|
|
VRAAG OVER: WIE IS MIJN NAASTE?
| |
|
|
LS.,
In de leespreek "Wie is mijn naaste" geeft u hoofdzakelijk de geestelijke strekking van de gelijkenis weer. Maar de gelijkenis van die goeddoende Samaritaan tekent toch ook het leven der heiligmaking? Of heeft de gelijkenis volgens u alleen maar een geestelijke betekenis?
mvg. Janette v.d. B.
---------------------------------------------
Geachte mevr. VDB., U hebt helemaal gelijk. Vanzelfsprekend heeft de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan ook een praktische zijde in het leven der genade. Gods kinderen zijn geroepen om hun naaste in nood barmhartig te zijn, zonder aanziens des persoons. Zelfs als je vijand hongert, hebben we de liefdesplicht om hem/haar te eten te geven en hem/haar te helpen naar ons vermogen als een onnutte dienstknecht. De Heere Jezus zegt immers: "Alzo ook gij, wanneer gij zult gedaan hebben al hetgeen u bevolen is, zo zegt: Wij zijn onnutte dienstknechten; want wij hebben maar gedaan, hetgeen wij schuldig waren te doen", Luk. 17:10. De liefde is de vervulling der Wet en het mag wat betreft de praktische uitleg van deze gelijkenis duidelijk zijn dat die Samaritaan de Wet van Christus vervulde. God kijkt wel naar het oogmerk, want niet alle naastehulp komt voort uit de liefde van Christus. Velen willen er een naam mee halen om er zelf beter van te worden. Algemene liefde kan zeer ver gaan, maar algemene liefde is ten diepste zelfliefde. Wat de praktische zijde betreft, tekent de Heere Jezus die barmhartige Samaritaan in het kader van de liefde van Christus. Dat is meer dan vanzelfsprekend. Nochtans werd die wetgeleerde eraan ontdekt die liefde niet te hebben, want die leefde geheel zonder de Wet, dus ook zonder de ware liefde. Dat laatste is een geheim, want zonder de Wet leeft elk onverzoend mens, omdat hij/zij onder de Wet en onder de toorn Gods verkeert. Het klinkt wellicht paradoxaal, maar alleen Gods kinderen die aan de Wet gestorven zijn, leven overeenkomstig de Wet, namelijk op grond van de Wet des Geestes des levens van Christus Jezus. Paulus getuigt hiervan in Romeinen 8:2: "Want de wet des Geestes des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods." Zonder deze zaligmakende geloofskennis is het onmogelijk om goede werken te doen in het kader van Hosea 14:9b: "Ik zal hem zijn als een groenende denneboom; uw vrucht is uit Mij gevonden." Moge God nog vele van die Samaritanen verwekken die de Wet van Christus vervullen, want aan horizontaal bewegende refohumanisten hebben we geen gebrek in onze dagen, maar die gaan tegenover de verloren schapen Christi voorbij, zoals die priester en die Leviet tegenover die stervende man voorbij gingen, hoewel de 'barmhartigheid' van 'bekeerde Samaritanen' dikwijls ook wreed kan zijn.... AL Gods ware volk zal dat van zichzelf bekennen, want -volk des Heeren- we staan God en onze naaste meer in de weg dan dat we de voetstappen van Christus drukken. Paulus klaagt over zichzelf: "Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet. Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik", Rom. 7:18-19. Gods ware volk kent zich totaal vleselijk, verkocht onder de zonde. Zo is er dan geen enkele roem in de bekeerde mens, noch in goede werken, maar alleen en uitsluitend in Christus: "Ik dank God, door Jezus Christus, onzen Heere", Rom. 7:25. En om die reden komen we weer terug op de geestelijke strekking van de gelijkenis, want uiteindelijk is er maar één ware barmhartige Samaritaan te vinden, namelijk de Goede Herder, Christus, Die Zijn leven stelt voor Zijn schapen die Hij van eeuwigheid gekend en bemind heeft, want Hij is te Zijner tijd voor de goddelozen gestorven (Rom. 5:6). Ook voor GPPB, ook voor u, mevr. Janette?
Hartelijke groet en God bevolen,
GPPB.
|
|
|
|
|
|