IS DE WET REGEL DES LEVENS?
IS DE WET DE REGEL DES LEVENS VOOR DE GELOVIGE?        
Plaats in winkelmandjeMandje
Geachte heer Burggraaf,

Onder de gereformeerden is altijd geleerd dat de Wet de regel des levens is voor de gelovigen. Ik weet ook dat de Engelse Strick-baptisten, waaronder ds. J.C. Philpot, ds. William Gadsby, ds. John Warburton, en ds. John. Kersaw, en ook de befaamde ds. William Huntington het tegenovergestelde hebben geleerd, namelijk dat niet de Wet, maar het Evangelie regel des levens is voor de gelovigen en dat door het geloof. U hangt meer de lijn van ds. Huntington aan en dat is ook duidelijk in uw geschriften te lezen. Ik lees ook in uw geschriften dat u geen voorkeur uitspreekt voor bepaalde inzichten, maar dat het uw persoonlijke overtuiging is, dat niet de Wet, maar het Evangelie de regel des levens is voor de gelovigen. Mag ik u een vraag stellen? Hoe bent u zelf tot dat inzicht gekomen? U schrijft namelijk dat u het niet "uit de boeken" geleerd hebt, noch van de oudvaders, maar van de Heere Zelf, en dat neem ik graag aan, maar mijn vraag is, hoe komt een mens tot het diepere inzicht dat niet de Wet, maar het Evangelie des geloofs regel des levens is voor de gelovigen? Ik worstel er namelijk zelf mee, maar ik kom er niet uit.

Hopenlijk kunt u mij antwoorden?

hartelijke groet,

D.L. van H.

-------------------------------------------------------

Geachte Van H.,

Ik hoop niet dat u er ooit "uitkomt", begripsmatig wel te verstaan, ook niet met hetgeen ik u in afhankelijkheid des Heeren ga vertellen, want het heilgeheim waar u naar vraagt, wordt niet op het droge geleerd, maar in de diepte der zee, in de diepte van 's mensen verlorenheid, ofwel in het graf en in de dood van Christus. De Heilige Geest leert bij monde van Paulus in Galaten 2:19a: "Ik ben door de Wet der Wet gestorven." Dat is de sleutel der kennis van alle ware bevinding in Christus. Dat is de toetssteen des geloofs en daaraan is het ware geloof te toetsen. Er zijn immers vele soorten van geloof, maar alleen het ware geloof kan de toets van Galaten 2:19 doorstaan. Paulus spreekt deze woorden uit vanuit de praktijk der bevinding. Het verstand komt er nooit achter hetgeen Paulus hier schrijft en het is daarom ook nooit zodanig uit te leggen, dat mensen het gaan "begrijpen". Dat geldt vanzelf voor de ganse Schriftuur, maar in het bijzonder voor de sleutelwoorden van Galaten 2:19. Ik kan het u niet uitleggen, en Paulus spreekt deze woorden tot degenen die de Wet verstaan, bevindelijk wel te verstaan. Alleen de Heere kan het u leren. Geen mens kan iemand door een verklaring tot het bevindelijke verstaan van deze zaak brengen. Dat kan Gods Geest alleen. Wel kunnen Gods ware kinderen hierin breder en dieper onderwezen worden, maar ook dat wordt alleen op Jezus' school geleerd.

Ooit hebben we aan de betekenis van deze tekst een heel boek gewijd, maar niet als einde van alle tegenspraak. De kennis van Christus gaat alle verstand te boven en in die kennis is geen bodem, noch plafond. Over dit heilgeheim komen we nooit uitgeschreven en uitgepreekt. We krijgen het nooit onder onze 'beheersing' en nooit 'onder de knie', hetgeen Paulus schrijft in Galaten 2:19. Nogmaals, dat geldt vanzelf voor de ganse Schriftuur, want het Woord laat zich nooit beheersen door de menselijke ratio, maar laat zich alleen ten dele verstaan en bewonderen, en dat door het geloof dat in de liefde geworteld is. "Opdat gij ten volle kondet begrijpen met al de heiligen, welke de breedte, en lengte, en diepte, en hoogte zij, en bekennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot al de volheid Gods", Ef. 3:18-19.

