|
|
IN GESPREK MET DHR. ALLEGORIE (5)
| |
|
|
DJK.: Wat betreft de geestelijke uitleg en de allegorie van het boek Ruth, het volgende. Ik heb u geschreven dat God's Woord geestelijk is en geestelijk verstaan moet worden, wat naar het vlees is wordt vleselijk verstaan, en wat naar de Geest is geestelijk.
GPPB.: Uw verstaan van het boek Ruth is in strijd met de heilsleer zoals voornamelijk Paulus die in zijn brieven, met name Romeinen en Galaten geïnspireerd geschreven heeft. Het traject van Ruth en de discipelen is heilshistorie, maar geen heilsleer. De leer van Christus is dan ook geen heilshistorie, maar heilsleer. En dat wordt door de dominee's die u (verkeerd) gebakerd hebben omgedraaid en daarmee wordt de Schrift geweld aangedaan. Dat mag nooit getolereerd worden, ook niet al betreft het knechten van God die het kindschap deelachtig zijn. Ik heb u het conflict tussen Paulus en Petrus ten voorbeeld gesteld en Petrus was een hooggeplaatste apostel. Paulus hanteert de tucht van het Evangelie en bestraft Petrus in aller tegenwoordigheid en noemt niet eens zijn naam erbij (Gal. 2). Petrus mag er voor bukken en hij zegt later in 2 Petrus 3:15-16: "En acht de lankmoedigheid onzes Heeren voor zaligheid; gelijkerwijs ook onze geliefde broeder Paulus, naar de wijsheid, die hem gegeven is, ulieden geschreven heeft; gelijk ook in alle zendbrieven, daarin van deze dingen sprekende; in welke sommige dingen zwaar zijn om te verstaan, die de ongeleerde en onvaste mensen verdraaien, gelijk ook de andere Schriften, tot hun eigen verderf." En als Petrus met zijn overmoedigheid de borgtochtelijke gang van Christus wil verhinderen, dan krijgt hij uit de Goddelijke mond van Christus aangezegd: "Ga weg achter Mij, satanas! gij zijt Mij een aanstoot, want gij verzint niet de dingen, die Gods zijn, maar die der mensen zijn", Matth. 16:23. Geliefde vriend, de bestraffing van Christus jegens Petrus' hoogmoed is meer dan van toepassing op de dwaalleer waarin u gebakerd bent en is vanzelf ook van toepassing op degenen die deze schrikkelijke dwaalleer leren, OOK als het uit onkunde aan de hand gehouden wordt. Het gaat me zozeer aan het hart, dat ik ook deze brief van u tussen uw regels doorloop en dan zal ik trachten aan te tonen dat de dwaalleer waarin u gebakerd bent voortkomt uit nederige hoogmoed. Ook ligt het er driedubbel dik bovenop, geliefde vriend, dat u genoemde predikanten een eerkroon geeft ten koste van de alleen geldende autoriteit van het Woord. Dat is afgoderij, hoewel ik dat wel begrijp, maar absoluut niet kan billijken. Heeft Van der Poel u gezaligd? Heeft Lamain u bekeerd? Overdenk ernstig dat u de eer aan gesneden beelden geeft als u vasthoudt aan de dwaalleer die u door mensen is aangeleerd, al zijn het ook Gods knechten. Zij hebben zeer ernstig gedwaald in de leer. Die oren heeft die hore wat de GEEST tot de gemeente zegt: "Een zoon zal den vader eren, en een knecht zijn heer; ben Ik dan een Vader, waar is Mijn eer? En ben Ik een Heere, waar is Mijn vreze? zegt de HEERE der heirscharen tot u, o priesters, verachters Mijns Naams! Maar gij zegt: Waarmede verachten wij Uw Naam?" Mal. 1:6.
DJK.: En zo geloof ik dat Christus zich verborgen heeft gehouden voor de wijzen en de verstandigen die in het vlees waren, en Zich aan Zijn kinderen geopenbaard heeft, die in de Geest waren.
GPPB.: Ik ben echt geen woordenweger, maar u moet niet uw geloof in de weegschaal leggen, maar zeggen: "Er staat geschreven..." Gods Woord leert het en al begrijpen we het niet, dan aanbidden we het toch, omdat God het gezegd heeft. Gods Woord is niet waar omdat wij het geloven, maar omdat het Gods Woord is.
