|
Geachte vriend B.,
Enig tijd geleden had ik met u een mailwisseling over bepaaalde aspecten van de Reformatie en toen hebt u mij nog een stukje van de Schotse reformator, ds. John Knox, toegezonden, betreffende zijn strijd tegen de roomsgezinde overheid onder het schrikbewind van Maria de Bloedige. Naar aanleiding daarvan heb ik me eens meer verdiept in de Schotse kerkgeschiedenis via de website van theologienet.nl Er is een nieuw boek voor mij opengegaan. Wat kenden die Schotten toch een rijk geestelijk leven en wat stonden zij pal voor datgene wat zij beleden op grond van Gods Woord. Hoe zou het toch komen dat in onze gereformeerde gelederen de strijd zo gemist wordt zoals die gevoerd is door Knox, Rutherford, Bruce, Renwick, Cameron, Cargill, Henderson, enz.? Komt het omdat de ware eenheid des geloofs gemist wordt, zoals de Schotse geloofshelden die wel kenden en in de praktijk brachten?
Hartelijke groet en sterkte in de strijd,
A.M. v. W.
----------------------------------
Geachte vriend Van W.,
Het doet me deugd dat u de zaak eens dieper onderzocht hebt, aangaande de strijd die onze Schotse geloofsbroeders hebben gestreden, met name tegen de overheden en voor de kroonrechten van Christus en het nationale verbond. In onze gereformeerde gezindte heerst een schrikbarende onkunde jegens de geloofsstrijd ten tijde van de Reformatie, met name omtrent de ontzaggelijke strijd die in Schotland heeft afgespeeld ten tijde van de Schotse Reformatie. De heersende onkunde op geestelijk gebied baart ook veel vijandschap tegen de Waarheid van het Evangelie en daar is de huidige prediking zwaar debet aan. De bevinding des geloofs wordt allerwegen gemist in onze dagen, wat betreft de rechtvaardiging van de goddeloze, om nog maar niet te spreken over de geloofsbevinding van de tweede bekering (Luk. 22:32). Om die reden is de eenheid des waren geloofs zo goed als zoek in onze dagen, want dat is alleen te vinden onder het kruis van Christus, waarvan de ergernis teniet gedaan is in de huidige prediking en in de praktijk van het leven.
Hoewel de Reformatie ook in ons land is doorgedrongen, werden er in ons land meer gewone belijders door de roomse inquisitie vervolgd dan kerkleiders. In de zuidelijke Nederlanden is er evenwel veel geleden omwille van het ware geloof en met veel achting noemen we de geloofshelden van Valencijn, Guido de Bres en Peregrin de la Grange en de broeders Maillard en Baveau, enz, maar de Schotse geloofshelden (Covenanters) waren meer verenigd in hun geloofsstrijd tegen de roomse overheid/vervolgers. Kortom, de Schotse geloofshelden stonden pal voor de kroonrechten van Christus en duldden geen inmenging van de overheid in kerkelijke en geestelijke zaken.
Als we de ontzaggelijke geloofsstrijd tegen Rome door de reformatoren en de Schotse geloofshelden eens leggen naast de geestelijke lauwheid/verdeeldheid; de generale kerkelijke afval van vandaag en het samenspannen met Rome, dan word ik droevig gestemd en dan zou de moed in je schoenen zinken als Christus niet de Rots der eeuwen was. In Hem ligt alle roem en kracht en als ik zwak ben, ben ik machtig in een door Hem.
U hebt volkomen gelijk! De eenheid des waren geloofs wordt in onze dagen in de volle refo-kerkelijke breedte totaal gemist. Op papier en met de mond wordt van alles beleden, maar de praktijk des geloofs wordt ten enen male gemist. Overal roept men om eenheid, die de ware eenheid in Christus niet is. Daarom ontbreekt de strijd waarvan Paulus melding maakt in Efeze 6:12, die met name de Schotse geloofshelden in de praktijk brachten. Als een man als John Knox de huidige kerkelijke en politieke wantoestand eens in ogenschouw kon nemen, dan zou hij tegen het huidige kerkelijke refokader en tegen de zogenaamde christelijke politieke partijen van heilige verontwaardiging donderen en bliksemen als weleer.
We hebben ten tijde van de Dordtse Synode (1618-1619) nog wel een getrouw-blaffende Bogerman gekend, maar die was vergeleken met John Knox slechts een juffershondje, hoewel ik voor Bogerman en met name voor Gomarus veel respect heb. John Knox en zijn geloofsgenoten stonden pal voor de kroonrechten van Christus en zij waren met geen mensenvrees bevangen, ook niet tegenover hun bloedige vervolgers, waaronder Maria Stuart (de Bloedige), Claverhouse, kardinaal Beaton en anderen.
Om maar eens een getuigenis te noemen: Op 12 september 1680 sprak de Schotse covenanter, Donald Cargill te Torwood, de banvloek uit over een aantal vooraanstaande figuren in Schotland, die Gods volk vervolgden. Het gevolg was dat hij in feite vogelvrij werd verklaard. Toch ging hij gewoon door met preken. Hij waarschuwde voor de dreigende oordelen die het land te wachten stonden vanwege hun afval en verbondsbreuk. Tijdens het uitspreken van de banvloek hield Cargill nog een korte rede, waarbij hij het woord van de tekst uit Ezechiël 21:25-27 vergeleek met de laatste gedeelten van 1 Korinthe 5, waarin de apostel vermaant om 'deze boze uit ulieden weg te doen.' Hij handelde over de laatste trap van de kerkelijke tucht, namelijk die van de ban of excommunicatie. Het gaat om personen, die onder de dekmantel van de naam van christen en Godsvreze tot het andere lichaam behoren, waarvan de Satan het hoofd is en niet tot het lichaam waarvan Christus het Hoofd is." (Bronnen: "Een wolk der getuigen - martelaren in Schotland" - "Nafthali, een losgelaten hinde").
Omdat de eenheid des ware geloofs ontbreekt, worden de valse leraren en de huurlingen ongemoeid gelaten. Over afvalligen, zoals ds. K. Hendrikse en Kuitert wordt niet meer de banvloek in de Naam des Heeren uitgesproken, omdat er geen Gods-mannen meer zijn zoals Knox, Henderson, Rutherford en Cargill, enz. Maar wie niet ingaat door de deur van de stal der schapen is een dief en een moordenaar, van welke naam, rang of stand men ook pretendeert te zijn. Als je mag (s)preken zoals genoemde mannen gesproken en gepredikt hebben, krijg je de grootste vijandschap uit de rechterflank van de "geref. gezindte" op je bord. Men wil het aangename horen, ten koste van de volle raad Gods. "Die daar zeggen tot de zieners: Ziet niet; en tot de schouwers: Schouwt ons niet, wat recht is; spreekt tot ons zachte dingen, schouwt ons bedriegerijen", Jer. 30:10.
Genoemde Gods-mannen hebben dit soort afvallige geesten wederstaan en neergesabeld met het zwaard van Gods Woord. Maar die geloofsbroeders juichen reeds lang voor de troon. God blijft evenwel Dezelfde en daarom zijn we niet alleen. Het gaat hier wel door het Mesech der ellende naar 't erfgoed hierboven, kon en mocht het zijn als "een stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des HEEREN, maakt recht in de wildernis een baan voor onzen God!" Liever alle (kerk)mensen en dominees-aanbidders tegen dan God tegen. Amen.
Hartelijke groet,
GPPB.
|
|