|
Dag meneer Burggraaf,
Ik ben erg benieuwd hoe u over het onlangs verschenen boek van ds. A. Moerkerken denkt, "Zin en mening". Er is al een artikel in het Ref dag over geschreven: "Schatgraven in de Schrift."
Hier hebt u de link: http://www.refdag.nl/nieuws/schatgraven_in_de_schrift_1_515920
Waarschijnlijk zult u het boek nog niet gelezen hebben, maar in het artikel komen al een aantal zaken naar voren, waarvoor ik uw aandacht vragen wil. Ds. Moerkerken wil zich vooral keren tegen Schriftkritiek, maar volgens de inhoud van sommige van uw boeken en artikelen gaat ds. M. hier zelf aan mank. Vandaar dat ik u bepaalde vragen zou willen stellen en ook omdat er op onze mannenvereniging een dispuut is ontstaan over de leer van de GG.
Ds. Moerkerken schrijft: "Eigenlijk heeft elke tekst in de Heilige Schrift maar één betekenis. Dat wij mensen die niet altijd weten, ligt niet aan de Schrift, maar aan ons verstand dat verduisterd is. En daarom: weliswaar heeft de Reformatie, tegenover Rome, steeds benadrukt dat de exegese vrij is, maar die stelling strekt ons niet tot eer. Wij kennen ten dele."
VRAAG 1: Wat denkt u van de uitspraak dat de exegese vrij is?
Ds. Moerkerken: "Ik denk dat we moeten leren dat we als het om exegetische kwesties gaat met elkaar van mening kunnen verschillen, binnen de kaders van Schrift en belijdenis vanzelf. Demas, bijvoorbeeld, in 2 Timotheüs 4:10: is hij een afvallige geworden, of is hij eenvoudig teruggekeerd naar zijn vroegere bezigheden?"
VRAAG 2: Wat vindt u van ds. M. hier insinueert over Demas?
Ds. Moerkerken: "Calvijn had een geweldige huiver voor de roomse manier van allegoriseren, vergeestelijken. En op dat punt ís er ook veel wildgroei. Anderzijds: mogen we soms geen andere accenten leggen dan Calvijn, of Luther?"
VRAAG 3: Wat vindt u van de laatste zinsnede van ds. M. Riekt het hier niet naar het 'eigene' van de GG-theologie, die in strijd is met de zin en mening van de Heilige Geest?
Ds. Moerkerken: "Ik ga een wedervraag stellen. Mag je het gemeste kalf uit Lukas 15 betrekken op het offer van Christus? We voelen denk ik allebei wel aan dat je hier een grens overgaat. Dit heeft iets stuitends. In de eerste plaats: Christus wordt in de Schrift vergeleken met een lam, nooit met een kalf. In de tweede plaats is het kalf in de gelijkenis van de verloren zoon niet de grond van de verzoening tussen de vader en de zoon. Toch gebeurt het. Ik zeg: Dat mag volstrekt niet."
VRAAG 4: Graag een reactie hierop.
Ds. Moerkerken: "Het begint altijd met de ethiek, leert de kerkgeschiedenis, en dan volgen de exegese en de hermeneutiek vanzelf. Zeker, we belijden het gezag van de Schrift, we onderschrijven de Drie Formulieren van Enigheid. Maar op het terrein van de ethiek –huwelijk en echtscheiding, gezinsvorming– zie ik wel degelijk dingen schuiven. En vroeg of laat zie je dan dat het niet meer gaat om de vraag welke betekenis een Bijbeltekst of -passage heeft, maar om wat wij willen dat de betekenis ervan is."
VRAAG 5: Maakt ds. Moerkerken en zijn kerkverband zich zelf niet schuldig aan wat hij in de laatste zin schrijft?
Hartelijk dank voor een eventuele beantwoording van mijn vragen. Dit n.a.v. het feit dat bepaalde zaken bij ons op de mannenvereniging spelen.