In dit bestek ga ik geen partij kiezen voor hetgeen anderen hierover geleerd hebben, hoewel ik wel mijn geestverwanten heb. Ook moeten we ons afvragen wat we onder "gereformeerd" dienen te verstaan, aangezien de letterknechtelijke godgeleerdheid onder de vlag van "gereformeerd" nogal wat dwalingen koesteren. Het Woord van onze God moet toch voldoende "bijbels" zijn, nietwaar, en daaraan moet alles wat zich als 'gereformeerd' aandient en wat voor 'gereformeerd' moet doorgaan, getoetst worden. Welnu, als deze dingen dan zo zijn, dan kunnen we al direct wat korter door de bocht en dan kunnen we al die mooie gereformeerde refogebouwen en gelijknamige bolwerken met een gerust hart links laten liggen en ons tot de zaak zelf bepalen.

Galaten 2:19 moet echter ook niet overschat worden, want Galaten 2:19 is niet de grond van de zaligheid, want dat is Christus Zelf. Als we een bijbeltekst mogen noemen waarin de grond der zaligheid wordt vermeld, dan noem ik u 1 Korinthe 1:30: "Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is Wijsheid van God, en Rechtvaardigheid, en Heiligmaking, en Verlossing." De grond der zaligheid is Christus "Welke overgeleverd is om onze zonden, en opgewekt om onze rechtvaardigmaking", Rom. 4:25. Alleen op grond van deze zalige Grond in de toepassing, kan Galaten 2:19 worden verstaan. Gods gerechtvaardigde volk is geroepen, uitverkoren, om zich bij de genade Gods te houden. We kunnen dat lezen in Handelingen 13:43: "En als de synagoge gescheiden was, volgden velen van de Joden en van de godsdienstige Jodengenoten Paulus en Barnabas; welke tot hen spraken, en hen vermaanden te blijven bij de genade Gods."
Gods volk leeft niet van regels, maar van de genade die in Christus Jezus is. Gods volk regelt zichzelf niet, maar wordt geregeld, geleid, gedreven, onderwezen, begenadigd, bediend, namelijk door de Geest van Christus, want Christus is als Een Die dient. Gods volk leeft niet volgens het reglement van Mozes, nee, zij leeft door het geloof des Zoons van God, dus door het Evangelie van Christus. De regel des levens voor de gelovigen is echter niet alleen in de drie Evangeliën geopenbaard, nee, op élke pagina van de Heilige Schrift wordt ons Christus geopenbaard. De totaliteit van Gods Woord is ons een lamp voor onze voet en een licht op ons pad, tenminste, als we Christus toebehoren. Christus is het vleesgeworden Woord en door Hem leven wij en door Hem bewegen wij. Gods volk is niet een volk van regel en regel, en van vertreding, welks land de rivieren beroven (Jes. 18:2b). Met regels en wetten wordt alleen de oude mens in bedwang gehouden. Elk mens is van nature een oude mens, dat wil zeggen, een mens onder de Wet, dood in zonden en misdaden. En die oude mens doet niets anders dan het met de Wet op een akkoordje gooien, waarbij hij zich gedurig verontschuldigt met algemene begrippen, zoals de gangbare dooddoener dat elk mens nu eenmaal zijn gebreken heeft. De oude mens leeft van de werken, hier een beetje Wet en daar een beetje Evangelie; gebod op gebod, gebod op gebod, regel op regel, regel op regel, hier een weinig, daar een weinig (Jes. 28:10-13).
Welnu, aan die oude mens Saulus, was Paulus gestorven. En dat geldt voor al Gods ware volk. Galaten 2:19 gold niet alleen Paulus, nee, dat geldt alle ware gelovigen. "Ik ben door de Wet der Wet gestorven..."
Voordat een ziel wederomgeboren wordt, vindt er dus een sterfgeval plaats in geestelijke zin. Toen Paulus stierf door de Wet der Tien geboden aan de Wet der Tien geboden, dus toen hij stierf door de bediening des doods aan de werken der Wet, toen is de oude mens Saulus gestorven. Als een ziel der Wet sterft, is er een heel mens gestorven. In het kader van Galaten 2:19 sterft Gods volk niet aan iets, maar ZELF, namelijk in de hoedanigheid van de oude mens onder de Wet. In de natuur is het zo, dat als een man sterft, dat de weduwe van die overleden man mag hertrouwen, omdat zij niet meer gebonden is aan de wet van haar gestorven man. Daarvan schrijft Paulus in Romeinen 7. Welnu, zo is het ook geestelijk. Als onze oude mens onder de Wet gestorven is, dan zijn we vrij van de Wet, vrij van de eis der Wet, vrij van het leven in zonden en misdaden onder de Wet, omdat de Wet op een lijk geen enkele vat meer heeft en ook geen enkele eis meer kan laten gelden. Als iemand met een grote geldschuld sterft, dan kunnen zijn schuldeisers hem niet meer achtervolgen. Zo is het ook in geestelijke zin. Als een ziel gestorven is in de hoedanigheid van de oude mens, dan is hij vrij van de Wet, want de Wet is niet de rechtvaardigen, maar de onrechtvaardigen gezet (1 Tim. 1:9-10). "Maar nu zijn wij vrijgemaakt van de wet, overmits wij dien gestorven zijn, onder welken wij gehouden waren; alzo dat wij dienen in nieuwigheid des Geestes, en niet in de oudheid der letter", Rom. 7:6.
De Wet is niet uit het geloof (Gal. 3:12), want door de werken der Wet zal niemand gerechtvaardigd worden. De Wet claimt alleen overtreders en dat zijn al degenen die als een oude mens onder de Wet leven. Gods volk is die oude mens kwijt, want zij zijn gestorven en hun leven is met Christus verborgen in God (Kol. 3:3). Gods volk leeft derhalve niet meer onder de Wet, maar onder de genade (Rom. 6:14), nochtans niet zonder de Wet (1 Kor. 9:21).
Daaruit volgt dat Gods volk nooit een regel des levens kan hebben die alleen voor de oude mens geldt. Gods volk leeft niet meer in het koninkrijk der werken, maar in het koninkrijk der genade. In het koninkrijk der werken geldt de Wet der werken, namelijk de eisende Wet der Tien Geboden. In het koninkrijk der genade geldt een andere Wet, namelijk de Wet des geloofs (Rom. 3:27). Op een andere plaats schrijft Paulus: "Want de Wet des Geestes des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de Wet der zonde en des doods", Rom. 8:2. Dat betekent: "Het Evangelie heeft mij vrijgemaakt van de Wet die de zonde levend maakt."
De eisende Wet der Tien Geboden is gesteld over degenen die onder zijn heerschappij leven en dat zijn alle mensen van nature. Gods volk leeft niet meer in het koninkrijk van de werken onder de heerschappij der Wet, maar in het koninkrijk van vrije genade onder de heerschappij van Koning Jezus. Als je geëmigreerd bent naar een ander land, dan val je niet meer onder de wetgeving van het land dat je verlaten hebt, maar onder de wetgeving van het land waarheen je geëmigreerd bent. Dat is toch eenvoudig, nietwaar? Wel, zo is het ook geestelijk. Als wij overgegaan zijn van het koninkrijk der duisternis naar het koninkrijk des Lichts, dan verkeren we niet meer onder de Wet der werken, maar onder de Wet des geloofs, te weten: onder de Wet des Geestes des levens in Jezus Christus. Als wij uit het vonnis der Wet bevrijd zijn, dan leven we niet meer onder het vonnis der Wet als gebonden slaven, maar onder het vonnis van vrije genade, ofwel in de vrijheid der kinderen Gods.

