|
|
KAN EEN BAKKER EEN SCHENKER WORDEN?
| |
|
|
Dag mijnheer Burggraaf,
Ik ben NN en ik schrijf namens mijn opa NN, die ik weleens een uitdraai van uw artikelen te lezen geef. Nu heeft mijn opa mij gevraagd om het volgende van zijn hand aan u te versturen, met een vriendelijk verzoek om een antwoord. Bijvoorbaat dank, H.g. NN.
Geachte heer Burggraaf,
"Ik krijg weleens wat artikeltjes van u onder ogen en ik mag het graag lezen, ook als er wat vonkjes vanaf vliegen. Dat kan geen kwaad in onze tijd. We hebben juist zo'n behoefte aan zonen des donders, want dan pas komt het Evangelie tot zijn recht. Meneer, ik heb een vraag n.a.v. het ingezonden stukje: "Geen hart voor God te hard". Werkelijk, toen ik uw antwoord las op dat stukje van NN, kreeg ik enige hoop dat het misschien voor mij ook nog kon. Ik zou wel graag anoniem willen blijven als u iets van dit schrijven wil plaatsen. Meneer, ik ben al 78 jaar en nog steeds een verstokte zondaar en ik heb al een kerkbank versleten, om het eens zo te zeggen. Zou het werkelijk waar zijn dat Christus nog naar zo'n oude verstokte zondaar als ik ben om wil zien? Ik denk vaak dat de genadetijd voor mij voorbij is, nu ik zo'n hoge leeftijd heb mogen bereiken. Ik heb sinds mijn huwelijk heel veel oudvaders gelezen en herlezen, maar ik ben altijd onbewogen gebleven. Ik kan er geen traan uitgeperst krijgen. Toch lees ik de oudvaders graag, vooral de reformatoren, die wegen voor mij wat zwaarder dan hun jongere collega's. En in onze dagen is het helemaal zo oppervlakkig geworden. In de prediking, weinig of geen separatie, geen vuurwerk, maar plakwerk. Geen afsnijding, maar versnijding. Enfin u kent het wel. Maar ik schrik de laatste tijd weleens van mezelf, dan denk ik, ja, ja, je kunt dat nu allemaal wel haarfijn analyseren, maar hoe staat het nu met jezelf? Och, mijnheer, dan slaat de schrik om mijn oude en koude hart. De mensen hier in het dorp vinden me allemaal een vriendelijke man en ik vrees dat ze me allemaal voor een kind van God houden, omdat ik zo vaak over de waarheid praat, maar ik vrees nog voorgoed buiten de boot te vallen, want er is nog nooit een woordje van de hemel bij mij naar binnen gegaan. En ik ben nu zo oud, het zal wel niet meer kunnen. Tijd verbeuzeld, mijn geweten als een brandijzer toegeschroeid, tenminste zo lijkt het, maar toen ik dat stukje las dat er geen hart voor God te hard is, kreeg ik vrijmoedigheid om uw eens te schrijven. Maar nu ik het gedaan heb, zinkt de moed alweer in mijn schoenen, want ik heb ook die preek van u beluisterd over de schenker en de bakker en dat kwam ik me weer te herinneren. Het vloog me naar de keel dat ik die bakker was, die ook enige moed schepte om zijn droom aan Jozef te vertellen, nadat de schenker zijn droom aan Jozef verhaald had. Toen schreeuwde het bij mij van binnen: ziet u wel, u bent die bakker, maar met die bakker is het laag afgelopen en dat is nu ook uw deel. U hebt uw verhaal aan die man vertelt op grond van een spinnenkoppenhoop, net als die bakker zijn droom vertelde.
Mijn vraag aan u is: kan een bakker nog een schenker worden in geestelijke zin?"
U groetend,
NN.
--------------------------------------
Geachte opa, Geen mens is te jong om de Heere te vrezen en er is geen mens te oud om bekeerd te worden. Uw vraag, of een bakker nog een schenker kan worden, dan moet ik op grond van Gods Woord zeggen: nee, opa, dat is niet mogelijk. Een boer blijft een boer en wordt nooit een mens. De oude mens wordt nooit een nieuwe. De rijke jongeling is nooit een arme Lazarus geworden en de dwaze maagden zijn nooit wijze maagden geworden. Dus die bakker wordt nooit een schenker. Die bakker moet sterven, want geen vlees zal het Koninkrijk van God be-erven. Die bakker is namelijk de oude mens onder de Wet en die oude mens moet worden afgelegd, net als een lijk wordt afgelegd voordat hij begraven wordt. Maar daarentegen: een nieuw schepsel in Christus kan nooit meer een oude mens worden, want in Christus is Gods volk voor eeuwig een nieuw schepsel.
Beste opa, er is maar 1 manier om van die helse bakker af te komen, nl. door hem uit te leveren aan de wettige scherprechter, die het doodvonnis over hem zal voltrekken. Stel de executie van die helse bakker niet uit, als uw ziel u lief is. Lever hem heden uit aan de Goddelijke scherprechter met de strop van zelfveroordeling om zijn hals. Want: "de HEERE is onze Rechter; de HEERE is onze Wetgever en de HEERE is onze Koning; Hij zal ons behouden." Dat is de genadetaal des geloofs en die genade is nog te verkrijgen, zelfs voor de wederhorigen. Als u de laatste adem mag uitblazen in de bakkerij, genaamd het werkhuis, dan zal die hemelse Schenker wel een Deur openen in het dal van Achor, want het einde der Wet is Christus, tot rechtvaardigheid een iegelijk die gelooft.
Beste opa, u bent niet te oud om in uw grijze jaren nog groen en fris te zijn en gewenste vrucht te dragen, echter niet als een bakker, maar als een nieuw schepsel in Christus. Want die helse bakker zal geen vrucht in der eeuwigheid voortbrengen, die moet dus uitgehouwen en in het vuur geworpen worden. In dat oordeel hangen we van nature allemaal en tussen die misdadigers liet Christus Zich gewillig hangen, ja, Hij is nedergedaald ter helle, om hellelingen als een brandhout uit het vuur te rukken.
Ik wens u een zalige hellevaart toe, lieve opa, want de HEERE doodt en maakt levend; Hij doet ter helle nederdalen, en Hij doet weder opkomen (1 Sam. 2:6). Zo is Christus mijn Hemel geworden. Schreeuw den Heere maar achterna als een dode, afgestorven bakker: "Gij Zone Davids, zo doe Gij ook aan mij!"
Er is Leven voor de doden, Hoop voor hopelozen, Raad voor radelozen, Zaligheid voor goddelozen, Vrijspraak voor criminelen, een Deur der Hoop voor verdoemden, Hemelvaart voor hellevaarders en een stroom van levend Water voor verstokte zondaren.
"En de Geest en de Bruid zeggen: Kom! En die het hoort, zegge: Kom! En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des Levens om niet`, Openb. 22:17.
Hartelijke groet van
de uwe in Christus,
GPPB.
|
|
|
|
|
|