Beste GPPB.,
U moet mijn mail niet zien als een aanval op uw schrijven. Ik heb nog een keer het antwoord gelezen wat u schreef. Het is wel duidelijk dat er voor de rechtvaardigmaking geen evangelisch berouw kan zijn, maar om het enkel te omschrijven als een wettisch berouw doet te kort aan het zuivere werk des Geestes wat aan de rechtvaardigmaking voorafgaat. U moet Th. van der Groe eens lezen wat hij schrijft over de boetvaardigheid en zielsgesteldheid van de tollenaar achter in de tempel. Wat had deze Godsman een diep inzicht in de waarachtige bekering van een verloren zondaar tot God. Van der Groe schrijft ook hele mooie dingen in een meditatie "bedroefd naar God", hij schrijft o.a.: "Welnu, wij willen onze prediking vervolgen over de ware droefheid, het echte leedwezen. Deze droefheid over zijn zonden moet een mens in de bekering noodzakelijk hebben, en deze wordt door de Geest van de Heere in hem gewerkt. Dan moet u weten, geliefden, dat elk leedwezen en elke droefheid die een mens over zijn zonden heeft of hebben kan, nog geen echte, zaligmakende en gelovige droefheid is. De catechismus heeft daar in zijn beschrijving ook wel degelijk het oog op gehad, want als ze spreekt van een leedwezen over de zonden, omschrijft ze dat voor ons uitvoeriger als een hártelijk leedwezen. Er is, hoorders, allerlei droefheid, allerlei leedwezen over de zonde, welke niet hartelijk en geestelijk is en niet tot zaligheid van de ziel strekt. Deze is vals en bedrieglijk, en daarmee moet men voor eeuwig verloren gaan. Wij zullen er tot onderwijs van allen kort enkele gebreken van noemen." Van der Groe schrijft terrecht dat eraan de rechtvaardigmaking een hartelijk leedwezen en een geestelijke droefheid over de zonde aan voorafgaat. Verder schrijf van der Groe: "Geliefden, er is voor de ware bekering (dus voor de rechtvaardigmaking) van de mensen een heel andere droefheid en een ander leedwezen over de zonde nodig als wij tot nog toe gezien hebben...." "....Het leedwezen, de droefheid die Gods kinderen hebben in hun bekering, is geestelijk en dringt diep door in het hart. Het hart wordt daardoor verwond, verslagen en verbrijzeld, zoals we lezen over de Joden die op de Pinksterdag bekeerd werden. Zij werden door de preek van Petrus verslagen in het hart, Handelingen 2:37. Het is hier met deze goddelijke droefheid en dat leedwezen over de zonde, zoals het is in Jeremia 4:18-19. Daar staat: "Uw weg en uw handelingen hebben u deze dingen gedaan; dit is uw boosheid, dat het zo bitter is, dat het tot aan uw hart raakt. O mijn ingewand, mijn ingewand! Ik heb barenswee, o wanden mijns harten! Mijn hart maakt getier in mij, ik kan niet zwijgen". Kijk, zo gaat het ook als de mens zijn zonden in haar werkelijke aard bij Gods licht gaat zien. Dat is vooral zo als hij ze met een heilig en gelovig oog, op een evangelische wijze, gaat zien. Dan komt er een tere en alles doordringende droefheid in zijn ziel, die het hart helemaal vervult en in beslag neemt. Dan wordt het hart gescheurd en niet de klederen, Joël 2:13. Wie kennis heeft van dit werk in het hart en niet meer met Efraïm als een botte duif zonder hart wandelt (Hosea 7:11), zal gemakkelijk begrijpen dat het onmogelijk is, dat het ware, geestelijke leedwezen over de zonde níet een zaak van het hart is. De hele bekering, met alles wat er aan vastzit, is immers zuiver een werk van het hart. De Heere eist toch alleen maar het hart op. Als het hart er niet bij betrokken is, kan niets de Heere behagen; en Gods kinderen hebben er ook geen