Velen erkennen nog wel (hoewel objectief) dat Gods volk aan de Wet gestorven is, ten aanzien van de rechtvaardigmaking, maar ten aanzien van de heiligmaking, halen er velen de Wet weer door een achterdeur naar binnen, "....om die te doen uit dankbaarheid." En met grote liefde gaan ze er tegen aan om ‘het doen der Wet' in praktijk te brengen. Maar weet u wat Paulus tot deze ijveraars zegt? "Want indien ik, hetgeen ik afgebroken heb, datzelve wederom opbouw, zo stel ik mijzelven tot een overtreder", Gal. 2:18.
En tot bevestiging van deze leerstelling, vervolgt Paulus met de woorden uit Galaten 2:19: "Want ik ben door de Wet der Wet gestorven, opdat ik Gode leven zou."
Weet u wat Paulus zegt in vers 18? Hij zegt: "Als ik de Wet van het koninkrijk der werken en der zonden wil doen laten gelden in het koninkrijk des Lichts en als ik de Wet van het oude koninkrijk der zonde zoek op te bouwen in het nieuwe geestelijke koninkrijk, dan stel ik mezelf opnieuw tot een overteder, terwijl ik aan de Wet van het oude koninkrijk gestorven ben."
Gods volk BLIJFT een lijk voor de Wet, ook in het leven der heiligmaking. In het leven der heiligmaking is niet een eisende Wet, maar de dringende liefde van Christus de drijfveer. Paulus zegt in Galaten 2:19 niet dat hij een tijdje aan de Wet gestorven is, nee, voor eens en voor altijd. Ook zegt hij niet dat hij voor een deel aan de Wet gestorven is, maar geheel.
En degenen die nu de Wet weer binnenhalen in het stuk der heiligmaking, om die te doen, bewijzen daarmee dat ze niet met Christus gekruisigd zijn, niet de wetsdood gestorven zijn, niet met Christus gestorven zijn, maar nog in het harnas van de oude werkheilige Adam leven. De dood van Christus is echter ook de dood van de oude mens. Gods volk is met Christus begraven en zij zijn ook met Hem opgestaan uit de dood, niet als een oude mens, maar als een nieuw schepsel. "Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden", 2 Kor. 5:17.