Hartelijke groet,
T. H.
-------------------------------
Geachte vriend H., Het boek van ds. Moerkerken heb ik niet gelezen en ik raad iedereen aan om het niet te lezen. In het licht van Lukas 6:39: "Kan ook wel een blinde een blinde op den weg leiden? Zullen zij niet beiden in de gracht vallen?" heeft het lezen ervan weinig zin, of het moet zijn dat men de bodem van de gracht uit Lukas 6:39 wil bezichtigen, maar dat is een enkele reis. Om met uw eerste vraag te beginnen, namelijk of de exegese van de tekst vrij is, moeten we die vraag negatief beantwoorden. Als er maar van 1 mening des Geestes sprake is, kan er van exegese-vrijheid geen sprake zijn. Ironisch genoeg heeft ds. A. Moerkerken zich ooit in een ander RD-artikel op de vrijheid van exegese beroepen en ik durf mijn handen er voor in het vuur te steken dat mijn bewering waar is, alleen weet ik me nu even niet te herinneren welk artikel dat precies betreft. Dat is ook niet zo erg, want ook uit het RD-artikel waaruit u citeert, blijkt, dat ds. Moerkerken zich subtiel op de vrijheid van exegese beroept. Maar daarover straks meer. Uw tweede vraag gaat over het feit dat ds. Moerkerken Demas het voordeel van de twijfel geeft, namelijk of hij een afvallige geworden is, of dat hij eenvoudig is teruggekeerd naar zijn vroegere bezigheden (dus liever een cafetaria runnen dan reizend ouderling te zijn). Daarvan moeten we zeggen dat die veronderstellingen op pure Schriftkritiek berusten die nota bene voortkomen uit die zogenaamde exegese-vrijheid. De Schrift laat er bij monde van Paulus geen twijfel over bestaan dat Demas een afvallige geworden is, ten spijt van hetgeen de Kanttekeningen hierbij aantekenen. Paulus schrijft in 2 Timotheus 4:10: "Want Demas heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen, en is naar Thessalonica gereisd." Wat Paulus hier schrijft is bepaald geen Frans. Demas hield eerst de schijn op de dienst des Heeren lief te hebben, maar toen hij zag dat dat een weg was van lijden, is hij als een hond tot zijn uitbraaksel teruggekeerd, net als dat de rijke jongeling bedroefd heenging, omdat hij het verkopen van al zijn goederen en godsdienst en het volgen van Christus, een te hoge prijs vond. Demas is afvallig geworden; hij heeft de wereld lief gekregen, is als een hond tot zijn uitbraaksel teruggekeerd, als een zwijn tot de wenteling in het slijk. Maar wie een vriend der wereld is, wordt een vijand van God genaamd. 1. Het woord "verlaten" -Gr. egkata'leipo- uit 2 Timotheus 4:10, betekent hier 'forsaken', dat is: "in de steek gelaten", net zoals een soldaat zijn mede-soldaat in de vuurlinie lafhartig verlaat. Met andere woorden: Demas deserteerde uit het leger van Koning Jezus! 2. Het woord "wereld" -Gr. ai'oon- heeft hier de betekenis van 'definitief verblijf', 'een onafgebroken tijdperk'. Demas heeft voor een definitief vermaak in de wereld gekozen en de keuze van Mozes -om liever met het volk Gods kwalijk behandeld te worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben- definitief verloochend. Ds. W. Pieters heeft ook ooit Demas het voordeel van de twijfel gegeven (is ook op deze website behandeld), maar dit soort vrijheid van onbijbelse inlegkunde komt voort uit het verduisterde verstand. Blindelings de Kanttekeningen hierin volgen, is een ernstige vorm van afgoderij, hoewel ik de Kanttekeningen wel kan waarderen, maar het Woord Zelf is het einde van alle tegenspraak.
Uw derde vraag handelt over de "andere accenten" van ds. Moerkerken die hij en zijn kerkverband leggen t.o.v. Luther en Calvijn. De zogenaamde "andere accenten" van de GG komen -ironisch genoeg- voort uit de onbijbelse vrijheid van exegese. Bovendien is het onbijbels vergeestelijken en allegoriseren in de GG niet van de lucht. Met name de dwaalleer die ds. Moerkerken en de zijnen t.a.v. de wedergeboorte leren is geheel gebaseerd op de onbijbelse filosofische embryo-theologie van ds. A. Comrie. We hebben daar al genoeg weerleggingen aan gewijd in onze boeken en op deze website, dus dat is ter toetsing voor een iegelijk geheel toegankelijk. Ds. Moerkerken dwaalt nog erger dan ds. G.H. Kersten in de leer waarmee de Kerk staat of valt. De Afscheiding leert ontegenzeggelijk de rechtvaardiging van de wedergeborene, hetgeen Rome ook leert. De vrome mens staat bij deze dwaalleer centraal, maar God is een God die de goddeloze rechtvaardigt. Met de "andere accenten" die de GG zich ten aanzien van de leer van Christus veroorlooft, komt de mens bedrogen uit. Door de dwaalleer van de GG worden juist de kleinen in Christus geërgerd, omdat volgens de GG-leer de kleinen Christus nog niet kennen en nog niet in Hem kunnen geloven, terwijl Christus o.a. in Mattheus 18:6 uitdrukkelijk leert: "Maar zo wie een van deze kleinen, die in Mij geloven, ergert, het ware hem nutter, dat een molensteen aan zijn hals gehangen, en dat hij verzonken ware in de diepte der zee." Heel die "zin en mening" van ds. A. Moerkerken en de Afscheiding is EIGEN MENING boven de Schrift gesteld.
