de grond. Juist de doperse visie van de baptisten is de oorzaak van hun onzuiverheid in de heilsleer. Waarom heeft God een Reformatie gegeven? Omdat het toenmalige volkje toch allemaal lieve kinderen en knechten van God waren en t.a.v. hun dwaling geknipoogd heeft? Moet u nooit denken. Welnee, de Reformatie is het begin van het grote werk Gods dat nog een veel groter vervolg zal krijgen. Opdat Christus verheerlijkt worde en de Landman de vruchten er van heeft. Maar gerechtigheid gaat voor Zijn aangezicht. De dwalingen van de Nadere Reformatie zullen eerst uitgezuiverd worden, want God zal Juda's steden herbouwen uit de puinhopen, NEE, uit het stof!

DJK.: Ik heb het ds. Joh. van der Poel op een bandje wel eens horen zeggen over ds. Du Marchie van Voorthysen: "Dat het een kind en knecht des Heere is, geloof ik wel, alleen ben ik het met zijn prediking niet eens."

GPPB.: Zo kijk ik ook tegen broeder Poel aan en ook tegen Du Marchie.

DJK.: En toch was daar een onderlinge verbondenheid onder hen. Ds. van der Poel zag het niet anders. Moeten wij dan zeggen dat de prediking van Ds. Du Marchie onoprecht bedoeld was of vals was, verre van dat, deze man zag het ook niet anders. En dit heb ik nu hetzelfde met u, mijnheer Burggraaf, ik zou alleen bij tijden voor andere bewoordingen kiezen, en kan me niet vinden in uw stukjes wat u schrijft over ds. A. Moerkerken, en bijv. uw MBUMA verhaal over Ds. T. Klok en ds. G. Mouw. Voor mij zijn dit ware knechten en kinderen Gods, en al bent u het niet eens met hun leer en prediking, zou ik toch voorzichtiger zijn in het kiezen van uw woorden en uitdrukkingen aangaande deze mensen. U bestrijdt hun prediking en leer, omdat ú het uit de Schriften anders ziet dan zij, en bent hen toch een broeder, maar schrijft over hen in uw scherpe bewoordingen en uitdrukkingen, niet altijd, hoe broeders dit betamen te doen jegens elkaar.