De Galatiërs waren aanvankelijk ook der Wet gestorven en in de Geest begonnen, maar zij waren teruggekeerd tot de werken van de oude mens en waren weer dienstbaar onder cijns, en derhalve in het vlees geëindigd. Nou, dat heerst in onze dagen, nog wel onder de vlag van genade en met het etiket van 'bevindelijk-gereformeerd'. Paulus trekt zeer fel van leer tegen deze helse betovering, namelijk om de Wet als een regel des levens te stellen voor de gelovigen. "O gij uitzinnige Galaten, wie heeft u betoverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn; denwelken Jezus Christus voor de ogen te voren geschilderd is geweest, onder u gekruist zijnde?" Gal. 3:1.
Het vrome vlees neemt de Wet ter hand, om als een opgedirkte och-en-ach pauw Christus van zijn eer te beroven en zelf de bekeerde man of vrouw uit te hangen met het reglement van Mozes onder de vlag van genade. Dat is geestelijk OVERSPEL bedrijven. Overspelig "gereformeerd" vlees huist in de meest rechtzinnige kerken. Paulus slaat heel die vrome reglementen-poppenkast in gruzelementen in Galaten 6:12-13: "Al degenen, die een schoon gelaat willen tonen naar het vlees, die noodzaken u besneden te worden, alleenlijk opdat zij vanwege het kruis van Christus niet zouden vervolgd worden. Want ook zij zelven, die besneden worden, houden de wet niet; maar zij willen, dat gij besneden wordt, opdat zij in uw vlees roemen zouden."
Vervolgens geeft Paulus de regel des GELOOFS aan, namelijk in Galaten 6:14-16: "Maar het zij verre van mij, dat ik zou roemen, anders dan in het kruis van onzen Heere Jezus Christus; door Welken de wereld mij gekruisigd is, en ik der wereld. Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar een nieuw schepsel. En zovelen als er naar dezen regel zullen wandelen, over dezelve zal zijn vrede en barmhartigheid, en over het Israël Gods."
Dat is dus niet de Wet, maar het Evangelie van vrije genade, ofwel het Evangelie des kruises. Gods volk wandelt niet in het pad van Gods geboden door navolging à la Thomas a Kempis, maar door zich geheel dood voor de Wet te houden en zich aan Christus en Zijn genade te houden. Er is wel een navolging, namelijk des geloofs (1 Pet. 2:21), maar het leven der heiligmaking is niet louter een leven van navolging. Heiligmaking is veelmeer een wandelen in de Geest, ofwel getrokken worden met koorden van liefde, houdende het geloofsoog op de Voleinder des geloofs, Jezus. Daar komt geen doe-Wet meer aan te pas, geen regels om te leven, want het Leven is mij Christus en het sterven mij gewin.
Als de Psalmdichter zingt: "Hoe lief heb ik Uwe Wet, zij is mijn betrachting den ganse dag", dan bezingt hij niet de Wet van Mozes in Exodus 20, want met het woord "Wet" wordt de gehele Torah bedoeld, ofwel het Offer van Christus. De neonomiaanse nageboorte van Baxter stelt de Wet als regel des levens voor de gelovigen, maar wat heeft het Evangelie dan nog voor betekenis? Of heeft het Evangelie van Christus ook al het etiket van antinomianisme in onze dagen? De neonomiaanse zedenregel: Wet-Evangelie-Wet is gesponnen en verzonnen in het Vaticaan. Niet de Wet, maar het Evangelie beheerst het totale genadeleven en Gods kinderen worden niet gedreven door het gebod, maar door de liefde van Christus. Zo is dan de liefde de vervulling der Wet. Het Evangelie geeft hetgeen de Wet eist. En die Wet moet vervuld worden door de werken. De Wet eist geen geloof, maar volmaakte werken! Welnu, dan blijft de dood en de rampzaligheid over, want werken heb ik niet, en de werken die ik heb, zijn al even dood en verrot als ikzelf ben. In die wetsdood heb ik een scheidbrief van de Wet ontvangen en ben ik uit het diensthuis der zonden ontslagen, want met lijken weet de Wet geen raad. Maar een zekere Koning uit het Koninkrijk van vrije genade, schijnt met lijken wel goed raad te weten. Immers, die Koning spreekt doden levend en goddelozen zalig, want het Einde der Wet is Christus, tot rechtvaardigheid, een iegelijk die gelooft (Rom. 10:4).

