|
|
BEN IK MIJNS BROEDERS HOEDER?
| |
|
|
Geachte meneer Burggraaf,
U zegt dat de kerken een waarschuwend getuigenis moeten laten uitgaan ten aanzien van inenten. Maar laten de kerken en de dominees zich beperken tot het oproepen tot het geloof in Christus, dan volgt de rest vanzelf.
vr. gr.
M. V.
------------------------------
Geachte M.V.,
Het lijkt heel bijbels wat u zegt en ik heb meer van zulke opmerkingen gehad, maar als u denkt dat met de oproep tot het geloof de rest vanzelf volgt, hebt u het mis. Uw redenering is volledig in strijd met de samenvatting van de Wet: "Gij zult liefhebben den Heere, uw God, met geheel uw hart, en met geheel uw ziel, en met geheel uw verstand. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede aan dit gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven", Matth. 22:37-39. Aan die samenvatting had Kaïn geen boodschap, blijkens hetgeen hij zei: "Ben ik mijns broeders hoeder?" En nu komt het: degenen die het niet nodig achten om hun onbekeerde naaste te waarschuwen in welk dodelijk gevaar zij verkeren, staan in schoenen van Kaïn, ook al hebben zij het geloof in de mond. De bijbelse oproep tot het geloof gaat namelijk altijd gepaard met de oproep tot bekering. In de eerste plaats is deze website één aaneengeschakelde oproep tot bekering en geloof en in de tweede plaats gaat de bijbelse oproep tot bekering gepaard met het aan de kaak stellen van de zonden en de afgoderijen, door die met name te noemen. De oproep tot bekering houdt o.a. in: "Bekeert u van uw boze werken." U zult derhalve in de leer moeten gaan o.a. bij Noach, de prediker der gerechtigheid. Zo hebben ook de profeten van de oude dag de zonden des volks met name genoemd, overigens met de hand in eigen boezem. "Wij hebben gezondigd, ja, wij en onze vaderen tevens." Maar zij hebben niets afgedaan in hun prediking omtrent de rechten Gods. Samuel zegt tegen Saul: "Want wederspannigheid is een zonde der toverij, en wederstreven is afgoderij en beeldendienst. Omdat gij des HEEREN woord verworpen hebt, zo heeft Hij u verworpen, dat gij geen koning zult zijn", 1 Sam. 15:23. Op het apostelconvent in Handelingen 15 worden zelfs de bekeerde heidenen daartoe opgeroepen: "Namelijk, dat gij u onthoudt van hetgeen den afgoden geofferd is, en van bloed, en van het verstikte, en van hoererij; van welke dingen, indien gij uzelven wacht, zo zult gij weldoen." De zuivere prediking behelst altijd Wet en Evangelie en dan is het nog geen zaak van automatisme dat alles vanzelf volgt, zeker niet op grond van een eenzijdige oproep tot het geloof, waarbij de oproep tot en de eis der bekering ontbreekt. U behoort dus tot de evangelische kringen? Of behoort u tot de Heart-Cry-beweging? Dat soort mensen besluiten op grond van de oproep tot het geloof te geloven en klaar is kees. Maar zo gaat het niet, mijn waarde. Het besluit van de mens kunt u vinden in Genesis 3 en daaruit volgt de geknechte wil om te willen wat de duivel wil. Een eenzijdige oproep tot het geloof zal hierin geen verandering in brengen. God stapt namelijk niet over het recht van Zijn heilige Wet heen. In het kader van de eis der Wet, staat de oproep tot bekering, op straffe des drievoudigen doods, opdat de mens zijn verlorenheid voor God gewaar wordt. In dat licht moet het Evangelie gepredikt worden, want het Evangelie is er alleen voor verloren zondaren en voor hen alleen. Zo blijft er van uw redenering niet veel meer over, want volgens uw redenering hebben Christus, de profeten en de apostelen maar wat gebazeld in hun prediking door de zonden des volks bij man en paard, dus met name te noemen. Volgens uw redenering is dan ook de tempelreiniging door Christus een puur wettische handeling geweest, want -volgens u- had Christus die mensen moeten oproepen tot het geloof. Bovendien, heeft de bijbelse oproep tot bekering en geloof niet een automatisch gevolg, hetgeen o.a. duidelijk blijkt uit Zacharia 1:4: "Weest niet als uw vaderen, tot dewelke de vorige profeten riepen, zeggende: Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Bekeert u toch van uw boze wegen, en uw boze handelingen; maar zij hoorden niet, en zij luisterden niet naar Mij, spreekt de HEERE." Er is dus een almachtige daad Gods nodig om de mens te wederbaren, namelijk een krachtdadige inwendige roeping door de Heilige Geest, die plaatsvindt op de stem van de Zoon van God, waardoor de doden zullen horen en leven (Joh. 5:25). U ziet, op grond van een eenzijdige oproep tot geloof, gebeurt er gewoon niets, laat staan dat alles vanzelf volgt. De moedwillig gevallen mens moet zijn rechtvaardig verdiende dood en verdoemenis bij God vandaan aangezegd krijgen, zoals God reeds geopenbaard heeft in Genesis 2:17. Daarbij heeft God de Wet gegeven, opdat de misdaad te meerder worde; en waar de zonde meerder geworden is, daar is de genade veel meer overvloedig geweest (Rom. 5:20). Gods Woord leert: "Door de Wet is de kennis der zonde", en als de Wet niet gepredikt wordt in al zijn heilige eisen en dodelijke verschrikkingen, dan weet de mens niet eens wat zonde is en ook niet in welke ellendige verlorenheid hij zich voor God bevindt. God heeft Tien Geboden gegeven, opdat we onze verdoemenis tienvoudig zouden (er)kennen, aangezien we tegen al Gods geboden zwaarlijk gezondigd en geen daarvan gehouden hebben. In dit kader staat ook de afgoderij van inenting: "Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben." Als u beweert dat dit soort ontdekkende prediking achterwege gelaten kan worden, en er geen enkele waarschuwing tegen de zonde en afgoderij meer nodig is, dan bedriegt u uzelf voor de eeuwigheid met een conclusiegeloof. In dat geval staat uw levenshuis op zandgrond die tegen de storm van de Goddelijke toorn niet bestand zal blijken.
Bekeert u!
GPPB.
|
|
|
|
|
|