DJK.: Wanneer ik u dan schrijf over Ruth, dan wist ik ook wel dat Ruth in Moab tot God bekeerd is geworden, en hiervan, beproefd door Naomi aan de grens tussen Moab en Israel, een goed getuigenis mocht geven. Wat ik u echter bedoelde te verhalen/vertellen is het geestelijke beeld en de geestelijke lijnen/onderwijs dat hier in ligt, waarbij Ruth gezien moest worden als de Kerk van Christus, de akker van Boaz als God's Woord, en Boaz als een type van Christus.
GPPB.: Ik heb u juist duidelijk willen maken dat de allegorische invulling die u daaraan geeft, verre van bijbels is. Vanzelf liggen er typen van de Kerk en van Christus in het Boek Ruth verklaard, maar u legt geen typen, nee, u maakt heel de weg van Ruth exemplarisch als zijnde dat de bekeringsweg voor Gods Kerk. Hetzelfde doet u met Boaz, waarin Boaz in al zijn handelen de Christus moet voorstellen. Kijk, dan is het geen typologie meer, maar dan wordt heilshistorie ineens tot heilsleer verheven en dan kom je onherroepelijk in strijd met de bijbelse heilsleer, zoals Paulus die voornamelijk heeft opgetekend. Als ik u vraag om de gang van Ruth zoals door u beschreven te toetsen met de heilsleer zoals die geleerd wordt in de Romeinenbrief en Galatenbrief, dan kan ik u verzekeren dat u het ineens niet meer weet. De allegorische verklaring van het boek Ruth staat geheel op zichzelf, maar de Schrift moet altijd met de Schrift vergeleken worden en mag nooit met elkaar in strijd zijn. Als u dat zou onderschrijven -en welk kind van God zou dat niet gaarne willen doen?- dan zou u met de allegorie totaal vastlopen en het terstond verwerpen. De allegorische verklaring van het boek Ruth ligt heel lekker voor het vrome vlees, want dan gaat de mens zo zoetjes aan op Jezus aan, maar zo werkt de Heere niet. Waarom reageert u altijd vanuit uw eigen wereldje en wat zeggen u dan de onfeilbare Schriftgegevens die ik u heb aangereikt omtrent de bediening der Wet die aan het geloof voorafgaat?? Noemt u dat mijn visie? Is hetgeen Paulus door de inspiratie des Geestes geleerd heeft een visie van GPPB.? Dat zegt u feitelijk in uw verhaal. Als de Schriftgegevens waarmee we uw dwaalleer hebben aangetoond en weerlegd ineens mijn visie moeten heten, gooi dan de Bijbel maar weg. Wat heeft Gods Woord dan nog voor betekenis? Dat u een en ander niet verstaat, kan ik billijken, maar wat bij u te bestraffen is, dat u Gods Woord terzijde schuift en er helemaal niet opingaat. U beroept zich uitsluitend op Van der Poel, Lamain enz. Hebt u nu niet in de gaten, beste broeder, dat u vlees tot uw arm stelt? En daarom zit u nu in de duisternis. Denk er om Jezus' wil eens ernstig over na voor Gods aangezicht.
DJK.: En als u nu zelf ook het boek van ds. Joh. van der Poel kent, dan weet u ook wel met welke strekking ik dit bedoelde, en vind het daarom jammer dat u dit, ondanks dat u dit een uitleg vindt die indruist tegen de Schrift, in uw antwoord aan mij geheel uit zijn verband trekt, daarmee zeggende dat ik van die landheer "een allegorische en pauselijke Boaz " maak. Twee zaken goed uit elkaar houden, Boaz zelf was een kind des Heeren dewelke gewassen is in het bloed van Christus, maar het type wat hij uitbeeldt in het boek Ruth, is een type van Christus.