welgevallen in. Wie ooit op een evangelische wijze droefheid en leedwezen over zijn zonden gehad heeft, die weet hoe teer, hoe diep geestelijk en hartelijk deze droefheid is." "Dan is het zo, dat deze droefheid de ziel als vanzelf naar Christus leidt en dringt. De ziel voelt dat ze smartelijk verwond is door de zonde, maar ze ziet ook dat Jezus een pleister van Zijn bloed voor haar gemaakt heeft, en daarom geeft ze zich gewillig over in de handen van deze Arts der zielen, en laat ze zich door Hem genezen. Terwijl wolken van droefheid de ziel bedekken, breekt de zon van het geloof door die wolken heen en verdrijft ze. Als dat niet gebeurde, hoorders, zou de ziel in een zee van tranen verdrinken." Zo een aantal bijdrages van Th. van der Groe over het hartelijke leedwezen der zonde in het werk der bekering. Deze droefheid is geestelijk en dringt diep door in de ziel, het hart wordt verslagen, verbrijzeld en verbroken gelijk bij de pinksterlingen op de preek van Petrus. Een heilig en op evangelische wijze zien van de zonde voor de rechtvaardigmaking, hierdoor komt er een tere en alles doordringende droefheid in de ziel, het hart wordt immers gescheurd en niet de kleren. Deze droefheid, zegt van der Groe, leidt de ziel als vanzelf naar Christus, hij heeft het zelfs over een gewillige overgave! Ik schrijf u dit in aanvulling op de voorgaande reactie en ben erg benieuwd naar uw reactie omtrent het bovenstaande, omdat ik dit in uw bijdrage niet tegen ben gekomen en dat vind ik jammer. Daarmee doen we volgens mij het werk Gods tekort in het trekken van de zondaar naar Christus toe.
H.Groet,
R.J. Verhoeks
-------------------------------------------
|
|
Beste Richard,
Als mensen maar half lezen, komt dat uiterst ongeïnteresseerd over en dan ga ik een beetje kort door de bocht, want anders kan ik elke nacht wel opblijven om mensen te woord te staan die niet lezen kunnen, of zelfs niet willen lezen van wat er nu feitelijk staat, en daar bedank ik echt voor. Het blijkt helaas ook dat je Van der Groe blijkbaar maar half lees, want Van der Groe schrijft over de tollenaar dat hij daar niet zonder geloof op zijn borst slaat, hoewel daar ook kanttekeningen bij te plaatsen zijn, want die man ging pas gerechtvaardigd naar huis. Maar goed, nu je wat serieuzer schrijft, wil ik je graag verder te woord staan.
Van der Groe schrijft geheel terecht dat de droefheid die voor de rechtvaardigmaking plaatsvindt, geen zaligmakende droefheid en geen gelovige droefheid is. In de grond der zaak is de droefheid over de zonde die voor de wedergeboorte plaatsvindt dus wettisch, hoe men het ook wendt of keert, hoewel genoemde droefheid dikwijls niet geheel zonder evangelische invloeden is. Sommigen zielen sterven der Wet met een minimum aan evangelische invloeden en anderen sterven aan de Wet met een zee van tranen. Maar dat geeft de doorslag voor de rechtvaardigmaking ABSOLUUT niet! Zolang de enge poort niet is gepasseerd, is er geen sprake van geestelijk leven, hoeveel tranen er ook gestort worden. Dat heb ik klaar en duidelijk geschreven, hoewel ik ervan doordrongen ben, dat ik als een eenzame vis tegen de generale kerkopinie in zwem, maar dat belet mij niet om de Waarheid te laten spreken. Mensen houden er blijkbaar heel erg van wat die zegt en wat die zegt, maar wat zegt de Schrift? Is dat niet meer van belang? Dus als je zegt datgene te missen in mijn schrijven, wat Van der Groe zegt t.a.v de droefheid voor en na de wedergeboorte, kunt u echt niet lezen, want daarin verschil ik niet met Van der Groe.