GPPB.: Dat is waar, een ieder verstaat het naar hij licht ontvangen heeft, maar vertel me niet dat de allegorische dwaalleer door licht van Boven verkregen is, want dan maakt u de Heilige Geest tot een werkmeester der zonde. Godslasterlijker kan niet. Voor u wordt het wel heel gevaarlijk om genoemde dwalingen aan de hand te houden, nu u zo uitgebreid gewaarschuwd bent. En als u de dingen niet zo verstaat, dat is niet zo heel erg, maar probeer dan ook niet een valse leer te verdedigen, want dan kunt u zich nooit meer beroepen dat u het in onwetendheid hebt gedaan (Hand. 3:17 - 1 Tim. 1:13).
Het boek van ds. Moerkerken heb ik uit. Ik heb de man in het verleden vanuit de liefde benaderd, maar nooit een briefje terug ontvangen. In de Saambinder heeft hij zijn gal gespuid. Ik ben echter lang niet de enige die de leer van Moerkerken met Gods Woord gekraakt heeft tot in de wortel en hierbij doel ik echt niet op Blaauwendraad, Van der Zwaag, C. Harinck en Hegger, die zonder uitzondering de dwaling met de dwaling bestrijden. Ik heb het over geoefende kinderen Gods, die de listen des satans niet onbekend zijn. Moerkerken is een valse leraar, iemand die het t.a.v. de leer allemaal van horen zeggen heeft en zielen bedriegt voor de eeuwigheid. Een slaafse volgeling van DR. Comrie waartegen DS. Comrie de tucht had gehanteerd, mede omdat ds. M. Comrie tot kerkvader van de Ger. Gem. verheven heeft en ds. G.H. Kersten op één lijn zet met de reformatoren. Wat een gifmengerij. En wat denkt u, dat Christus dit allemaal met lede ogen aanziet? Kohlbrugge heeft de Afscheiding de vloek van de HEERE Zebaoth aangezegd. Lees de brief aan Brummelkamp. Het is allemaal zuiver op Gods Woord gegrond. Zelfs ds. Van der Poel drong er bij zijn gemeenteleden op aan de werken van Kohlbrugge te lezen, hetgeen Moerkerken NOOIT zou doen. Nee, want dan moet 'ie zelf overboord, gelijk ook tante Lena sprak. Bij Van der Poel was er niets verloren, want daar wist de man bevindelijk van om verloren voor God te liggen en om in dat oordeel te worden vrijgesproken. Als Van der Poel nog in leven zou zijn, ging ik bij hem kerken, want in zijn preken kwam het leven nog wel eens openbaar. Nou ga ik niet op de Van der Poel-toer, nee, want ik zou ook Van der Poel zeker wijzen op zijn dwaalzieke wedergeboorteleer waarmee ook hij bezet was. God moet God blijven en Zijn Woord Zijn Woord. Wie daarvan afdoet, heeft zijn laatste benauwdheid nog niet gehad. Dat geldt zeker voor Gods volk en knechten als zij van de gezonde leer afwijken en zich niet laten gezeggen. En het gaat hier niet over een onbekende dwaling, maar over een HEERSENDE, maar men laat zich niet gezeggen. L.M.P. Scholten heeft zelfs gezegd dat in de GGinN-gemeenten geen preken van Calvijn gelezen worden, want dat zou teveel beroering teweeg brengen. Wee mij, als ik deze van God vervloekte religie niet zou doorsteken met het Goddelijke Woord. Ook ds. Klok heb ik een broederlijke brief geschreven, maar hij was te hoogmoedig om te antwoorden. Hij maakte ondertussen wel van de preekstoel een steekstoel om zijn gif op ondergetekende te spuien. De Heere heeft mij getoond dat Hij hen gezonden heeft een kracht der dwaling, opdat zij de leugen zouden geloven (2 Thess. 2:11). U bent dus ernstig gewaarschuwd op te houden met die "knechten van God"-afgoderij, ten koste van de eer van Christus. Als uw bekeringsverhaal waar is, en ik heb dat in liefde aangenomen, dan gaat u niet meer vrijuit, want het geloof is geen privé-terrein. Van der Poel en genoemde overleden predikanten, hebben waarschijnlijk nooit weerleggingen ontvangen als brieven zoals dezen en ouderlingen die geroepen zijn om op de prediking toe te zien, zijn ook ver te zoeken in onze dagen. Dat is de oorzaak van al die breuken, geachte vriend. God werkt nooit eenheid ten koste van de waarheid. De verschillen zijn te fundamenteel en men weet niet meer wat men leert, noch wat men bevestigt, de zeldzame uitzonderingen daar gelaten.

DJK.: Deze mannen spreken/spraken van een toeleidende weg tot Christus, van de beloften naar de Belover, waar u niets van moet hebben, maar aangaande het werk wat Christus verworven heeft voor Zijn Kerk, daar voelt u zich toch wél met hen mee verbonden ?

GPPB.: Wees ervan overtuigd dat een valse bevinding veel erger is dan een zuiver objectieve prediking die van de bevinding ontbloot is. Ik voel me verbonden met allen die Christus in onverderfelijkheid liefhebben en het voor de ere Gods opnemen in leer en leven. De toeleidende weg tot Christus is slechts een wegversmalling op de brede weg. Als het zo gepreekt wordt, akkoord, want de Deur (de Enge Poort) is Christus (Joh. 10:7). Wie niet door de Deur der schapen is gegaan, is NIET wedergeboren. Dat zegt Christus Zelf in Johannes 10:1: "Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Die niet ingaat door de Deur in den stal der schapen, maar van elders inklimt, die is een dief en moordenaar."