GPPB.: Ik ken het boek van Van der Poel over Ruth heel goed, maar ik moet het in zijn geheel verwerpen omdat het de leer van Christus niet is. Juist de strekking deugt niet en berust op pure inlegkunde die vervolgens vergeestelijkt wordt. Ik heb andere (Christocentrische) preken van ds. Van der Poel en ook van Lamain gehoord, die vrij waren van deze dwaling. Maar als zij over de leer preekten dan ging het goed verkeerd. Kijk, als de bevinding als Bijbel genomen wordt, dan houden we een dwaling over. Met uw allegorie past u de Bijbel aan naar de bevinding, maar het moet precies andersom. En alles wat met Gods Woord niet in overeenstemming is, is verwerpelijk, al betrof het ook een hoog "geestelijke" en "hemelse" bevinding. Nabijkomend werk, geachte broeder, kan zo ver gaan dat het op het ware lijkt, maar het toch niet is. Dat kunnen we duidelijk lezen in Hebr. 6:4-6, en ook in de gelijkenis van de wijze en dwaze maagden. Buiten de kennis van Christus en zonder het inwendige getuigenis van de Heilige Geest IS HET GEEN ZALIGMAKEND WERK, wat het ook mag wezen, hoe goed het ook mag klinken en wie het ook leert, al was het een engel uit de hemel (Gal. 1:8-9). Als we de typologie van het Oude Testament recht doen, dan moet deze niet naar de leer van Christus toe verklaard worden, maar VANUIT de lere Christi, zoals vooral Paulus die leer door de inspiratie des Geestes zo uitgebreid heeft opgetekend. En die orde ontbreekt volledig in de zo in zwang zijnde allegorische prediking.
DJK.: Ik heb dit - en het voorbeeld van de discipelen, wat ik u schreef - zo horen uitleggen, door de mannen ds. Joh. van Poel, ds. W.C. Lamain en ds. A. Moerkerken - waarvan u meent dat ze me betoverd hebben (ondanks dat u niet wist wie het waren) - en hier ook wel enige geestelijke trekken zielsbevindelijk van ondervonden, vandaar dat dit boek Ruth me altijd zo aansprak.
GPPB.: Ik heb nog wel achting voor ds. Van der Poel en ds. Lamain, omdat zij de zaken wel zielsbevindelijk kenden en door recht verlost waren, maar ds. Moerkerken weet nergens van en hij is een pure blauwdruk van dr. Comrie, en heeft de filosofische embryoleer van Comrie tot de heils(wan)ordelijke gemeente-theologie van de Ger. Gem. verheven. Laat ik eens op menselijke wijze spreken. Waarom zeggen genoemde predikanten u veel meer als de leer der reformatoren? Is het voor u niet meer dan een legende dat de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze herontdekt is door de Reformatie? De leer der Reformatie wordt juist door de allegorie compleet verraden. Zijn dat dan zaken die u niet aangaan? Dat er een broederband ligt met de broertjes Poel en Lamain, in het kader van de gemeenschap der heiligen, daarin kan ik met u delen, maar het wordt gevaarlijke afgoderij als we hen meer gezag toekennen als het Goddelijke heilige en onfeilbare Woord.
DJK.: Daarnaast heb ik honderden preken beluisterd van ds. Joh. van der Poel en ds. W.C. Lamain, en bemin de geschriften van Philpot, daar dit de mannen zijn geweest waar ik, in de middelijke weg door ben gebakerd, en geestelijk het meeste onderwijs van heb mogen ontvangen.
GPPB.: VERKEERD gebakerd, ja, dat is duidelijk te merken. En weet u wat daarvan de gevolgen zijn, waarde broeder? Dat een kind van 10 jaar nog aan de fles ligt, op zijn best gesproken, of zelfs aan de gifbeker van een mengsel van Wet en Evangelie en dat is niet vruchtbaar, nietwaar? Gods kinderen moeten gespeend worden, anders worden het papkinderen en dat is Gods bedoeling niet (Hebr. 5 en 6). Genoemde predikanten, ook Philpot, hebben de wedergeboorte TE vroeg gesteld en dat is zo vreselijk gevaarlijk en het is ook onvruchtbaar. Ik wil niet zeggen dat Philpot geen kostelijke preken heeft gehouden. Ik lees ze soms zelf tot stichting van mijn ziel, maar wel met een weinig onderscheid.
DJK.: Van God bekeerde mannen, die gerechtvaardigd waren in Christus, die niemand wensten op te bouwen vanuit de kenmerken, maar altijd separerend preekten - de dood in Adam en het leven in Christus - , en niemand rust gaven al eer men zich geborgen mocht weten in het bloed van Christus.
