|
|
FABELS OVER 1000 JARIG RIJK DOOR DR. H.F. KOHLBRUGGE WEERLEGT.
| |
|
|
Geachte heer Burggraaf,
Hoe moeten we over het 1000-jarige rijk denken? Is het letterlijk 1000 jaar dat Gods kinderen als koningen zullen heersen? Is het een heerlijke heilstijd op aarde? Bent u het eens met het Blad: "Verwachting" van dhr. Buijsse over dit onderwerp? Momenteel zijn we op de mannenvereniging met dit onderwerp bezig, maar de meningen zijn danig verdeeld. Kunt u een handreiking doen?
Bijvoorbaat hartelijk dank,
H.K. v. J.
----------------------------
Geachte heer Van J.,
Ik geloof wel dat de Heere nog rijkelijk zal gaan werken voordat Hij wederkomt op de wolken des hemels, met name door de bekering der Joden. Maar ik geloof niet in een letterlijk duizendjarig rijk, want dat is een misverstaan van de Schrift. Er bestaan heel veel vleselijke opvattingen over het 1000-jarig rijk, ook in het Blad "Verwachting". Ik sluit me volledig aan bij hetgeen dr. H.F. Kohlbrugge hierover heeft gezegd. Bij deze voeg ik het stuk van Kohlbrugge bij. Hopenlijk mag het een doorbraak zijn op uw mannenvereniging.
Hartelijke groet, GPPB.
De fabels over het duizendjarig rijk door dr. H.F. Kohlbrugge weerlegd.
Openbaring 20
Dat is het waarin men zich met ere zoekt te redden als men zich niet aan Gods wil onderwerpt om werken tot noodzakelijk gebruik te doen, maar zich inwendig godvruchtig wil maken en telkens door de zeer gewone en platte levenstrein, waarin alles aan de ijdelheid is onderworpen, uit zijn denkbeeldig hemels standpunt uitgebotst wordt, n.l. in zulk een rijk, een godsrijk op aarde, dat komen moet; zonderling vagevuur!
Jungius verrekende zich niettegenstaande hij er een openbaring van had; Bengels 1836 ging voorbij; het 1844 der nieuweren verstreek ook; de Fils de l’Homme stierf jong (Kohlbrugge zinspeelt met deze namen op valse voorspellingen aangaande de komst van Christus); maar toch.... Christus de Heere is nog niet recht koning, maar zal het nog eens in volle waarheid worden. De kennis Gods moet nog eerst de bodem bedekken als de wateren de bodem der zee. Dat heerlijk Godsrijk is nog niet; de Joden moeten eerst bekeerd worden, of er moet nog eerst een Elias komen, of....
Zo hebben oudere theologen gedacht, zo ook nieuwere. Zo reeds dachten enigen in de eerste christeneeuw, geleid door iemand, die zei, dat hij het van Johannes, de Apostel zelf gehoord had. En zo was en is men even ver als de Joden: terwijl zij de Christus Gods in hun midden hadden, zeiden zij: onderzoekt en ziet, dat er nooit een Profeet uit Galilea is opgestaan, van waar Hij is (Joh. 7 vers 52). Verder geleid door hun eigen onverstand en liefde tot het zichtbare, verklaarden zij de Profeten tot hun eigen verderf, dromende tot op deze dag van een rijk, dat nimmer beloofd is. Zou u ook doen als de Joden en de stemmen der Profeten tot uw eigen nadeel verdraaien en op de toekomst schuiven? Zo staat er geschreven: "Heden, heden, zo gij Zijn stemme hoort, zo verhardt uw harten niet."
