DE PALEN DER VRIJSTEDEN
DE PALEN DER VRIJSTEDEN        
Plaats in winkelmandjeMandje
Goedendag hr Burggraaf,

Mogelijk mag ik u nog een vraag stellen al het u een keer uitkomt te beantwoorden. Zoals u weet heb ik nog wel eens problemen met mensen die iets willen maken buiten het WOORD. Wat ik overigens zelf ook dagelijks van binnen doe. Nu komt wat eigenlijk de vraag is:

Mijn vader had Gods Woord eens nader onderzocht en kwam tot de conclusie (u kent de voorschriften van de vrijsteden) dat er buiten de stad ook palen waren waar de bloedwreker niet mocht komen. Ik heb eerst Gods Woord eropna gelezen; daarna een preek van Kohlbrugge, maar ik kan hier niets van vinden wel dat er alleen in de stad vrijgesproken werd.

Wilt u als het u uitkomt (ik zie dat u van vele kanten belaagd wordt) hier een keer een Bijbels antwoordt op proberen te geven?

Ik las laatst uit het dagboek van Luther dat al wat uit het geloof niet is zonde is, dus ook mijn vraag naar een antwoord en ik kan ook niet verder komen.

Met vriendelijke groet,

John

------------------------------------

Beste vriend John,

Onder de palen der vrijsteden moet volgens de grondtaal worden verstaan de grens der vrijsteden.
Er bestaan dus geen palen buiten de vrijsteden, geen soort niemandsland, geen grijs gebied, geen derde weg.
Binnen de palen, dus binnen de grens van de zes Levitische vrijsteden was men veilig voor de bloedwreker, dus binnen de muren van de stad, tot aan de dood van de hogepriester.
Wat de palen der stad betreft: In de pre-historie bestond de grens, ofwel de muur der steden, dikwijls uit een omheining van palen; het waren soort vestingen, maar oorspronkelijk doelen die palen op de grenslijn van de stad.
Geestelijk betekent dat er buiten Christus geen leven is, maar een eeuwig zielsverderf. Buiten de vrijstad kan de Bloedwreker een zondaar doden en zal dat ook zeker doen, als wij door de Enge Poort der Vrijstand niet gaan.
Net binnen de grens der Vrijstad is men echter even veilig als in het centrum van de Vrijstad. Als we 'slechts' de zoom van het Hogepriesterlijke kleed van Christus mogen aaraken door het geloof, zijn we behouden. Dat kan alleen binnen de palen der Vrijstad, dus alleen in Christus door het geloof, in het kader van wedergeboorte en rechtvaardigmaking.

In Numeri 35:3 staat geschreven: "En die steden zullen zij hebben om te bewonen; maar hun voorsteden zullen zijn voor hun beesten, en voor hun have, en voor al hun gedierte."
Dus die voorsteden waren geen woongebied voor mensen, maar het buitengebied voor de onredelijk dieren die geen ziel hebben te verliezen. "Maar buiten zullen zijn de honden, en de tovenaars, en de hoereerders, en de doodslagers, en de afgodendienaars, en een iegelijk, die de leugen liefheeft, en doet", Openb. 22:15.
Dus men kan zich in de voorhof bevinden en toch niet door bloed gereinigd, want velen zoeken wel in te gaan maar zullen niet kunnen. De palen of de grens der Vrijstad dienen we door het geloof in Christus verstaan, zoals Hebreeën 9 ons leert:

"Zo had dan wel ook het eerste verbond rechten van de godsdienst, en het wereldlijk heiligdom. Want de tabernakel was toebereid, namelijk de eerste, in welken was de kandelaar, en de tafel, en de toonbroden, welke genaamd wordt het heilige; maar achter het tweede voorhangsel was de tabernakel, genaamd het heilige der heiligen; hebbende een gouden wierookvat, en de ark des verbonds, alom met goud overdekt, in welke was de gouden kruik, daar het Manna in was, en de staf van Aaron, die gebloeid had, en de tafelen des verbonds. En boven over deze ark waren de cherubijnen der heerlijkheid, die het verzoendeksel beschaduwden; van welke dingen wij nu van stuk tot stuk niet zullen zeggen. Deze dingen nu, aldus toebereid zijnde, zo gingen wel de priesters in den eersten tabernakel, te allen tijde, om de godsdiensten te volbrengen; maar in den tweeden tabernakel ging alleen de hogepriester, eenmaal des jaars, niet zonder bloed, hetwelk hij offerde voor zichzelven en voor des volks misdaden. Waarmede de Heilige Geest dit beduidde, dat de weg des heiligdoms nog niet openbaar gemaakt was, zolang de eerste tabernakel nog stand had; welke was een afbeelding voor dien tegenwoordigen tijd, in welken gaven en slachtofferen geofferd werden, die dengene, die den dienst pleegde, niet konden heiligen naar het geweten; bestaande alleen in spijzen, en dranken, en verscheidene wassingen en rechtvaardigmakingen des vleses, tot op den tijd der verbetering opgelegd. Maar Christus, de Hogepriester der toekomende goederen, gekomen zijnde, is door den meerderen en volmaakten tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van dit maaksel, noch door het bloed der bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende. Want indien het bloed der stieren en bokken, en de as der jonge koe, besprengende de onreinen, hen heiligt tot de reinigheid des vleses; hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door den eeuwigen Geest Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken, om den levenden God te dienen? En daarom is Hij de Middelaar des nieuwen testaments, opdat, de dood daartussen gekomen zijnde, tot verzoening der overtredingen, die onder het eerste testament waren, degenen, die geroepen zijn, de beloftenis der eeuwige erve ontvangen zouden. Want waar een testament is, daar is het noodzaak, dat de dood des testamentmakers tussen kome; want een testament is vast in de doden, dewijl het nog geen kracht heeft, wanneer de testamentmaker leeft. Waarom ook het eerste niet zonder bloed is ingewijd. Want als al de geboden, naar de wet van Mozes, tot al het volk uitgesproken waren, nam hij het bloed der kalveren en bokken, met water, en purperen wol, en hysop, besprengde beide het boek zelf, en al het volk, zeggende: Dit is het bloed des testaments, hetwelk God aan ulieden heeft geboden. En hij besprengde desgelijks ook den tabernakel, en al de vaten van den dienst met het bloed. En alle dingen worden bijna door bloed gereinigd naar de wet, en zonder bloedstorting geschiedt geen vergeving. Zo was het dan noodzaak, dat wel de voorbeeldingen der dingen, die in de hemelen zijn, door deze dingen gereinigd werden, maar de hemelse dingen zelve door betere offeranden dan deze. Want Christus is niet ingegaan in het heiligdom, dat met handen gemaakt is, hetwelk is een tegenbeeld van het ware, maar in den hemel zelven, om nu te verschijnen voor het aangezicht van God voor ons; noch ook, opdat Hij Zichzelven dikwijls zou opofferen, gelijk de hogepriester alle jaar in het heiligdom ingaat met vreemd bloed; (anders had Hij dikwijls moeten lijden van de grondlegging der wereld af) maar nu is Hij eenmaal in de voleinding der eeuwen geopenbaard, om de zonde te niet te doen, door Zijnszelfs offerande. En gelijk het den mensen gezet is, eenmaal te sterven, en daarna het oordeel; alzo ook Christus, eenmaal geofferd zijnde, om veler zonden weg te nemen, zal ten anderen male zonder zonde gezien worden van degenen, die Hem verwachten tot zaligheid."

Tenslotte: Er waren veel mensen nabij de ark tijdens de zondvloed in de dagen van Noach, maar alleen degenen die IN de ark gingen werden behouden. Wendt u tot Hem -op genade of ongenade- en wordt behouden, want Hij is God en niemand meer!

Hartelijke groet,

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl