|
|
VRAAG 2, OVER: WIE IS MIJN NAASTE?
| |
|
|
Geachte broeder Burggraaf, Is die man dan letterlijk gestorven in de gelijkenis, immers neen, hij krabbelde weer op, dank zij de hulp van de Samariataan. Het staat er dus niet letterlijk, ondanks dat u zegt dat het er wel letterlijk staat. En dat u in uw leespreek aanhaalt, dat God een mens wel door de wet dood, is juist, maar dat staat niet in de gelijkenis, en dus is het niet waar als u zegt dat "wat letterlijk met die man gebeurde... enz."
JS. -----------------------------------------------------------------
Geachte heer JS, Wat letterlijk met die man gebeurde in de gelijkenis, gebeurt in geestelijke zin als de Wet in ons leven wordt geopenbaard. Dat is helemaal niet met elkaar in tegenspraak. Daarmee zeg ik niet dat die man letterlijk stierf, (waar staat dat?) en dat is ook niet in het geestelijke, want dan sterft de zondaar niet letterlijk. Wat er met die man letterlijk ofwel lichamelijk gebeurde, is een beeld van het geestelijke, of dacht u dat de bloedwreker (de wet) zachter handelt met een zondaar dan die rovers met die man? De rovers sloegen de man neer en verwondden hem tot bloedens toe, ja, ten dode. Welnu, dat is in geestelijke zin de bediening der Wet. Twist daarover zoveel u wilt, maar bedenk dat een beeld een beeld is en nooit letterlijk is over te zetten, want het geestelijke laat zich niet letterlijk overzetten. Uw manier van suggereren is welzeker biblicistisch, maar wat beoog je daar nu mee?
U zegt nu wel instemmend: "Bij de verloren zoon was de lichamelijke honger het voorbeeld van de geestelijke honger, die de Heere in Zijn kinderen komt te werken."
Maar als u nu toestemt dat de toestand van de verloren zoon bij de varkenstrog ineens wel ziet op de geestelijke ontlediging van een zondaar door de Wet, werpt u daarmee uw eigen stelling omver, want de verloren zoon werd ONWETTIG en ONBARMHARTIG van voedsel verstoken en dat was nu juist uw probleem, want dat kan volgens u nooit een beeld zijn van de wettige ontlediging der Wet, want dat is met elkaar in tegenspraak, zegt u. Beste vriend, als u geestelijk ingeleefd had wat die man lichamelijk moest ondervinden, had u er 'amen' op gezegd, omdat Christus -de meerdere barmhartige Samaritaan- zo al Zijn volk vindt, namelijk op het vlakke des velds, overvallen door de bloedwreker, vertreden in hun geboortebloed, verlaten door de huurlingen (priester/leviet) en gevonden door de enige Herder, die Zijn verloren schapen vindt aan het einde van de Wet, want het einde der Wet is Christus. Het maakt me niet veel uit of u het er wel of niet mee eens bent, want de Heilige Geest geeft Zelf getuigenis dat het de waarheid is in de praktijk der bevinding. En er zijn nog verloren schapen die er 'amen' op mogen zeggen, en ik weet wel zeker van de Psalmist van de 38e Psalm ook. Er zijn dus vele getuigen. Ook Mattew Henry verwijst naar Christus als het gaat over de barmhartige Samaritaan. Maar wat kent u er zelf eigenlijk van? Hebt u daar ooit gelegen, op het vlakke des velds, vertreden in uw geboortebloed, overvallen door de bloedwreker, de wereld, en de godsdienst? Dat vele 'profeten' de bijbelhistorie "vergeestelijken" en o.a. het boek Ruth allegoriseren, is mij zeer wel bekend, maar dat betekent niet dat er helemaal geen bijbelse beeldspraak en typologie meer is. Denk o.a. aan het boek Hooglied, dat is een en al beeldspraak omtrent Christus en Zijn Bruidskerk. Hopelijk moge u dat nu duidelijk zijn. De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan toont juist een zuiver beeld van de bediening der Wet in het kader van het stuk der ellende en de opzoekende zondaarsliefde van Christus PLUS de Vaderlijke zorg voor Zijn kinderen in dit aardse woestijnleven, totdat Christus wederkomt. Amen, ja amen.
u groetend,
GPPB.
|
|
|
|
|
|