|
|
VRAAG VAN EEN MINDERBEGAAFDE SCHOLIER
| |
|
|
De vraag luidt: "Meneer, hoe merk je nou dat je bekeerd wordt?"
----------------------------------------------
Geliefde scholier,
Hartelijk dank voor je vraag en ik ben blij dat je met dit soort vragen bezet bent en ik hoop dat je er echt mee worstelen mag. Ik wilde wel dat alle kerkmensen zouden worstelen met deze vraag. "Hoe merk je nou dat je bekeerd wordt?" Je gaat er dus van uit dat de ware bekering niet ongemerkt plaatsvindt en dat is helemaal bijbels. Onbewuste bekeringen bestaan niet, of beter gezegd, die kunnen voor God niet bestaan. Misschien probeer je hetgeen ik je nu ga schrijven, te begrijpen, maar dat moet je nu juist niet doen, want ik begrijp er zelf ook niets van, hoewel ik het wel mag geloven. Om bekeerd te worden hoef je geen verstand te hebben, ook niet een klein beetje, want de bekering is Gods werk en daar doet de mens niet in mee, hoewel de mens er wel volledig bij betrokken is. God vraagt echter niet om ons verstand, maar om ons hart. "Mijn zoon! geef Mij uw hart", Spr. 23:26.
Beste scholier, als gebleken is dat je minder begaafd bent dan andere kinderen van je leeftijd, dan heb je (om bekeerd te worden) een niet gering voordeel, want dan staat je verstand niet zo in de weg. Als de Heere grote verstandige mensen bekeert (dat doet Hij soms ook), moeten die mensen worden als een klein kindeke, dus dan moeten die mensen met al hun verstand overboord. God kan niets van onze wijsheid gebruiken, want al onze (godsdienstige) wijsheid is dwaasheid voor God. Als je bekeerd mag worden, dan zal Christus je Wijsheid zijn en ook je Verstand. Dus om bekeerd te worden, hoef je geen verstand mee te brengen, want al Gods kinderen zijn van de Heere Zelf geleerd en bedeeld met geloof, hoop en de liefde op grond van de gerechtigheid van Christus. Dat geldt ook voor wedergeboren babies die nog niet geboren zijn. Dat geldt ook voor verstandelijk gehandicapte kinderen en volwassenen die wedergeboren zijn. De Heere God heeft namelijk toegang tot elk mensenhart, al zou die mens zijn hele leven in bewusteloze toestand verkeren. Dat staat de Heere totaal niet in de weg. Nogmaals, geloof deze dingen en probeer ze niet te begrijpen, want het verstand laat na de ware grond van het weldoen op te merken. Het verstand is een zeer slap gevalletje en al Gods kinderen zullen dit beamen. Ik heb niets met het verstandelijke christendom, mijn bloedgroep is achterstraats en dat verachtelijke soort is bij God uitverkoren en dierbaar, want Christus is te Zijner tijd voor de goddelozen gestorven. Dat is het verachtelijke, het onedele, hetgeen niets is.
Als de Heere een mens bekeert, dan merk je dat doordat de Heere Jezus tot je spreekt. De Heere Jezus zegt: "Een iegelijk, die uit de Waarheid is, hoort Mijn stem", Joh. 18:37c. Dat is geen hoorbare stem, ook geen droom, noch een zichtbaar licht, maar dan spreekt de Heere in je hart door Woord en Geest, met kracht in je verloren adamszwakheid en dan is het niet meer mogelijk om niet te geloven, want dan geeft de Heere het geloof erbij. Op een andere plaats zegt Christus: "Ik ben de goede Herder; en Ik ken de Mijnen, en worde van de Mijnen gekend." De Heere Jezus spreekt Zijn volk rein en zalig. Christus zegt tot Zijn discipelen: "Gijlieden zijt nu rein om het Woord, dat Ik tot u gesproken heb", Joh. 15:3. Elk kind van God weet dat, kent dat, merkt dat. En omdat de Heere Zijn volk zalig spreekt, daarom geloven zij en daarom zijn ze bekeerd. Als je dat mag kennen, dan ga je de Heere ook vertrouwen, Hem alles vertellen en belijden uit het diepst van je hart, Hem boven alles liefhebben en je naaste als jezelf, tenminste, dat is de begeerte van ieder wedergeboren hart.