Toch drijft Van der Groe soms te ver door in de droefheid die voor de rechtvaardigmaking plaatsvindt, en hij doet soms voorkomen alsof de onwedergeboren mens die zulk een leedwezen over de zonde heeft, toch al zo'n beetje half wedergeboren is, maar voor de wedergeboorte/rechtvaardigmaking is de ziel dood in zonden en misdaden, omdat de inwendige roeping nog niet heeft plaatsgevonden. Dat geschiedt door de levendmakende stem des Zoons van God (Joh. 5:25). Kijk, Van der Groe in stelling brengen is eigenlijk uiterst zwak, terwijl het Woord onzes Gods klaar en duidelijk omtrent de inwendige roeping leert, nl. dat alleen en uitsluitend de doden zullen horen de stem van de Zoon van God, en die ze gehoord hebben, zullen leven (Joh. 5:25). Welke autoriteit moeten we dan volgen? Van der Groe? Die kan geen autoriteit zijn. De Schrift is de ENIGE autoriteit in geestelijke zaken.
Opmerkelijk is wel dat Van der Groe de rechtvaardiging van de gelovige leert (zie Klik hier link), maar ook dat is in strijd met de leer der Schrift: de rechtvaardiging van de goddeloze. Van der Groe heeft prachtige dingen geschreven, en zijn geschriften zijn al velen tot zegen geweest, maar hij is mijn inspiratiebron (gelukkig) niet! De Schriften, beste Richard, de Schriften, "want deze zijn het -zegt de hoogste Autoriteit- die van Mij getuigen" en daar moeten we genoeg aan hebben en onvoorwaardelijk voor vallen, hoewel ik de oudvaders beslist niet veracht, maar ze kunnen nooit een vervanging, laat staan een bewijs zijn, van hetgeen de Schrift leert. Degenen die met oudvaders een bepaalde visie willen stijven die men graag omhelst, doen aan afgoderij en daar ben ik een verklaarde vijand van. Oudvaders citeren is heel best, maar niet als bewijs boven de Schrift.
Nog even terug naar die wenende onwedergeboren zielen. We hoeven ontdekte zielen die wenen over hun zonden beslist geen trap te geven, o nee, maar in die fase hebben zij nog geen grond onder de voeten, en dat moet hen ook gezegd worden, omdat zij nog niet daadwerkelijk geloven. Zielen opbouwen in de droefheid, die de ware geloofsdroefheid naar God nog niet is, is zielen bedriegen voor de eeuwigheid. Tranen wassen de zonden niet af en mensen opbouwen in de tranen, welke nog geen geloofstranen zijn, is het werk van valse leraars, hoewel ik Van der Groe zeker niet onder valse leraars schaar, maar voor zijn bekering was Van der Groe veel te goed gelovig en ook veel te handenopleggerig. Daar is de man gelukkig goed achtergekomen, terwijl baby-Boef en babysitter DJK gaarne prat gaan op andermans kalveren. VRAAG: Welke van der Groe citeer jij? De onbekeerde Van der Groe of de bekeerde Van der Groe? Dat maakt wel een heel verschil.
Degenen die geestelijk leven aanhangen voor de doorgang door de enge poort, citeren opmerkelijk de onbekeerde Van der Groe en houden Gods Woord voor een stripboek, want Van der Groe zegt het zus en zo. I tell you what: Laat Van der Groe dus maar met rust, die man staat trouwens al geruime tijd voor de troon en is alle moeite te boven. Er is ons een heel wat betrouwbaardere Bron nagelaten: "En wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast is, en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt, als op een licht, schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte, en de morgenster opga in uw harten", 2 Pet. 1:19. Alleen het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, reinigt van alle zonden.
hartelijke groeten,
GPPB.
|
|