"Immers zijt gij gekomen tot een stad eens levende Gods, tot een bovenhemels Jeruzalem, tot duizendtallen der Engelen, tot een lofzeggende verzameling en kerk van eerstgeborenen in de hemelen aangeschreven, tot een Rechter aller, God, en tot geesten van rechtvaardigen die volmaakt gemaakt zijn en tot een Middelaar van het Nieuwe Verbond, Jezus, en tot een bloed van besprenging, sprekende machtiger dingen dan dat van Abel. Ziet toe." (Hebr. 12, vers 22 tot 24 naar het grieks). De gehele brief van Paulus aan de Hebreën roept, vermaant, predikt u, bidt, dreigt, smeekt u, dondert u in het oor: geen uitstel, geen genade, tenzij ge u aan de Genade onderworpen hebt zoals ge zijt, en die erkent als over u verschenen, hoe ge ook zijt! Geen uitstel van beter maken, van zich anders te bevinden, van zich daartoe geschikt te maken, van zoeken, naar hebbelijkheden te zoeken, ontvangbaarheid, gestalte, gedaante, gesteldheid! Aan de Genade u onderworpen, of geen genade, in dat bloed van het nieuwe Verbond, volkomen afwassing, volkomen reiniging of geen, in het geheel geen want dat bloed steekt alle zonden, verkeerde wegen en vasthouden aan zichzelf en alle uitvluchten van "ik kan niet" en "ik deug er niet toe" en "laat mij eerst dit of dat doen en afwachten" ineens de levensader af en het is sterven om te leven, of de eeuwige dood. Kiest!
Gijzelf moet het weten: of volkomen verlossing van zonden en van alle kwaad of een zich voortslepen in ketenen en verstrikkingen der slavernij van het zichtbare. De Genade is geen plank in de grote zee, waarop wij grote mensen drijven mogen; maar zijzelf is een grote zee van algenoegzaamheid, daarin! zonder plank; sla tot splinters die plank van ijdele hoop der zelfredding, die zee in, in de armen van des Heeren goedertierenheden; die in het diepst ondergaat, vindt zich uit de diepte het eerst opgehaald, het hoogst gezet. O, wij muggen op dat water! De Genade is geen plank, maar een heerlijke, koninklijke, van alles welvoorziene bodem, een koningsschip, het rijkste, het machtigste oorlogsvaartuig; maar de Genade is een rots, die niet wankelt, daarheen! Maar waartoe hier beeldspraak? Spreekt dat bloed van onze Heere Jezus Christus niet genoeg tot u, zeggen u de ingewanden van eeuwige barmhartigheden over stof, aarde en as niet genoeg, is u niet genoeg de stem des Geestes en der Bruid: "Kom?" Ik zal u gaarne alle bedenkingen trachten weg te nemen die bij u op dit stuk zullen opkomen, ikzelf heb er voor gestaan, heb het geloofd, had het tot een vol systeem, maar toen ik de gerechtigheid Gods, toen ik het Lam, dat de zonde van de wereld heeft weggedragen, aan ‘s Vaders rechterhand zag, en ik in elkander stortte met al mijn doen, toen verdwenen al die ijdele denkbeelden, die uitvindingen en leringen van het verstand, die wandel als van handelaars, die zich langs oneerlijke wegen zoeken staande te houden.
Want alzo zoekt, met zulke leringen, de mens zich staande te houden en te blijven smaken de genieting der zonde der tegenwoordige wereld; maar wat anders zoekt hij, die gewaar wordt wat Gods Woord hem biedt, hij, bij wie het een strijd is op leven en dood, dat hij overeenkomstig het Woord Gods zij. Zet de Wet Gods niet opzij met een eigengemaakt Evangelie. Dat boek der Openbaring kan onmogelijk oorspronkelijk zo onverstaanbaar geweest zijn als het sedert geworden is. Hoe hebt ge niet zoveel gezond verstand om te zien, dat als ge het ene letterlijk opvat, ge het andere ook letterlijk moet opvatten? Heeft dan de stad Gods een muur van stenen uit steengroeven? Is die muur op letterlijk 144 ellen gemeten? Is die stad letterlijk een kubiek (even breed, als lang en hoog)? Was er dan een letterlijke smid, die de keten en de sleutel maakte? Duizend jaren letterlijk, dan ook de keten letterlijk, dan ook een letterlijke draak.
Laat het u voor ditmaal genoeg zijn, dat duizend jaren een getal is van volkomen standhouden, van volkomen heerschappij, en van volstrekte macht.
Zo hebt ge "de hoofdmannen over duizenden bij de kinderen Israëls" en "de afdelingen in duizendtallen", letterlijk; en figuurlijk: "één zal er duizend jagen" en "de Heere komt met Zijn vele duizendmaal duizenden."
Ook is het een ronde tijd, een volkomen tijdperk van volharding, als duurde het ook maar één dag, of een jaar, of twee en een half jaar, alles hetzelfde. De kinderen Israëls hebben nog geen duizend jaar met hun God als Koningen geheerst, Van Egypte tot Babel zijn slechts 903 jaar. Denkt hij dat de apostel dit niet heeft gemerkt? Zij die in het Woord der waarheid blijven, die bij het eeuwig evangelie volharden, zullen toch gevonden worden, wil de apostel zeggen: Zij zullen met Christus regeren duizend jaren, dat is: zij zullen met Hem volharden als deelgenoten in Zijn verdrukking, Koninkrijk en lijdzaamheid. Zij zullen zo met het getuigenis volharden, regeren, dat op alle weerstand beslag gelegd zal worden, zodat zich alle vijanden des Heeren met hun aanvoerder, de duivel gebonden zullen voelen. Die keten is Gods woord, die sleutel is de uitsluiting, waarmede allen buiten het evangelie gesloten worden, die het tegenstaan; die sterke Engel is een eenvoudige getuige des Woords; de eerste opstanding is een zich tesamen verheugen in het Woord en in deszelfs hope, loop en macht; de tweede dood is het doorgevloeid zijn dergenen, die vroeger bekeerd zijn, maar die zich aan de Genade hebben gesloten en er werken als van wet bij ingevoerd hebben, die vloeien door, zo zij zich niet onderwerpen. "Er zal weder een tijd komen, dat dit Woord weg gaat, dan zal alles, wat nog de Genade tegenstaat, opnieuw een aanval beproeven en de overgeblevenen in de Genade aanvallen, maar hun doen en hun werk zal ten vure zijn." Die openbaring ontving Johannes en gaf ze tot zijn en der getrouwen troost; zij hebben die tijd gehad en gezien; en dergelijke dingen herhalen zich overal waar het woord gepredikt wordt; die nieuwe hemel en nieuwe aarde, hoofdstuk 21, is niet de hemel in de toekomst, maar is de gemeente Gods; en als u op dit vierde vers van dit hoofdstuk en op het tweede van hoofdstuk 21 met aandacht let, dan ziet u dat in die nieuwe hemel en op die nieuwe aarde genezing en vertroosting is. Kom mee er in wonen, de poorten worden des daags niet gesloten en laat varen wat u tegenhoudt en wat niet mee wil en zeg aan de leugenaars, gifmengers en vreesachtigen, dat zij buitengesloten zijn; alleen hij die waarachtig op de borst slaat en zegt "God heb mij zondaar vrolijk gemaakt", ziet dat Rijk, dat is en is in dat Rijk, dat komt; die zich niet aan de Genade onderwerpen wil, omdat hij wel weet dat het dan uit is met de heerschappij der zonde, voedt zich met ongezonde woorden van allerlei ketterij, dat ook een werk des vleses is. Wie de zoete regering der Genade kent, leeft in dat duizendjarig Rijk, hetwelk die nog verwachten, die hun consciëntiën niet gereinigd hebben van dode werken en daarom niet in de rust Gods zijn ingegaan. Evenwel zult gij weten, dat het Koninkrijk Gods tot u gekomen is, zei onze Heere tot degenen die Hem horende, zich van de waarheid des Woords ontsloegen, hetwelk zo luid in hun binnenste sprak: "het is er."
|
|
|
|
|
|