GPPB.: Kijk, dat betwist ik, want vooral Van der Poel was dikwijls zeer handenopleggerig (onder de kansel), terwijl de zaak nog niet in Christus was opgelost. Ik heb "tante Lena" gekend, die Van der Poel weleens bij God vandaan tot de orde moest roepen. Zij was zeer geoefend in de genade met veel onderscheiden kennis. Zij was woonachtig in Gouda, maar Moerkerken durfde bij haar niet te komen. Haar mesje was lieflijk, doch tevens vlijmscherp. Ze was voor velen te eerlijk en ze heeft me dikwijls een hart onder riem gestoken en mij gezegd dat ik erop moest rekenen door de vrome godsdienst gehaat en genegeerd te zullen worden vanwege de radicaliteit van het uitgedragen Woord. Ik heb haar leren kennen als een medestrijdster in het geloof, waartegen menig predikant het moest afleggen. Ik wil het boekje, waarin ik iets van het werk Gods in haar leven geschreven heb, u wel toesturen.
DJK.: Maar ook onderscheiden onvoorwaardelijk preekten van een geboren Christus in het hart van de zondaar en van een geschonken Christus uit de handen des Vaders van achter het Recht des Vaders, waarbij de zondaar afgesneden wordt door Gods Recht en de zondaar voor zijn waarneming verloren gaat met behoud van Gods deugden, en Gods Recht gaat omhelzen en Zijn Recht en deugden liever krijgt als zijn eigen zaligheid, en waarbij dan Christus tussen gaat treden en de schuld van de zondaar gaat mijnen en de Vader vraagt/zegt Hém deze schuld en zonde toe te rekenen. Waarbij de zondaar, door Christus' bloedstorting aan het kruis zijn zonden kwijt raakt, en de Rechter zijn zonde nimmer zal gedenken en zo vér wegwerpt zo ver het oosten is verwijderd van het westen, en met Pasen zijn opgestaan tot een nieuw leven, en met Pinksteren deze zaak verzegeld krijgen door de Heilige Geest.
GPPB.: Een geboren Christus in het hart des zondaars IS een geschonken Christus uit de handen des Vaders vanachter het recht. Daar begint het geestelijke leven, namelijk afgesneden en door recht verlost, hoe onzakelijk gebrekkig dit ook wordt verstaan door een zwak gelovige. Ook moet u ophouden om met andermans kalf te ploegen, want dan gaan de mensen denken dat u het allemaal zo zakelijk hebt beleefd. Van die vertoning moet ik NIETS hebben. Ik erken u als een broeder in Christus, maar als u zelf nog aan de melkfles hangt, probeer dan niet met roggebrood indruk te maken, want daar valt GPPB. niet voor. Als u het zelf van de Heere mag leren in de weg van de opwas in de kennis van Christus, dan zult u er zelf van mogen getuigen, maar niet omdat anderen het zo preken. Anders wordt het een soort geestelijke poppenkast en dat is er al meer dan genoeg te vinden op het kerkelijke refo-erf. We hebben geen gebrek aan rechtzinnigheid zonder wezen, maar wel aan verloren zonen en dochteren, die de Vaderlijke omhelzing kennen.
DJK.: Dit is in het kort de strekking van hun prediking, en ik durf in de verste verte niet te beweren dat dit een dwaalleer is.
GPPB.: Omdat u dat niet durft, bewijst al dat u weinig of niets in de Schrift studeert om het van de Heere Zelf door Zijn lieve Geest te mogen leren.
DJK.: Ik heb het ds. Joh. van der Poel eens horen zeggen over de rechtvaardigmaking, dat Gods volk driemaal gerechtvaardigd wordt/is, éénmaal van eeuwigheid vanwege Gods eeuwige liefde jegens Zijn Kerk (Hoe zal ik ze onder de kinderen zetten - Jeremia), eenmaal in de tijd op de kruisheuvel van Golgotha, en éénmaal in de vierschaar der consciëntie (en deze derde maal leerden zij allen onvoorwaardelijk als een nadere weldaad!)
