|
Heer Burggraaf,
Ik weet niet goed hoe te denken over bijgaand artikel van dhr. S.M. de Bruin.
LINK (Zie Klik hier link): http://www.refdag.nl/opinie/welbeschouwd/christen_en_christinne_arriveerden_beiden_in_de_hemelstad_1_590663
Met name de verschillen tussen de twee boeken van Bunyan zijn zonder meer frappant. Waar Christen diep onder zijn zondenpak gebukt gaat tot de voet van het kruis, krijgt Christinne al bij de poort te horen: „Ik schenk u vergeving." Is het hier bedoelde ‘vergeving schenken' een daadwerkelijke beleving, ondervinding, verzekering OF een belofte?
Indien u op de site beantwoord. Graag met NN
met vriendelijke groet, NN.
----------------------------------------
Geachte vriend,
Met alle respect en achting voor John Bunyan moet toch gezegd worden dat hij in de Christenreis een onbijbels beeld schetst over de vergeving der zonden in het kader van de toe-eigening des heils. In de Christinnenreis is Bunyan bijbelser, als hij schetst dat Christinne in de poort te horen krijgt: "Ik schenk u vergeving!" Op dat moment wordt Christinne als een goddeloze gerechtvaardigd en dat is ook haar wedergeboorte, geheel conform de leer der Heilige Schrift. Dus niet vóór, niet ná, maar in de enge poort ontvangt de zondaar vergeving der zonde, want de Poort is Christus (Joh. 10:7-9) en wie in Christus is, heeft vergeving der zonden en is rechtvaardig voor God door het geloof. De rechtvaardigmaking staat aan het begin van het geestelijke leven in Christus, want God is een God Die de goddeloze rechtvaardigt en op Zijn spreken (levendmakende beloften in de toepassing) wekt Christus de doden op uit hun zondegraf (Joh. 5:25), tot vergeving der zonden! Het kruis van Christus staat niet halverwege de smalle weg, maar aan het begin en het Begin is Christus; Hij is ook het Einde, de Alpha en de Omega, de Eerste en de Laatste! Bunyan schets in de Christenreis de rechtvaardigmaking ongeveer halverwege in het leven der genade, maar die voorstelling mist volstrekt elke bijbelse grond, want bij die voorstelling wordt niet de goddeloze, maar de gelovige gerechtvaardigd, en dat staat haaks op de bijbelse leer van de rechtvaardiging van de goddeloze, de leer waarmee de Kerk staat of valt. Menselijke beschouwingen over de heilsleer en de bevinding daarvan kunnen dus nooit als normatief aangewend worden om de heilsleer van Gods Woord uit te dragen en te verdedigen. Alleen en uitsluitend Gods Woord is de levensbron, toetssteen van ware en valse genade en het einde van alle tegenspraak.
Het tweede wat gezegd moet worden, is, dat dhr. S.M. de Bruijn een volstrekt valse voorstelling van zaken tekent m.b.t. de toepassing van het heil in zijn volbloed biblicistische relaas (ZIE KLIK HIER LINK). S.M. de Bruijn is echter al meer actief geweest als een Schriftvervalser, die op deze website als zodanig ontmaskerd is met het Woord onzes Gods.
Zie DRV-linken: http://www.derokendevlaswiek.nl/PERSBERICHTEN_IIISzoMzo_DE_BRUIJN_LEIDT_PUBLIEK_OM_DE_TUIN.html
http://www.derokendevlaswiek.nl/PERSBERICHTEN_IIHOOGMOEDIGE_NEDERIGHEID_SzoMzo_DE_BRUIJN.html
De voorwegen in het kader van het stuk der ellende kunnen verschillen, maar niet de doorgang door de enge poort. De toepassing van het heil in het leven van Lydia is exact dezelfde als bij Paulus en al Gods kinderen. Gods Woord leert ten aanzien van zalig worden enerlei hart en enerlei gang (Jer. 32:39). De omstandigheden kunnen vanzelf verschillen, maar niet de feitelijke geestelijke doorgang door de enge poort. O.a. Galaten 2:19 is een bijbelse toetssteen m.b.t. de toepassing van het heil en is voor al Gods kinderen normatief. Bovendien, er bestaan geen verschillende enge poorten, er is maar 1 enge poort, waarvan geschreven staat: "Want de poort is eng, en de weg is nauw, die tot het leven leidt, en weinigen zijn er, die denzelven vinden", Matth. 7:14.
Hetgeen De Bruin beweert over "de geloofsgetuigenissen" op de E.O.-bijeenkomsten, op de ‘conferenties van opwekking', zoals Heartcry, is typisch kenmerkend voor het halfverloste christendom, want dergelijke pelagiaans/arminiaanse "geloofsgetuigenissen" missen elke bijbelse grond. De Bruijn geeft aan geen kennis te hebben aan het beproeven van de geesten, volgens Gods Woord (1 Joh. 4:1), want wat hij hieromtrent schrijft is puur lucratief en commerciele bladvulling.
De Bruijn suggereert verder dat alle maatlatten moeten worden getoetst aan Gods Woord, maar ook dat is een verdraaide en valse voorstelling van zaken, aangezien Gods Woord de enige maatlat is voor het ware werk des Geestes; dus kunnen alle andere maatlatten in het vuur geworpen worden.
Wat de kenmerkenprediking aangaat, is Gods Woord ook helder, want aan de vruchten kent men de boom. Een kenmerkenprediking mag echter niet toonaangevend zijn, want dat is de prediking van Christus en Dien gekruisigd alleen. Ook hierin slaat De Bruin de plank mis.
Volgens dhr. De Bruijn leidt de meetlat soms een geheel eigen leven in bepaalde kringen. De Bruijn: "Daar komt het voor dat er eenzijdig kenmerken uit de Bijbel naar boven gehaald worden die niet zomaar op iedereen van toepassing zijn. Om maar wat te noemen: dat de stokbewaarder in Handelingen 16 zichzelf bijna van het leven beroofde, betekent niet dat Lydia en Zacheüs eenzelfde wanhoopsmoment hebben ervaren."
Wat de Bruin hierboven schrijft is typisch het toppunt van biblicisme; nl. van het halfverloste christendom dat makkelijk zalig wil worden buiten het recht om. Aangaande Lydia staat geschreven dat de Heere haar hart opende (Hand. 16:14), dat betekent, dat Lydia daar zat met een gesloten hart en een gesloten hart is de hel van binnen. Wie dit ontkent, weet nergens van. Lydia is net als Paulus door de crisis van de dood van Christus geleid, hetgeen niets te maken heeft met een "wanhoopsmoment", zoals De Bruijn suggereert, maar dat heeft alles te maken met de geestelijke doorgang door de ENGE Poort, waarin de orde beleefd wordt, zoals Paulus ervan spreekt in Galaten 2:19, nl. om als een geestelijk dode te worden levendgemaakt in en door Christus, als zijnde het Einde der Wet (Rom. 10:4).
Ook Zacheus zat niet in de vijgeboom als een nieuwsgierig man, zoals refobreed beweerd en geleerd wordt, nee, want als Jood wist Zacheus heel goed dat hij krachtens de Wet Gods vervloekt was, omdat hij een tollenaar was, een soort NSB-er, zouden wij zeggen, die zich over de ruggen van zijn landgenoten verrijkte. Bovendien wist Zacheus als Jood ook heel goed, dat hij in een verboden en vervloekte stad woonde, nl. Jericho, een stad die krachtens Gods verbod nooit herbouwd had mogen worden. Zacheus wilde verborgen blijven, omdat het geestelijk voor hem een verloren zaak was! Dat blijkt duidelijk uit hetgeen geschreven staat in Lukas 19:3a: "En zocht Jezus te zien, wie Hij was!" Niet wat Jezus deed, niet hoe Hij eruit zag, maar WIE HIJ WAS, nl. in het kader van Zijn komst in het vlees. Dus ook Zacheus is -net als al Gods kinderen- gegaan door de crisis van de dood van Christus, alvorens Hij geroepen werd uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht, door de inwendige, krachtdadige roeping van Christus: "Zacheus! haast u, en kom af; want Ik moet heden in uw huis blijven."
Dus het gaat hier niet over een "wanhoopsmoment", waarvan De Bruin spreekt, maar over de geestelijke doorgang door de enge poort. Dat gold ook voor de stokbewaarder, die voor zelfmoord werd bewaard, maar het zwaard op zijn keel was ook het zwaard der Wet, die als bloedwreker de oude mens naar het leven staat en doodt. Het geestelijke doodvonnis der Wet mocht de stokbewaarder echter niet eigenhandig uitvoeren en daar blijven al Gods kinderen dan ook voor bewaard. Die stokbewaarder bevond zich evenwel in het oordeel voor God, want dat blijkt duidelijk als hij al bevende valt voor de voeten van Paulus en Silas, zijn brandende zielevraag uitroepende: "Lieve heren, wat moet ik doen, opdat ik zalig worde?" Dus ook ten aanzien van de bekering van de stokbewaarder gaat het niet om een door De Bruin gesuggereerde "wanhoopsmoment", maar om de doorgang door de enge poort, waarin de stokbewaarder gerechtvaardigd werd en tot het geloof kwam door de toepassing des Heiligen Geestes middels het getuigenis van Paulus: "Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis. En zij spraken tot hem het Woord des Heeren, en tot allen, die in zijn huis waren", Hand. 16:31-32.
Nog eens: het zal waar zijn dat de voorwegen in het kader van het stuk der ellende kunnen verschillen, en dat niet ieder kind van God dezelfde verschrikking der hel en der verdoemenis ervaart, is ook waar en uit het Woord te bewijzen, maar het getuigenis van Hanna over hetgeen God doet ten aanzien van zalig worden en de toeleiding ervan, is en blijft normatief voor al Gods kinderen, hetgeen geschreven staat in 1 Sam. 2:6: "De HEERE doodt en maakt levend; Hij doet ter helle nederdalen, en Hij doet weder opkomen."
De relativerende adjunct RD-redacteur, dhr. De Bruijn, blijkt van de bijbelse afsnijding een publieke vijand te zijn, want het vat geeft uit wat erin zit!
Tenslotte: De Bruin keurt Bunyan's geschriften als normatief gebruik af, maar zelf hanteert hij Bunyan's genoemde geschriften wel als normatief, want hij neemt het verschil tussen de Christenreis en de Christinnenreis als bewijs voor zijn eigengebreide schaduwachtige heilsonordelijke refo-route.
Kortom, de meetlatten-religie die De Bruin voorstaat, is brandhout voor de hel. Gods Woord is de enige maat en toetssteen t.a.v. God en Goddelijke zaken, de leer van, en het heil in Christus, met name t.a.v. de toe-eigening van het heil.
Wordt behouden van dit verkeerde refo-geslacht!
Hartelijke groet en heilbede,
GPPB.
|
|