DJK.: Het is en blijft de dwaasheid der prediking, en alleen Gods Woord heeft hier het laatste woord in - en beide kanten zeggen dat ze het alzo van den Heere uit Zijn Woord geleerd hebben -, die de Heere gebruikt om vuile zwarte zondaren te roepen en te zaligen door het bloed van Jezus Christus, niet om de zaligheid van de zondaar maar tot verheerlijking van Zijn naar waarde nooit genoeg volprezen Heilige Naam. "Ik ben die Ik ben, de Alfa en de Omega, Hij laat nimmer varen het werk Zijner Goddelijke handen!" U mag me nogmaals antwoorden als u de tijd en begeerte daartoe hebt, maar laten we het er daarna bij laten. Hartelijke groeten, DJK.

GPPB.: Vanzelf blijft het de dwaasheid der prediking, maar dat is geen vrijbrief tot allerlei dwalingen. Die moeten bestreden worden, gelijk God de profeten en de apostelen geboden heeft. En als er heersende bannen zijn omtrent de leer, dan moet het zwaard des Woords erin. Beide kanten kunnen wel van God geleerd zijn, maar de Heere gebruikt NOOIT de dwaling om Zijn Kerk te vergaderen en te bekeren. Vergeet het maar. Als het niet is naar het Woord zal het geen dageraad hebben. En daarvan zijn de vruchten zichtbaar, tastbaar en hoorbaar. Een ieder ziet maar toe. En als Christus de Alpha is, [en dat is Hij] dan moet u Hem ook als het Begin van het geestelijke leven eren, want Hij is het Begin der Schepping Gods (Openb. 3:14) en vanzelf ook het Begin der herschepping Gods. We hebben u bewezen dat het Begin der wedergeboorte geen werking des Geestes kan zijn, hoewel door de Geest gewerkt, maar dat Christus Zich als Persoon openbaart aan een door de Wet verdoemde ziel. Christus openbaart niet iets, maar Zichzelf, eenswezens met de Vader en de Heilige Geest. Twee naturen in 1 Persoon, ja, als het vleesgeworden Woord. En als Christus de Omega is [en dat is Hij], dan zullen we Hem willen eren en Zijn kroonrechten verdedigen. Christus alleen, Christus geheel, Christus alles. Amen.

(wordt vervolgd op volgende blok).

IN GESPREK MET DHR. ALLEGORIE (7)        
Plaats in winkelmandjeMandje
DJK.: Hartelijk dank, voor het bijbels beantwoorden en ontbinden van de vele vragen en raadselen, waarmee ik liep. Ik zal trachten mezelf te gaan verdiepen in de brieven van Paulus, al vind ik ze, met Petrus gezegd, ook zeer zwaar te verstaan. Maar wat zou het groot zijn als den Heere, deze leer van Christus Jezus, mezelf zou willen leren. Want niet door menselijke kracht of wijsheid of door geweld, maar door Mijn Geest zullen ook deze dingen geleerd en verstaan moeten worden. (Ik zal me wel weer krom uitdrukken....?) Ik heb u in eerste instantie dit niet geschreven, om door u de handen opgelegd te krijgen of ingezegend te worden, want daar gruw en walg ik ten zeerste van. De psalmdichter zegt het zo: "Ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord!" Ik heb u er slechts een weinig van verteld om aan te tonen - waarom - ik zo ben gaan denken en redeneren, aangaande hetgeen de Heere uit genade heeft willen werken én onder welke prediking ik onderwezen en gebakerd ben geworden. De Heere is mijn getuige dat ik de waarheid gesproken heb aangaande hetgeen Hij heeft willen verheerlijken in mijn leven, maar u bent wél een van de weinigen die het geduld en de gave heeft verkregen, om me in deze te verdragen én enigszins mijn geestelijk leven te willen en kunnen verklaren.

Psalm 119 :25
"Gedenk aan 't woord, gesproken tot Uw knecht,
Waarop Gij mij verwachting hebt gegeven;
Dit is mijn troost, in druk mij toegelegd,
Dit leert mijn ziel U achteraan te kleven;
Al 't geen Uw mond aan mij had toegezegd,
Gaf aan mijn hart vertroosting, geest en leven."

God's zegen toegewenst in al hetgeen u nodig heeft, en wees Gode bevolen, bij Christus Jezus die Zijn genade niet verkwist, maar Zich nog aan verkwisters weg wil schenken. - Aan armen uit genade!