GPPB.: De dwaalleer ten top. Er bestaat geen rechtvaardigmaking van eeuwigheid, want dat is volledig in strijd met Rom. 3:19. Ook Gods uitverkorenen zijn voordat zij wedergeboren/gerechtvaardigd worden onder de Wet, onder de toorn Gods en met de hele wereld voor God verdoemelijk. De eeuwige liefde Gods, waarmee God Zijn volk heeft liefgehad, geldt eerst Christus en ligt niet verklaard in een zogenaamde rechtvaardiging van eeuwigheid, maar in de zending van Zijn Zoon (Joh. 3:16), waarvan de Vader getuigt: "Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb; HOORT HEM!" Matth. 17:5. Ook is de dood van Christus op Golgotha onze rechtvaardigmaking niet. Dat leert Gods Woord in Romeinen 4:25: "Welke [Christus] overgeleverd is om onze zonden, en opgewekt om onze rechtvaardigmaking. De Vader is verzoend in de Zoon en aan die verzoening krijgt de Kerk deel door de rechtvaardiging des geloofs. En de rechtvaardiging door het geloof is de eerste weldaad uit het genadeverbond, waarvan de verkiezing Oorzaak is en het Offer van Christus de Grond. Als de rechtvaardigmaking door het geloof een 3e weldaad moet heten, dan zou dat betekenen dat de wedergeboorte en de rechtvaardiging door het geloof "een extra" is en dat Gods wijze van zaligmaken een drie-stappen-plan is. Godslasterlijke gedachte! Volgens deze uw redenering is de wedergeboorte niet meer noodzakelijk, want Gods volk is toch al van eeuwigheid gerechtvaardigd aan Gods zijde. God rechtvaardigt Zijn volk "slechts" eenmaal, en dat door het geloof in de vierschaar van het geweten. Christus is opgestaan OM onze rechtvaardigmaking. Hij heeft de verzoening teweeggebracht OP GROND waardoor wij gerechtvaardigd zijn in de tijd. Christus IS onze Vrede (Ef. 2:14), door Welken wij nu de verzoening gekregen hebben (Rom. 5:11). Hoe gaat dat in zijn werk? Dat leert ons Paulus in Rom. 9:28-30 zowel voor Jood als heiden: "Want Hij voleindt een zaak en snijdt ze af in rechtvaardigheid; want de Heere zal een afgesneden zaak doen op de aarde. En gelijk Jesaja te voren gezegd heeft: Indien de Heere Sebaoth ons geen zaad had overgelaten, zo waren wij als Sodom geworden, en Gomorra gelijk gemaakt geweest. Wat zullen wij dan zeggen? Dat de heidenen, die de rechtvaardigheid niet zochten, de rechtvaardigheid verkregen hebben, doch de rechtvaardigheid, die uit het geloof is."
DJK.: Ik heb het ds. Joh. van Poel wel eens horen zeggen, dat wanneer wij voor die vierschaar gedaagd worden, wij dan onze Rechter helderder zullen zien dan dat ik de dominee op de kansel kon zie staan.
GPPB.: Niet met natuurlijke ogen, ook niet door dromen, noch gezichten, maar door de bediening en spiegel der Wet van Gods vlekkeloze heiligheid. Dat is geen visionaire gebeurtenis, die dat leren zijn toverdokters van de satan, nee, dat geschiedt door Woord en Geest en gaat aan de wedergeboorte vooraf, zoals ik u al reeds met het Woord bewezen heb. Van de spiegel der Wet gaat een verdoemende kracht uit, zodat de oude mens sterft, geestelijk wel te verstaan, want de Wet is geestelijk. En dan wordt Galaten 2:19 zielsbevindelijk waar, hoewel dat dikwijls pas later verwoord kan worden door degenen die het kennen.
DJK.: Nu dan, zo redeneerde ik, dan sta ik nog voor die nadere weldaad, want ik had alleen maar Christus zeer liefelijk door het geloof mogen aanschouwen, en nog nimmer mijn Rechter, ondanks mijn helwaardigheid en dat ik daar op dat moment mijn zonden voor God niet meer kon vinden. Maar telkens als daar aan die dis geschilderd werd wat Christus nu gewrocht had voor hoeren en tollenaren in zichzelf, dan brak mijn hart en moest ik zeer bitterlijk wenen, en schreeuwende van binnen: "Heere, wees mij zondaar genadig" (zoals ik u hiervoor al kortelings beschreven heb).