Uw vierde vraag betreft de gelijkenis van de verloren zoon, nl. of het gemeste kalf een beeld is van het offer van Christus. Ds. Moerkerken stelt dat Christus nooit met een kalf vergeleken wordt, maar altijd met een lam. Dat laatste wensen wij op grond van de Schrift te betwisten, want bijv. in Leviticus 9:2, staat geschreven: "En hij zeide tot Aaron: Neem u een kalf, een jong rund, ten zondoffer, en een ram ten brandoffer, die volkomen zijn; en breng ze voor het aangezicht des HEEREN." Het kalf uit Lev. 9 wijst wel degelijk heen naar het Zondoffer Christus. In Lev. 9:15 lezen wij: ''Daarna deed hij de offerande des volks toebrengen; en nam den bok des zondoffers, die voor het volk was, en slachtte hem, en bereidde hem ten zondoffer, gelijk het eerste (nl. het kalf des zondoffers).'' Bij Lev. 9:15, tekenen de Kanttekenaren terecht op bij 17) bereidde hem ten zondoffer: 'Hij maakte hem zonde; dat is, hij bereidde hem tot een offer voor de zonde. Of, hij ontzondigde hem; dat is, met hem ontzondigde hij, te weten, het volk. Dat is, hij reinigde het van zijne zonden; welverstaande, niet inderdaad, maar in de betekenis, wijzende op de enigen offerande van Christus, welke alleen dadelijk de zonden wegnemen kan; Hebr. 9: en Hebr. 10. Zie boven, Lev. 4:20, waarom hij ook gezegd wordt: ons zonde gemaakt te zijn.'' De stelling van ds. A. Moerkerken is gewoon ordinaire Schriftkritiek. Ik begrijp niet wat ds. M. beoogt met zijn boek 'Zin en mening', laat staan dat het duidelijk is over welke mening hij het eigenlijk heeft. De titel van zijn boek is incompleet, en had moeten luiden: ''Zin en mening van de GG.'' Het gemeste kalf in de gelijkenis van de verloren zoon is geen zondoffer, maar een DANKOFFER, hetgeen wel degelijk een beeld is van het offer van Christus. Immers, Christus is ons ten Zondoffer, ten Brandoffer en ten Dankoffer geofferd, Gode een welriekende offerande.
Dan uw laatste vraag, waarin u vraagt of ds. Moerkerken en de GG niet zelf schuldig staan aan hetgeen ds. Moerkerken als waarschuwing geeft, namelijk: ''En vroeg of laat zie je dan dat het niet meer gaat om de vraag welke betekenis een Bijbeltekst of -passage heeft, maar om wat wij willen dat de betekenis ervan is." Ja, dat ''wat wij willen dat de betekenis ervan is'' is typisch kenmerkend voor de GG. Dat komt omdat de Afscheiding geen bijbelse theologen heeft en kent en derhalve zich van bijbelse theologie niets aantrekt. Een bijbels theoloog houdt zich aan de zin en mening des Geestes, waarbij hij de exegese van de tekst aan de Schrift Zelf ontleent. Dat is in de Afscheiding geenszins het geval. In de Afscheiding ontleent men de exegese aan de traditie en aan de filosofie, met name aan Plato en Aristoteles. Comrie heeft heel zijn embryoleer aan de filosofie ontleend en op deze zandgrond hebben ds. Kersten, ds. Moerkerken en de zijnen hun kerkelijk huis gebouwd. Maar dan worden ds. Moerkerken en de zijnen voor de laatste maal gewaarschuwd met hetgeen geschreven staat in Mattheus 7:27: ''En de slagregen is nedergevallen, en de waterstromen zijn gekomen, en de winden hebben gewaaid, en zijn tegen hetzelve huis aangeslagen, en het is gevallen, en zijn val was groot.'' Bovendien gaat ds. Moerkerken finaal onderuit met zijn opmerking over de verschuivingen op ethisch gebied en t.a.v. het huwelijk. Mij zijn namelijk veel gevallen bekend dat juist in de GG huwelijken worden bevestigd tussen mannen en vrouwen die gescheiden zijn, dus ooit getrouwd zijn geweest. Op deze wijze is de GG veranderd in en kerkelijk bordeel. In de PKN heeft men "homo-huwelijken" gelegaliseerd, maar in de GG heeft men onwettige huwelijken legitiem verklaard, hetgeen allemaal voortkomt uit de gaarkeuken van wilde GG-kolokwinten.
Hopend uw vragen enigszins te hebben beantwoord, verblijven wij eveneens met een hartelijke groet,
GPPB.
|
|