GPPB.: "Dankt God in alles(!); want dit is de wil van God in Christus Jezus over u. Blust den Geest niet uit. Veracht de profetieen niet. Beproeft alle dingen; behoudt het goede. Onthoudt u van allen schijn des kwaads. En de God des vredes Zelf heilige u geheel en al; en uw geheel oprechte geest, en ziel, en lichaam worde onberispelijk bewaard in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus. Hij, Die u roept, is getrouw, Die het ook doen zal", 1 Thess. 5:18-24.
De God des vredes Zelf zij met u en Hij onderwijze u uit de volheid van Zijn genade!

DJK.: Geliefde broeder en dienstknecht in onzen Heere Jezus Christus. Vanavond is daar een wonder gebeurd, een wonder wat ik van den Heere heb afgesmeekt, en ik mag u zeggen dat ge deze week, in uw schrijven naar mij, niet te vergeefs hebt gearbeid. Het is nu 23:30 uur, ik ben nog even naar de zaak gereden, want ik kon het niet laten u van mijn vreugde en blijdschap juist deze avond nog even te vertellen. Het mag u misschien hopelijk tot troost en vreugde zijn, dat God nog van u afweet, wat is Hij toch eeuwig goed voor albedervers. Hij wilde u nog gebruiken, om een dwaas in zichzelf, die een dienstknecht van God wilde terechtwijzen, met ijdele en dwaze uitdrukkingen, te onderwijzen in de leer van Christus Jezus, onze Heere. Komt luistert dan toe wat mij den Heere deed ondervinden:
U bent verwaardigd geworden om deze week te hebben mogen verklaren, hetgeen er 3 jaar geleden in mijn arme ziel tot Heil is verheerlijkt geworden, tot eer van God, en tot zaligheid van mijn arme ziel.
Toen u daar schreef, dat ik geen pleitgrond had gekregen maar wél een rechtsgrond, en dat een geboren Christus in het hart - een geschonken Christus is van achter het Vaderlijke Recht, dacht ik bij me zelf: "Zou het dan toch waar zijn geweest zijn, hetgeen ik voor mezelf niet durfde te geloven, die grote zaak, die ik, niet vanwege de kracht en de waarheid waarmee het gesproken werd - maar vanwege de grootheid daarvan - mezelf niet durfde te eigenen." En nog was het, dat ik met die ongelovige-gelovige Thomas het moest betuigen: "Ik zal het alleen geloven als ik Hem zelf met eigen ogen gezien heb!" (niet exact die woorden, maar wél die zaak). En nou wist ik dat daar een waar dienstknecht des Heeren vanavond moest preken, bij ons in een schoolgebouwtje op dorp, toen heb ik den Heere vurig gesmeekt of daar toch bevestigd mocht worden vanaf die kansel, van hetgeen u me heeft verklaard en in hebt onderwezen. Ik wist dat het een waar knecht en kind van God was, één van de weinige, net als u, niet anders wenst te preken als van een geschonken Christus van achter het Recht des Vaders, voor en aan een helwaardige in zichzelf. En daar gaat die man preken over die Bornput uit Bethlehem, waar David uit wenste te drinken (uit 2 Samuel 23:15). "En David kreeg lust, en zeide: Wie zal mij water te drinken geven uit Bethlehems bornput, die in de poort is?" David kreeg lust te drinken uit die bornput, en zo werd ik bepaald hoe ik daar 3 jaar geleden mocht dorsten naar het Bloed van die meerdere Bornput, en ik als een helwaardige ging schreeuwen vanbinnen: "Heere, wees mij zondaar genadig......" (ik heb u er van verteld - het is beter te bewonderen en te beleven dan er van en uit te vertellen). En dan gaat die man het zo LETTERLIJK zeggen, bijna aan het einde van zijn preek: "Volk, vond je het toen geen wonder, toen je daar in een punt des tijds verloren mocht gaan onder dat Goddelijke Recht als een helwaardige, en daar Christus kreeg geschonken uit de handen des Vaders met die woorden: "Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven!"
En daar moest ik bij vernieuwing weer wenen op mijn stoeltje, want in mond van twee of drie getuigen zal alle Woord bestaan!!! De Heere wilde nog bij vernieuwing afdalen uit de Hemel in de moordspelonk van mijn arme ziel, en me bij vernieuwing nog bevestigen dat Heil wat Hij ook voor mij heeft bereid, en dat voor zo één als ik ben. Ik kon mijn tranen van vreugde niet op van innerlijke blijdschap, en wilde u laten delen in mijn vreugde. Terwijl ik dit schrijf, zit ik nog steeds te wenen vanwege Gods goedheid voor zulk een doorbrenger als ik ben. Ik kon het niet laten u van dit wonder Gods te vertellen. Komt, maak dan God met mij groot... Geef me je adres dan stuur ik je het bandje - en zou je dit aub niet op internet willen zetten, niet dat ik mij het Evangelie van Christus schaam of je openlijk niet in het gelijk wil stellen, maar ik heb in mijn leven nu al genoeg dominees een kroon op het hoofd gezet of bewierookt. Laten we dan den Heere danken, en Hem alle ere geven die Hem eeuwig toekomt. Ik hoop dat je mijn dwaasheid wil vergeven, in de Broeder onzer broederen.

GPPB.: Hartelijk geliefde broeder in de meerdere Boaz. De grootste dwaas ben ik en alleen dwazen om Christus wil verblijden zich in de Wijsheid Gods, Hetwelk is Christus Jezus, onze enige Wijsheid, onze enige Gerechtigheid en onze enige Heiligmaking voor God (1 Kor. 1:30). O, wat zijn Gods wegen tot wonderlijk en aanbiddelijk, lieve vriend! Ja, het wonder om het eigendom van Christus te mogen zijn, is werkelijk te groot om het eigenlijk goed te geloven. En daarom, lieve broeder, loopt die meerdere Boaz zo dikwijls Zijn dwalende Bruid achterna, om in haar te bevestigen hetgeen Hij ooit in de ziel gesproken heeft vanuit het recht des Vaders. En dat zijn geen woorden, maar zaken, nee, Hij is het Zelf. "Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven." Hij heeft niet alleen de bloedprijs betaald, maar Hij is ook in onze plaats gaan staan, tot zonde gemaakt, een vloek geworden zijnde, opdat vervloekten vrijuit zouden gaan. Ik heb niet anders dan dood en doem, maar Christus heeft al het Zijne eraan gegeven, opdat Hij die ene Parel van grote waarde zou kunnen kopen.... ZIJN BRUID! Het is toch niet te geloven, geliefde vriend. Wij verstaan het zo dikwijls de verkeerde kant op. Van beneden naar boven, dat is "onze bekering", maar Christus komt van boven naar beneden en roept het Zijn doodbrakende Bruid toe: "Toon Mij uw gedaante, doe Mij uw stem horen..."
"Ja, maar Heere, ik ben zo zwart als de tenten van Kedar, een groot beest en een dode hond, met een hart vol onreine vogelen. Heere, besteedt aan mij maar geen moeite, maar spreek slechts 1 woordje, dan zal ik zelf wel naar de hel gaan..."
En weet je wat die lieve Borg dan zegt? "Want uw stem is zoet, en uw gedaante is liefelijk."
Ja, dan zou je hart barsten van de liefde, vanwege Zijn liefde voor een goddeloze hoop. En daar blijft die getrouwe Borg maar mee doorgaan, met het achterna lopen van Zijn dwalende Bruid, om Zijn Testament in haar te verzegelen: "Ik voor u..." "En ziet, Ik ben met ulieden, al de dagen, tot de voleinding der wereld", Matth. 28:20. Immanuel, God met ons! Dat is heden eeuwig Alles, Amen! Meer heb ik niet en met minder ben ik niet tevreden. Jezus alleen, Jezus geheel, Jezus alles! Amen. Ik kan het echt niet laten om te plaatsen hetgeen de Heere gewrocht heeft. Laat de godsdienst maar smalen, laat de hel vrij woeden, wij hebben 's Vaders Zoon aan boord en 't veilig strand voor 't oog. Je zou er van gaan zingen, want de stenen zouden gaan spreken als wij erover zouden zwijgen. "Want onze Koning is van Isrels God gegeven." Laat de godsdienst hun keuzes doen, laten wij ons in Hem verblijden, lieve broeder, over Zijn verkiezende liefde tot de goddelozen, over Zijn herscheppende liefde van dode honden, over Zijn onderhoudende liefde van albedervers, die het ook wel eens stamelen mogen: "Ik ben zwart, doch lieflijk in Zijn ogen." Hij, Die bergen vlak maakt en zeeën droog.

"O Jeruzalem! Ik heb wachters op uw muren besteld, die geduriglijk al den dag en al den nacht niet zullen zwijgen. O gij, die des HEEREN doet gedenken, laat geen stilzwijgen bij ulieden wezen! En zwijgt niet stil voor Hem, totdat Hij bevestige, en totdat Hij Jeruzalem stelle tot een lof op aarde", Jes. 62:6-7.

LAAT GEEN STILZWIJGEN BIJ ULIEDEN WEZEN...

"Sion, gij verkondigster van goede boodschap, klim op een hogen berg; o Jeruzalem, gij verkondigster van goede boodschap, hef uw stem op met macht, hef ze op, vrees niet, zeg den steden van Juda: Zie hier is uw God! Ziet, de Heere HEERE zal komen tegen den sterke, en Zijn arm zal heersen; ziet, Zijn loon is bij Hem, en Zijn arbeidsloon is voor Zijn aangezicht. Hij zal Zijn kudde weiden gelijk een herder; Hij zal de lammeren in Zijn armen vergaderen, en in Zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtjes leiden", Jes. 40:9-11. Ontvang de hartelijke groeten, broeder, en de liefde Gods die alle verstand te boven gaat, zij en blijve met u.

DJK: Geliefde broeder. Wat ik bedoelde met het plaatsen op internet, is dat ik bang was voor zelfbedoeling en domineesverering waar ik, wellicht onbewust en onbedoeld, te lang in heb geleefd en heb gezondigd. Maar als je denkt dat het tot stichting van onze naasten kan wezen, en bovenal tot de ere des Heere, doe het dan maar. Ik zal trachten je op te dragen bij den Heere, voor hetgeen waartoe Hij u geroepen en bekwaam gemaakt heeft en tenslotte heeft uitgezonden onder de volkeren. Bij Hem, die nooit moede en zat wordt om naar Zijn duurgekochte ontrouwe Kerk te horen.

PS. DJK.: Hierbij nog even het bewijs van verzending van het postpakket. Daarnaast nog een briefje van mij aan één van mijn hartevrienden na mijn op-één-na-laatste mail aan u, toen ik er van overtuigd begon te raken dat u wel eens gelijk kon hebben, qua leer - en bakeren etc. Mijn vraag aan u, heb ik mij zo kortelings goed verwoord, naar het Woord - naar hen toe? U heeft al zoveel tijd aan me besteed en onderwijs gegeven, drie nachten weinig slaap vanwege zo'n dwaas als ik, maar hopelijk wordt het u niet te veel. Ik voel en vrees er nu al zo voor dat ik straks al mijn vrienden zal verliezen vanwege deze uitleg van leer, waarvan u mij vanuit het Woord heeft overtuigd. Het druist allemaal zo in tegen onze heimelijke bekering in, en we zijn er zo'n vijand van, zelf ook 18 jaar een vijand van geweest (lees maar in mijn brief aan ds. NN- en dit gevoel ik nu ook zo bij die paar vrienden waar ik nog wel eens kom. Het vrome zgn. bekeerde vlees wil hier niet voor buigen, want dan heeft het niets meer in handen, en dan moet alles onzer overboord om verloren en verdoemelijk en helwaardig voor God te worden, en wie wil dat? Wat heb ik hier zelf lang tegen gevochten om in mijn zgn. bekering voor God overeind te blijven, maar toen den Heere er mij voor ging in winnen om een helwaardige voor Hem te worden, toen ging het vanzelf - Wat een geheim is dat toch....! "Wie zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen - maar wie hetzelve zal verliezen, om Mijnentwil, die zal hetzelve behouden!" (Hier ben ik gedurig bij bepaald geworden). Gisteren zei de satan nog tegen me van binnen: "Straks gaat er over het hele dorp - DJK IS GEK GEWORDEN!!!- 18 jaar heeft hij het tegendeel lopen verkondigen, bij vergeleken wat hij nu weer via een ander gehoord heeft, en nu ook zelf loopt te verkondigen!" U bent slechts het middel geweest, het was de Heere Die het schonk, en al zal ik iedereen die me lief en dierbaar is geworden dan moeten verliezen, omwille van deze zaken en leer, dat zij dan maar zo - als ik dan Christus Jezus maar over mag houden. Gisteren had ik er wel verdriet van, maar de Heere zegt het toch in Zijn Woord: "Wie vrouw en kinderen liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig!" - Maar ik vrees nu die aankomende strijd, dat ik de gehele vrome bekeerde godsdienst van het dorp mijner inwoning over me heen zal krijgen, maar die ik, indien nodig, toch met liefde tot den Heere en hopelijk gewilliglijk zal gaan moeten bestrijden. Toen leefde er dit zo van binnen: "HEERE, maak me gewillig - en wil me ook hier voor inwinnen, en stuur die hellehond weg van me!"

GPPB.: Welkom onder het kruis van onze dierbare Veldoverste, Heere en Heiland. Ik moet uw brieven aan ds. NN en aan dhr. D. nog goed lezen om er een antwoord op te kunnen geven. Ds. NN heb ik als zeer gevaarlijk leren kennen aangaande zijn vervalsing van de leer van Christus. En Paulus zegt door de inspiratie des Heiligen Geestes geen onduidelijke taal in Galaten 1:8-9. En daar mag ik ook niet in sjoemelen. WEE mij als ik het wel doe. Ja, de gevolgen van het staan in de vrijheid, waarmee Christus ons vrijgemaakt heeft, zijn niet gering. Zelfs Gods (betoverde) volk zal je verlaten. Er zij eens een leraar tegen mij, toen ik pas in de vrijheid stond: "Jongen, weet je nu wie je het meest gaan haten? Jij denkt de godsdienst, nee, het is Gods volk! Gods volk dat wederom in dienstbaarheid verkeert vanwege een totaal verkeerde bakering in de prediking." Ja, van dezulken krijg je het meeste last. Dat zijn papkinderen en hebben nog een wortel in de Wet. (In onze dagen zijn het overigens meer bastaardkinderen, die wel de naam hebben dat ze leven, maar in werkelijkheid zo dood zijn als een pier). Papkinderen zijn nog te corrigeren, hoewel dikwijls alleen met de scherpte van het Woord, maar bastaardkinderen zijn dienstbare sigorei-kinderen (kunstkoffie) onder de Wet en de zoon der dienstbare zal niet erven met de zoon der vrije (Gal. 4:30). De betoverde Galaten (Gods aanvankelijke volk) echter, bejegende ook Paulus vijandig toen hij hen scherp de wacht aanzegde (Gal. 3). Dus je moet op vijandschap rekenen onder hen die Mozes heimelijk koesteren naast Jezus. En dat is dan ook de reden dat vele huichelaars zich bij Gods (betoverde) volk (voorzover ze er nog zijn) voegen, omdat zij niet meer ontmaskerd worden, maar worden ingezegend op en onder de kansel. Het is onder ons rechtzinnig volksdeel gemeengoed dat men geschenken (geloof jij het van mij, dan geloof ik het van jou) aanneemt en het recht buigt, zoals ook van de zonen van Samuël beschreven staat. Wat dat betreft spreekt Paulus geen vreemde taal voor mij als hij zegt: "In mijn eerste verantwoording is niemand bij mij geweest, maar zij hebben mij allen verlaten. Het worde hun niet toegerekend. Maar de Heere heeft mij bijgestaan, en heeft mij bekrachtigd; opdat men door mij ten volle zou verzekerd zijn van de prediking, en alle heidenen dezelve zouden horen", 2 Tim. 4:16-17. In de totale eenzaamheid (wat betreft het staan in de kerk) en toch niet alleen. En ik heb ook de grootste gemeente van allen. Vier- tot vijfduizend (soms meer dan zes) bezoekers per maand all over the place. Maar als we mogen zien wat het HEM gekost heeft, ach, broeder, dan ontvangen wij slechts speldeprikjes. Ja, u zult heel het 'vrome en bekeerde' dorp over u heenkrijgen, inclusief haar voorgangers, maar weent niet, geliefde vriend, ik heb heel recht- en linkszinnig Nederland, inclusief hun voorgangers over me heen gekregen, uitgezonderd enkele broeders en zusters ONDER HET KRUIS. Het gros van Gods volk heult met de godsdienst en leeft niet meer onder het kruis, maar in het vlees. Het gaat door lijden tot heerlijkheid. Ik kom absoluut niets te kort, want de Heere is aan mijn zij, Hij ondersteunt mij gedurig in het leed dat mij genaakt. Ik heb absoluut niets te klagen, dan alleen over mezelf. De Heere is goed voor een dode hond en een brandhout voor de hel. De duivel is zo doortrapt nog niet als mijn eigen bedorven hart. Maar dan toch gegrepen door Hem, Die ons heeft liefgehad met een eeuwige liefde. Ik weet het niet; Hij weet het. Ik ben het niet; Hij is het. Ik heb het niet; Hij heeft het. Wég met dat "ik", HIJ! Eerst was het: "ik en Christus", vervolgens: 'Christus en ik', maar nu mag het zijn: Christus alleen, Christus geheel, Christus alles. Ook als alles tegen getuigt, je vlees, je waarneming, je ongeloof, "HOUDT HET DAARVOOR dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus, onzen Heere", Rom. 6:11. En dat zeggen alleen diegenen die met Paulus inleven en belijden: "Want wij weten, dat de Wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde. Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; want hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik." En even verder getuigt de apostel: "Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Ik dank God, door Jezus Christus, onzen Heere." (Rom. 7).

PS. GPPB.: Dhr. Allegorie heeft inmiddels een meta morfose ondergaan en schrijft achter mijn rug om het volgende laaghartige en judasachtige stuk:

"De leer die GPPB. mag verdedigen, is vrij zuiver, echter hij brengt het als een klinkend metaal. Maar u heeft er werkelijk veel van weg. Ik heb uw mailtje gezien bij z'n ingezonden stukken. U zult het waarschijnlijk best met hem kunnen vinden, want ook hij is zo'n persoon die meer let op de woorden van de zaken, i.p.v. op de zaken van de woorden te letten. Ik wil u slechts waarschuwen voor deze man, daar ik hem van naderbij heb leren kennen. Hij heeft meerdere gezichten, en is in zijn handel en wandel zeer leugenachtig en vreselijk onbetrouwbaar. Dit vloekt werkelijk tegen de leer die hij mag verdedigen, en zijn vele liefdeloze geschrijf. "Leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben, en nederig van hart", zijn woorden waar hij nog nimmer van heeft gehoord, en de gestalte van Nathanael zekerlijk ook niet, "ziet daar een Israeliet, in dewelke geen bedrog is…" Wat ben ik van deze man geschrokken…. Ontzaggelijk! Dit is werkelijk geen zwartmakerij."

GPPB.: Dus dhr. Allegorie lastert nu hetgeen hij als een zegen en bevrijding ervaren heeft. Of heeft hij altijd gelogen? God weet het. Of zou het dit wezen: "Een broeder die in de dienstbaarheid is teruggekeerd wordt je felste vijand." Heere, Heere, Gij weet het! Als DJK de Uwe is, breng hem terug, lieve Heere. In Jezus Naam, amen!

http://www.derokendevlaswiek.nl/INGEZONDEN_STUKKENHEBT_UW_VIJANDEN_LIEF.html

http://www.derokendevlaswiek.nl/ARTIKELEN_2008BEDRIEGELIJKE_ARBEIDERS.html


http://www.derokendevlaswiek.nl