GPPB.: Precies. U bent aan het redeneren geslagen -hetgeen het geloof juist niet doet- omdat u betoverd bent met een visionaire voorstelling van zaken, waaraan broeder Poeltje zich schuldig gemaakt heeft. U was helwaardig, nietwaar? U hebt dus God mogen billijken in Zijn recht, anders kunt u nooit helwaardig geweest zijn. Welnu, dat is de bediening der Wet ten dode, en toen is het Licht der wereld aan u verschenen met de woorden: "Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven." Lieve vriend, daar had u zich aan moeten houden, aan het Woord, want dat "Ik voor u" heeft vlees en bloed u niet geopenbaard, maar uw Vader Die in de hemelen is. En wat getuigt Christus van de Vader? "Die Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien, en hoe zegt gij -broeder DJK- toon ons de Vader?" "Gelooft gij niet, dat Ik in den Vader ben, en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik tot ulieden spreek, spreek Ik van Mijzelven niet, maar de Vader, Die in Mij blijft, Dezelve doet de werken", Joh. 14:10.
DJK.: En durfde ik deze Woorden die met grote kracht tot me werden gesproken, - niet dat ik twijfelde aan de waarheid van die woorden van beloften - maar meer vanwege de grootheid van die zaak, niet tot me te nemen. Ik durfde niet te geloven dat dit ook voor mij was, ondanks dat de vrucht aanbidding in het hart tot Hem was.
GPPB.: Ja, daar weet ik ook wat van en ik denk de discipelen ook, want er staat: "En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij ontroerd, en waarom klimmen zulke overleggingen in uw harten? Ziet Mijn handen en Mijn voeten; want Ik ben het Zelf; tast Mij aan, en ziet; want een geest heeft geen vlees en benen, gelijk gij ziet, dat Ik heb. En als Hij dit zeide, toonde Hij hun de handen en de voeten. EN TOEN ZIJ HET VAN BLIJDSCHAP NOG NIET GELOOFDEN en zich verwonderden, zeide Hij tot hen: Hebt gij hier iets om te eten? En zij gaven Hem een stuk van een gebraden vis, en van honigraten. En Hij nam het, en at het voor hun ogen. En Hij zeide tot hen: Dit zijn de woorden, die Ik tot u sprak, als Ik nog met u was, namelijk dat het alles moest vervuld worden, wat van Mij geschreven is in de Wet van Mozes, en de Profeten, en Psalmen. Toen opende Hij hun verstand, opdat zij de Schriften verstonden", Luk. 24:38-45. Ja, dat is Gods gelovige-ongelovige volk. Ze moeten het hebben van Zijn openbaring. Ja, en toen hebben ze Hem aanbeden en Petrus stond zo half en half achter de gordijnen van blijdschap mee te wenen, vanwege het wonder van Zijn schoonheid, volkomenheid en beminnelijkheid voor zo'n schurftig schaap als hij was.
DJK.: Misschien komt dit ook wel door gepredikte uitdrukkingen, als "zien is geen hebben" - en "een geopenbaarde Christus is nog geen geschonken Christus", en toch mocht ik Hem aan die dis daar "hebben" als mijn Zaligmaker, maar als dan de kracht ervan er weer uit is, dan moet ik het weer missen, en zo leef ik misschien wel teveel op mijn gevoel.
GPPB.: Ja, dat is de oorzaak en dat is een totaal verkeerde bakering. Wat dacht u, toen het volk Israël dat door de slangen gebeten was en op de verhoogde slang gekeken had, blij geweest is met niks? Was dat opzien enkel beschouwing? Waar staat dat? Gods kinderen kijken zich zalig op een van vrede (vrij)sprekende Borg. Kom, vriend, zing eens met me mee: "Die God is onze Zaligheid, wie zou die Hoogste Majesteit, dan niet met eerbied prijzen?"
