|
Geachte heer Burggraaf,
Kunt u het fundamentele verschil aangeven tussen de doorgang door de enge poort en degenen die over de muur klimmen? Zo nuchter en zakelijk u de zaken uitpakt, heb ik nog nooit gehoord, maar het spreekt me erg aan. Ik heb behoefte aan klare wijn, maar die wordt in onze gemeente (HHK) helaas niet geschonken en ik kan er met niemand over praten.
groetjes,
Mej. I. K.
-----------------------------------
Mevrouw,
Praat alles maar aan de Heere uit, mevrouw, want dat is het enige Adres waar u antwoord krijgt op echte zielevragen. "Merk op mijn ziel, wat antwoord God u geeft. Hij spreekt gewis tot elk die voor Hem leeft." Ik weet u niet te bedienen, mejuffrouw, want ik ben zelf zendingsgebied en ik weet ook niet nat te maken, want ik ben zelf nog niet droog achter mijn oren, en ik weet ook niet te planten, want ik heb mezelf als onkruid leren kennen. Voor mij is er maar Een Mens die dient en dat is Christus. Welk een Vriend is onze Jezus, Die in onze plaats ging staan! O, mevrouw, en deze Vriend heeft te allen tijd lief. Ik heb vrienden gehad en vrienden verloren, maar het is me wel duidelijk geworden dat als je een gevangene van Chistus bent, dat je met geen mens een zakje zout kunt opeten, want vroeg of laat schiet er wel een wortel van bitterheid uit, als je in Christus het zout der aarde wezen mag. Ja, dat boekske der Waarheid is wel zoet in de mond, maar bitter in de buik, dus al die zogenaamde hartevrienden hebben dat zo direct niet in de gaten, maar als het bij Mara komt, dan haakt iedere vriend af vanwege de bitterheid der Waarheid, behalve de Heere Jezus! Ja, en wat dat verschil aangaat, waar u naar vraagt, dat kan heel subtiel liggen, zoals we dat bij de vijf wijze en de vijf dwaze maagden zien, maar het is altijd hieraan te herkennen, namelijk dat degenen die door de enge poort gegaan zijn, geen oude mens meer hebben, omdat die gestorven is, in tegenstelling met degenen die over de muur geklommen zijn, want die dat doen, zijn uitsluitend "oude mensen". Waaraan is de oude mens te herkennen? Aan het "doe dat" der Wet, ook al heeft hij het Evangelie in de mond en dezulken kunnen heel bevindelijk (na)praten, maar ze stelen alles van een ander. Dat zijn mensen die met het bevel van bekering aan de slag gaan en een doos mooie beloften op zak hebben die zij van het bijbelblad gestolen hebben, maar spreek met hen niet over een geopenbaarde Christus, want dan stellen zij zich uiterst vijandig op, net als Onkunde zich in het boek van Bunyan vijandig opstelde toen Christen hem hier persoonlijk naar vroeg. Weet u waar "oude mensen" ook aan te herkennen zijn? Dat ze zich doodergeren aan de ergernis van het kruis. Je moet met dezulken maar eens een tijdje meewandelen, dan openbaren ze zichzelf als zijnde hoogbekeerd, net als de rijke jongeling, maar gaan tenslotte bedroefd (of kwaad) heen, omdat zij nooit de bekeringsdood gestorven zijn en derhalve nog wandelen in het harnas van de oude mens. Oude mensen missen ook het inwendige getuigenis des Geestes en achten dat getuigenis geestdrijverij. Je moet dezulken ook maar eens ondervragen op het punt van afsnijding, waarop de rechtvaardigmaking volgt, dan staat de wagen stil, omdat zij niet door recht, maar net voor het recht tot Christus gevlucht zijn en ja, dan wordt Barabbas -dat is de oude mens- losgelaten in de vrijheid van het vlees en dat gaat er allemaal heel vroom en gezapig aan toe, maar bij degenen die ruiken geleerd hebben, stinkt het al gauw naar verrot vlees. Degenen die nog wandelen in de staat van de oude mens, hebben altijd goed en kwaad, terwijl Gods ware volk enkel kwaad is, in de inleving des harten, totaal vleselijk, verkocht onder de zonden. Goede werken hebben ze ook niet, want de beste werken zijn met zoveel zonde bevlekt dat ze er ook van walgen. In Christus hebben zij echter alles goed gedaan en geen slag verkeerd. Daarom zingen zij bij beurte: "Geloofd zij God met diepst ontzag, HIJ....", enz. Degenen die door de enge poort gegaan zijn, hebben hun oude mens verloren in de dood van Christus, en hebben geen leven meer op deze aarde, dan alleen in Christus. "Oude mensen" daarentegen kunnen nog heel goed uit de voeten op deze wereld, maar Gods volk heeft geen plaats in deze gewesten, want zij wandelen op het smalle pad dat dikwijls nog smaller is dan de rand van een scheermes. "Oude mensen" hebben nogal wat adem op voorraad en kunnen zich ruim bewegen op deze wereld op een horizontale vrome manier. In het zakenleven permiteren zij zich allerlei vrijheden die haaks staan op Gods voorzienigheid en haaks staan op het leven van vrije genade, als het maar geld opleverd. Gods kinderen kunnen ook slordig leven, maar die komen toch geregeld als verloren openbaar en komen in de schuld met AL het hunne. Zij wenen zich met Petrus doorgaans leeg als Christus in hun hart kijkt zonder verwijt. "Oude mensen" kunnen ook emmers met tranen wenen, maar dezulken hebben geen blijvende en ongeneeslijke KNAK in hun leven en daaraan zijn ze te herkennen. Jakob was hinkende aan de heup en daar weet al Gods ware volk van. Gods volk kan zo goed niet meer uit de voeten en het goede dat zij wensen te doen, daar komen ze nooit aan toe, vanwege de verwondering dat Christus alles goed gedaan heeft in hun plaats en daar moeten zij getuigenis van geven, omdat de Geest hen drijft. Gods volk is als Simson met een leeuw op hun pad en ze kunnen die wonderlijke kracht van Christus en des Geestes maar nooit verklaren, want zo hebben zij het en zo hebben zij het niet. God beschikt over Zijn volk en niet andersom, maar die over de muur geklommen zijn, hebben nog alle vormen van zelfbeschikkingsrecht. Ja, zo kan ik nog even doorgaan, maar let op die KNAK, en wat is die knak? "Ik ben vleselijk, verkocht onder de zonden.... ik dank God..." Dat is het kenmerk van degenen die door de enge poort gegaan zijn, want die hebben kennis gekregen aan de geestelijkheid der Wet en van die kennis zijn degenen die over de muur geklommen zijn ten enenmale vreemd. Ze kunnen het, ze weten het, maar het leven in en uit Christus is waarachtig geen legpuzzel, eenvoudig vanwege het feit dat God NOOIT werkt in het verlengde van het vrome vlees, ook niet bij Zijn volk. God houdt de eer aan Zijn kant en geeft zijn volk zoveel bevindelijke vleselijkheid, dat zij niet anders weten te roemen dan in Jezus alleen. Op dat laatste moet u zeer goed letten, want hele volkstammen roemen in Jezus, maar hebben altijd nog wel een zucht of een sentimentje, een goed gevoel, een goede bedoeling, nog enige liefde, die zij naast het werk van Christus leggen en dus van vrije genade niet leven, maar van de werken. Dat alles geschiedt in het harnas van de oude mens onder de vlag van genade. Die mensen hebben een heleboel werken, volle agenda's, veel vrienden, slijmballen en motteballen, 't zijn doorgaans domineeslopers, omdat ze niet genoeg hebben aan "Jezus alleen" en kunnen dan ook nooit een eenmanspad lopen bij God vandaan. "Oude mensen" zoeken altijd bijval van mensen, gelijke meningen, gelijke monnikken, gelijke kappen en zij kunnen alle knopen ontbinden bij een ander, tenminste, daar moeten ze dan voor doorgaan en zo krijgen ze medestanders en aanverwante bedrijven en dezulken helpen elkaar te stijven in geestelijke grootheidswaanzin onder de vlag van ootmoed, nederigheid, liefde en het sentiment loopt bij die mensen hun broekspijpen uit. Gods ware volk is een afgezonderd volk, omdat God haar padje met doornen omtuint. Gods volk is een struikelend volk en ze liggen meer met hun gezicht in de modder dan dat zij het hoofd omhoog gericht hebben. Ja, en alle dingen hebben ze tegen, omdat zij tegen alle dingen zijn, omdat zij geen verstand hebben van de Wet, want de Wet is geestelijk en er kan er maar 1 geestelijk zijn, dus is Gods volk het niet. Het geheel vleselijk zijn is echter de hoogste stand in het geestelijke leven en als Gods kinderen Christus zien, liggen zij als dood voor Zijn voeten en op Zijn aanraking zingen zij wat in God verblijd, maar als de Heere Zich terugtrekt, dan gaan ze weer doodbrakend over deze wereld, wat met recht een jammerdal genoemd wordt. "Oude mensen" hebben het hier beneden geweldig naar hun zin en als ze eenzaam zijn, trekken zij eropuit om die en gene jaknikker te bezoeken, maar daar heeft Gods volk geen kans meer voor, want hun pad is met doornen omtuint. Af en toe krijgen ze iemand op hun pad, maar meestal nooit voor lang, want degenen die het leven in eigen hand kunnen houden, daarmee kunnen ze niet leven. O ja, u vroeg om een fundamenteel verschil tussen de smalle-weg-reizigers en degenen die over de muur geklommen zijn. Nou, een wezenlijk verschil is dat smalle-weg-reizigers zichzelf niet meer leven, dat wil zeggen dat zij niet meer over zichzelf beschikken, omdat zij Gode leven, terwijl al die muurbeklimmers alles in eigen hand hebben, wel bidden, en het ook kunnen, maar ze kunnen zich nog bewegen, hierheen, daarheen, en ze blijven maar cirkelen in hun eigen wespennest, nemen de vrouwkens gevangen en komen nooit tot de kennis der waarheid. Gods ware kinderen zijn gevangenen van Christus en kunnen niet meer uit de voeten, omdat zij gedragen worden op de schouders van Christus en dan maak je zelf de dienst niet meer uit, want dan is Christus Koning in je leven en dan hoef je niet te bidden hoe het moet, om het vervolgens toch zelf te gaan doen, nee, Gods volk moet soms wachten tot ze een ons weegt en dat is nog teveel, dus sterven, sterven, totdat de laatste adem in het vlees is uitgezucht, om dan eeuwig in God te ademen. O, hoe zalig is dat volk!
Hartelijke groet,
GPPB.
PS. Klik op de 'Klik hier' link om het Artikel van Ryle te lezen en hoe klaar en duidelijk hij degenen die over de muur geklommen zijn tekent.
|
|