U zegt wellicht: Maar Paulus, HOE bent u dan aan de Wet van dat oude koninkrijk gestorven?
"Wel", zou Paulus zeggen, "toen het gebod Gods uitging dat alle overtreders van de Wet van Mozes gedood zouden worden, toen ben ik als een wetsovertreder voor de rechtbank gedagvaard, ter dood veroordeeld, en als een lijk in zee geworpen. Vervolgens ben ik aangespoeld op het strand van vrije genade en in dat koninkrijk ben ik op bevel van de Koning van dat koninkrijk als een medeburger aangenomen, op grond van de losprijs die Hij voor mij betaald heeft. "Zo zijt gij dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers der heiligen, en huisgenoten Gods", Ef. 2:18-19.
En in dat koninkrijk des Lichts, is alles geoorloofd (1 Kor. 10:23), maar alle dingen zijn niet oorbaar. De burgers van dat koninkrijk mogen de vrijheid die zij in Christus hebben, niet misbruiken tot een oorzaak voor het vlees (Gal. 5:13). Dat koninkrijk des Lichts is geen wetteloos koninkrijk, nee, in dat koninkrijk geldt de Wet van Christus. "Draagt elkanders lasten en vervuld alzo de Wet van Christus", Gal. 6:2. Dat is het gebod der liefde.
Christus zegt immers: "Indien gij Mijn geboden bewaart, zo zult gij in Mijn liefde blijven; gelijkerwijs Ik de geboden Mijns Vaders bewaard heb, en blijf in Zijn liefde", Joh. 15:10.
De Heere bedoelt met de woorden: "Mijn geboden bewaren" de volgende drie zaken. Ten eerste dat wij in Hem blijven, in Zijn leer en in Zijn liefde. Ten tweede dat degenen die Hem toebehoren, één van zinnen zijn, één in de leer, één in de waarheid, één Heere, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, Die daar is boven allen, en door allen, en in u allen (Ef. 4:6). En ten derde, dat wij bij dit alles volharden temidden van een wereld die in het boze ligt, de goede strijd des geloofs strijdende. In dit kader belooft de Heere ons Zijn Heilige Geest.

De Wet Gods geldt echter over alle koninkrijken, ook over alle geestelijke koninkrijken en de Wet Gods is een eeuwigdurende Wet. In het koninkrijk des Lichts wordt de Wet Gods niet teniet gedaan door het geloof, nee, juist niet, maar bevestigd, niet naar de letter, want de letter doodt, maar naar de Geest. De Wet wil Geest, maar het vlees redeneert: "Alles wat de Heere gezegd heeft, zullen wij doen." Een ingebeeld christen zoekt nu verstand, kracht en wil om de Wet te doen en verbeeldt de omstandigheden die in de weg staan, eens te boven te zullen komen, maar telkens komt de begeerlijkheid en keert dat voornemen om, want hij houdt er een Wet opna van het vlees!

Gods kinderen houden de Wet niet in inzettingen bestaande, maar de Wet van de Geest en staan derhalve in een totaal andere betrekking tot de Wet Gods dan degenen die onder de Wet leven in hun natuurstaat. Gods kinderen zijn vrij van de Wet als verbond der werken. Uit het verbond der werken zijn ze verlost, doordat Christus voor hen heeft voldaan aan de voorwaarden van dat verbond der werken. Gods kinderen leven in het verbond der genade en in dat koninkrijk der genade worden geen werken vereist tot zaligheid, maar genade voor genade verleent, om bij de genade te blijven en Gods geboden te bewaren, namelijk om God lief te hebben boven alles en onze naaste als onszelf. Daar willen Gods kinderen zich volkomen aan houden, echter niet door de werken, maar door de genade. De genade doet het, het vlees is immers niet nut, want het vlees onderwerpt zich der Wet Gods niet en het kan ook niet (Rom. 8:7). Gods volk komt evenwel niet veel verder dan de (vernieuwde) wil om het goede te doen. "Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet. Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik", Rom. 7:18-19.

De Wet der Tien Geboden in het kader van het verbond der werken is een eisende, vloekende en verdoemende Wet, maar in het kader van het verbond der genade is de Wet der Tien Geboden een vervulde Wet, namelijk in Christus. Een vervulde Wet zal niet meer verdoemen (Rom. 8:1), hoewel de bediening des doods -die van de Wet- altijd blijft bestaan voor het vlees, ook voor Gods kinderen, want de Wet is geestelijk, en derhalve bevinden Gods kinderen zich totaal vleselijk, verkocht onder de zonden (Rom. 7:14). Waarom? "Eerstelijke, opdat wij ons leven lang onzen zondigen aard hoe langer hoe meer leren kennen en des te begeriger zijn om de vergeving der zonden en de gerechtigheid in Christus te zoeken. Daarna, opdat wij zonder ophouden ons benaarstigen, en God bidden om de genade des Heiligen Geestes, opdat wij hoe langer hoe meer naar het evenbeeld Gods vernieuwd worden, totdat wij tot deze voorgestelde volkomenheid na dit leven geraken", H.C. Zondag 44 antw. 115.

En in 2 Korinthe 4:16 schrijft de Heilige Geest door de hand van Paulus: "Daarom vertragen wij niet; maar hoewel onze uitwendige mens verdorven wordt, zo wordt nochtans de inwendige vernieuwd van dag tot dag." Niet hoe langer hoe meer, maar steeds weer, ja, van dag tot dag. De afstervingsleer van de oude mens is namelijk rooms, want de oude mens IS met Christus gestorven en indien wij nu met Christus gestorven zijn, zo geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven (Rom. 6:8). De oude mens kan dus niet afgestorven worden, want als we in Christus zijn, dan IS de oude mens gestorven, ineens en voor altijd. "Dit wetende, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde te niet gedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen", Rom. 6:6.
En in Kolossensen 3:9 leert de Geest door de mond van Paulus: "Liegt niet tegen elkander, dewijl gij uitgedaan hebt den oude mens met zijn werken."
Ik heb er iets van mogen leren, doordat de Heere mij gedurig in de dood van Christus gedompeld heeft, net zolang, totdat ik geen bekering meer overhield, dan Jezus alléén! "Ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij." Als een gearriveerd christen? Nee, want wij, die leven, worden altijd in den dood overgegeven om Jezus' wil; opdat ook het leven van Jezus in ons sterfelijk vlees zou geopenbaard worden (2 Kor. 4:11). Het leven der genade uit genade tot genade gaat door een gestadige dood tot het Leven, want na de dood is 't Leven mij bereid. God neemt mij op in Zijne heerlijkheid. Amen.

PS. Beste van H., doe die lieve William SS en al die van God geleerde mannen de groeten van mij, want die broeders liggen mij zeer aan het hart, en ik heb meer gemeenschap met die welgelukzalige broeders van weleer, dan met heel de huidige gereformeerde geregelde godgeleerdheid bij elkaar.

Gode bevolen,

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl