|
|
HUISGEMEENTEN SEKTARISCH?
| |
|
|
Geachte meneer Burggraaf,
Uw kritiek op de kerken is niet mals, maar is dat niet een kenmerk van onkerkelijken en thuislezers? U veroordeelt het sektarisme in de kerken, maar thuislezers en huisgemeenten zijn sektarischer dan ze zelf weten willen. Of heb ik het mis?
vr. gr.
J.L. van G.
---------------------------------------------
Geachte heer/mevr. Van G.,
Ja, u hebt het glad mis, want ik ben niet onkerkelijk en ook geen thuislezer. Door Gods genade dien ik een huisgemeente en dat is volledig bijbels. De eerste christengemeente bestond louter uit huisgemeenten en dat kunt u ook lezen in het vervolg van de kerkgeschiedenis. Of bent u van mening dat de huisgemeenten in de eerste christengemeente ook sektarisch waren? Dat te denken is een grove vorm van Schriftkritiek. U geeft ook aan dat u de kerkgeschiedenis niet kent, want anders zou u dit soort vragen niet stellen en deze suggesties niet maken. Ik heb overigens wel veel contact met thuislezers en er zijn vele godvrezende mensen onder te vinden. Ik heb hier niet 'de paauwianen' op het oog, want dat soort buitenkerkelijke groepen zijn voor het overgrote deel ongelooflijk wettisch en inderdaad sektarisch van aard. Maar u moet niet het kind met het badwater weggooien. Om u te ontgroenen zal ik u een perikoop van dr. Gijsbert Voetius doorgeven, die op grond van Gods Woord huisgemeenten prefereerde boven kerken waarin de dwaling en de afgoderij zegevieren. (Geheel gegrond op: Matth. 10:14 - Matth. 15:14 - Mark. 6:11 - Openb. 18:4).
"IX Vraag. Of uit Rom. 16: 5 stellig kan bewezen worden, dat de naam en natuur van kerk past aan een vergadering of aan mensen in een gezin in hetzelfde huis verenigd, en tot gemeenschappelijke of onderlinge oefeningen van de vroomheid gewoonlijk samenkomende? Antwoord. Slechts met waarschijnlijkheid. Omdat de regelmaat van het geloof en het tekstverband ons niet dwingen om dit te verklaren van een kerk, enkel uit de huisgenoten van Aquila en Priscilla vergaderd; want even goed kan het verstaan worden van die vergadering die in dit huis pleegt samen te komen; aan welke, als een deel van de kerk van Rome, de naam van kerk gegeven wordt. Dit is de verklaring van Beza in zijn aantekeningen. De Hollandse uitleggers stellen beide uitleggingen voor.
Xe Vraag. Of, indien in de kerk van de plaats of van het kerspel de ware dienst met ketterij of afgoderij besmet wordt, één huisgezin, dat van de rechtzinnigheid getrouw blijft, met zijn huis elke dienst en huiselijke oefeningen liever tevreden moet zijn dan de dienst uit te oefenen in gemeenschap met genoemde kerk. Antwoord. Ja, op deze voorwaarde: 1e Indien het van de oefeningen geen gebruik kan maken in gemeenschap met die kerk zonder het bedrijven van of deelnemen aan afgoderij of ketterij. 2e Indien geen andere meer zuivere kerk daar of in de buurt op die tijd aanwezig is, aan de oefeningen van wie het uitdrukkelijk, hetzij in het openbaar of in het verborgen, deel kan nemen. 3e. Indien het de bedoeling heeft en bereid is, zodra dit geschieden kan, vandaar naar elders waar een kerk is, te verhuizen. Tot de afscheiding van een bedorven kerk, zij het ook dat iemand alleen of een huisgezin alleen gedwongen zou zijn met de huiselijke oefeningen voor een tijd tevreden te zijn, maant het antwoord van Jozua, hoofdstuk 24:15. Aan wie dit goeddunkt, die vergelijke hetgeen door ons uiteengezet is boek 3, afd. 3 van de Desparata Causa Papatus.
XI Vraag. Of de huisvader noodzakelijk de taak van voorganger in de huiselijke oefeningen, of van onderwijzer in de Catechismus, of in geval van noodzakelijkheid van prediker vervullen moet? Antwoord. Hoewel hem dit ten zeerste past, en zonder zijn gezag en toestemming de gemeenschappelijke oefeningen in dat huis in het openbaar geenszins, in het geheim nauwelijks kunnen gehouden worden, zo geloven wij echter niet dat zulk een ambt en werk, hetzij van onderwijzer in de Catechismus, hetzij van plaatsvervullend prediker aan zijn huiselijke macht en plicht onafscheidelijk verbonden is. Immers kan zich voordoen het geval van onbekwaamheid en onvermogen van de kant van de uitwendige zintuigen of van het verstand en het geheugen, of van enige zware ziekte en verval van krachten, of het geval van gebrek aan opvoeding en onervarenheid in geestelijke zaken. Opdat ik niet hiervan spreke, dat na de dood van de vader de gezinnen niet zelden door de moeder, weduwe zijnde, gedurende vele jaren, bestuurd kunnen worden. Deze en dergelijke gevallen bewijzen overtuigend dat op de meest geschikte wijze in een huisgezin dikwijls de leiding en het voorgangerschap in de huiselijke oefeningen moeten overgedragen worden. Danaeus schrijft op de aangehaalde plaats: Adam was bij zijn vrouw bedienaar van dit door God geopenbaarde woord, en daarom zouden ook de overige mannen voor de vrouwen en de echtgenoten voor hun wederhelft en de ouders voor de kinderen bedienaars en predikers van hetzelfde woord van God op dezelfde wijze geworden zijn, enz. En een weinig verder: De plaats, aar de kerk was en waar de toekomstige samenspreking van God zelf met Adam en zijn nakomelingen zou zijn, was de hof, enz. De plaats van de gedachtewisseling van de ouders met de kinderen en van de mannen met hun vrouwen over hetzelfde Woord van God was het onderling verkeer en de huiselijke samenleving. Dat deze dingen voor de staat van de rechtheid passen, ontkennen wij niet, omdat de pas gemelde beletselen toen afwezig zouden geweest zijn. Maar na het intreden van de zonde hebben deze dingen zich gans anders toegedragen. Daardoor is gemaakt, dat de aard van de georganiseerde, bijzondere kerken en van de bedieningen en beroepingen een andere was, evenals van de ingestelde eredienst. Dientengevolge waren ook in de gemeenschappelijke oefeningen, die door de huisgezinnen moesten in acht genomen worden, niet altijd de vaders en echtgenoten, maar soms de meer geschikte in dat gezin tot leiders in dit opzicht aangesteld. Uit deze bepaling blijkt, wat geantwoord moet worden op de volgende vraag.