Aan de ware bekering gaat echter wat vooraf, namelijk de overtuiging van zonden. Wat is dat, overtuiging van zonden? Wel, dan word je stilgezet op de brede weg des verderfs. Van nature loopt (rent) elk mens op de brede weg des verderfs, richting de eeuwige ondergang, maar de mensen op die weg hebben daar helemaal geen last van. Op de brede weg vermaken de mensen zich met plezier in de zonden, vroom of goddeloos, dat maakt niet uit, maar op die weg leven de mensen zonder God en zonder hoop in deze wereld en dat willen zij ook, dat vinden zij fijn. Maar als de Heere je stilzet in je ren op die brede weg, dan krijg je last van de zonden. Je merkt dan dat je zo niet verder kunt leven, want in Gods Woord staat er geschreven dat een ziel die zondigt, zal sterven. En je weet, sterven is God ontmoeten en hoe zou je God kunnen ontmoeten met dat zondepak op je rug? Dan merk je dat je zo niet voor God kunt verschijnen, want dan word je gewaar dat God heilig is en dat jij een onheilige zondaar bent en voor de heilige God niet kan bestaan.
Er moet dus wat met je gebeuren, daarvan ben je overtuigd. Eerst probeer je je best te doen om netjes te gaan leven om God tevreden te stellen, maar al gauw merk je dat je daar niet beter van wordt en ook dat God daardoor niet bevredigd wordt. Hoe meer je je best doet om een beter mens te worden, hoe slechter het met je wordt. Dan merk je dat je steeds verder van God af komt te staan, en dat er een grote kloof bestaat tussen God en je ziel. Voordat je werd stilgezet op de brede weg, merkte je niets van die kloof tussen God en je ziel, en had je ook van de zonde geen last, maar als je stilgezet wordt op de brede weg, door middel van de prediking (der Wet), of door middel van het Bijbellezen, of door een sterke overtuiging in je geweten, dan voel je, dan merk je dat Gods heilige Wet je aanklaagt en je des doods schuldig stelt voor de Schepper van hemel en aarde. Dat merk je goed en dat kun je dan niet meer naast je neerleggen. Je probeert dat wel, maar het lukt je niet. We hebben afgelopen zondag over de bekering van de Moorman gepreekt, en die reizende Moorman uit Handelingen 8, die werd gewaar dat hij Gods Woord niet meer naast zich neer kon leggen. Hij las de boekrol van Jesaja en dat Woord van God had hem geraakt, hem aangegrepen, hem stilgezet op de brede weg des verderfs. Die Moorman merkte wel dat hij een grote zondaar was en dat er een grote kloof bestond tussen God en zijn verloren ziel. Maar hij verstond niet wat hij in de Bijbel las, en toch was hij door dat Woord gegrepen. Het liet hem niet meer los. Maar door het Woord gegrepen zijn, dus door het Woord overtuigd zijn van je zonden, dat is nog geen bekering, dat noemen we het stuk der ellende. Je kunt dat ook lezen in de Heidelbergse Catechismus. En toen die Moorman in zijn verloren zondaarsbestaan zijn thuisreis maakte, heeft de Heere Filippus, de evangelist, naar die Moorman gestuurd en op de prediking van Filippus is die Moorman tot het geloof in Christus gekomen.
Pas als je tot het geloof in de Heere Jezus gekomen bent, ben je ook bekeerd, en dan wens je voortaan tot eer van God te leven. Je gaat dan de zonden haten en laten, want die de zonde haat en laat, zal barmhartigheid verkrijgen, dat is, genade ontvangen. Gods Woord leert dus dat de ware bekering altijd gepaard gaat met het geloof in Christus. Zonder het ware geloof bestaat er dus ook geen ware bekering. De apostel Paulus preekte de bekering tot God en het geloof in onzen Heere Jezus Christus (Hand. 20:21). De ware bekering begint dus met het geloof in Christus en aan het geloof in Christus gaat de overtuiging van zonde vooraf. Als je bekeerd wordt, dus als de Heere je genade heeft bewezen, dan krijg je ook berouw over de zonde. Berouw over de zonde is een vrucht van het geloof in Christus. Omdat de Heere in genade naar je heeft omgezien, terwijl je hebt ingeleefd dat je dat gans niet waardig was, stort Hij ook de liefde in je hart uit door de Heilige Geest en dan ga je wenen over de zonde, omdat je zoveel kwaad tegen zoveel goeds bedreven hebt. Maar dan krijg je ook een blijdschap in je hart, die je voor die tijd niet kende, namelijk een blijdschap in God en daar ga je dan ook van zingen.
Die Moorman, toen hij tot het geloof in Christus gekomen was, dus toen hij bekeerd was geworden, reisde zijn weg met blijdschap, staat er. Dat is een blijdschap die je verstand te boven gaat, want die blijdschap is de bijdschap des Heeren. Als er één zondaar tot bekering komt, dan is de Heere ook blij en de engelen in de hemel zijn ook blij. Die blijdschap die de Heere je dan geeft is dus een hemelse vreugde en die blijdschap gaat gepaard met berouw over de zonden. Je krijgt dan een liefde tot God en Christus, en ook die liefde gaat alle verstand te boven en maakt alle bitter zoet. Wat voorheen een lust was, dat wordt nu een last (de zonden), en wat voorheen een last was (de vreze des Heeren), dat wordt nu een lust. Dan krijg je lust om de Heere te vrezen, 't Allerhoogst en eeuwige Goed; dan zal God Zelf je Leidsman wezen, leren hoe je wandelen moet.
