|
|
|
Dag meneer Burggraaf, Ik zit zo de laatste tijd wat preken te lezen uit de Keurstoffen van ds. Smytegelt. Smytegelt wordt over de breedte van de 'gereformeerde' gezindte geaccepteerd en vaak graag gelezen en er sommigen zeggen er ook nog bemoedigingen in te vinden. Maar als ik heel eerlijk voor mezelf moet zijn, dan moet ik toegeven dat ik dat niet zo goed kan begrijpen. Soms gaat ds. Smytegelt zo diep op de kenmerken in en dan wordt het zo pastoraal. Dan verdrijft de bekeerde mens Christus uit het middelpunt van de predikatie, voor mijn waarneming. Dan krijg ik het idee dat ik bij mezelf moet gaan kijken of ik dat kenmerk bezit, maar op die wijze heeft de HEERE mij nooit vertroost. Misschien omdat ik maar zo weinig ware kenmerken bij mezelf terug kan vinden. Ik blijf toch steeds maar weer opnieuw een groot beest bij de HEERE. Bij ds. Smytegelt moet ik steeds m'n bekering onderzoeken, maar van die bekering blijft elke keer niks over en ik krijg het dan alleen maar benauwder. Er blijft dan slechts maar één gebed over. Namelijk honderdnegenendertig-veertien. Of de levende God mijn hart maar zou willen doorgronden, want als ik mezelf zou moeten onderzoeken dan vrees ik dat ik me er steeds maar bij zou zetten zonder dat de HEERE van me afweet. Meneer Burggraaf, het is in het leven van de Kerk toch alleen Christus die hun Leven is, en die toch ook steeds bij vernieuwing het Voorwerp van de hernieuwde zielevreugd is. Zij vinden toch al hun blijdschap alleen in de HEERE? Hoe zou het dan toch mogelijk zijn dat de Kerk vreugde kan halen uit hun heiligmaking omdat ze vooruitgang waarnemen, die worden toch alleen maar onbekeerder onder de voortgaande ontdekking? Of zie ik alles verkeerd? Groeten, E. v. D.
-------------------------------------------------
Beste vriend E.,
Als Christus ons Leven is, is Hij het alleen en geheel en de rest is ballast en eigenwillige vromigheid waar God niet vanaf weet. Het kenmerkende kenmerk waarover Paulus spreekt t.a.v. de heiligmaking, is, "Ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde..."(Rom. 7:14, ev.) Dat is in Christus juist de hoogste stand in het geestelijke leven. Het is van tweeën 1. Of de Wet is geestelijk en dan ben ik vleselijk (dat is geloofsbevinding), of ik ben geestelijk en dan is de Wet vleselijk (gruwelijk onbijbels). Als we de geestelijkheid van de Wet kennen en vervolgen te kennen, dan blijft er niet meer over dan een groot beest, een dode hond, die tegelijk volmaakt rechtvaardig en heilig is in Christus. Zoek het niet in de kenmerken, beste E., maar in Christus en houd je alleen en uitsluitend aan Zijn genade, want Zijn genade is genoeg, ondanks alles. Aan bekeerde mensen hebben we geen gebrek in onze dagen, maar wel aan degenen die leven in en uit Christus alleen, Christus geheel, Christus Alles, die moet je met een lampje zoeken. Dat zijn de totaal vleselijken, verkocht onder de zonde, echter, in en door Christus gegrepen om Zijn lof te verkondigen en het vrome vlees te verdoemen. Laat je niet betoveren door een kenmerkenleer, want daarin ligt geen enkele roem en troost. De enige troost, beide in leven en sterven is niet mijn bekering, niet mijn geloof, niet mijn kenmerken, maar in het zalige feit dat Christus mijn Bekering is, mijn Wijsheid, mijn Verstand, mijn Rechtvaardiging, mijn heiligmaking, ja, mijn volkomen Verlossing. Dat is beslist geen leven in de zonde, maar een leven waarin Christus en Zijn genade heerschappij voeren, ondanks dat vleselijke verdoemelijke bestaan van het lichaam der zonde. Genade alleen triomfeert: "Ik dank God in Jezus Christus onze Heere."
Hartelijke groet, van uw vriend in Jezus,
GPPB.
|
|
|
|
|
|