XII Vraag. Of door huisvaders of huismoeders, of door regenten en opzieners van wezen in een weeshuis uit dienaren des woords, ziekentroosters, kandidaten tot de heilige dienst, schoolmeesters of welke andere vrome, hiertoe geschikte mensen ook, mannen kunnen worden uitgekozen en gevraagd om in hun huis of hun weeshuis de hunnen in de beginselen van, de godsdienst en van de vroomheid te onderwijzen, zonder enig nadeel voor de kerkelijke macht, of enige verstoring van de goede orde? Antwoord: Waarom niet? Daar toch volgens de handelingen van de synode van Dordrecht van 1919, 17e zitting, bij ons een drievoudige catechisatie voorondersteld wordt, n.l. in huis, in de school en in de kerk, is het derhalve zonder enige schijn van te kort doen aan het kerkelijk bestuur aan elke huisvader en elke huismoeder geoorloofd, hetzij een bijzonder persoon of een, die in een openbaar ambt gesteld is, aan te nemen, om hun plaats te vervullen in het in huis catechiseren van de onontwikkelden en in het verrichten en uitspreken van de gebeden. Bij uitstek zwak is, wat ik mij herinner, dat door onervaren en strijdzuchtige mensen, die zelf niets voortreffelijks willen of kunnen doen, en niet toelaten, dat anderen het doen, gezegd is, n.l. dat deze huiselijke en gemeenschappelijke oefeningen nadelig zijn aan de eenheid, vereniging en bestuursmacht van de kerk of van de kerkenraad. Even alsof het huiselijk of huishoudelijk bestuur van de gezinnen op zich zelf nadelig zou zijn aan de macht en het bestuur van de stedelijke overheid, van de koningen en vorsten. Naar dezelfde gevolgtrekking zou kunnen belet worden elk gesprek over de Schrift en over heilige zaken tussen twee of drie thuis, in een herberg of op hetzelfde schip zittende of naar het voorbeeld van de discipelen samen wandelende (Luk. 24) personen. En waarom zou het dan ook niet zo zijn met alle bijzondere en eenzame lezing en overpeinzing van de Schrift, wegens de ongemakken van scheuringen en ketterijen, die daaruit, maar door een bijkomstige omstandigheid; zouden kunnen voortkomen, en niet zelden er uit voortgekomen zijn? Dit mogen de pausgezinden willen, die aan de leken de lezing van de Schrift verbieden. Maar gesteld, iemand dringt er op aan, dat ieder tenminste de voorafgaande toestemming, de bevoegdheid en de regeling voor de catechisaties, het voorlezen van de Schrift, en het herhalen van de preken van zijn kerkenraad zou moeten afwachten en vragen; hem antwoorden wij dan, dat dit verzinsel een tweelingbroer is van het verzinsel van de Roomsen dat de bijbels door de leken in huis niet mogen gelezen worden, tenzij men hiertoe schriftelijke vergunning heeft van zijn bisschop. Zie de regels van het concilie van Trente over de verboden boeken, regel 4, en de uitlegging er van in de Index van verboden boeken van Urbanus VIII. Toen de Dordtse synode in de 17e zitting de catechisatie drievoudig gemaakt heeft, heeft zij niet gewild, dat voor de catechisatie in huis of op school opnieuw de vergunning van de klassis of synode gevraagd zou worden. Want dit zou even erg zijn, als dat een dienaar, geroepen tot de prediking van het Woord, opnieuw vergunning voor de prediking van zijn kerkenraad zou vragen; terwijl de taak van de prediking hem door wettige beroeping is opgedragen. De aard van de kerkelijke en openbare catechisatie is een andere dan die van de bijzondere, hetzij in huis of op school. Tijd, plaats, wijze en orde van de kerkelijke worden met toestemming van de kerkenraad vastgesteld of veranderd. Van die op school of in huis wordt dit door de hoofden van de afzonderlijke scholen of gezinnen gedaan."
Uit: Verhandeling over "DE ZICHTBARE EN DE GEORGANISEERDE KERK" door Gijsbert Voetius"
Voetius proclameert geen afscheiding van de kerk in de vorm van een afgescheiden kerk, maar prefereert een huiskerk boven een dwaalzieke en afgodische kerk en dat is dan ook de reden bij God vandaan waarom wij een huisgemeente mogen dienen, naar de instelling van de eerste christengemeente.
met vriendelijke groet,
GPPB.
|
|
|
|
|
|