Dus hoe merk je nu dat je bekeerd wordt? Wel, dan word je -net als die verloren zoon- overtuigd van je doodstaat en dat geeft zo'n strijd je in hart, een strijd op leven of dood, want dan weet je ook dat je zo niet sterven kunt. En dat geeft zo'n benauwdheid in je ziel, dat je dan tot God gaat roepen, of Hij je nog bekeren wilt, want je wordt gewaar dat je dodelijk onbekeerd bent, dat je dodelijk ongelukkig bent, net als dat verloren schaap, dat onbedacht de Herder had verloren. Dat schaap kon zichzelf niet meer redden, dat moest gered worden. Dat schaap kon alleen nog maar blaten van benauwdheid en van droefheid naar de Herder. Zo verging het ook de verloren zoon, die jongen had zijn vader verlaten, zoals wij allen God verlaten hebben in het paradijs, en toen is die jongen de wijde wereld ingetrokken. Dat is ons aller beeld, wij zijn van God afgevallen, de duivel toegevallen en sindsdien reizen we op de brede weg des verderfs. Op die weg is geen behoud mogelijk geen bekering mogelijk, alleen maar zonde en verderf. Dat is eigen schuld, hoor, want de Heere heeft ons goed geschapen, maar wij zijn God moedwillig ongehoorzaam geweest en hebben naar de duivel geluisterd en onszelf van het eeuwige leven beroofd.
Omdat er niemand was die naar God vroeg, en niemand was die Hem zocht, heeft God Zijn Zoon naar deze wereld gezonden, om te zoeken en te zaligen dat verloren was. De Heere Jezus is dus Degene Die zoekt. En de Heere Jezus is ook Degene Die vindt. Verloren schapen en verloren zonen zijn we van nature allemaal, maar daar moeten we aan ontdekt worden. En dat merk je zeer goed als dat gebeurt. Dan word je dat van binnen gewaar, namelijk dat je een verloren zondaar bent en dat door eigen schuld. Dan heeft Gods Woord je aangeraakt, net als bij die Moorman, en dan kom je daar niet meer los van. Dat is nog geen bekering, want dat ben je pas als de Heere je vrijspreekt van schuld en straf. Dat doet Hij nog, hoor. "Die in hun zonden en ellenden tot Hem zich ter genezing wenden", die maakt Hij vrij op Zijn tijd. Als dat mag gebeuren dan bevrijdt de Heere Jezus je uit de boeien des doods, uit de banden der hel en uit de klauwen van de satan, waarin we van nature allemaal gevangen en verstrikt zitten. Nou, en of je dat merkt! De een zal daar een helder verslag van kunnen geven als een ander, maar weet je waar Gods kinderen allemaal antwoord op kunnen geven? Op vraag 1 van de Heidelbergse Catechismus. "Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven?" Ja, dat kunnen zij allemaal zeggen, de een stotterend, de ander wenend, of uitstralend. En Gods kinderen durven dat niet altijd even hardop te zeggen, maar ze durven het geens van allen te loochenen, want op de bodem van hun hart ligt het genadegoud dat God er Zelf ingelegd heeft. Ja, ze kunnen wel de Heere verloochenen, -net als Petrus in de zaal van Kajafas- , maar daar zullen ze nooit in kunnen blijven, want toen de Heere Jezus Petrus aankeek met ogen van eeuwige vergevende liefde, toen ging Petrus naar buiten, bitterlijk wenende van berouw en blijdschap tegelijk. Dus na ontvangen genade blijf je merken dat de Heere in je werkt, beide het willen en het werken naar Zijn welbehagen.
Wat ik je bidden mag: Heb geen rust, totdat je zeker mag zijn van de enige troost, beiden in leven en sterven. Dan zal je ook kunnen zeggen: "Ik heb het zelf uit Zijne mond gehoord." En als je in die enige troost mag delen, dan merk je dat echt, want dan geeft de Heilige Geest getuigenis in je hart dat je het eigendom van Christus bent, ondanks alle bestrijdingen en aanvechtingen die er zeker zullen zijn. De Heere Jezus is immers sterker dan de satan, want Hij heeft alle macht in hemel en op aarde, en Hij heeft de duivel, de wereld, de dood, de zonde en het vlees overwonnen. "Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn", Joh. 8:36.
Gode bevolen en hartelijke groet,
GPPB.
|
|
|
|
|
|