|
|
|
Geachte Burggraaf,
Ik heb een vraag over de uitdrukking: "de gebrokenen en verslagenen van hart." Ik geef een aantal teksten weer, waarin over de gebrokenen en verslagenen van hart wordt gesproken. Ik ben er nog niet uit.
Psalm 34:19: "De HEERE is nabij de gebrokenen van harte, en Hij behoudt de verslagenen van geest."
Psalm 51:19: "De offeranden Gods zijn een gebroken geest; een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God! niet verachten."
Psalmen 147:3: "Hij geneest de gebrokenen van hart, en Hij verbindt hen in hun smarten."
Jesaja 61:1: "De Geest des Heeren HEEREN is op Mij, omdat de Heere Mij gezalfd heeft, om een blijde boodschap te brengen den zachtmoedigen; Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van harte, om den gevangenen vrijheid uit te roepen, en den gebondenen opening der gevangenis."
Lukas 4:18: "De Geest des Heeren is op Mij, daarom heeft Hij Mij gezalfd; Hij heeft Mij gezonden, om den armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen, die gebroken zijn van hart."
Handelingen 2:37: "En als zij dit hoorden, werden zij verslagen in het hart, en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat zullen wij doen mannen broeders?"
Mijn vraag is: hebben de woorden "gebrokenen" van hart en "verslagenen" van geest altijd betrekking op het wederomgeboren hart, of slaat het ook op ontdekte zielen, die de grootheid van hun zonden gevoelen?
Ik hoop niet dat ik een dwaze vraag stel, want dat is niet mijn bedoeling. Ik stel mijn vraag ook niet uit nieuwsgierigheid, maar hopenlijk heilbegerig.
In afwachting,
Hartelijke groet,
H.J.
--------------------------
Geachte H.J.,
Nee, het is zeker geen dwaze vraag die u stelt en uw vraag lijkt me zeker ook niet spitsvondig. U moet echter in de eerste plaats met uw heilbegerige vragen naar den Heere gaan, want ik ben slechts een dwaas om Jezus' wil. Ik heb zelf zoveel geestelijke vragen, waarop ik het antwoord niet weet, maar mag weleens zeggen: "Heere, Gij weet het!" We mogen/moeten met al onze vragen naar de Heere, daarbij hoeven we de middelen der genade niet te verachten, maar het antwoord is van de Heere, hoewel de Heere niet altijd onze vragen beantwoordt, omdat wij dikwijls met vragen bezet zijn, die ons niet aangaan (Joh. 21:22), of omdat we kwalijk bidden, want ook na ontvangen genade weten we niet wat goed voor ons is. Dat weet alleen de Heere. De Heere zegt tot de biddende Paulus, die van een slaande engel verlost wilde zijn: "Mijn genade is u genoeg", en daar "moest" Paulus het mee doen, en Zijn genade, in welke omstandigheden ook, is eeuwig genoeg! Ook na ontvangen genade zit de mens dikwijls vol met uiteenlopende geestelijke vragen, want in de kennis van Christus is geen plafond, en daarom houdt de Heere Zich over een ellendig en arm volk, omdat de kennis van Christus alles te boven gaat, niet te bevatten is en dat zou ons meer moeten aanzetten tot aanbidden (Rom. 11:33).
Ter zake: Psalm 34:19 en Psalm 51:19 hebben wij reeds toegelicht in het laatst ingezonden stuk: "Bedroefde vijandschap rijke jongeling."
We moeten er altijd zorgvuldig op toezien in welke context een bepaalde tekst staat en ook wat de betekenis is van synomieme woorden in de Schrift. Bijv. het woord "Wet" heeft in de Schrift verschillende betekenissen, namelijk: "De decaloog", de Thora", het Woord", "de Wet der Tien Geboden", "de Wet des geloofs", enz. Zo is het ook met andere synoniemen die in de door u aangehaalde teksten voorkomen.
"Gebroken en verslagen zijn van hart", heeft verschillende betekenissen. In bepaalde gevallen heeft het betrekking op Gods kinderen die treuren vanwege begane zonden, maar het kan ook betrekking hebben op ontdekte zondaren die door de bediening der Wet doorwond zijn van hart, omdat zij dodelijk getroffen zijn door een pijl uit de Goddelijke pijlkoker. Ik wilde wel dat heel de christenheid hieraan kennis had, want voor dezulken is Christus gekomen, namelijk om gebrokenen van hart te wederbaren. We zien dat ook in Handelingen 2:37, waarin de hoorders onder de prediking van Petrus verslagen werden in het hart. Zij waren doorwond, doorstoken in het hart door een pijl van de Wet en zij verkeerden in de fase van Galaten 2:19a, alvorens te worden wedergeboren door de Geest van Christus. Het woordje "verslagen" [Grieks: kata’nusso - doorstoken] in Hand. 2:37 heeft uitdrukkelijk een andere betekenis dan het woordje "verslagen" [Grieks: ek’plesso - uit het veld geslagen, verbaasd] in bijv. Matth. 19:25. Zo zijn er meer voorbeelden te noemen.
De uitdrukking: "gebrokenen van hart" [Grieks: sun’tribo] betekent in Lukas 4:18: "Een in stukken gebroken hart, een door de Wet verbrijzeld hart.