DJK.: Ik ben op mijn 22e levensjaar gegrepen als een vijand met woorden uit Psalm 116, en heb getracht met vrome en dwaze werken de breuk te helen tussen God en mijn arme ziel, en ben toen voor het eerst in mijn leven tot God gaan roepen om genade en vergeving, en ik meen echt dat daar toen al een liefde in mijn hart tot den Heere en Zijn dienst en Zijn volk is geboren geworden, ondanks dat ik Christus nog niet onderscheidelijk kende.
GPPB.: In deze bovenstaande fase was u niet wedergeboren. Dit soort betrekking tot een onbekende God en een verborgen Christus is nabijkomend werk, waarvan al Gods volk wel wat ondervindt, voordat zij in Christus wedergeboren en met God verzoend worden.
DJK.: Hier heb ik ongeveer 10 lange jaren in gelopen, waarbij er aan het eind van die tijd die woorden van alle kanten tot me kwamen: "Want de beloften Gods, zijn slechts ja en amen in Christus Jezus", waarbij ik mijn heimelijke bekering voor God kwijtraakte en weer een onbekeerde werd in mezelf, en daar een nieuwe nood opgebonden werd, want ik kende Christus nog niet, dus had ik mezelf bedrogen en gestolen het Brood der kinderen, en ging hiermee weer roepen tot den Heere of ik nog bekeerd kon worden zoals Hij al Zijn volk bekeerd heeft.
GPPB.: Dat is het zuivere ontdekkende werk des Geestes en toen was u ook Van der Poel kwijt. Dan moet u ook geen oude koeien meer uit de OGG-sloot halen, want die mensen juichen reeds voor de troon en kunnen ons geen dienst bewijzen. Christus, alleen Christus!
DJK.: Totdat op een keer me deze nood zó werd opgebonden en ik mijn verlorenheid voor God weer zo gevoelde en daar mijn dochtertje na het middageten gaat lezen uit het Woord, en daar deze woorden met kracht tot me kwam: "Hij is gekomen om te zoeken en zaligen dat verloren is."
GPPB.: Kostelijk vriend, ja, hebt gij nooit gelezen: Uit den mond der jonge kinderen en der zuigelingen hebt Gij U lof toebereid?" Matth. 21:16.
DJK.: -waarbij mijn hart werd verbroken vanwege die woorden en ik hartelijk moest wenen, en ik bij vernieuwing den Heere op mijn knietjes ging vragen, "Heere, zou het dan voor zo'n verdorvene als ik ben dan toch nog kunnen, en als daar dan nog Hope voor me was, of Hij me dat dan wilde leren en me wilde leiden en me bovenal wilde leren door Wie en welke Weg dat moest gaan. (hier kreeg ik achteraf bezien, écht zondag 5 in te zien)
GPPB.: Ja, want God doet van Zijn recht, waarover Zondag 5 handelt- geen afstand.
DJK.: Daarna heb ik 5 jaren gehad, dat als daar dan gesproken of gepredikt werd, namelijk over Hem, waartoe Hij gewillig was jegens zwarte zondaren, dan konden ze me wassen in mijn tranen, en gingen de uitgangen van mijn hart uit naar Hem, en was daar de bede vanbinnen: "Geef me Jezus of ik sterf."
GPPB.: Kleine pareltjes, maar u was nog te goed om verloren te gaan, want het was Christus niet en buiten Hem is geen leven, maar... een eeuwig zielsverderf.
DJK.: Totdat na ongeveer vijf jaar op mijn 37e datgene gebeurde aan het Avondmaal waarvan ik u al eerder heb verteld, en ik nog nimmer zo krachtdadig Zijn liefde had ondervonden als voorheen, en ik die woorden kreeg, die ik niet - niet vanwege de waardigheid van die woorden -, maar vanwege de grootheid van die zaak jegens zulk een doorbrenger, durfde te eigenen, omdat ik mezelf nimmer zo vuil en bedorven voor Gods aangezicht had gezien als toen, en toch was de vrucht en die nareuk - de aanbidding in mijn ziel tot Hem en was ik krank van Zijn liefde.
GPPB.: Halleluja! Dat is nu de rechtvaardiging door het geloof in de vierschaar van het geweten en toen hebben de engelen Gode lof gezongen dat er een verloren schaap tot het kleine kuddeke van het welbehagen des Vaders door de Goede Herder was gevonden en op Zijn schouders aan Zijn kudde was toegevoegd.
DJK.: En zo, mijnheer Burggraaf, loop ik te malen en te redeneren, misschien wel in mijn eigengemaakte droesem, wellicht hetzelfde als uw tante van toen. Ik heb een oude vriend, een waar christen met een lamp op zijn rug, die het me ook wel eens zegt, dat als we misschien op een ander kerkelijk erf geboren waren en wellicht anders gebakerd waren geworden, we dan misschien wat blijmoediger door het leven zouden gaan, als dat we nu gaan.
GPPB. Ja, op het erf van Christus, want op dat erf spelen Gods kinderen de fluit en doen ook weleens een rondedansje. En weet u wat de godsdienst dan zegt: "Zij zijn vol zoete wijns!" Ja, ze hebben nog gelijk ook, want dan zijn ze weleens dronken van de liefde. Man, ik zou er wel over willen preken, maar ik moet nog even verder met u.
DJK.: Ondanks dat het waar blijft, dat den Heere zich doet overhouden, een arm en ellendig volk, dewelke hopen en betrouwen op Zijn Naam. Ik hoop dat u nu enigszins mijn ligging en tobben kunt begrijpen, al vraag ik me nog wel eens af, wanneer het wel eens donker en dodig gesteld is van binnen, waar ben ik nu gelegerd en wie ben ik nu voor God?
GPPB.: Amen, vriend. Uw ligging ligt opgesloten in dat bundelke der levenden, maar daar begrijp ik totaal NIETS van, want dat is nu juist het wonder, geliefde broeder. Stel dat we het konden begrijpen hetgeen God bereid heeft voor Zijn volk, dan zou het geen eeuwig genadewonder meer wezen. En omdat het een onbegrijpelijk Godswonder is, zal de eeuwigheid niet te kort zijn om de Heere daarvan de eer te geven, want het is door U, door U alleen, om het eeuwige welbehagen.
DJK.: Maar als ik dan bijv. lees bij John Warburton, van zijn blijdschap en de aanbidding die daar toen was in zijn arme ziel, toen Christus hem tot zaligheid van zijn ziel werd geopenbaard, en hij het niet kon laten van zijn innerlijke vreugde een ieder te vertellen die hij op zijn weg ontmoette, maar daar bijna niemand was die hem begreep - dan denk ik wel eens : dát is mij een broeder in Christus, en van die gang die hij daar maakte, ben ik ook geen vreemdeling.
GPPB.: Ja, die lieve Warburton had het ook zo kostelijk van God geleerd. Zijn boek: "De weldadigheden van een Verbondsgod" is weleens een klein bijbeltje voor mij geweest. O, dat al de heiligen zich eenparig zouden verblijden in de eenheid van de Goddelijke Drie-heid en in Zijn toekomst.
DJK.: Tenslotte, kan ik me alleen niet zo goed voorstellen - hoe - en in welke volgorde - u mijn brieven leest, naar uw eigen zeggen "worden en zijn we allemaal geen dominee" -, en zijn we allemaal niet zo schriftuurlijk onderlegd als een dominee, en kunnen we de zaken allemaal niet zo schriftuurlijk beschrijven en formuleren als een dominee.
GPPB.: Inderdaad, maar al Gods volk wil wel dominee worden als Christus in de ziel verheerlijkt is. U hoeft perse geen bevestigde dominee te worden, want in Handelingen 8:4, lezen wij: "Zij [de bakker, de kruidenier, de slager en de jan met de pet op] dan nu, die verstrooid waren, gingen het land door, en verkondigden het Woord." Je hoeft er geen dominee voor te zijn om getuige van Christus te zijn. De dominee's van tegenwoordig -de goeden uitgezonderd- doen meer aan kerkpolitiek dan aan de verkondiging van de volle raad Gods. Dus daar hoeven we ook niet jaloers op te worden. Iedereen op zijn plaats, daar waar de Heere ons zet. Dat kan ook achter de werkbank, want dan wordt de werkbank een getuigenisbank: "Komt ziet de Mens, Die gezegd heeft, alles wat ik gedaan heb. Is Deze niet de Christus?"
(wordt vervolgd op volgende blok)
|
|
|
|
|
|