Maar we moeten er nauw op toezien in welke context deze uitdrukking gebruikt wordt, want in Psalm 34 en Psalm 51 spreekt David vanuit een evangelische verslagenheid over zijn zonden, want David was reeds wedergeboren en voor God rechtvaardig in Christus. Er wordt in Psalm 51 uitdrukkelijk gesproken over "de offeranden Gods", hetgeen alleen in Christus mogelijk is en dus alleen betrekking heeft op Gods verzoende kinderen. Wie dat loslaat, zit in arminiaans vaarwater.
In het kader van de verkondiging van het Evangelie hoeft genoemde uitdrukking niet altijd in detail onderscheiden te worden, want de Heere kent immers feilloos degenen die de Zijnen zijn. Als de verkondiging van de offeranden Gods met betrekking tot verslagen zielen in Christus gepreekt wordt, kan dat ook wederbarend zijn voor een door de Wet doorwonde/doorstoken ziel. Gods Geest werkt immers niet volgens een bepaald wiskundig bekeringssysteem, maar er is wel een Goddelijke orde. Aquilla en Priscilla legde het Woord aan Apollos bescheidenlijker uit (Hand. 18:26). Mochten we daartoe ook naar u toe (en anderen) door des Heeren Geest verwaardigd worden, is altijd onze wens en bede geweest, Gode tot eer.
In Lukas 4:18, heeft gebroken zijn van hart betrekking op ontdekte zielen, die door de Wet verbrijzeld zijn en krachtens de belofte door Christus levendmakend zullen worden genezen. Een gebroken en verslagen hart NA ontvangen genade (vanwege bedreven kwaad) is echter niet meer doorstoken door een pijl van de Wet, maar verbroken en verslagen vanwege de liefde die door Gods Geest is uitgestort in het wedergeboren hart. Zondigen tegen de liefde kan feitelijk alleen NA ontvangen genade worden bedreven en beweend. Gods Woord leert duidelijk een fundamenteel onderscheid tussen een wettisch berouw (al of niet gepaard gaande met evangelische invloeden), hetwelk door de Wet ontdekte onwedergeboren zielen ondervinden, EN een evangelisch berouw, door hetwelk Gods verzoende kinderen hun leven lang hun zonden bewenen, maar dan als vruchtgevolg van de genade in Christus, zoals bij de bitterlijk wenende Petrus het geval is, nadat Christus de eedzwerende en vloekende Petrus met Zijn eeuwige liefdesogen had aangekeken. Niet door de Wet, maar door de eenzijdige liefde van Christus wordt het hart van Gods kinderen -die in de zonden gevallen zijn, of om welke oorzaak ook- verbrijzeld, en zij worden weder daaruit opgericht door Zijn genade. Er is dus onderscheid tussen wettische gebrokenheid des harten en evangelische gebrokenheid des harten. Het maakt een heel verschil of we verbrijzeld (verpletterd) van hart zijn door de Wet of verbrijzeld van hart zijn door het Evangelie en de liefde Gods. Gods volk kent beiden. Onwedergeborenen verslagenen van geest hoeven echter niet te wanhopen aan Christus, want voor dezulken is Hij juist gekomen, nl. om hen levend te maken, maar ook om Gods kinderen die om welke oorzaak ook verslagen van geest zijn, te doen HER-leven.
In het kader van het bijbelse onderscheid tussen wettisch berouw en evangelisch berouw moet de uitdrukking "gebrokenen en verslagenen van hart" verstaan worden, dus in de context waarin het geschreven staat. Wettisch berouw kan met veel tranen gepaard gaan (daar weten al Gods kinderen wel van), terwijl toch die tranen niet in Gods fles vergaard worden. Dat geldt alleen van de tranen die Gods verzoende kinderen in Christus wenen en dan wordt er NA ontvangen genade meer geweend met zieletranen dan met letterlijke tranen, hoewel de ogen altijd de spiegel der ziel blijven.
"Offeranden Gods" (Ps. 59:19) is dus niet van toepassing op onwedergeboren zielen, omdat er buiten de zaligmakende kennis van Christus geen zaligmakende werkingen van Gods Geest bestaan. Gods Geest overtuigt zielen van zonde, gerechtigheid en oordeel, omdat zij NIET in Christus geloven (Joh. 16:8-9). Dus wie enig geestelijk leven wil leggen voor het tijdstip van de wedergeboorte/rechtvaardigmaking, is een DIEF en gestolen goed gedijdt niet, maar moet worden teruggegeven. Zo ook geestelijk. "De offeranden Gods" is zuiver evangelische gebrokenheid van hart en een vrucht van de ware liefde Gods.
Nogmaals, vragen staat vrij, hartelijk dank ervoor, maar het antwoord op zielevragen moet echt van de Heere alleen komen.
"Als dan de Samaritanen tot Hem gekomen waren, baden zij Hem, dat Hij bij hen bleef; en Hij bleef aldaar twee dagen. En er geloofden er veel meer om Zijns woords wil; en zeiden tot de vrouw: Wij geloven niet meer om uws zeggens wil; want wij zelven hebben Hem gehoord, en weten, dat Deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld", Joh. 4:40-42.
Eveneens hartelijke groet,
GPPB.
|
|
|
|
|
|